N°. 17079 Zaterdag 30 October. Eerste ISIïkI, jgj5 Brieven van een Leidenaar. Persoverzicht. FEUILLETON. De wilde Olijf. IDSCÏÏ DXXXXVII. Toen ik verleden Zaterdag liet voorloor pig plan yan een nieuwe electriscke tram- verbinding Den HaagLeiden, introduceer de, bad ik niet kunnen denken, dat dit plan reeds in zoodanig, vergevorderd stadium zou zijn, als nu het geval blijkt. De Wethouder van Fabricage heeft Donderdag den Ge meenteraad medegedeeld, dat de concessie aanvraag zoo juist bij B. en W- was inge komen. Die concessie betreft natuurlijk al leen het gedeelte van den aanleg door onze gemeente, al kan de concessie ook mede worden beheerscht door den geheelen aan leg. Hoe die aanvraag precies luidt, weet ik nog niet, doch bij de directie van de N.-Z. Holl. Tramweg-Mij is de richting nir reeds vastgesteld. De goedkeuring van het Leid- sche gemeentebestuur, moet er eek ter nog aan gehecht worden. Dit kan er voorwaar den aan verbinden, ook met betrekking tot de richting, die de tram zal nemen, en de plaats, waar de lijn zal aansluiten aan de stadslijn. Het komt my voor, dat B. en W. en de Raadsleden, bij de beoordeeling van het plan, niet gaarne geheel op zichzelf zul len zijn aangewezen. Bij het nemen van een zoo gewichtig besluit, dat, als het eenmaal genomen is, en uitgevoerd wordt, moeilijk voor revisie vatbaar is, zullen zjj zeker gaar ne worden voorgelicht. Ben ik wèl inge licht, dan is de bedoeling der Maatschappij, 'de lijn over de Doezabrug rechts te laten ombuigen en langs het Steenschuur te doen aansluiten op de beslaande lijn aan de Breestraat. Dit is het eenvoudigst en voor de Mij. het minst kostbaar, maar het is de vraag, of het ook voor de gemeente zelf het beste plan is. En ons gemeentebestuur, heeft het plan uitsluitend uit het oogpunt van het ge meentebelang te beschouwen, 't Was daarom, dat ik in mijn vorigen' Brief een oordeel ran de lezers vroeg. Verschillende advie zen zijn ingekomen en ik meen niet beter te kunnen doen, dan de voornaamste er van in het kort weer te geven, en ze den autoritei ten, die beslissen moeten, in ernstige over-; weging aan te bicden. Enkele, al te fantas tische en al te dure, zal ik laten liggen. Wij moeten met onze plannen, zooals de tramlijn zelf, aan de oppervlakte blijven. Hoever men het volgende plan, .van dat standpunt bezien, als zoodanig wenscht te beschouwen, laat ik aan het oordeel der lezers1 over. Een onzer stadgenoot-en noemt de eenige goede oplossing, demping (overweiring) van het Rapenburg en daar de tram langs laten loop en. ,,De bloei van elke gemeente," zoo'schrijft hij, neemt toe met de uitbreiding van het verkeer; vooral, wanneer die gemeente om ringd is door tal van welvarende dorpen. Indirect zullen de kosten, die de gemeente zou moeten maken, stellig vergoed worden. Daarom: demp het Rapenburg, Leiden zal daardoor een vervuilde gracht minder rijk zijn; maak er een flinken boulevard van, en vele ingezetenen zullen het een genót vin den, er te wonen; oude woningen zullen wor den gesloopt, nieuwe gebouwd worden, de volkswelvaart zal toenemen. Zonder grootsche gedachten, geen groot- sche plannen, geen verbetering in bestaande toestanden, geen welvaart." Er zjjn er, die met het Rapenburg dwe pen en het mooie aspect er van tegen geen nuttigheidsoverwegingen willen opofferen. Gesteld echter, dat de practische menschen het in den Raad wonnen, dan zou toch altijd overbleven het bezwaar der hooge kosten. Ik vrees, dat de Mij. de concessie niet zou wenschen, ook als het gemeente bestuur van haar slechts de helft der kosten van de demping vergde. En de tijden zrjn er niet naar om thans zichzelf in groote schulden te steken, ook. al zou men daar door een mooie, breede straat rijker, worden. Zoo geloof ik, dat dit plan wel niet ge accepteerd zal worden. Een ander wenscht ook de route langs het Rapenburg te nemen en meent, wat ik ook geloof dat daarvoor geen dem ping noodig is. Hg schrijft: Komende van af de Heerenstraat met dubbelspoor, zou ik hier de lijnen willen splitsen. De linksche lijn zou dan loopen (vóór de brug) links-om den Witten Singel volgende, over de nieuwe brug door de Kaiserstraat, langs het Rapenburg (Acade miezijde). De rechtsehe lijn zou de Doezastraat in gaan, voor de brug links-om en verder zich aan het begin der Kaiserstraat vereenigen met de andere lijn, om gezamenlijk op enkel spoor zich op te lossen in de bestaande lijn aan het Kort-Rapenburg." In dit plan ligt opgesloten de verlagiDg en verbreeding der bruggen over den Vliet. Ook dit plan zal daardoor tamelyk duur uitkomen en de laatste ombuiging langs het Rapenburg over de Vlietbrug lijkt boven dien mij niet zonder bezwaar. Gaarne geef ik toe, dat de lijn het Rapen burg volgende, meer reden van bestaan zal hebben, dan wanneer zij langs het Steen- schuur zich op de stadslijn aansluit. In aanmerking moet genomen worden, schrijft deze adviseur, dat vele gegoede be woners van het Rapenburg: de burgemeester, professoren, doktoren en de vele ambte naren van zich daar bevindende Rijksge bouwen, gaarne van de tram zullen profi- teeren. Dezelfde schrijver; geeft evenwel nog een ander plan aan de hand, dat inderdaad over weging verdient, nl: de rouie Heerenstraat, 3-October-straat, Stadhouders.aan, Hugo-de- Grootslrnat, Kaiserstraat, enz. Zoodoende zou „Vreewijk" ook eindelijk met het Hollanl- sche spoor verbonden' worden, waar zeer naar verlangd wordt. Ook van andere zijde wordt het plan, om van de Heerenstraai linksom langs den Wit ten Singel tot de Kaiserstraatsbrug, de lijn te leggen en verder het Rapenburg langs, aanbevolen. Omdat 'een aansluiting op de Breestraat, bij het Steenschuur, zonder demping van het Steenschuur, m.i. onmogelijk is, «en de Bree straat verder niet één fatsoenlijke breede dwarsstraat heeft, behalve de Pa-pengracht, is dit de eenige gemakkelijke verbinding, aldus deze Leiaena-ar. Bovendien heeft het dit voordeel, schrijft hij terecht, dat de bewoners van Rapenburg en van den Witten Singel (door het .Papen- straatje), uit hun isolement worden verlost. Echter zouden m.i. de boomen op Kaiser straat, westzijde, en Rapenburg, idem, moe ten worden opgeofferd. Eindelijk is nog een plan aan de hand gedaan, dja!t ik ten slotte wil mededeelen. Vol gens dit plan zou de lijn moeten loopen langs de Doezastraat, de Nieuwsteeg in, om de Pieterskerk heen, door de Pieterskerlp- straat en de te verbreeden, Mooi-Japik-steeg, om tegenover het Postkantoor aan te slui ten op de bestaande lijn. De weg 'zou "clan wel korter zijn en de Rapenburgbewoners' hadden ook een spoedige aansluiting. Het kostenbezwaar, doorda t men voor de verbrei ding van de Mooi-Japik-steeg, een paar per- ceelen zou moeten aankoopen, wordt, dunkt mij, ruimschoots opgewogen, door de ver betering, die er ook in algemeen opzicht in dit deel der stad ontstaat, door liet vor men van een behoorlijken verbindingsweg met de Breestraat, Ik zal na de mededeeling van deze ver schillende plannen er niet over in een na dere beoordeeling treden. Mijn doel, om mijn stadgenooten er over aan het denken en pra ten te krijgen, is gelukt. Wij hebben nu al thans gelegenheid, het plan van de Maat schappij zelf met bovenstaande plannen te vergeleken en de Gemeenteraad, die straks zijn oordeel zal moeten uitspreken, kan er zijn nut mee doen. De molestatie van „B r e s t e y n.w Het orgaan van het Leidsch Studenten corps, „VIRTUS CONCORDIA FIDES," schrijft onder het hooid Een droevig i n- ciden t: Dat jeugdig enthusiasme, ook al leidt het tot ontoelaatbare uitersten, .daarom alleen nog niet gefnuikt hoeft te worden, is de eenige overweging, die ons brj het uitspreken van onze meening over het Voorschoter in- I cident van Donderdagnacht, de heftigste uitvallen en verwijten doet inhouden. Met dat al kunnen wij. echter niet cala- ten ons zonder voorbehoud te scharen aan do zyde van hen, die onomwonden hun af- I keuring over bedoeld .optreden uitspraken, j Dat een eerste-jaare, uit genot van onbe- I perkte vrijheid, zich verbeeldt de school to- taal te zrjn ontgroeid, kunnen wij' ons 5e- grijpen. Maar kleinzielig is het, wanneer hij i als Jan Student, tot demonstraties tegen het schoolwezen overgaat; onwaar, ook, omdat hip zich kunstmatig tot dat 'stadium' van ra zernij heeft- moeten opzweepen. En, gedraagt hij zich dan als een Apache, vernielend en stuksnijdend wat binnen zijn bereik valt, dan kan hij bovendien niet langer ontkomen aan vernietigende critiek omtrent de quali- teit en het peil zijner beschaving. Kleinzielig als onderneming, bruut in uit werking, verdient het onbekookt optreden der jongeren dus onvoorwaardelijke, scher pe afkeuring. Was het overmaat van enthu siasme. dat hen er toe bracht, zij doen een volgenden keer beter dit anders tot uiting j te brengen. Zat er echter de wensch bij voor j m het Corns een „goede beurt" te maken, bovenstaande regelen .zullen hun de overtui ging schenken, dat zulks vooralsnog jammer lijk is mislukt. In 't oog 1 00pend gepasseerd. „DE STANDAARD" zegt: Het passeeren- van den als "No.'1 aanbe>- volene bij de jongste professor-benoeming aan de Leirlsche Universiteit liep in het oog. Te precies mag men op zulk een passee- ren geen Critiek oefenen. De Minister is niet aan de volgorde der curatorale voordracht gehouden. Hij staat niet onder, maar boven het College van Curatoren. Zijn voordracht, raakt zelfs den Ministerraad. Mogelijk zelfs, dat nog lioo- ger de voorkeur bepaalde. Veelal neemt ook onze redactie daarom van zulk passeeren, gelijk het dan heet. geen notitie. Voordracht toch mag nooit in haar volg orde bedekte benoeming worden. Zelfs mag men vragen, of het niet beter ware de volgorde in alphabetische orde in te die nen. Gelijk heb nu gaat. heeft toch het staan van No. 2 of .No. 3 op de voordracht, voor den genoemden zelfs, iets mia pret tigs. Men plaatst dan op de voordracht de he eren A. B. C. Zeer eervol, maar de. heer C. weet dan toch. dat de heeren curatoren het benoemen van de heeren A. en B. voor trekken. Steeds echter heeft men dusver de keur- methode gevolgd, en bijna altoos met het gevolg, dat de als No. 1 genoemde dan ook benoemd werd. Vandaar, dat ditmaal vooral het passee- ren van den heer mr. Aalberse in het oog liep. Dit lag aan mr. Aalberse's gemarkeerde positie onder de geleerden op economisch terrein. Hy toch is Roomsch. En niet alleen Rocmsch in cohlessioneelen zin, maar Roomsck-Katholiek ook op wetenschappelijk terrein. Gelijk wij, Calvinisten, ook op po litiek en economisch terrein onzen eigen weg gaan, zoo is het ook met de princi pieel gezinde Roomschen gelegen. Sinds Von Kettler ook op economisch terrein. Dit kan niet van alle Roomsche geleer den gezegd. Er zrjn er ock onder hen, die confessioneel conform de confessie zijn, maar op politiek of©economisch gebied met de toonaangevers in het ordinaire kamp mee gaan. Zoo echter stond het met den voorgedra- gene niet. Hij is als van Maria Laach. Hij dankte zijn voordracht vermoedelijk aan zijn jongste succes in de Kamer, en niet minder daaraan, dat in het Leidsche Curatorium een Commissaris en een Bur gemeester van Leiden zitten, die Rechts gaan. Daar nu ook de heeren Loeff en De vSavomin Lohman dien koers houden, was het geheel natuurlijk, dat breuke in de Li- berialistiscbe eenvormigheid ook te Leiden gowenscht scheen. Alles klaar te begrijpen. Doch juist in verband hiermede is dan nu ook zijn passeeren een sterk sprekende Regeeringsdaad. Er spreekt zich toch in uit, dat men uit de school, waar mr. Aalberse toe behoort, geen onderwijs in de juridi sche faculteit gedoogen wil. Pleit ook "dit passeeren niet sterker dan men op zichzelf denken zou, voor het stelsel, dat in de Vrije Universiteit belichaamd is? Of hoe kan 't anders, of zulk passeeren zal ook onder de Roomsch-Katholieken het denkbeeld, dat ook zjj met een eigen Univer siteit moeten uitkomen, veld doen winnen? In zooverre ligt er in dit passeeren iets, dat ons toelacht. De komende verkiezingen. Onder het opschrift 1921 bevatte „DE STANDAARD" een driestar, waarin aan gedrongen wordt op uitstel van oen stem bus- overwinning van dc rechterzijde tot 1921, omdat eerst -dan weer voor de anti revolutionairen, „uit dén coalitie-angst voor een periode aai overgang ontkomen, een heroïeke strijd, onder zuivere banier, voor het beginsel zou kunnen worden". Zou er zooveel verloren zijn, 'iixdien de weeroptreriing van Rechts in liet Ka binet, ongemerkt van 1917 naar 1921 ver- sch c-of Men moet, voor zulk een kwestie staan de, wel indenken, wait er in zit. Lukt Van der Linden's toeleg, daar zal de eerstkomende Si embus tegelijk èn over de samenstelling van de Tweede Kamer èn over de Grondwetsherziening beslissen. Van tweeën één nu. Bij de Stembus van 1917 haalt de Grond- wetsrevisie het, zoodot Art. 80 en Art. 194 (en waarom nu na et ook Art. 771) er heel anders door wonden, oftewel de Revisie valt. Dit laatste is bijna niet denkbaar, en zou in elk geval uiterst oorgewemseht zijn. Dan toch begonnen we weer ,,van voren af aan" en verzonken we met den financieelen chaos. Slaagt nu het Kabinet er in, er me-t zijn Revisie door te komen, dan blijft liet na tuurlijk voorloopig aan, en zal men van li berale zijdo zich hebben op te maken, om oils budget weer in betere paden te leiden en ons weer terug te leiden op de oude, ordinaire paden. Rechts zou, kwam het voor zulk een taak te staan, vermo edel ijk kracht verspelen. Men zou van Rechts een Kabinet krijgen, waarin de financiën geheel het politieke spel beheerschten. Van vordering op het politieke pad zou nauwelijks sprake zijn. Onze bcgiuselen zouden, ternauwernood aan de orde komen. En bij de Stembus van 1921 ziu 't zoo bijna wanhopend voor ons staan, dat er op een keer in de zaken nauwelijkü kans meer was. De nieuwe- Gouverueu r-G e- n e r a a 1. „DE NIEUWE COURANT" schrijft: Graaf van Limburg Stirum, dien wij ken-» nen als een verstandelijk zeer begaafd man, aristocraat naar het uiterlijk zoowel als in opvatting en denkwijze, is persoonlijk buiten den kleineren diplomatieken kring van onze officieel© wereld weinig bokend. Tot Indiö staat hij in geenerlei bijzondere betrekking. Zijn benoeming zal dus, afgescheiden van zijn persoonlijke eigenschappen, wel voor namelijk te danken zijn aan de overweging van de Regeering, dat de Landvoogdij in do eerstvolgende jaren een man eischt, volko men vertrouwd met de buitenlaoidsche aan gelegenheden van het Rijk in den ruimsten zin en doorkneed in de internationale 'poli tiek. In de Septe-mber-aflevering van heb maandschrift „Vragen van den Dag" legde het Kamerlid Knobel nog pas den nadruk; op de noodzakelijkheid, in de zeer bijzonde re, min of meer hachelijke omstandigheden, waarin ons koloniale rijk te midden van en na den wereldoorlog verkeert en verkeeren zal, om te Buitenzorg zonder verwijl een goed toegeruste afdeeling. in te stellen voor Buitenlandsche zaken. Slechts zeeT weinigen, zoo schreef hij, bevonden zich daar, die, ala ambtenaar, zelfs maar oen matige belang stelling hadden voor zaken van buiteuland- schcn aard en hierin stond ons koloniaal be stuur bij dat van andere mogendheden verre cn zeer tot zijn nadeel ten achter. De Chi- nee3che kwestie in de eerste plaats, maar thans ook tal van nieuwe vragen van inter nationale politiek, welke de wereldoorlog en zijn gevolgen aan de orde stellen, eischen bekwame diplomatieke krachten in Im-oO zelr, die daar leiding kunnen geven zonder rechtstreekschen last. van de Regeering in het moederland en ook wanneer het verdeer daarmede tijdelijk afgebroken mocht zijn. ,,Indië is een centrum geworden van staat kundige stroomingen uit Hiitdostan cn Nicuw-Zeeland, van de Philippijnen en Niéuw-Holland van de westkust van Ameri ka en de oostkust van Afrika. Singapore, broeinest van intriges, is naast ooize deur.'5 En dan is er Japan, diplomatiek opgewassen tegen velen. De wenscli, door den heer Knobel uitge sproken, zal in zooverre nog worden over troffen, dat thans niet slechts tot een ver- sterking van het al te zwakke diplomatieke element in het Indische bestuur zal wo on overgegaan, maar dat een diplomaat van groote bekwaamheid zal plaats nemen op den Bmtenzorgschen troon zelf. Mon mag vertrouwen, dat de nieuwe landvoogd dé rechte man zal zijn, om aan de internationa le moeilijkheden van de -naaste toekomst, in riidic voor zoo ver dat in raenschenmachfï ligt, het hoofd te bieden. In welke mate hij ook aan de andere, zeer zware eischen, die het gouverneur-generaalschap stelt, zal'ver mogen te beantwoorden, is een vraag, clie voorshands open moet blijven. Niet alle zij den van het hooge ambt kunnen in ieder tijdperk van landvoogdij gelijkelijk naar vo ren komen. Mo «re blijken, dat de Regeering on heeft in haar bepaling van den eisnh des tijds en goed gekomen. Den nieuwen landvoogd onze beste wen schen ..I>E MAASBODE» 7,6?t: 00r Bn'terijtorWfhen troon is, aig nieuwe dignitaris T.enoemd de lieer rot. "X P. Graaf Van Limburg Stirum. "Dat is" wel een verrassing. "Waar men ook den nieuwen Gouverneur*, Roman naar liet Engelsch. (Nadruk Verboden). 53) Ford glimlachte, zijn eigenaardig ver wrongen glimlach maar toen hij niets zed, besloot Conquest het onderwerp te la ten varen. Hij was reeds zoo ver gegaan als zijn begrip van den toestand hem ver oorloofde en het zon licht een verkeerde uitwerking hebben als hij verder ging. Tus- schen eischen en contra-eischen, verlan gens van het hart en aansporingen van een hoogere wet kon hij zijn rechten alleen handhavo- loor even behoedzaam te wezen als een koorddanser op het stijve koord. Dit werd hem later op den avond nog duidelijker, toen Ford was heengegaan en hij ongestoord over de omstandigheden kon nadenken met het heldere oordeel, dat zijn cliënten zoo dikwijls ten goede was geko men. Uit de vele gegevens koos hij twee, als zijnde do cenige belangrijke. Als Miriam met hem trouwde, omdat zij hem liefhad, dan behoefde er niets andei's in aanmerking genomen te worden. Dit feit zou alles aan zich ondergeschikt maken en er waren argumenten ten gunste-van do be wering, diat. zij dat deed. Eén voor één ging hij ze na, van de eerste, vage mogelijkheid tot aan het bc-wijs, dat op alles do kroon to zebte, en hierin be-stond, dat zij hoegenaamd gown reden liad mot hem te trouwen, als zij hot niet weneohte. Hij had dat duidelijk tegenover Kaar doen uitkomen, op den dag, toen zij by hem kwam om haar condities te. maken. Hij had zioh bij die gelegenheid schuldig gemaakt aan een dwaze edelmoe digheid, waait dat het met billijkheid en eer lijkheid overeen te brengen was, om voor- doel to trekken van eens anders onwetend heid of impulsdes, behoorde tot de stelre gels van zijn beroep. En toch had hij er geen berouw van haar dezo ongevraagde gunst bewezen te hebben, in zoover deze den spomtanen, vrij willigen aard van haar handeling bove>n eiken twijfel verhief. Tot laat in den nacht wandelde hij door de stille, groote kamers van het huis, waarop zijn karakter dén stempel had gedrukt. Voorzien van kostbare,- met geduld uitge kozen voorwerpen van weelde en gerief, misten zij all een het laatste vercisohte, wat er leven in moest brengen. Nadat hij dit belangrijkste van alles met zooveel zorg had gekozen en er voor haar een veel war mer gevoel bij hem was ontstaan dan de trots over het bezit, die aanvankelijk zijn overheersche<ndo gewaarwording was ge weest, was het een vreesel ijke gedacht af stand van haar te moeten doen. Dat dezo mogelijkheid bestond, viel niet te ontkennen. Het was de tweode van de bedde voornaamste punten. Ofschoon Ford's geestdrift niéts anders diam geestdrift wilde zijn, was het niet moeilijk te zien, wat die eigenlijk was. Maar hot zou een passie zijn om to beklagen en te ignoreeren, als zij van Miriam's kant niet werd beantwoord. Maar dat was een punt, dfeit, ondanks al zijn argumenten, zijn twijfel opwekte. Of schoon hij zeldzaam onwetend op het punt van vrouwen was, wist hij ze toch in óén opzicht goed t© bcoordeelen. Uit menig brokstuk van huiselijke ellende, waarvan zijn beroep hem dc vertrouwde had ge- maakt, had hij de opmerking gedistil leerd, die hij Ford in het begin van den avond had meegedeeld: „Het gebeurt, niet dikwijls, dat do heldenmoed van een vrouw in een even rechto lijn werkt als die van een soldaat of van een brandweerman." Ondanks haar oprechtheid oordeelde hij, dat Miriam Strange juist het type van vrouw was, op wie deze woorden van toe passing zouden kunnen zijn. Als zij, door met- een man te trouwen, van wien zij niet lucid, dacht een ander, dien zij liefhad, te kunnen helpen, was een schuldige zelfopoffering, juist iets, waartoe zij in staat kon wezen. Hij noemde het met eenigen nadruk een schuldige zelfopoffe ring, want in zijn oogen was alle zelfopof fering schuldig. Dezo was meer dan schul dig. wijl zij grensde i.an het onzinnige. Er waren weinig leerstellingen van een on- logischen godsdienst, weinig inblazingen van een verkeerd geleide energie, waar voor hij grooter verachting koesterde, dan voor den grondregel, dat de sterke moet lijden voor den zwakke of do eene mensch voor den anderen. Ieder voor zich, was het stelregel, volgens welke hij leefdeen zijn afkeer van alles, wat daarvan verschilde, was voor het oogenblik des te sterker, nu hij zich in een positie bevond, waarin van hem verwacht kon worden, dat hij zijn over tuiging zou verzaken. Maar de publieke opinie zou hem in zeke re omstandigheden ter verantwoording kun nen roepen, hem 0111 grootmoedigheid smèe- ken, een beroep doen op zijn barmhartig heid, hem vragen twee andere wezens ge lukkig te maken door zichzelf te verloo chenen. Het was belachelijk, het was dwaas, maar het was een feit. Hij meende haar reeds te Iiooren beweren, dat, nu Miriam Strange hem haar woord in over dreven toewijding had geschonken, het zijn plicht was haar clat terug te geven. Hij kon haar argumenten nagaan en het applaus hooren, dat op zijn eclele daad zou volgen. Hij had dat eerder gehoord vooral in het theater en het inwendig uitgescha terd. Hij had cr 111 romans over gelezen en dan zulke boeken ter zijde geworpen. Meermalen had hij beweerd, dat het „edele afstand aoen" iets ziekelijks, iets sentimenteels had, dat het niet tusschen de gezonden en verstandigen kon tieren. En hij had dat niet alleen gezegd, maar hij had het ook geloofd. Hij geloofde het nog en gedroeg zich daarnaar. Zoodoende had hij een bescheiden fortuin bijeen verzameld en een achtenswaardige positie in do wereld veroverd. Hij had niet midden 111 het leven gestaan zonder dat de gelegenheid zich telkens aan hem had aan geboden anderen een broeder of een zus ter of een vriend te helpen en te red den, cn hij had die laten voorbijgaan. Hij had de verzoeking gevoeld en daaraan weerstand geboden met het resultaat, dat hij in de wereld was vooruitgekomen, ter wijl hij dan lager wal had kunnen zijn en benijd werd door degenen, die hem zonder aarzelen zouden hebben veracht, als zij hem hadclen afgetroggeld wat hij kon ge ven. Terugziende, begreep bij, boe dwaas het zou zijn geweest als hij aan impulsies had toegegeven, die ieder sentimenteel mensch zou hebben geprezen. Hij was zich volkomen bewust, clat het oogenblik van gevaar iedero minuut kon terugkeeren en hij daarop voorbereid moest wezen. Zijn overtuiging vond steun in zijn ge loof aan cTo heiligheid van menschelijke rechten. Het beveiligen yan rechten, het bepalen van rechten, de bescherming van rechten was van zijn rijf-cn-twintigste jaar af zijn ambacht geweest. Het inbreuk ma ken op rechten behoorde, volgens hem, tot dc grootste misdaad. In het onderhavige" geval konden zijn ^rechten niet ter sprake komenzij waren onschendbaar. Miriam Strange was vrijwillig bij hem gekomen en had hem willens en wetens haar woord ge geven. Hij had niets gespaard, geen tijd, geld of moeite, om zijn deel van het con tract na te komen. Het zou dus monster* achtig zijn, als hem zijn belooning werd1 onthouden. Dat Ford of Miriam dit zouden probeeren, geloofdo hij niet; zelfs indien het. ergste, wat hij vreesde, zoo erg mogelijk was. Maar hij was bang, dat 'n vaag, dwaas principe, dat ziri ridder. noemt, maar in werkelijkheid een verwijfdheid van wil is, hem kon trachten te ontwapenen door een beroep te doen op door hem verachte' gewetensbezwaren. Hij vreesde die, omdat hij naar waarde den krachtigen, 3tillen dwang wist te schatten, clicn een sentimen- teele beschaving en een naief volk kan uit oefenen op liet individu. Hoewel hij wist, dat hij zeer veel weerstandsvermogen be zat, wist hij ook, clat do beste zwemmer teo slotte in een lachende, pïegelgladdc zee kan verdrinken. Zijn verbitterde stemming was evenzeer to wijteh aan den twijfel omtrent zichzelf, als aan onzichtbare machten, die hem bef» dreigden. Driftig liep hij van do eene ka mer naar de andere, om de lichten uit té doen, voordat hij naar bed ging. Alles wèl beschouwd, was liet resultaat van zijn ovor- wegingen bedroevend onbevredigend aan gaande het tragische element, want hij vond het tragisch dat plotseling in 7i'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5