$OfeMraCfc
De Eurepeesche Oorlog.
Persoverzicht.
FEUILLETON.
N®. 1707S
Woensdaa; 27 October.
Tweede Blad. ft® jgjg
LEIDSCH
M&BLAI
tsEhcr r? ri v. i.n»
Het morgen verschijnend nummer bevat
fels voorplaat: Dr. Dumba, gewezen Oos-
ibenrijkseh gezant te WashingtonVer
der De Servische Boode-Ivruds^afdeeling
het werk. Episode uit don derdten
Balkanoorlog. Drie ontsnapte Bussen uit
het Duitsc-he gevangenkamp te Könings-
foriiok, te Sittard met twee padvinders ge
kiekt- Beeld van oorlogsellende in West-
Bosland. Een Bussdsch kamp achter de
vuurlinie. De koning van Engeland met
zijn generaal op den terugrit, na de inspec
tie van de Camadcosoke troepen. Voorts:
Huldiging van Jaap Eden te Amsterdam,
enz, enz.
Het nieuwe onderwijsartikel,
r- „DE STANDAABD" zegt:
De oneerlijke practijk, met het geheime
fctuk van de Onderwijs-Commissie gepleegd,
schijnt toch waarlijk nog op profijt voor
het land te zullen uitloopen.
Van meet af merkten we op, dat onze re
dactie weigert nu reeds eenig oordeel over
het valschelijk gepubliceerde stuk uit te
spreken. Het had gekund, maar nu de se
cretaris van de Commissie er op aandrong,
niet op het stuk in te gaan, kwam dit ver
zoek ons zoo billijk en juist voor, dab we
ons verbondon. Ook zonder dit verzoek zou
den we vermoedelijk too>. er het zwijgen toe
hebben gedaan, maar nu vooral laten we
het bestoven (stuk onaangeroerd liggen,f
mits met den borstel er naast.
Toch ignoreeren we daarom het uitge-
verkte stuk niet; en ignoreeren evenmin
wat andere critici van Beckts reeds aan
hun pen ontglippen lieten.
En hiermee nu gerekend, mag thans reeds
niet verheeld, dat het root in dit aangebo
den boutje velen reeds derwijs de oogen uit
stak, dat het vermoeden niet van ons is
te zetten, dat het Concept er nog niet is,
.waar het komen moet, en nog heel wat pu
rificatie zal noodig hebben.
Hu mag vermoedt, dat dit zonder de pu
blicatie van het stuk aan de leden der Com
missie niet zoo duidelijk in het oog zou zijn
gesprongen.
Zooals het meer met zulke Concepten
gaat, na lange en in het eind afmattende
^.edachtenwisseling en uiteenzetting van ro-
dactioneele volzinnen, kan zulk een Concept
er eindelijk zijn doorgegaan, toen heel wat
keeren al te op waren, om nog precies
de formuleering te kunnen waardeeren.
Mocht dit nu ook hier zoo zijn, dan lag
hierin allicht een oeiofte, dat de commis-
sio nog een laatste proeve van onberispe
lijke redactio uitdenkt, en ciat we straks,
pn dan officieel, nog heel iets anders krij
gen, en iets, dat voor het land wel zoo
profijtelijk is.
Dan zou er ook uit heb hier begane kwaad
nog een goede winste kunnen voorkomen.
Vergeet toch niet, Art. 194 en Artikel 80
moeten er saam door, of beide struikelen.
Allicht komt er dan nog cenige vertra
ging. Doch beter iets te laat, dan oneet
baar, moeten ook deze beido schotels wor
den opgedischt.
Andurs laat toch, wie wat fijner van
sruaak is, beide gerechten liever onaan
geroerd staan.
„DE GELDERLANDER" schryfl:
(Jit de toelichting op heb nieuwe grond
wetsartikel, zooals dat in concept-vorm dezer
dagen werd meegedeeld, volgt, dat voor het
algemeen vormend lager onderwijs volkomen
financieele gelijkstelling zal bestaan tusschen
bijzonder ien openbaar, onderwijs. De toe-
lichiing laat hieromtrent niet den minsten
twijfel over. De bevredig'mgscommissie
wenscht een Grondwetsartikel, dat, althans
wat het lager onderwys betreft, volkomen
recht doet wedervaren aan de rechtscha
eirchen, voor zoover die in de leuze finan
cieele gelijkstelling zijn belichaamd.
Is nu de commissie er in geslaagd die
volkomen gelijkstelling ook ronduit in het
nieuwe Grondwetsartikel tot uiting te bren-
gen?
Da betrekkelijke zinsnede luidt aldus:
„De voorziening in de kosten van het bij
zonder algemeen vormend lager onderwijs,
dat aan de bij de wet te stellen voorwaar
den voldoet, wordt zoodanig geregeld, dat
de vrije keus .tusschen openbare en bijzon
dere scholen niet door geldelijke omstandig
heden wordt belemmerd."
Een Grondwetsartikel lydt in den regel
niet aan overduidelijkheid. Het onderhavige
heeft, behalve deze onduidelijkheid, nog wel
meer gebreken.
Aangenomen, dat de 'financieele gelijkstel
ling er in ligt opgesloten, dan wordt toch
aan de bijzondere scholen een restrictie op
gelegd, «lie het tot-stand-komen dier scholen
groctelijks kan bemoeilijken, ja ze zelfs on
mogelijk kan maken. Ze moeten voldoen aan
bij de wet te stellen voorwaarden. Die voor
waarden zullen dus afhankelijk zijn van de
wisselende inzichten van de wetgevers en
het is lan<£ niet onmogelyk, dat door allerlei
vexaioriscne bepalingen van een antï-cleri-
cale Kamer de bedoeling van het Grondwets
artikel illusoir wordt gemaakt, zonder mot
de letter van dat artikel in tegenspraak te
komen. De eisch, dat het bijzonder onderwijs
aan by de wet to stellen voorwaarden moet
voldoen, hoe natuurlijk en gegrond op zich-
zelven ook, behoort te worden aangevuld met
een bepaling, dat die voorwaarden dezelfde
moeten zijn als die, welke voor het open
baar onderwys gelden, behoudens voor zoo
ver het afzonderlijk karakter, aan het bij
zonder onderwijs eigen, welk karakter door
de besturen 4^r bijzondere scholen wordt
geregeld, met zulke voorwaarden gemoeid i3.
Een aanvulling van het artikel in dezen
geest voorkomt een wettelijke bepaling, als
bijvoorbeeld deze, dat het bijzonder onder
wijs voor leerlingen van allle godsdienstige
gezindten, of van alle Christelijke gezindten
toegankelijk moet zijn, of als de even onaan
nemelijke, dat de onderwijzers door staats-
of gemeentebestuur worden benoemd.
Wat overigens ook terstond opvalt ia de
boven aangehaalde zinsnede uit het Grond-
Wetsartikel is, dat de financieele gelijkstel
ling er niet met evenveel woorden in is
vastgelegd, maar dat die gelijkstelling uit
een negatieve zinswending moet worden op-
gevisbht: „de vrije keus tusschen openbare
en bijzondere scholen, mag niet door gel
delijke omstandigheden worden belemmerd
Die wending is ©enigszins verdacht, als men
de geschiedenis van het bijzonder onderwijs
nagaat. De vraag toch of tot nu toe de
keuze tusschen de bijzondere en de open
bare school belemmerd is, is voor tweeërlei
antwoord vatbaar.
Door de buitengewone offervaardigheid
van katholieke en christelijke ouders verre
zen op elke plaats van beteekenis bijzon
dere scholen, die overal in bloeienden toe
stand verlceeren. Verhinderd werd de keuze
tusschen een school van neutrale of b«>-
paalde richting dus niet. Wel werd die keuze
verlaat, doordat op vele plaatsen het te-
boven-kemen van de financieele moeilijkhe
den met groote zorgen gepaard ging. De be
lemmering in de keuze tusschen de scholen
is echter feitelijk slechts betrekkelijk ge
weest. En wat verhindert eigenlijk een anti-
clerïcaal wetgever met 'toog op dit Grond
wetsartikel te zeggen: De keuze tusschen de
scholen, van welke richting ook, wordt u
niet belemmerd; uw katholieke, uw protes-
tanlsche scholen bestaan; tot nu toe hebt
ge ze kunnen onderhouden met uw eigen
middelen; de statistieken wijzen uit, dat gij
katholieken, gij protestanten niet verarmd
zijt; integendeel, dat gij rijker zijt geworden.
Het zijn dus niet de geldelijke omstandig
heden, welke de vrije keus tusschen de open
bare en bijzondere scholen verhinderen, maar
uw geringere geefschheid.
Men begrijpe ons wel. We weten heel
goed, dat zulks een redeneering niet zou
zijn volgens den geest van de Grondwet
en allerminst ligt in de bedoeling van de
bevredigingscommissie, maar de latere wet
gever zal noch naar de bedoeling der
bevredigingscommissie, noch naar den geest
van de Grondwet omzien, noch zich slechts
afvragen of zijn wetsvoorstellen niet met
de letter der grondwet in strijd zijn.
De toelichting tot het Grondwetsartikel is
wij zeiden het reeds niet onbevredi
gend, maar aan het artikel zelf blijken nog
al wat haken en oogen te zitten. De twee
hoofdbezwaren hebben we hier wel naar
voren gebracht: het gemis namelyk van een
omschrijving der voorwaarden, waaraan het
bijzonder lager onderwys zal zyn gebonden
en de groote leemte van de positieve vast
legging van volkomen financieele gelijk
stelling.
Deze bezwaren gelden slechts het Grond
wetsartikel, zooals het daar ligt. Dat de gun
stige bedoelingen der commissie tot bevre
diging op onderwijsgebied niet verder zijn
gegaan dan het lager onderwijs en op het
middelbaar of hooger ouderwijs geen reclit-
streekschen weerslag zullen hebben, zal ook
nog wel tot menig hartig woordje aanlei
ding geven.
even te vermelden, ofschoon zij zeer 'wel
zullen begrijpen, dat dezelfde gevoelens ook
voor hen gelden.
Met beleefden dank voor de plaatsing.
Hoogachtend,
P. A. DE GOOYER,
1ste f.enningm. v. jh. Steuncomité.
Leiden, 25 October 1915.
ingezonden.
Collecte Dubbeltje of Cent.
Mijnheer de Redacteur!
Mag ik even van Uw gastvrijheid ge
bruik inaken 0111 in Uw Courant mijn adliae-
sie te betuigen pan het Ingezonden stukje
van Uw Abonné G. D., in zake de wekelijk-
sche collecte voor het Steuncomité.
Het is beter te geven dan te ontvangen,
zegt het spreekwoord. Het komt mii voor,
dat velen maar al te vaak uit het oog ver
liezen, dat de jongedames niet voor zichzelf
en zeker niet voor haar pleizier iedere week
rond gaan, om de Kas van het Steuncomité
zooveel mogelijk te stijven, en dat zij des
wege op onzen oprechten dank aanspraak
kunnen inaken; een dank, die niet alleen zal
uitgaan van het bestuur van het Steunco
mité en van hen, die daardoor gevrijwaard
worden voor mogelijken ondergang door den
oorlogstoestand; doch ook behóórt uit te
gaan van hen, die door deze dames in de ge
legenheid worden gesteld, elke week eön
kleine bijdrage te offeren, waartoe een ieder,
die daarvoor in staat is, zich verplicht zal
rekenen.
Een woord van hulde voor de taaie vol
harding, ondanks de blijkbaar en meermalen
voorkomende onwellevendheid, is hier Voor
deze dames zeker wel op zijn plaats.
Waar de jonge G., meermalen in m^jn
wijle collecteert, en mogelijk in andere wij
ken jongelui aan dit liefdewerk medehel
pen, kan ik het niet onder mij laten, dit
Over een Advertentie.
Geachte Redactie!
Onaangenaam werd ik getroffen door het
lezen eener advertentie, voorkomende in Uw
blad, d.d. 22 en 23 October 1.1., waarin
geannonceerd, dat een reiziger zijn partijen
Bontstellen, Moffen, enz., te koop a.anbiedt.
liet eerst kwam bij mij in gedachten: Hoe
kan de administratie van het „Leidscli Dag
blad" dergelijk© annonces (aannemen? Ge
voelt ook deze exploitatie niets van den
druk der tijdsomstandigheden; ook het
„Leidsch Dagblad" doet zijn best steeds
meerdere adverteerders aan zijn blad ;te
verbinden, ten voordeele der exploitatie.
Welnu, ook wij, winkeliers, doen ons best
onze zaken zoo goed mogelijk te doen mar-
cheeren, nam. door alle oorzaken, die een
flinken gang der zaak zouden kunnen belem
meren, uit den weg te ruimen en door adver-
teeren meerdere bekendheid aan zaak en ar
tikelen te geven, iets, wat (adverteeren) den
onkostenstaat der exploit&ties voor den win
kelier tamelijk bezwaart. Daar, waar vele
winkeliers reeds ïn zoo ruime male van de
ongunstige tijdsomstandigheden hebben te
Ikden, moest dit toch zeker niet ia de hand
gewerkt worden door onze plaatselijke bla
den, door het aannemen van dergelijke, hier
boven genoemde annonces, vau uit de lucht
vallende gelukzoekers.
Ik geloof zeker de tolk te zijn van vele
winkeliers, indien ik een beroep doe bij onze
Leidsche Ingezetenen, om vóóral niet bij
dergelijke gelukzoeker- t? koopen en daar
door de toch al zware lasten der winke
liers te helpen verlichten. Zy (de winkeliers)
toch doen ook alles om het publiek te ge
rieven, doch ook' bij uw administratie omi
in het vervolg dergelijke aanvragen op zijde
te leggen; voorzeker zal de toch reeds in
vele "opzichten gedrukte winkelier-midden
stander hiermede gebaat zijn. U beleefd
dankend voor de mij verleende plaatsruimte,
Hoogachtend,
Een Winkelier.
Leiden, 26 Oct 1915.
KUNST, LETTEREN, ENZ.
Speenhof gehuldigd door 2ijn
Edelachtbare.
Tijdens een specialiteitenvoorstelling Za
terdagavond ter gelegenheid van de Tiel-
sche kermis gegeven en waarby ook Speen
hof optrad, werd deze warm door het pu
bliek gehuldigd.
De heer Schuyt, burgemeester van Wamel,
trad na een voordracht van S. op het too-
neel en zeide ongeveer het volgende:
„Daareven schoot het my te binnen, dat
do heer Speenhof heden zyn verjaardag viert.
Als vriend wil ik hem daarmee gelukwen-
schen. Uit zijn omgang putbe ik de kracht
om aan de overzijde van de Waal den strijd
te voeren. En als ik in dien zwaren stryd
dreigde onder te gaan gaf het verkeer met
hem my blijmoedigheid en nieuwe kracht,
zooals Speenhof dio aan duizenden in dem
lande geschonken heeft. Daarvoor breng ik
hem mijn hartelijken dank."
Door onbedaarlijk applaus gaf het groote
publiek zijn instemming rr.et deze woorden
te kennen.
DE BAX KAK.
TIet diplomatiek steekspel op den Balkan
duurt voocL Wie er op 't oogenblik het best
voorstaat? 't Hangt er van af, wie de in
lichtingen verstrekt. Lezen we de Duitse he
berichten, dan zou de Grieksche regeering
nogal gekant zijn tegen de Entente en gam
we na, wat de Entente-mededeelïngen zeg
gen, dan is er de grootste .eenstemmigheid.
Betrouwbare aanwijzingen zijn er zoo .wei
nig, dat we er maar weinig over zullen ver
tellen."
De Duitsche berichten zijn aldus saam te
vatten: Tusschen Griekenland en Bulgarije
is de verhouding uitnemend; Griekenland
vertrouwt de geallieerden niet; noch Grie
kenland, noch Roemenië denkt er aan, het
.neutrale standpunt vaarwel te zeggen.
De Grieksche koning heeft weer een ver
klaring afgelegd, waarin hij nogmaals uiting
geeft aan zijn verlangen, dat het Servisch
verdrag als niet-bestaande zal worden be
schouwd, daarmee te zeggen, dat hij jiefc
land wil behoeden voor ondergang in den
Europeeschen oorlog.
Een bericht uit Parijs maakt melding van
een hartelijke proclamatie van den Griek-
schen generaal te Saloniki aan de Grieksche
troepen.
Iets kan met zekerheid worden gemeld,
namelijk dat Engeland het aanbod, van Cy
prus aan Griekenland heeft ingetrokken.
Grey heeft in het Lagerhuis meegedeeld, .dat
Engeland het aanbod heeft laien vervallen,
nu Griekenland het traefcaat met Servië niet
wil nakomen.
In Roemenië komen veel betoogingen voor,
waarby interventie wordt verlangd. Van veel
belang zal hier zijn, wie de afgetreden mi
nisters zullen opvolgen.
Met Bulgarije is de verhouding niet ^og
hartelijk meer, wijl dit land geen zendingon
van Saloniki naar Roemenië doorlaat. Roeme
nië wreekt zich nu door, niettegenstaande ,de
hGOge prijzen, dio worden geboden,, geen
levensmiddelen te verkoopen aan Bulgarij. 's
bondgenooten.
Het Lyonsche blad „Progrès" maakt on
der voorbehoud melding van een bericht
uit Parijs, volgens hetwelk diplomatieke krin
gen daar verzekeren, dat Roemenië den door
tocht van een Russisch expeditiecorps naar
Servië heeft toegestaan, onder voorwaarde
dat het ten minste 60.000 man .sterk za! zyn.
Telegrammen uit Boekarest naar Rome be
richten, dat Roemenië voor ernstige beslis
singen staat. De regeering staat op het j>unt
met de oppositie een vergelijk te treffen,
volgens hetwelk Roemenië aan de zijde van
de entente aan den oorlog zal meedoen.
Buskmd moet nu hebben te kennen gege-
'veaï, dat het niet alleen met een actio ter
see tegen Bulgarije zal optreden, maar
dat het een belangrijk contingent troepen
naar dien Balkan zal zenden om Servië op
de meest bedreigde punten te helpen. Zou
dit ook slaan op de mededeel» ogen omtrent
transporten door Boemerüë 1 Koe zouden de
Russen anders op de meest bedreigde pun
ten in Servië moeten komen?
De Bulgaren zijn nog aan de winneude
hand. De vesting Pirot, bij do Servisch-Bul-
gaarsche grens, hebben ze geheel ingeslo
ten en men verwacht spoedig den val. De
verliezen der Bulgaren zouden groot rijn.
Builgaarscilie gevangenen vertellen, dat zes
Builgaarsche colonnes van af liet begin, der
campagne vernietigd rijn.
Ook in het noorden moeten de Serviërs
verder wijken.
De Temps" houdt rich in een hoofd
artikel bezig met do Bailkan-kwestde.
Ha de onderscheidene redenen te hebben
Be mild® Olijf.
Koman naar liet Engelscli.
(Nadruk Vorboden).
50)
„Volstrekt niet," zei zij glimlachend. „Dat
is een ulgemeene ervaring."
„Maar ik ben zoo met aUes. Ik ben zoo ge
weest ten opzichte van vrouwen. Ik plaqkt
aangetrokken te worden door een zeer or
dinair soort. Er zijn jaren mee gemoeid ge
weest al de jaren, totdat ik nu drie en
dertig ben voordat ik inzag, dat er maar
één volmaakt type is van den mensch evena's
er maar één volmaakte uiting van iedere
soort kunst bestaat. En dat type heb ik ge
vonden."
Hij boog zich meer naar haar toe. Zijn
gezicht straalde van een licht, dat haar voor
kwam evenveel van geestdrift als van liefde
te getuigen. Mot haar meerdere ervaring op
het punt van aandoeningen lokte dit ont
dokkon van zichzelf, dat met zijn ontdekken
van ha-ar was vereenzelvigd en iets naïefs
had, een flauwen glimlach bij haar uit.
„Je bent dan gelukkig te prijzen," zei zij
mot een air van gereserveerde vriendelijk
heid. „Iedereen valt niet zoo'n geluk ten
deel."
„Dat waar. Er is maar één mau in dc
wereld, die meer geluk beeft dan ik. En
dat is Conquest."
..O!"
In haar plotselingen schrik schoof zij omt
baar stoel een weinig van hom af. Om haar
Agitatie te verbergen, stond rij op, waarbij
zij met. haar hand een steun zocht op den rug
van den stoel, waarin zij had gezeten.
Conquest zag wat ik niet zag voordat
hét te laat was."
Hij was nu ook opgesprongen en stond te
genover haar met den stoel tuschen hen in.
„Ik wou, dat je niets meer zei," smeekte
zij, echter zonder veel nadruk in haar woor
den. Zij vond het boter zoowel ter wille van
hem als van haar zelf den conversatietoon
te behouden.
„Ik zie niet in, waarom ik niet zou spre
ken. Ik zal niets zeggen wat je kan hinderen.
Ik weet, da£ je met Conquest zult trouwen
Je hebt mij dat verteld, voor ik wegging,
en
„lk moet je er aan herinneren, dat mr
Conquest de beste vriend is, dien je hebb.,
Als je hoort wat hij voor je heeft gedaan,
dan zul je merken, dat je hem meer ver
schuldig:! bent dan iemand anders in de
wereld."
„Dat weet ik en ik ben de laatste, om
dat t-e vergeten. Maar het kan goen kwaad
om tegen de vrouw, die zijn echtgenoot e zal
worden, te zeggen, dat. ik nog meer aan haar
dan aan hem verschuldigd ben."
„Het lean mogelijk geen kwaad, maar ale
ik je vraag niet
„Ik kan je niet gehoorzamen. Ik zou geen
man zijn als ik verder door het. lewen ging
zonder mijn dankbaarheid getoond te
hebben, en het. is nu het ecnige oogenbliK
waarop ik dat kan doen. Er zijn dingen, die
ik niet eeider heb kunnen zeggen, omdat :-k
aan Evie verbonden was, en waarnaar jij
spoedig niet meer zult kunnen luisteren, ora
dat je dan met hem verbonden zult rijn. Hu
ben je dat nog niet
„Ik ben aan hem verbonden," zei zij op een
toon, waarin al het berouw en het leedwezon
lag, dat zij gevoelde, en waarvan hij goen
vermoeden had. „Ik weet niet wat je nog
wilt zeggen maar ik smeek je het niet te
zeggen wat het 00moge zijn."
„Het is juist, omdat je niet weet, dat ik
mij gedrongen voel het je te zeggen. Het is
iets, dat ik je verschuldigd bon. Wij zijn niet
de eon of andere toevallige man en vrouw
Wij zijn een man en vrouw, dio in een zeer
speciale verhouding tot elkaar staan. Wat-
er ook moge gebeuren, niets kan dat veran
deren. Wij gaan een geheel verschillend ^e-
ven to gemoet. Jij zult Conquest's vrouw
worden een groote dame in Hew-Yorlc. .k
zal worden ja, de Hemel alleen weet wat
ik zal worden, maar toch zeker niet- iets, wat
aanleiding zal geven, dat ik je pad weer
kruis. Met dat al zal het jo niet kwetsen, het
zou geen enkele vrouw, hoe goed ook, kwet
sen, te hooren wat Ik je wil zeggen. Geen man
zou, hot kwetsen, zelfs Conquest niet, als het
tegen zijn vrouw werd gezegd op de ma
nier, waarop ik het zal zeggen Als ik tou,
dan zou ik niet
„Wacht een oogenblik," zei zy plotse
ling. „Laat my je iets vragen." En zij trad
dichter op hem boe, ofschoon haar hand
nog altyd op den rog van den stoel bleef
rosten. „Indien ik het reeds weet," ging zij
voort, hem in de oogen kijkend, „vindt je het
dan nog noodzakelijk te spreken?"
Hij nam den tjfd, om die vraag in al
haar draagkracht te overwegen'.
„Ik zou het liever in mijn eigen woorden
vertellen," zei hij eindelijk; „maar als je mij
verzekert, dat je het weet, zal ik voldaan
Wf zen
Zij kwam weer een stap nader tot hém,
Slechts de toppen van haar vingers rustten
nog op de leuning van den atoel, waaraan
zy zich vasthield als aan een verschansing.
Vóórdat rij sprak, keek zij de kamer rond,
alsol zij bang was, dat de deuren en muren
haar woorden voor een bekentenis mochten
houden.
„Dan weet ik hét," zei zij rustig.
XXIII.
„De oude juffrouw was zeer geneigd tot
spreken," verzekerde Conquest Ford. toen hij
hem van het- getuigenis vertelde, dat Amalia
Gramm had moeten afleggen. „Niets maakt
zoo praatzuchtig als wroeging. Ik had mij
dat reeds voorgesteld, toen ik naar Omaha
ging/'
„Maar als zij de hand niet in de misdaad
heeft gehad, dan begrijp ik niet. waar die
vroeging vandaan komt."
„Die komt bij haar in plaats van by een
ander. Zy voeit het voor Jacob, nu Jacob
dood is en het niet zelf meer kan voelen.
Het brengt een teer element van vrouwe
lijke devotie in de zaak. Naar ik vermoed, is
u te jong of te onervaren, om die te begrij
pen. Zij verheugde zich er over, dat de
oude Jacob was heengegaan, zoodat zij de
bekentenis zonder gevaar voor straf v«>or
hem kon afleggen. Zij was bereid elke boete
te doen, die in haar macht stond, nu het
te laat was om hem ter verantwoording te
roepen."
„Is dat niet wat ver getrokken V
Misschien doch niet voor een priester,
of een rechtsgeleerde of een vrouw. Het ge
beurt niet dikwijls, dat de heldenmoed van
een vrouw werkt in een even rechte lijn, als
die van een soldaat of van een brandweer
man. Die schiet gewoonlijk plotseling om
e£n hoek en verrast iemand. Vóórdat ik Oma
ha verliet, had ik ontdekt, dat Amalia Gramm
volstrekt niet de minst onverschrokken? van
haar sekse was."
Conquest's hooge en ruime rookkamer met
haar diepe lecren leuningstoelen, haar lam
pen met zijden kappen, die em getemperd
licht verspreidden, haar vroolijk brandend
vqur, deed eerder denken aan een club dan
aan een particuliere woning en noodigde
uen meest zwijgzamen gast tot mededeel-
lamheid uit Ford strekte zich voor den
gloed uit met een behaaglijk gevoel, 'intenser,
door de gedachte, dat. hef mogelyk lang
zou kunnen duren vóór hij weer in de ge
legenheid kwam een diner-toilet aan te trek
ken of zulk een goede havanna te rookeiv
Ofschoon het pas de eerste avond was na
zijn aankomst, rëikhalsde hij er toch naar,
zich aan te geven. Nu hij in het reine was
gekomen, zooals hij het uitdruk re. met Mi
riam Strange, voelde hij, dat hij de laatste
hand aan zijn toebereidselen had gelegd.
Ivilcup en "Warren walden hem een paar
dagen ophouden, doch Jiijzelf wensehte zoo
veel mogelijk haast te maken
„Ik geef toe," ging Conquest met zijp
verklaringen voort, terwijl hy zenuwachtig
door de kamer liep, hier een stoel verzet
tend of daar een aschbakje met de overdre
ven netheid van een huishoudelijken ouden
jonggezel. „Ik stem toe, dat ik in het eerst
dacht, dat de oude vrouw ons maar wat op
den mouw spelde. Het zag er verdacht uit.
Maar ik kwam tot de slotsom, dat haar ver
haal van het begin af waar was. Toen de
zaak eertijds behandeld werd en zij getuige
nis moest afleggen, meende zrj. dat gij
de schuldige waart."
vDnt bevreemdt mij niet. Men deed rny daH
bijna zelf gelooven."
(Wordt vervolgd).