$OfeMraCfc De Eurepeesche Oorlog. Persoverzicht. FEUILLETON. N®. 1707S Woensdaa; 27 October. Tweede Blad. ft® jgjg LEIDSCH M&BLAI tsEhcr r? ri v. i.n» Het morgen verschijnend nummer bevat fels voorplaat: Dr. Dumba, gewezen Oos- ibenrijkseh gezant te WashingtonVer der De Servische Boode-Ivruds^afdeeling het werk. Episode uit don derdten Balkanoorlog. Drie ontsnapte Bussen uit het Duitsc-he gevangenkamp te Könings- foriiok, te Sittard met twee padvinders ge kiekt- Beeld van oorlogsellende in West- Bosland. Een Bussdsch kamp achter de vuurlinie. De koning van Engeland met zijn generaal op den terugrit, na de inspec tie van de Camadcosoke troepen. Voorts: Huldiging van Jaap Eden te Amsterdam, enz, enz. Het nieuwe onderwijsartikel, r- „DE STANDAABD" zegt: De oneerlijke practijk, met het geheime fctuk van de Onderwijs-Commissie gepleegd, schijnt toch waarlijk nog op profijt voor het land te zullen uitloopen. Van meet af merkten we op, dat onze re dactie weigert nu reeds eenig oordeel over het valschelijk gepubliceerde stuk uit te spreken. Het had gekund, maar nu de se cretaris van de Commissie er op aandrong, niet op het stuk in te gaan, kwam dit ver zoek ons zoo billijk en juist voor, dab we ons verbondon. Ook zonder dit verzoek zou den we vermoedelijk too>. er het zwijgen toe hebben gedaan, maar nu vooral laten we het bestoven (stuk onaangeroerd liggen,f mits met den borstel er naast. Toch ignoreeren we daarom het uitge- verkte stuk niet; en ignoreeren evenmin wat andere critici van Beckts reeds aan hun pen ontglippen lieten. En hiermee nu gerekend, mag thans reeds niet verheeld, dat het root in dit aangebo den boutje velen reeds derwijs de oogen uit stak, dat het vermoeden niet van ons is te zetten, dat het Concept er nog niet is, .waar het komen moet, en nog heel wat pu rificatie zal noodig hebben. Hu mag vermoedt, dat dit zonder de pu blicatie van het stuk aan de leden der Com missie niet zoo duidelijk in het oog zou zijn gesprongen. Zooals het meer met zulke Concepten gaat, na lange en in het eind afmattende ^.edachtenwisseling en uiteenzetting van ro- dactioneele volzinnen, kan zulk een Concept er eindelijk zijn doorgegaan, toen heel wat keeren al te op waren, om nog precies de formuleering te kunnen waardeeren. Mocht dit nu ook hier zoo zijn, dan lag hierin allicht een oeiofte, dat de commis- sio nog een laatste proeve van onberispe lijke redactio uitdenkt, en ciat we straks, pn dan officieel, nog heel iets anders krij gen, en iets, dat voor het land wel zoo profijtelijk is. Dan zou er ook uit heb hier begane kwaad nog een goede winste kunnen voorkomen. Vergeet toch niet, Art. 194 en Artikel 80 moeten er saam door, of beide struikelen. Allicht komt er dan nog cenige vertra ging. Doch beter iets te laat, dan oneet baar, moeten ook deze beido schotels wor den opgedischt. Andurs laat toch, wie wat fijner van sruaak is, beide gerechten liever onaan geroerd staan. „DE GELDERLANDER" schryfl: (Jit de toelichting op heb nieuwe grond wetsartikel, zooals dat in concept-vorm dezer dagen werd meegedeeld, volgt, dat voor het algemeen vormend lager onderwijs volkomen financieele gelijkstelling zal bestaan tusschen bijzonder ien openbaar, onderwijs. De toe- lichiing laat hieromtrent niet den minsten twijfel over. De bevredig'mgscommissie wenscht een Grondwetsartikel, dat, althans wat het lager onderwys betreft, volkomen recht doet wedervaren aan de rechtscha eirchen, voor zoover die in de leuze finan cieele gelijkstelling zijn belichaamd. Is nu de commissie er in geslaagd die volkomen gelijkstelling ook ronduit in het nieuwe Grondwetsartikel tot uiting te bren- gen? Da betrekkelijke zinsnede luidt aldus: „De voorziening in de kosten van het bij zonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaar den voldoet, wordt zoodanig geregeld, dat de vrije keus .tusschen openbare en bijzon dere scholen niet door geldelijke omstandig heden wordt belemmerd." Een Grondwetsartikel lydt in den regel niet aan overduidelijkheid. Het onderhavige heeft, behalve deze onduidelijkheid, nog wel meer gebreken. Aangenomen, dat de 'financieele gelijkstel ling er in ligt opgesloten, dan wordt toch aan de bijzondere scholen een restrictie op gelegd, «lie het tot-stand-komen dier scholen groctelijks kan bemoeilijken, ja ze zelfs on mogelijk kan maken. Ze moeten voldoen aan bij de wet te stellen voorwaarden. Die voor waarden zullen dus afhankelijk zijn van de wisselende inzichten van de wetgevers en het is lan<£ niet onmogelyk, dat door allerlei vexaioriscne bepalingen van een antï-cleri- cale Kamer de bedoeling van het Grondwets artikel illusoir wordt gemaakt, zonder mot de letter van dat artikel in tegenspraak te komen. De eisch, dat het bijzonder onderwijs aan by de wet to stellen voorwaarden moet voldoen, hoe natuurlijk en gegrond op zich- zelven ook, behoort te worden aangevuld met een bepaling, dat die voorwaarden dezelfde moeten zijn als die, welke voor het open baar onderwys gelden, behoudens voor zoo ver het afzonderlijk karakter, aan het bij zonder onderwijs eigen, welk karakter door de besturen 4^r bijzondere scholen wordt geregeld, met zulke voorwaarden gemoeid i3. Een aanvulling van het artikel in dezen geest voorkomt een wettelijke bepaling, als bijvoorbeeld deze, dat het bijzonder onder wijs voor leerlingen van allle godsdienstige gezindten, of van alle Christelijke gezindten toegankelijk moet zijn, of als de even onaan nemelijke, dat de onderwijzers door staats- of gemeentebestuur worden benoemd. Wat overigens ook terstond opvalt ia de boven aangehaalde zinsnede uit het Grond- Wetsartikel is, dat de financieele gelijkstel ling er niet met evenveel woorden in is vastgelegd, maar dat die gelijkstelling uit een negatieve zinswending moet worden op- gevisbht: „de vrije keus tusschen openbare en bijzondere scholen, mag niet door gel delijke omstandigheden worden belemmerd Die wending is ©enigszins verdacht, als men de geschiedenis van het bijzonder onderwijs nagaat. De vraag toch of tot nu toe de keuze tusschen de bijzondere en de open bare school belemmerd is, is voor tweeërlei antwoord vatbaar. Door de buitengewone offervaardigheid van katholieke en christelijke ouders verre zen op elke plaats van beteekenis bijzon dere scholen, die overal in bloeienden toe stand verlceeren. Verhinderd werd de keuze tusschen een school van neutrale of b«>- paalde richting dus niet. Wel werd die keuze verlaat, doordat op vele plaatsen het te- boven-kemen van de financieele moeilijkhe den met groote zorgen gepaard ging. De be lemmering in de keuze tusschen de scholen is echter feitelijk slechts betrekkelijk ge weest. En wat verhindert eigenlijk een anti- clerïcaal wetgever met 'toog op dit Grond wetsartikel te zeggen: De keuze tusschen de scholen, van welke richting ook, wordt u niet belemmerd; uw katholieke, uw protes- tanlsche scholen bestaan; tot nu toe hebt ge ze kunnen onderhouden met uw eigen middelen; de statistieken wijzen uit, dat gij katholieken, gij protestanten niet verarmd zijt; integendeel, dat gij rijker zijt geworden. Het zijn dus niet de geldelijke omstandig heden, welke de vrije keus tusschen de open bare en bijzondere scholen verhinderen, maar uw geringere geefschheid. Men begrijpe ons wel. We weten heel goed, dat zulks een redeneering niet zou zijn volgens den geest van de Grondwet en allerminst ligt in de bedoeling van de bevredigingscommissie, maar de latere wet gever zal noch naar de bedoeling der bevredigingscommissie, noch naar den geest van de Grondwet omzien, noch zich slechts afvragen of zijn wetsvoorstellen niet met de letter der grondwet in strijd zijn. De toelichting tot het Grondwetsartikel is wij zeiden het reeds niet onbevredi gend, maar aan het artikel zelf blijken nog al wat haken en oogen te zitten. De twee hoofdbezwaren hebben we hier wel naar voren gebracht: het gemis namelyk van een omschrijving der voorwaarden, waaraan het bijzonder lager onderwys zal zyn gebonden en de groote leemte van de positieve vast legging van volkomen financieele gelijk stelling. Deze bezwaren gelden slechts het Grond wetsartikel, zooals het daar ligt. Dat de gun stige bedoelingen der commissie tot bevre diging op onderwijsgebied niet verder zijn gegaan dan het lager onderwijs en op het middelbaar of hooger ouderwijs geen reclit- streekschen weerslag zullen hebben, zal ook nog wel tot menig hartig woordje aanlei ding geven. even te vermelden, ofschoon zij zeer 'wel zullen begrijpen, dat dezelfde gevoelens ook voor hen gelden. Met beleefden dank voor de plaatsing. Hoogachtend, P. A. DE GOOYER, 1ste f.enningm. v. jh. Steuncomité. Leiden, 25 October 1915. ingezonden. Collecte Dubbeltje of Cent. Mijnheer de Redacteur! Mag ik even van Uw gastvrijheid ge bruik inaken 0111 in Uw Courant mijn adliae- sie te betuigen pan het Ingezonden stukje van Uw Abonné G. D., in zake de wekelijk- sche collecte voor het Steuncomité. Het is beter te geven dan te ontvangen, zegt het spreekwoord. Het komt mii voor, dat velen maar al te vaak uit het oog ver liezen, dat de jongedames niet voor zichzelf en zeker niet voor haar pleizier iedere week rond gaan, om de Kas van het Steuncomité zooveel mogelijk te stijven, en dat zij des wege op onzen oprechten dank aanspraak kunnen inaken; een dank, die niet alleen zal uitgaan van het bestuur van het Steunco mité en van hen, die daardoor gevrijwaard worden voor mogelijken ondergang door den oorlogstoestand; doch ook behóórt uit te gaan van hen, die door deze dames in de ge legenheid worden gesteld, elke week eön kleine bijdrage te offeren, waartoe een ieder, die daarvoor in staat is, zich verplicht zal rekenen. Een woord van hulde voor de taaie vol harding, ondanks de blijkbaar en meermalen voorkomende onwellevendheid, is hier Voor deze dames zeker wel op zijn plaats. Waar de jonge G., meermalen in m^jn wijle collecteert, en mogelijk in andere wij ken jongelui aan dit liefdewerk medehel pen, kan ik het niet onder mij laten, dit Over een Advertentie. Geachte Redactie! Onaangenaam werd ik getroffen door het lezen eener advertentie, voorkomende in Uw blad, d.d. 22 en 23 October 1.1., waarin geannonceerd, dat een reiziger zijn partijen Bontstellen, Moffen, enz., te koop a.anbiedt. liet eerst kwam bij mij in gedachten: Hoe kan de administratie van het „Leidscli Dag blad" dergelijk© annonces (aannemen? Ge voelt ook deze exploitatie niets van den druk der tijdsomstandigheden; ook het „Leidsch Dagblad" doet zijn best steeds meerdere adverteerders aan zijn blad ;te verbinden, ten voordeele der exploitatie. Welnu, ook wij, winkeliers, doen ons best onze zaken zoo goed mogelijk te doen mar- cheeren, nam. door alle oorzaken, die een flinken gang der zaak zouden kunnen belem meren, uit den weg te ruimen en door adver- teeren meerdere bekendheid aan zaak en ar tikelen te geven, iets, wat (adverteeren) den onkostenstaat der exploit&ties voor den win kelier tamelijk bezwaart. Daar, waar vele winkeliers reeds ïn zoo ruime male van de ongunstige tijdsomstandigheden hebben te Ikden, moest dit toch zeker niet ia de hand gewerkt worden door onze plaatselijke bla den, door het aannemen van dergelijke, hier boven genoemde annonces, vau uit de lucht vallende gelukzoekers. Ik geloof zeker de tolk te zijn van vele winkeliers, indien ik een beroep doe bij onze Leidsche Ingezetenen, om vóóral niet bij dergelijke gelukzoeker- t? koopen en daar door de toch al zware lasten der winke liers te helpen verlichten. Zy (de winkeliers) toch doen ook alles om het publiek te ge rieven, doch ook' bij uw administratie omi in het vervolg dergelijke aanvragen op zijde te leggen; voorzeker zal de toch reeds in vele "opzichten gedrukte winkelier-midden stander hiermede gebaat zijn. U beleefd dankend voor de mij verleende plaatsruimte, Hoogachtend, Een Winkelier. Leiden, 26 Oct 1915. KUNST, LETTEREN, ENZ. Speenhof gehuldigd door 2ijn Edelachtbare. Tijdens een specialiteitenvoorstelling Za terdagavond ter gelegenheid van de Tiel- sche kermis gegeven en waarby ook Speen hof optrad, werd deze warm door het pu bliek gehuldigd. De heer Schuyt, burgemeester van Wamel, trad na een voordracht van S. op het too- neel en zeide ongeveer het volgende: „Daareven schoot het my te binnen, dat do heer Speenhof heden zyn verjaardag viert. Als vriend wil ik hem daarmee gelukwen- schen. Uit zijn omgang putbe ik de kracht om aan de overzijde van de Waal den strijd te voeren. En als ik in dien zwaren stryd dreigde onder te gaan gaf het verkeer met hem my blijmoedigheid en nieuwe kracht, zooals Speenhof dio aan duizenden in dem lande geschonken heeft. Daarvoor breng ik hem mijn hartelijken dank." Door onbedaarlijk applaus gaf het groote publiek zijn instemming rr.et deze woorden te kennen. DE BAX KAK. TIet diplomatiek steekspel op den Balkan duurt voocL Wie er op 't oogenblik het best voorstaat? 't Hangt er van af, wie de in lichtingen verstrekt. Lezen we de Duitse he berichten, dan zou de Grieksche regeering nogal gekant zijn tegen de Entente en gam we na, wat de Entente-mededeelïngen zeg gen, dan is er de grootste .eenstemmigheid. Betrouwbare aanwijzingen zijn er zoo .wei nig, dat we er maar weinig over zullen ver tellen." De Duitsche berichten zijn aldus saam te vatten: Tusschen Griekenland en Bulgarije is de verhouding uitnemend; Griekenland vertrouwt de geallieerden niet; noch Grie kenland, noch Roemenië denkt er aan, het .neutrale standpunt vaarwel te zeggen. De Grieksche koning heeft weer een ver klaring afgelegd, waarin hij nogmaals uiting geeft aan zijn verlangen, dat het Servisch verdrag als niet-bestaande zal worden be schouwd, daarmee te zeggen, dat hij jiefc land wil behoeden voor ondergang in den Europeeschen oorlog. Een bericht uit Parijs maakt melding van een hartelijke proclamatie van den Griek- schen generaal te Saloniki aan de Grieksche troepen. Iets kan met zekerheid worden gemeld, namelijk dat Engeland het aanbod, van Cy prus aan Griekenland heeft ingetrokken. Grey heeft in het Lagerhuis meegedeeld, .dat Engeland het aanbod heeft laien vervallen, nu Griekenland het traefcaat met Servië niet wil nakomen. In Roemenië komen veel betoogingen voor, waarby interventie wordt verlangd. Van veel belang zal hier zijn, wie de afgetreden mi nisters zullen opvolgen. Met Bulgarije is de verhouding niet ^og hartelijk meer, wijl dit land geen zendingon van Saloniki naar Roemenië doorlaat. Roeme nië wreekt zich nu door, niettegenstaande ,de hGOge prijzen, dio worden geboden,, geen levensmiddelen te verkoopen aan Bulgarij. 's bondgenooten. Het Lyonsche blad „Progrès" maakt on der voorbehoud melding van een bericht uit Parijs, volgens hetwelk diplomatieke krin gen daar verzekeren, dat Roemenië den door tocht van een Russisch expeditiecorps naar Servië heeft toegestaan, onder voorwaarde dat het ten minste 60.000 man .sterk za! zyn. Telegrammen uit Boekarest naar Rome be richten, dat Roemenië voor ernstige beslis singen staat. De regeering staat op het j>unt met de oppositie een vergelijk te treffen, volgens hetwelk Roemenië aan de zijde van de entente aan den oorlog zal meedoen. Buskmd moet nu hebben te kennen gege- 'veaï, dat het niet alleen met een actio ter see tegen Bulgarije zal optreden, maar dat het een belangrijk contingent troepen naar dien Balkan zal zenden om Servië op de meest bedreigde punten te helpen. Zou dit ook slaan op de mededeel» ogen omtrent transporten door Boemerüë 1 Koe zouden de Russen anders op de meest bedreigde pun ten in Servië moeten komen? De Bulgaren zijn nog aan de winneude hand. De vesting Pirot, bij do Servisch-Bul- gaarsche grens, hebben ze geheel ingeslo ten en men verwacht spoedig den val. De verliezen der Bulgaren zouden groot rijn. Builgaarscilie gevangenen vertellen, dat zes Builgaarsche colonnes van af liet begin, der campagne vernietigd rijn. Ook in het noorden moeten de Serviërs verder wijken. De Temps" houdt rich in een hoofd artikel bezig met do Bailkan-kwestde. Ha de onderscheidene redenen te hebben Be mild® Olijf. Koman naar liet Engelscli. (Nadruk Vorboden). 50) „Volstrekt niet," zei zij glimlachend. „Dat is een ulgemeene ervaring." „Maar ik ben zoo met aUes. Ik ben zoo ge weest ten opzichte van vrouwen. Ik plaqkt aangetrokken te worden door een zeer or dinair soort. Er zijn jaren mee gemoeid ge weest al de jaren, totdat ik nu drie en dertig ben voordat ik inzag, dat er maar één volmaakt type is van den mensch evena's er maar één volmaakte uiting van iedere soort kunst bestaat. En dat type heb ik ge vonden." Hij boog zich meer naar haar toe. Zijn gezicht straalde van een licht, dat haar voor kwam evenveel van geestdrift als van liefde te getuigen. Mot haar meerdere ervaring op het punt van aandoeningen lokte dit ont dokkon van zichzelf, dat met zijn ontdekken van ha-ar was vereenzelvigd en iets naïefs had, een flauwen glimlach bij haar uit. „Je bent dan gelukkig te prijzen," zei zij mot een air van gereserveerde vriendelijk heid. „Iedereen valt niet zoo'n geluk ten deel." „Dat waar. Er is maar één mau in dc wereld, die meer geluk beeft dan ik. En dat is Conquest." ..O!" In haar plotselingen schrik schoof zij omt baar stoel een weinig van hom af. Om haar Agitatie te verbergen, stond rij op, waarbij zij met. haar hand een steun zocht op den rug van den stoel, waarin zij had gezeten. Conquest zag wat ik niet zag voordat hét te laat was." Hij was nu ook opgesprongen en stond te genover haar met den stoel tuschen hen in. „Ik wou, dat je niets meer zei," smeekte zij, echter zonder veel nadruk in haar woor den. Zij vond het boter zoowel ter wille van hem als van haar zelf den conversatietoon te behouden. „Ik zie niet in, waarom ik niet zou spre ken. Ik zal niets zeggen wat je kan hinderen. Ik weet, da£ je met Conquest zult trouwen Je hebt mij dat verteld, voor ik wegging, en „lk moet je er aan herinneren, dat mr Conquest de beste vriend is, dien je hebb., Als je hoort wat hij voor je heeft gedaan, dan zul je merken, dat je hem meer ver schuldig:! bent dan iemand anders in de wereld." „Dat weet ik en ik ben de laatste, om dat t-e vergeten. Maar het kan goen kwaad om tegen de vrouw, die zijn echtgenoot e zal worden, te zeggen, dat. ik nog meer aan haar dan aan hem verschuldigd ben." „Het lean mogelijk geen kwaad, maar ale ik je vraag niet „Ik kan je niet gehoorzamen. Ik zou geen man zijn als ik verder door het. lewen ging zonder mijn dankbaarheid getoond te hebben, en het. is nu het ecnige oogenbliK waarop ik dat kan doen. Er zijn dingen, die ik niet eeider heb kunnen zeggen, omdat :-k aan Evie verbonden was, en waarnaar jij spoedig niet meer zult kunnen luisteren, ora dat je dan met hem verbonden zult rijn. Hu ben je dat nog niet „Ik ben aan hem verbonden," zei zij op een toon, waarin al het berouw en het leedwezon lag, dat zij gevoelde, en waarvan hij goen vermoeden had. „Ik weet niet wat je nog wilt zeggen maar ik smeek je het niet te zeggen wat het 00moge zijn." „Het is juist, omdat je niet weet, dat ik mij gedrongen voel het je te zeggen. Het is iets, dat ik je verschuldigd bon. Wij zijn niet de eon of andere toevallige man en vrouw Wij zijn een man en vrouw, dio in een zeer speciale verhouding tot elkaar staan. Wat- er ook moge gebeuren, niets kan dat veran deren. Wij gaan een geheel verschillend ^e- ven to gemoet. Jij zult Conquest's vrouw worden een groote dame in Hew-Yorlc. .k zal worden ja, de Hemel alleen weet wat ik zal worden, maar toch zeker niet- iets, wat aanleiding zal geven, dat ik je pad weer kruis. Met dat al zal het jo niet kwetsen, het zou geen enkele vrouw, hoe goed ook, kwet sen, te hooren wat Ik je wil zeggen. Geen man zou, hot kwetsen, zelfs Conquest niet, als het tegen zijn vrouw werd gezegd op de ma nier, waarop ik het zal zeggen Als ik tou, dan zou ik niet „Wacht een oogenblik," zei zy plotse ling. „Laat my je iets vragen." En zij trad dichter op hem boe, ofschoon haar hand nog altyd op den rog van den stoel bleef rosten. „Indien ik het reeds weet," ging zij voort, hem in de oogen kijkend, „vindt je het dan nog noodzakelijk te spreken?" Hij nam den tjfd, om die vraag in al haar draagkracht te overwegen'. „Ik zou het liever in mijn eigen woorden vertellen," zei hij eindelijk; „maar als je mij verzekert, dat je het weet, zal ik voldaan Wf zen Zij kwam weer een stap nader tot hém, Slechts de toppen van haar vingers rustten nog op de leuning van den atoel, waaraan zy zich vasthield als aan een verschansing. Vóórdat rij sprak, keek zij de kamer rond, alsol zij bang was, dat de deuren en muren haar woorden voor een bekentenis mochten houden. „Dan weet ik hét," zei zij rustig. XXIII. „De oude juffrouw was zeer geneigd tot spreken," verzekerde Conquest Ford. toen hij hem van het- getuigenis vertelde, dat Amalia Gramm had moeten afleggen. „Niets maakt zoo praatzuchtig als wroeging. Ik had mij dat reeds voorgesteld, toen ik naar Omaha ging/' „Maar als zij de hand niet in de misdaad heeft gehad, dan begrijp ik niet. waar die vroeging vandaan komt." „Die komt bij haar in plaats van by een ander. Zy voeit het voor Jacob, nu Jacob dood is en het niet zelf meer kan voelen. Het brengt een teer element van vrouwe lijke devotie in de zaak. Naar ik vermoed, is u te jong of te onervaren, om die te begrij pen. Zij verheugde zich er over, dat de oude Jacob was heengegaan, zoodat zij de bekentenis zonder gevaar voor straf v«>or hem kon afleggen. Zij was bereid elke boete te doen, die in haar macht stond, nu het te laat was om hem ter verantwoording te roepen." „Is dat niet wat ver getrokken V Misschien doch niet voor een priester, of een rechtsgeleerde of een vrouw. Het ge beurt niet dikwijls, dat de heldenmoed van een vrouw werkt in een even rechte lijn, als die van een soldaat of van een brandweer man. Die schiet gewoonlijk plotseling om e£n hoek en verrast iemand. Vóórdat ik Oma ha verliet, had ik ontdekt, dat Amalia Gramm volstrekt niet de minst onverschrokken? van haar sekse was." Conquest's hooge en ruime rookkamer met haar diepe lecren leuningstoelen, haar lam pen met zijden kappen, die em getemperd licht verspreidden, haar vroolijk brandend vqur, deed eerder denken aan een club dan aan een particuliere woning en noodigde uen meest zwijgzamen gast tot mededeel- lamheid uit Ford strekte zich voor den gloed uit met een behaaglijk gevoel, 'intenser, door de gedachte, dat. hef mogelyk lang zou kunnen duren vóór hij weer in de ge legenheid kwam een diner-toilet aan te trek ken of zulk een goede havanna te rookeiv Ofschoon het pas de eerste avond was na zijn aankomst, rëikhalsde hij er toch naar, zich aan te geven. Nu hij in het reine was gekomen, zooals hij het uitdruk re. met Mi riam Strange, voelde hij, dat hij de laatste hand aan zijn toebereidselen had gelegd. Ivilcup en "Warren walden hem een paar dagen ophouden, doch Jiijzelf wensehte zoo veel mogelijk haast te maken „Ik geef toe," ging Conquest met zijp verklaringen voort, terwijl hy zenuwachtig door de kamer liep, hier een stoel verzet tend of daar een aschbakje met de overdre ven netheid van een huishoudelijken ouden jonggezel. „Ik stem toe, dat ik in het eerst dacht, dat de oude vrouw ons maar wat op den mouw spelde. Het zag er verdacht uit. Maar ik kwam tot de slotsom, dat haar ver haal van het begin af waar was. Toen de zaak eertijds behandeld werd en zij getuige nis moest afleggen, meende zrj. dat gij de schuldige waart." vDnt bevreemdt mij niet. Men deed rny daH bijna zelf gelooven." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5