N«. 17073
Zaterdag SS October.
Tweede JEIlacL A°. 1915.
Brieven van een Leidenaar.
De Gemeentebegrooting 1916
in de Secties.
Binnenland.
FEUILLETON.
De wilde Olijf.
Dxxxxvi.
Bï de behandeling van de gemeentebe-
grooting in do afdeelingen, kan vam alles
ter sprake komen. Met name, bjj de z.g. al
gemeen© beschouwingen, is dat dikwijls het
geval. De raadsleden storten er hun hart
uit en in h un Memorie van Antwoord dienen
B. en W. zoo noodig van repliek. Bij de openb.
behandeling in den gemeenteraad, die daar
op nog volgt, dient het sectieverslag met het
antwoord van B. en W., tot leiddraad voor
de debatten en voelen de heeren elkander
nog eens nader aan den 'tand. Voor de ge
meentenaren, die het gemeentelijk leven mee
leven, ia het sectieverslag dan ook een aan
trekkelijke lectuur en het „Leidsch Dag
blad" geeft daarvan m.i. zeer terecht, in den
regel een zeer uitvoerig uittreksel. Bijzonder
intressant lijkt mij het dezen keer echter
niet toe. Belangrijke strijdvragen op ge
meentelijk gebied, zijn blijkbaar niet aan de
orde geweest. Het vermoeden ligt voor de
hand, dat de Godsvrede, die ook een tijd
lang de Leidsche gemeentepolitiek heeft be-
neerscht, in de secties nog heeft nagewerkt.
.Vraagstukken van groot gemeentelijk belang,
zijn nauwelijks aangeroerd. Men durft ze in
dezen tijd, nu het met de gemeentefinanciën
er niet" te best voor staat, vermoedelijk niet
aan.
Een tweetal punten hebben echter mijn
bijzondere aandacht getrokken en deze
wensch ik heet van de naald, vandaag eens
in onderling verband te beschouwen.
In een afdeeling werd gevraagd, hoe B.
an W. denken over de toekomst van Lelden.
Mijn blik dwaalde, na het lezen van deze
vraag, onmiddellijk naar de kolom er naast,
waar het antwoord van B. en W. stond. Dat
antwoord kon zeer interessant zijn. Het
zou mij en velen Leidenaars een mooi ding
waard wezen, eens te weten, hoe de Burge
meester en de vier vroedste mannen uit de
Leidsche vroedschap over de toekomst van
onze gemeente denken.
Ik moet zeggen teleurgesteld te zjjn. B.
en W. hebben de vraag handig ontweken en
zijn slechts oppervlakkig ingegaan op 'de
opmerking, in één adem er bj) gemaakt, dat
ile indruk was ontstaan, dat het College
van B. en W. meer bedacht is om de ge
meente te beheeren dan te regeérén. Opi
de daarna gedane vraag, welke politiek B.
en W. denken te volgen, tot verhooginjr der
welvaart en vermeerdering der industrie, ie
evenmin geantwoord. Hoe interessant ook dit
antwoord weer had kunnen zijn, grif geef ik
toe, dat het niet gemakkelijk ware geweest
En als B. en "W. eens hadden geantwoord
met de. wedervraag: ,,hoe deukt gij, vragend
raadslid, daarover?" wat zij alinog in de
openbare raadszitting kunnen doen, dan ver
moed ik, dat ook deze een positief antwoord
schuldig zal moeten blijven.
Inderdaad is er in de laatste 10 a 20 ja
ren, heel wat in Leiden gedaan, al zal ieder
een niet direct toegeven, dat al de genomen
piaatregelen inderdaad tot verhooging der
welvaart hebben bijgedragen. Wie denkt hier
niet aan de nieuwe wijze vau vuilverwjjde-
ring, waarvoor inderdaad het initiatief van
B. en W. is uitgegaan, al had de Raad de
voorstellen kunnen terugwijzen? Hier werd
inderdaad geregeerd, maar ik vrees dat de
toekomst zal leeren, dat de richting van het
beleid, voor Leiden niet de juiste is geweest.
Terecht hebben B. en W. de opmerking ge
maakt, dat de vooruitgang van een plaats,
voor een groot deel ook afhangt van de
energie der bevolking. Hier is, zou ik als
onpartijdig derde zeggen, wisselwerking. De
bevolking heeft per slot van rekening, de
regeering, welke ze verdient.
En als èn regeerders B. en \Ven
(ie Raad èn de Leidsche burgerij, voor
zoover zjj invloed heeft op den gang der
zaken, zich in dezen schuldig gevoelen, mee-
nen niet genoeg gedaan, of niet goed gedaan
te hebben, welnu laten ze zich voornemen op
de bre3 to staan en uit te zien, wat er nog
gedaan kan worden. En nu moet men niet
zeggen, dat het er thans niet den tijd voor
is. De geschiedenis van ons land en van onze
eigen stad, leert het ons, dat juist in dagen
van beproeving, vaak de kiem wordt gelegd
tot uitbreiding der bronnen van bestaan en
en daardoor tot vermeerdering der wel
vaart. Aan de Regeering, ook aan de ge
meente, de taak, de wegen daartoe te ope
nen, de gelegenheden te verruimen, op de
bevolking den plicht daarvan met kloeken
durf gebruik te maken. En al3 ik en al de
anderen, die aan den weg timmeren, ook
iets tot de uitwerking van dit proces mo
gen bijdragen, dan is net de middelen aan te
geven, althans een vingerwijzing te doen
in de richting, die tot de middelen kunnen
leiden. Zoo kom ik tot het tweede punt; uit
het sectieverslag, waarover ik nog een enkel
woord wilde zeggen.
Naar aanleiding van een vraag in de sec
ties gedaan, doelen B. on W. mede, dat de
plannen tot electrificatie der stoomtramlijn
Den HaagLeiden, reedB' een vasten vorm
hebben aangenomen en geleid tot voorloo-
pigec besprekingen, waarop spoedig nadere
voorstellen kunnen worden tegemoet gezien.
De verlegde en electrisch gemaakte lijn,
zou door de voormalige Koepoort langs de
Doezastraat; de stad inkomen en volgens een
nader te bepalen weg aansluiten op de'
hoofdlijn in de Breestraat. De in deze ge
meente te volgen route, is nog niet in on-
derdeelen vastgesteld, zeggen B. en W. Op
die route komt het echter vooral aan, en
wij moeten het Raadslid, die de vraag te
berde bracht, daarvoor dankbaar zijn. Het
had anders allicht gebeurd, dat wij Btraks
een uitgewerkt plan voor ons hadden gekre
gen, dat zoodanig in elkaar zat, dat er nietn
meer aan te veranderen viel.
Hoe moet nu in het belang der slad ea
haar ingezetenen, de route verder zijn?
Daarover zou ik nu gaarne de discussie
openen. Zelf heb ik er al een meening over,
die ik echter ditmaal nog voor mij houd.
Ik noodig nu mijn stadgenooten, wien het
wel en wee onzer gemeente ter harte gaat,
uit, deze week hun weuschen, opmerkingen
en raadgevingen, eens te berde te brengen.
Dan hoop ik de volgende week daarover mijn
oordeel te geven en te zeggen, hoe ik het
mij heb gedacht.
Zoo helpen wij' B. en W. in hun werk,
verlichten hun de taak en voldoen wij aan
het verlangen door hen in het sectieverslag
uitgesproken, n.l. dat de gemeentenaren zelf
ook energie toonen, energie, die zich ook op
deze wijze kan uitspreken.
III.
Behoorde, hetgeen we tot -dusver mede
deelden tot -de -algemeene beschouwingen,
we komen thans tot de vragen en opmer
kingen bij de verschillende posten op de
begrootinig gemaakt, met do daarop cloor
B. en W. gegeven antwoorden.
Een dïer leden vroeg hoe het kwam, dat
hij miste op -de lijst: „Huur van huizen
en aDdere gebouwen" het gebouw, waarin
do Rijks werkinrichting voor vrouwen is ge
vestigd.
B. en W. antwoorden, dat liet voormali
ge Pesthuis van 1802—1822 aan het
Rijk verhuurd werd als militair hospitaal
tegen betaling van ƒ1000 'e jaars. In 1822
werd het gebouw zonder betaling van huur
aan liet Rijk ten gebruik© afgestaan voor
een oorrectioneele gevangenis.
Omtrent de rechten, die de gemeente
thans op het gebouw kan doen gelden, zal
een onderzoek worden ingesteld.
Door een lid wordt de vraag gesteld of 't,
ten einde de gemeentelijke inkomsten een
weinig te vermeerderen, niet mogelijk zou
zijn meer leges te heffen, bijv. voor de af
gifte van bewijzen van goed gedrag en der
gelijke.
Het antwoord luidt:
Een voorstel tot wij-zogiog van de veror
dening, regelende de heffing van leges
en espeditdegelden is reeds eenigen tijd in
voorbereiding.
Do wenschelijkhedd werd te kennen ge
geven, dat de Blauwpo ortsbrug, in 't bij
zonder met 't oog op de in de richting van
liet Station rijdende tram, meer oordeel
kundig wordt geopend.
Van een niet oordeelkundig openen van
deze brug ia B. en W. niets bekend. Aan de
brugwachters is de opdracht gegeven, de
brug niet te openen, indien een tram in het
zicht is en het komt hen voor, dat het met
het oog op het dikwijls zeer onregelmatig
loop en van de trammen, moeilijk is oen an
dere regeling te treffen.
De vraag werd gesteld, op welken gas-
prijs de winst der gasfabriek is geraamd.
Zooals in de begrooting van de gasfabriek
te lezen is zijn voor de gemeente zelf de
volgende gasprijzen aangenomen. 7i cent
voor gewoon en 8 cent voor muntgas per
kub. M. Ten opzichte van de buitengemeen
ten is eveneens aangenomen, dat de gasprij
zen die voor 1 Sept. golden met li cent zou
worden verhoogd.
Het bij deze gasprijzen geraamde batig
saldo wordt alleen dan verkregen, wanneer
de gemiddelde prijs der gaskolen niet meer
dan ƒ15.50 per 1000 K.G-. bedraagt. Indien
de oorlog in Maart niet geëindigd is, zul
len de nieuwe contracten zeker niet tegen
lageren prijs kunnen worden afgesloten.
De leans is zelfs groot, dat de prijzen bo
ven bet aangenomen bedrag van 15.50 zul
len stijgen. Iedere stijging van den prijs
met ƒ1 per 1000 E.G. zal het batig saldo
met ongeveer ƒ30.000 doen dalen.
Ook werd de vraag gedaan of het ver
gunningsrecht niet meer kan opbrengen.
Men meende, dat in sommige andere ge
meenten uit dezen post naar evenredigheid
moer wordt ontvangen. B. en W. zeggen,
dat hier het bij de drankwet toegestane
maximum wordt geheven. Plaatselijke om
standigheden geven echter wellicht aanlei
ding tot schattingen, die tengevolge heb
ben, dat het vergunningsrecht minder op
brengt dan elders.
De vraag werd ook gedaan of het vesti
gen van een kantoor van den Leidsohen Be-
stuurdersbond en een Bureau voor Ar
beidsrecht in een perceel als woning ge
bouwd met steun van de gemeente dus
van alle belastingbetalers zonder onder
scheid vain richting was overeenkomstig
de bedoeling der Woningwet en va.n het
betrekkelijk raadsbesluit. Het lid dat de
vraag stelde, betwijfelde dit.
B. en W. antwoorden dat zij reeds 3 Aug.
j.l. liet College van Bijstand, bedoeld bij
art. 35 der Woningwet, in kennis hebben
gesteld met het feit, dat een der door de
bo uwvereendging „De Eendracht" met
Rijksvoorschot, onder garantie van de ge
meente, gebouwde huizen niet als woning,
doch uitsluitend als kantoorlokaal was ver
huurd, met verzoek ons te willen mededee-
len, of zulks naar zijn oordeel wel. geoor
loofd wa3 met het oog op de bepalingen der
woningwet, en de voorwaarden, waaronder
het voorschot is verleend.
Eerst dezer dagen ontvingen zij het be
richt, dat het. aan het College van Bijstand
voorkwam, dat met een dergelijke verhu
ring geen genoegen kon worden genomen,
als zijnde in strijd met het bij de verleening
van het voorschot beoogde doel, de verbe
tering van de volkshuisvesting. Aangezien
B. en W. zich met dit gevoelen volkomen
konden vereenigon, hebben zij het bestuur
der bouw ver eeniging a omgeschreven de ver
huring van het bedoelde huis als kantoor
lokaal ten spoedigste, te doen eindigen.
Naar aanleiding van een desbetreffende
vraag hebben B. en W. nog eens nadrukke
lijk verzekerd dat het niet in hun bedoeling
ligt op een z.g. beroepsbrandweer aan te
sturen.
In alle afdeelingen werd de wensckelijk-
heïd betoogd om het systematisch woning-on
derzoek ook voor dit jaar uit te stellen. Ook
de langzame wijze waarop dit onderzoek
tot dusver plaats had lokt aanmerkingen
uit.
Het komt B. en W. niet gewenseht voor,
het systematisch woningonderzoek nog lan
ger te onderbreken, dan thans reeds ge-
scnied ishoe sneller do verschillende on
derdeden elkander opvolgen, des te meer
overzichtelijk worden de resultaten.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door de
administratieve ambtenaren van het Bouw
en Woningtoezicht met hulp van gemeente
werklieden. Dat eerstgenoemden thans
„minder te doen" hebben dan vroeger, kan
niet worden toegegeven.
De opmerking werd gomaakt dat de rei
niging dor straten \aak veel te wenschen
overliet, alsmede, d'at er bij het opnemen
van vuilnis in de wagens veelal op ergerlijke
wijze gemorst wordt.
Naar aanleiding van deze laatste opmer
king bracht een licl de vraag ter sprake of
hefc niöfc mogelijk zou zijn de burgerij bfj;
politieverordening te verplichten tot het
aanschaffen van gemeenelijke vuilnisemmers.
Deze opmerking is volgens B. en W. niet-
van overdrijving vrij te pleiten. Het perso
neel doet zijn best, doch is weinig talrijk. In
verhouding tot andere plaatsen is het aan
tal straatvegers alhier gering; zuinigheids
halve wordt dit aantal zeer geleidelijk, tel
ken jare met slechts één man, uitgebreid.
De model-vuilnisemmers voldoen voor
norinwl cjebruik zeer goed; toch zijn aan 't
verplichte gebruik dier emmers bezwaren
verbonden, waarvan men zich vooruit zeer
ernstig rekenschap cliënt te geven. Voor
eerst het financiëele bezwaar. Een groot
deel van cle bevolking is niet in staat zich
op eigen kosten van een emmer te voorzien.
Do gemeente zou dus, zooals trouwens nu
ook reeds gedeeltelijk geschiedt, op groote
schaal moeten bijspringen en blijvend toe
zicht moeten uitoefenen op de van harent
wege verstrekte emmers, hetgeen in de
praktijk tot moeilijkheden kan aanleiding
geven.
Bezuiniging op dezen post, wat door een
lid was gevraagd, schijnt niet wel mogelijk.
Hoewel gerekend moest worden op cle aan-
sffellii)|; van een nieuwen straatveger en op
eenige andere verhoogde uitgaven, is voor
1916 slechts 237 meer uitgetrokken dan
voor 1915.
I)e bestaande verbrandinigsinrickting is
ruim voldoende voor het verwerken der aan
gevoerde hoeveelheden vuil, zoodat uitbrei
ding of vernieuwing dezer inrichting in cle
eerste jaren zeker niet noodig zal zijn.
H. M. de Koningin-Moeder bracht gis
termiddag, vergezeld van hofdame freule
Yan de Poll, een bezoek aan het Diacones-
senhuis Bronovo, aan de Laan van Meer-
dervoort, te 's-Gravenhage.
De gewone aucliënte van den Minister
van Buitenlandsche Zaken zal Vrijdag 29
October a.s. niet plaats hebben.
De afd. Amsterdam van den Bond van
Vrije Liberalen heeft besloten den candi-
daat der S.-D. A.-tP. den heer J. van den
Tempel, in district 9 te steunen.
Het Civiel- en Bouwkundig Studenten
gezelschap „Practische Studie te Delft,
zal Vrijdag 29 dezer, onder leiding van
prof. W. K. Behrens en prof. J. Nelemans,
per stoomboot een excursie maken naar
den waterweg Gouda—Amsterdam, ter be
zichtiging van in uitvoering zijnde verbete
ringen aan het Aar-kanaal met bijbehooren-
de werken en van droogmakerijen langs en
bruggen over dien waterweg.
To Nieuwe Tonge is, ten gevolge van
een beroerte, op 84-jarigen leeftijd plotse
ling overleden cis. M. J. Wentink, predikant
der Necl.-Herv. Gem.
,.De Te].'' verneemt, dat. dr. J. van
Hettinga Tromp a!s voorzitter der Vereeni-
grag van Werkloosheidsfondsen, heeft be
dankt, wijl hjj het bestendigen van de nood-
regeling-Treub niet in het belang acht eener
goede ontwikkeling van het vraagstuk der
werkloosheidverzekering.
Men seint uit Rome aan „De Tel.":
Mr. Regout werd voor eenige weken met
een ernstige ongesteldheid in een ziekenhuis
alhier opgenomen. Hg lijdt aan bloedar
moede en ingewandsziekte. Er is echten
dagelijks verbetering in den toestand waan
to nemen. Gisteren bracht de kardinaal
staats-secretaris Gaspari hem een bezoek.
Men hoopt, dat hij over enkele weken ge
heel hersteld zal zijn.
„Het Centrum" vernam gistermorgen uit
Rome:
De toestand van mr. L. W. H. Regout is
zeèr ernstig. De gezant is voorzien van de
H,H. Sacramenten der stervenden. Zijn ge
neesheer, dr. Marchiafava, geelt weinig hoopj
op herstel.
De kardinaal-staatssecretaris bracht uit!
naam van den Paus den zieke een bezoek.
De gezant vertoeft in de kliniek op de Via'
Toscana.
Bij de herstemming voor een lid van
den gemeenteraad te Rotterdam, in district;
4 is gekozen de heer G. A. yan der Wildey
chr.-hist., met 4612 stemmen. De heer J.
Brautigam, S.-D. A.-P., kreeg 4145 stem
men.
Voor district I had de stemming voor;
een lid van den gemeenteraad van Haarlem!
plaats, ter voorziening in de vacature van
wijlen den heer Seignette (R.-K.). Uitge
bracht werden op' de heeren J. Joosten (S.-D.)
570 stemmen, dr. G. H. Ruenen (R.-K.) 928
stemmen en mr. A. E. van Saher (V.-D.)
186 stemmen, zoodat gekozen is dr. Kuenen.
De meerderheid van den Raad is hierdoor
rechts geworden.
Ingediend is de voordracht voor di
recteur van Publieke Werken te Utrecht,
B. en W. hebben alfabetisch op- de voor
dracht geplaatst de heeren: 1. p. Bakker
Schut, ingenieur gemeentewerken te 's-Gra
venhage; 2. jhr. A. H. Op ten Noort, direc
teur gemeentewerken te Enschede.
B. en W. van Voorburg advise eren,
naar aanleiding van het verzoek van cle afcl.
VoorburgLeidschenclam dor S. D. A. P.,
om van gemeentewege aan de ingezetenen
tegen normale prijzen brandstoffen, aarcl-
appolen en peulvruhton te verstrekken,-
om adressante te berichten, dat er voor
den Raad thans geen teamen bestaan tot'
ingrijpen en dat adr., v^il r,ij haar verlan
gen zien verwezenlijkt, zioh met haar ver
zoek tot den burgemeester zal moeten wen
den, opdat overeenkomstig cle bedoeling
der R regeering eerst een organisatie in hot
leven kan worden geroepen voor hefc rege
len van deze aangelegenhcëd
Roman naar liet Engelsch.
(Nadruk Verboden).
47)
Hi' was geen kwade kerel, die oude Gramm'
en het was voor mij een van de mysteries
van het huis daar, dat hjj het er zoo lang
heeft kunnen uithouden. Do eenige verkla
ring, die ik daarvoor kon vinden, was, dat
hjj een soort genegenheid voor den ouden
man koesterde, zooals een hond somtijds
gehecht i3 aan een baas, die hem slaat,
of een vrouw aan haar dronken man. Ik
houd het er voor. dat zija geduld op een
goeden dag was uitgeput en hij hem toen
uit den weg heeft geruimd. Zijn verdriet,
toen alles voorbij was, leek werkelijk op
recht. Niemand kon daaraan twijfelen. En
werkelijk, dat was oogenschijnlijk zoo echt,
dat ik pas in later jaren mij de toedracht
der zaak zoo heb voorgesteld. En ik houd
het er voor, dat, hoe grondiger de zaak
wordt onderzocht, des te meer er zal go-
vonden worden, dat voor mijn vermoeden
pleit. Nu de oude man dood is, zie ik er
minder bezwaar in, dat er naar dat ver
moeden te werk gegaan wordt, vooral als
de oude vrouw ook mocht gestorven zijn.
Zij was een helleveeg, maar haar man
was een goede vent. Ik mocht hem wel."
Een paar weken later schreef bij:
„Ik wandel hier door deze stad als een
geest in zjjn oude woonplaats. 'Alles is hier
zoo tijdelijk, zoozeer aan verandering on
derhevig, veel meer dan in New-York
dat iemands voetstappon heel spoedig uit-
gewischt zijn. Buiten liet kantoor herinnert
bijna niemand zich mijner. Het is een zon
derlinge gedachte, dat ik hier eerst zoo
gelukkig was en zoo vol hoop. Er was altijd
een soort hel in mijn hart, maar ik heb
die onderdrukt, zooals het vuur binnen in
de aarde door een tamelijk solide korst
wordt bedwongen. Gisteren, toen ik mij in
het Hipodromo bevond, heb ik een tijdlang,
voor de plek gestaan, waar ik Evie voor
het eerst zag. Die placht mij als een stuk
betooverde grond voor te komen, maar ik
heb nu een gevoel alsof ik daar een graf
steen zou moeten oprichten. Arme, kleino
Evie! Wat heb je in alles gelijk gehad. Het
was krankzinnig van mjj te denken, dat zij
ooit mijn Kruisberg zou kunnen beklimmen.
Mijn excuus is, dat ik piet vermoedde, dat
die zoo steil zou zijn. Ik hoopte zelfs, dat
zjj nooit zou weten, .dat er een Kruisberg
bestond. Haar briefjes verraden nog een
erbarmelijke onwetendheid omtrent den wa
ren staat van zaken.
Nu ik over grafsteenen spreek, moet je
weten, dat ik 'een dezer dagen naar de Re-
eoleta Cem'etery ben geweest, om naar. het
'graf van mijn ouden vriend monsieur Du-
rand te 'gaan krjken. Alles was keurig en
netjes iu orde. Het gaf mij een eigenaardig
gevoel van voldoening, dat het decorum,
waarvan hij zooveel hield, daar heerscht,
waar hij „slaapt". Ik ben nooit zijn geheim
te weten gekomen.
Iic betwijfel of ik voor October van hier
zal kunnen vertrekken,- maar als dat ge
beurt, zal alles gereed wezen."
Van deze en soortgelijke brieven- maakte
Miriam Conquest nauwgezet deelgenoot. De
loyaliteit, die zij hem in haar hart had be
loofd, bracht mee, dat zjj niets geheim
mocht houden, behalve wat voor altijd ge
heiligd en verzegeld was, als haar eigen
persoonlijke geschiedenis.
In haar verlangen, om haar leven
als een losgeld voor dat van Norrie Ford
te geven, wilde zij dat ztonder eenig voor
behoud en zonder morren doen, zonder
terug te zien en Zonder zelfs te wenschen,
dat er mogelijk een ander gebruik van
kon gemaakt worden. Al slaagde zij ook in
het laatste niet geheel, Zoo was zjj toch
tot het overige volkomen in staat, zoodat
Conquest, al liet hij zich ook misleiden,
niet van onnoozelheid kon beschuldigd wor
den. Bij al zjjn aanbevelingen, persoonlijke
en andere, was het niet te verwonderen, dat
een vrouw verliefd op hem werd, en als die
vrouw Miriam Strange bleek te zijn, kon
men slechts zeggen, da't liet onverwachte
was gebeurd, zooals dat dikwijls geschiedt.
Al kleedde hij zich, met het oog op Je
omstandigheden, beter dan ooit en gaf hjj
vaker kleine diners, terwijl het geluk de
scherpheid van zijn mooi profiel verzachtte,
had hjj toch weinig van een Malvolio.
Want wat hij met hem gemeen had, be
gon van hem af te vallen. Van lieverlede
begon hij in te zien, dat het pronken met
rechtsgeleerde kennis, met zrjn met zorg
gekozen dassen, met de prachtige inrich
ting van zjjn huis, met zijn paarden en auto
mobielen iets had van de gemaakte deftig
heid van den major domo in zijn kuitbroek.
De dag brak aan. waarop hjj begreep, dat
zijn poging, 0111 haar door vertoon te be
koren, was als wilde hij de genade ver
werven door het afdraaien vau een bid-
molen. Hjj moest een grooten stap doen
zoowel in gedachten als in gevoel om liefde,
huwelijk, vrouwenharten en alles, wat daar
mee verwant is, van een geheel ander ge
zichtspunt te bezien. Voorat "begon de liefde
in zijn oogen meer te worden dan de totale
som van goedkeuring, geschonken aan een
te verwerven voorwerp. Ofschoon hij er nog
geen nieuwe definitie van kon geven, be-,
greep hij, dat do oude niet langer aan zijn
behoeften voldeed. Dat deze vrouw, die hij
vruchteloos met geschenken had trachten
te verlokken en die hij nog altijd door zijn
daden hoopte te winnen, uit eigen bewe
ging tot hem kwam, bracht een groote
verandering bij hem teweeg. Hij had ge-
meend, dat, als hjj haar ooit do zjjno mocht
noemen, hetzij door aankoop, bij verovering
of door middel van iets anders, hij daarop
trotsch zou wezen; maar nooit had hij van
dit eigenaardig geluk gedroomd, dat hem
bijna nederig maakte.
De gedachte, dat er dingen waren, die
gegeven moeten worden en niet te koop
zrjn, gaf hem een nieuwen kijk op het leven,
evenals zijn eigen ik zich aan hem open
baarde, toen hjj schatten in zijn koel "hart
ontdekte, die nooit eer aan 't licht waren
gekomen. Die ontdekking werd bijna bij
toeval gemaakt. Hij stiet er op, zooals men-
sclien hebben gestooten op Koh-i-noors en
Cullinans, die in het zand lagen.
„Ik kwam u eigenlijk vertellen," zei h\j
tegen haar, toen zij weer eeus in het park
wandelden, „dat ik morgen op reis ga
naar het westen naar Omaha."
„Is dat plotseling opgekomen?"
„Nog al. Ik heb er de laatste dagen over
gedacht, dat het wel goed zou wezen, als
ik er heen ging. Amelia Graham is namelijk
gevonden."
Zij bleef plotseling in een verraste, vra-
genoo houding staan, doch liep dadelijk
weer door. Het v,as oen warme September-
avond, de schemering ging juist in de duis
ternis van den avond over. Zij hadden Wayne
op zijn geliefkoosd plekje achtergelaten en
keerden nu, na een eind in noordelijke rich
ting te zijn opgewandeld, weer terug, om
hem mee naar huis te nemen. Het werd'
zdonker, dat de wassende maan boven
de stad zichtbaar werd, terwiji een reeks
van verlichte ramen iu hooge gevels een
lqst boven de toppen der boomen vormden.
Het vreedzame, rustige pad, waarop zij lie
pen, scheen nog landelijker bij het geraas
en rumoer der straten, zooals een kamer
vcrliger en rustiger schijnt ols er buiten'
een storm woedt.
„Men heeft haar gevonden; zij woont
nier eer, paar nichten," vervolgde hij. ,Zif
schijnt sinds den dood van den ouden Gra
ham over de halve wereld rondgezworven,
te hebben is naar Duitschland terugge
gaan, van daar weer naar Amerika. - naatï
Denvernaar Chicago naar Milwaukee
de Hemel weet waar nog meer heen
en nu is dj in Omaha opgediept Zij schijnb
mij een onrustige geest. Het schijnt, dat zij
overal een menigte neven en nichten heeft
en daar zij tien duizend dollars, die de oude'
Chris Forel hun lieefb nagelaten
„"Wordt zij hierheen gebracht:"'
„Dat kan niet zij is bedlegerig, ver
lamd of zoo iets. Zij zal is haar eigen kuis
getuigenis moeten afleggen. Ik wil daarbij
wezen. Er zijn enkelo vragen, die noodza
kelijk moeten gedaan worden. Eigenlijk
ia het mijn zaak niet. maar ik -wil haar toE
do mijne maken. Ik ben er zoolang mee bö^
zig geweest, dat ik hefc zielkundig deel van
het heelo drama meen te kennen'
,,Ik kan u nooit genoeg danken voor al
uw belangstelling", zei ze n.n een oogenblikS
van stilte.
Hij lachte zijn kort, zenuwachtig lachje.
„Sa ik evenmin, dat jo mij in de gele-