N«. 17073 Zaterdag SS October. Tweede JEIlacL A°. 1915. Brieven van een Leidenaar. De Gemeentebegrooting 1916 in de Secties. Binnenland. FEUILLETON. De wilde Olijf. Dxxxxvi. Bï de behandeling van de gemeentebe- grooting in do afdeelingen, kan vam alles ter sprake komen. Met name, bjj de z.g. al gemeen© beschouwingen, is dat dikwijls het geval. De raadsleden storten er hun hart uit en in h un Memorie van Antwoord dienen B. en W. zoo noodig van repliek. Bij de openb. behandeling in den gemeenteraad, die daar op nog volgt, dient het sectieverslag met het antwoord van B. en W., tot leiddraad voor de debatten en voelen de heeren elkander nog eens nader aan den 'tand. Voor de ge meentenaren, die het gemeentelijk leven mee leven, ia het sectieverslag dan ook een aan trekkelijke lectuur en het „Leidsch Dag blad" geeft daarvan m.i. zeer terecht, in den regel een zeer uitvoerig uittreksel. Bijzonder intressant lijkt mij het dezen keer echter niet toe. Belangrijke strijdvragen op ge meentelijk gebied, zijn blijkbaar niet aan de orde geweest. Het vermoeden ligt voor de hand, dat de Godsvrede, die ook een tijd lang de Leidsche gemeentepolitiek heeft be- neerscht, in de secties nog heeft nagewerkt. .Vraagstukken van groot gemeentelijk belang, zijn nauwelijks aangeroerd. Men durft ze in dezen tijd, nu het met de gemeentefinanciën er niet" te best voor staat, vermoedelijk niet aan. Een tweetal punten hebben echter mijn bijzondere aandacht getrokken en deze wensch ik heet van de naald, vandaag eens in onderling verband te beschouwen. In een afdeeling werd gevraagd, hoe B. an W. denken over de toekomst van Lelden. Mijn blik dwaalde, na het lezen van deze vraag, onmiddellijk naar de kolom er naast, waar het antwoord van B. en W. stond. Dat antwoord kon zeer interessant zijn. Het zou mij en velen Leidenaars een mooi ding waard wezen, eens te weten, hoe de Burge meester en de vier vroedste mannen uit de Leidsche vroedschap over de toekomst van onze gemeente denken. Ik moet zeggen teleurgesteld te zjjn. B. en W. hebben de vraag handig ontweken en zijn slechts oppervlakkig ingegaan op 'de opmerking, in één adem er bj) gemaakt, dat ile indruk was ontstaan, dat het College van B. en W. meer bedacht is om de ge meente te beheeren dan te regeérén. Opi de daarna gedane vraag, welke politiek B. en W. denken te volgen, tot verhooginjr der welvaart en vermeerdering der industrie, ie evenmin geantwoord. Hoe interessant ook dit antwoord weer had kunnen zijn, grif geef ik toe, dat het niet gemakkelijk ware geweest En als B. en "W. eens hadden geantwoord met de. wedervraag: ,,hoe deukt gij, vragend raadslid, daarover?" wat zij alinog in de openbare raadszitting kunnen doen, dan ver moed ik, dat ook deze een positief antwoord schuldig zal moeten blijven. Inderdaad is er in de laatste 10 a 20 ja ren, heel wat in Leiden gedaan, al zal ieder een niet direct toegeven, dat al de genomen piaatregelen inderdaad tot verhooging der welvaart hebben bijgedragen. Wie denkt hier niet aan de nieuwe wijze vau vuilverwjjde- ring, waarvoor inderdaad het initiatief van B. en W. is uitgegaan, al had de Raad de voorstellen kunnen terugwijzen? Hier werd inderdaad geregeerd, maar ik vrees dat de toekomst zal leeren, dat de richting van het beleid, voor Leiden niet de juiste is geweest. Terecht hebben B. en W. de opmerking ge maakt, dat de vooruitgang van een plaats, voor een groot deel ook afhangt van de energie der bevolking. Hier is, zou ik als onpartijdig derde zeggen, wisselwerking. De bevolking heeft per slot van rekening, de regeering, welke ze verdient. En als èn regeerders B. en \Ven (ie Raad èn de Leidsche burgerij, voor zoover zjj invloed heeft op den gang der zaken, zich in dezen schuldig gevoelen, mee- nen niet genoeg gedaan, of niet goed gedaan te hebben, welnu laten ze zich voornemen op de bre3 to staan en uit te zien, wat er nog gedaan kan worden. En nu moet men niet zeggen, dat het er thans niet den tijd voor is. De geschiedenis van ons land en van onze eigen stad, leert het ons, dat juist in dagen van beproeving, vaak de kiem wordt gelegd tot uitbreiding der bronnen van bestaan en en daardoor tot vermeerdering der wel vaart. Aan de Regeering, ook aan de ge meente, de taak, de wegen daartoe te ope nen, de gelegenheden te verruimen, op de bevolking den plicht daarvan met kloeken durf gebruik te maken. En al3 ik en al de anderen, die aan den weg timmeren, ook iets tot de uitwerking van dit proces mo gen bijdragen, dan is net de middelen aan te geven, althans een vingerwijzing te doen in de richting, die tot de middelen kunnen leiden. Zoo kom ik tot het tweede punt; uit het sectieverslag, waarover ik nog een enkel woord wilde zeggen. Naar aanleiding van een vraag in de sec ties gedaan, doelen B. on W. mede, dat de plannen tot electrificatie der stoomtramlijn Den HaagLeiden, reedB' een vasten vorm hebben aangenomen en geleid tot voorloo- pigec besprekingen, waarop spoedig nadere voorstellen kunnen worden tegemoet gezien. De verlegde en electrisch gemaakte lijn, zou door de voormalige Koepoort langs de Doezastraat; de stad inkomen en volgens een nader te bepalen weg aansluiten op de' hoofdlijn in de Breestraat. De in deze ge meente te volgen route, is nog niet in on- derdeelen vastgesteld, zeggen B. en W. Op die route komt het echter vooral aan, en wij moeten het Raadslid, die de vraag te berde bracht, daarvoor dankbaar zijn. Het had anders allicht gebeurd, dat wij Btraks een uitgewerkt plan voor ons hadden gekre gen, dat zoodanig in elkaar zat, dat er nietn meer aan te veranderen viel. Hoe moet nu in het belang der slad ea haar ingezetenen, de route verder zijn? Daarover zou ik nu gaarne de discussie openen. Zelf heb ik er al een meening over, die ik echter ditmaal nog voor mij houd. Ik noodig nu mijn stadgenooten, wien het wel en wee onzer gemeente ter harte gaat, uit, deze week hun weuschen, opmerkingen en raadgevingen, eens te berde te brengen. Dan hoop ik de volgende week daarover mijn oordeel te geven en te zeggen, hoe ik het mij heb gedacht. Zoo helpen wij' B. en W. in hun werk, verlichten hun de taak en voldoen wij aan het verlangen door hen in het sectieverslag uitgesproken, n.l. dat de gemeentenaren zelf ook energie toonen, energie, die zich ook op deze wijze kan uitspreken. III. Behoorde, hetgeen we tot -dusver mede deelden tot -de -algemeene beschouwingen, we komen thans tot de vragen en opmer kingen bij de verschillende posten op de begrootinig gemaakt, met do daarop cloor B. en W. gegeven antwoorden. Een dïer leden vroeg hoe het kwam, dat hij miste op -de lijst: „Huur van huizen en aDdere gebouwen" het gebouw, waarin do Rijks werkinrichting voor vrouwen is ge vestigd. B. en W. antwoorden, dat liet voormali ge Pesthuis van 1802—1822 aan het Rijk verhuurd werd als militair hospitaal tegen betaling van ƒ1000 'e jaars. In 1822 werd het gebouw zonder betaling van huur aan liet Rijk ten gebruik© afgestaan voor een oorrectioneele gevangenis. Omtrent de rechten, die de gemeente thans op het gebouw kan doen gelden, zal een onderzoek worden ingesteld. Door een lid wordt de vraag gesteld of 't, ten einde de gemeentelijke inkomsten een weinig te vermeerderen, niet mogelijk zou zijn meer leges te heffen, bijv. voor de af gifte van bewijzen van goed gedrag en der gelijke. Het antwoord luidt: Een voorstel tot wij-zogiog van de veror dening, regelende de heffing van leges en espeditdegelden is reeds eenigen tijd in voorbereiding. Do wenschelijkhedd werd te kennen ge geven, dat de Blauwpo ortsbrug, in 't bij zonder met 't oog op de in de richting van liet Station rijdende tram, meer oordeel kundig wordt geopend. Van een niet oordeelkundig openen van deze brug ia B. en W. niets bekend. Aan de brugwachters is de opdracht gegeven, de brug niet te openen, indien een tram in het zicht is en het komt hen voor, dat het met het oog op het dikwijls zeer onregelmatig loop en van de trammen, moeilijk is oen an dere regeling te treffen. De vraag werd gesteld, op welken gas- prijs de winst der gasfabriek is geraamd. Zooals in de begrooting van de gasfabriek te lezen is zijn voor de gemeente zelf de volgende gasprijzen aangenomen. 7i cent voor gewoon en 8 cent voor muntgas per kub. M. Ten opzichte van de buitengemeen ten is eveneens aangenomen, dat de gasprij zen die voor 1 Sept. golden met li cent zou worden verhoogd. Het bij deze gasprijzen geraamde batig saldo wordt alleen dan verkregen, wanneer de gemiddelde prijs der gaskolen niet meer dan ƒ15.50 per 1000 K.G-. bedraagt. Indien de oorlog in Maart niet geëindigd is, zul len de nieuwe contracten zeker niet tegen lageren prijs kunnen worden afgesloten. De leans is zelfs groot, dat de prijzen bo ven bet aangenomen bedrag van 15.50 zul len stijgen. Iedere stijging van den prijs met ƒ1 per 1000 E.G. zal het batig saldo met ongeveer ƒ30.000 doen dalen. Ook werd de vraag gedaan of het ver gunningsrecht niet meer kan opbrengen. Men meende, dat in sommige andere ge meenten uit dezen post naar evenredigheid moer wordt ontvangen. B. en W. zeggen, dat hier het bij de drankwet toegestane maximum wordt geheven. Plaatselijke om standigheden geven echter wellicht aanlei ding tot schattingen, die tengevolge heb ben, dat het vergunningsrecht minder op brengt dan elders. De vraag werd ook gedaan of het vesti gen van een kantoor van den Leidsohen Be- stuurdersbond en een Bureau voor Ar beidsrecht in een perceel als woning ge bouwd met steun van de gemeente dus van alle belastingbetalers zonder onder scheid vain richting was overeenkomstig de bedoeling der Woningwet en va.n het betrekkelijk raadsbesluit. Het lid dat de vraag stelde, betwijfelde dit. B. en W. antwoorden dat zij reeds 3 Aug. j.l. liet College van Bijstand, bedoeld bij art. 35 der Woningwet, in kennis hebben gesteld met het feit, dat een der door de bo uwvereendging „De Eendracht" met Rijksvoorschot, onder garantie van de ge meente, gebouwde huizen niet als woning, doch uitsluitend als kantoorlokaal was ver huurd, met verzoek ons te willen mededee- len, of zulks naar zijn oordeel wel. geoor loofd wa3 met het oog op de bepalingen der woningwet, en de voorwaarden, waaronder het voorschot is verleend. Eerst dezer dagen ontvingen zij het be richt, dat het. aan het College van Bijstand voorkwam, dat met een dergelijke verhu ring geen genoegen kon worden genomen, als zijnde in strijd met het bij de verleening van het voorschot beoogde doel, de verbe tering van de volkshuisvesting. Aangezien B. en W. zich met dit gevoelen volkomen konden vereenigon, hebben zij het bestuur der bouw ver eeniging a omgeschreven de ver huring van het bedoelde huis als kantoor lokaal ten spoedigste, te doen eindigen. Naar aanleiding van een desbetreffende vraag hebben B. en W. nog eens nadrukke lijk verzekerd dat het niet in hun bedoeling ligt op een z.g. beroepsbrandweer aan te sturen. In alle afdeelingen werd de wensckelijk- heïd betoogd om het systematisch woning-on derzoek ook voor dit jaar uit te stellen. Ook de langzame wijze waarop dit onderzoek tot dusver plaats had lokt aanmerkingen uit. Het komt B. en W. niet gewenseht voor, het systematisch woningonderzoek nog lan ger te onderbreken, dan thans reeds ge- scnied ishoe sneller do verschillende on derdeden elkander opvolgen, des te meer overzichtelijk worden de resultaten. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de administratieve ambtenaren van het Bouw en Woningtoezicht met hulp van gemeente werklieden. Dat eerstgenoemden thans „minder te doen" hebben dan vroeger, kan niet worden toegegeven. De opmerking werd gomaakt dat de rei niging dor straten \aak veel te wenschen overliet, alsmede, d'at er bij het opnemen van vuilnis in de wagens veelal op ergerlijke wijze gemorst wordt. Naar aanleiding van deze laatste opmer king bracht een licl de vraag ter sprake of hefc niöfc mogelijk zou zijn de burgerij bfj; politieverordening te verplichten tot het aanschaffen van gemeenelijke vuilnisemmers. Deze opmerking is volgens B. en W. niet- van overdrijving vrij te pleiten. Het perso neel doet zijn best, doch is weinig talrijk. In verhouding tot andere plaatsen is het aan tal straatvegers alhier gering; zuinigheids halve wordt dit aantal zeer geleidelijk, tel ken jare met slechts één man, uitgebreid. De model-vuilnisemmers voldoen voor norinwl cjebruik zeer goed; toch zijn aan 't verplichte gebruik dier emmers bezwaren verbonden, waarvan men zich vooruit zeer ernstig rekenschap cliënt te geven. Voor eerst het financiëele bezwaar. Een groot deel van cle bevolking is niet in staat zich op eigen kosten van een emmer te voorzien. Do gemeente zou dus, zooals trouwens nu ook reeds gedeeltelijk geschiedt, op groote schaal moeten bijspringen en blijvend toe zicht moeten uitoefenen op de van harent wege verstrekte emmers, hetgeen in de praktijk tot moeilijkheden kan aanleiding geven. Bezuiniging op dezen post, wat door een lid was gevraagd, schijnt niet wel mogelijk. Hoewel gerekend moest worden op cle aan- sffellii)|; van een nieuwen straatveger en op eenige andere verhoogde uitgaven, is voor 1916 slechts 237 meer uitgetrokken dan voor 1915. I)e bestaande verbrandinigsinrickting is ruim voldoende voor het verwerken der aan gevoerde hoeveelheden vuil, zoodat uitbrei ding of vernieuwing dezer inrichting in cle eerste jaren zeker niet noodig zal zijn. H. M. de Koningin-Moeder bracht gis termiddag, vergezeld van hofdame freule Yan de Poll, een bezoek aan het Diacones- senhuis Bronovo, aan de Laan van Meer- dervoort, te 's-Gravenhage. De gewone aucliënte van den Minister van Buitenlandsche Zaken zal Vrijdag 29 October a.s. niet plaats hebben. De afd. Amsterdam van den Bond van Vrije Liberalen heeft besloten den candi- daat der S.-D. A.-tP. den heer J. van den Tempel, in district 9 te steunen. Het Civiel- en Bouwkundig Studenten gezelschap „Practische Studie te Delft, zal Vrijdag 29 dezer, onder leiding van prof. W. K. Behrens en prof. J. Nelemans, per stoomboot een excursie maken naar den waterweg Gouda—Amsterdam, ter be zichtiging van in uitvoering zijnde verbete ringen aan het Aar-kanaal met bijbehooren- de werken en van droogmakerijen langs en bruggen over dien waterweg. To Nieuwe Tonge is, ten gevolge van een beroerte, op 84-jarigen leeftijd plotse ling overleden cis. M. J. Wentink, predikant der Necl.-Herv. Gem. ,.De Te].'' verneemt, dat. dr. J. van Hettinga Tromp a!s voorzitter der Vereeni- grag van Werkloosheidsfondsen, heeft be dankt, wijl hjj het bestendigen van de nood- regeling-Treub niet in het belang acht eener goede ontwikkeling van het vraagstuk der werkloosheidverzekering. Men seint uit Rome aan „De Tel.": Mr. Regout werd voor eenige weken met een ernstige ongesteldheid in een ziekenhuis alhier opgenomen. Hg lijdt aan bloedar moede en ingewandsziekte. Er is echten dagelijks verbetering in den toestand waan to nemen. Gisteren bracht de kardinaal staats-secretaris Gaspari hem een bezoek. Men hoopt, dat hij over enkele weken ge heel hersteld zal zijn. „Het Centrum" vernam gistermorgen uit Rome: De toestand van mr. L. W. H. Regout is zeèr ernstig. De gezant is voorzien van de H,H. Sacramenten der stervenden. Zijn ge neesheer, dr. Marchiafava, geelt weinig hoopj op herstel. De kardinaal-staatssecretaris bracht uit! naam van den Paus den zieke een bezoek. De gezant vertoeft in de kliniek op de Via' Toscana. Bij de herstemming voor een lid van den gemeenteraad te Rotterdam, in district; 4 is gekozen de heer G. A. yan der Wildey chr.-hist., met 4612 stemmen. De heer J. Brautigam, S.-D. A.-P., kreeg 4145 stem men. Voor district I had de stemming voor; een lid van den gemeenteraad van Haarlem! plaats, ter voorziening in de vacature van wijlen den heer Seignette (R.-K.). Uitge bracht werden op' de heeren J. Joosten (S.-D.) 570 stemmen, dr. G. H. Ruenen (R.-K.) 928 stemmen en mr. A. E. van Saher (V.-D.) 186 stemmen, zoodat gekozen is dr. Kuenen. De meerderheid van den Raad is hierdoor rechts geworden. Ingediend is de voordracht voor di recteur van Publieke Werken te Utrecht, B. en W. hebben alfabetisch op- de voor dracht geplaatst de heeren: 1. p. Bakker Schut, ingenieur gemeentewerken te 's-Gra venhage; 2. jhr. A. H. Op ten Noort, direc teur gemeentewerken te Enschede. B. en W. van Voorburg advise eren, naar aanleiding van het verzoek van cle afcl. VoorburgLeidschenclam dor S. D. A. P., om van gemeentewege aan de ingezetenen tegen normale prijzen brandstoffen, aarcl- appolen en peulvruhton te verstrekken,- om adressante te berichten, dat er voor den Raad thans geen teamen bestaan tot' ingrijpen en dat adr., v^il r,ij haar verlan gen zien verwezenlijkt, zioh met haar ver zoek tot den burgemeester zal moeten wen den, opdat overeenkomstig cle bedoeling der R regeering eerst een organisatie in hot leven kan worden geroepen voor hefc rege len van deze aangelegenhcëd Roman naar liet Engelsch. (Nadruk Verboden). 47) Hi' was geen kwade kerel, die oude Gramm' en het was voor mij een van de mysteries van het huis daar, dat hjj het er zoo lang heeft kunnen uithouden. Do eenige verkla ring, die ik daarvoor kon vinden, was, dat hjj een soort genegenheid voor den ouden man koesterde, zooals een hond somtijds gehecht i3 aan een baas, die hem slaat, of een vrouw aan haar dronken man. Ik houd het er voor. dat zija geduld op een goeden dag was uitgeput en hij hem toen uit den weg heeft geruimd. Zijn verdriet, toen alles voorbij was, leek werkelijk op recht. Niemand kon daaraan twijfelen. En werkelijk, dat was oogenschijnlijk zoo echt, dat ik pas in later jaren mij de toedracht der zaak zoo heb voorgesteld. En ik houd het er voor, dat, hoe grondiger de zaak wordt onderzocht, des te meer er zal go- vonden worden, dat voor mijn vermoeden pleit. Nu de oude man dood is, zie ik er minder bezwaar in, dat er naar dat ver moeden te werk gegaan wordt, vooral als de oude vrouw ook mocht gestorven zijn. Zij was een helleveeg, maar haar man was een goede vent. Ik mocht hem wel." Een paar weken later schreef bij: „Ik wandel hier door deze stad als een geest in zjjn oude woonplaats. 'Alles is hier zoo tijdelijk, zoozeer aan verandering on derhevig, veel meer dan in New-York dat iemands voetstappon heel spoedig uit- gewischt zijn. Buiten liet kantoor herinnert bijna niemand zich mijner. Het is een zon derlinge gedachte, dat ik hier eerst zoo gelukkig was en zoo vol hoop. Er was altijd een soort hel in mijn hart, maar ik heb die onderdrukt, zooals het vuur binnen in de aarde door een tamelijk solide korst wordt bedwongen. Gisteren, toen ik mij in het Hipodromo bevond, heb ik een tijdlang, voor de plek gestaan, waar ik Evie voor het eerst zag. Die placht mij als een stuk betooverde grond voor te komen, maar ik heb nu een gevoel alsof ik daar een graf steen zou moeten oprichten. Arme, kleino Evie! Wat heb je in alles gelijk gehad. Het was krankzinnig van mjj te denken, dat zij ooit mijn Kruisberg zou kunnen beklimmen. Mijn excuus is, dat ik piet vermoedde, dat die zoo steil zou zijn. Ik hoopte zelfs, dat zjj nooit zou weten, .dat er een Kruisberg bestond. Haar briefjes verraden nog een erbarmelijke onwetendheid omtrent den wa ren staat van zaken. Nu ik over grafsteenen spreek, moet je weten, dat ik 'een dezer dagen naar de Re- eoleta Cem'etery ben geweest, om naar. het 'graf van mijn ouden vriend monsieur Du- rand te 'gaan krjken. Alles was keurig en netjes iu orde. Het gaf mij een eigenaardig gevoel van voldoening, dat het decorum, waarvan hij zooveel hield, daar heerscht, waar hij „slaapt". Ik ben nooit zijn geheim te weten gekomen. Iic betwijfel of ik voor October van hier zal kunnen vertrekken,- maar als dat ge beurt, zal alles gereed wezen." Van deze en soortgelijke brieven- maakte Miriam Conquest nauwgezet deelgenoot. De loyaliteit, die zij hem in haar hart had be loofd, bracht mee, dat zjj niets geheim mocht houden, behalve wat voor altijd ge heiligd en verzegeld was, als haar eigen persoonlijke geschiedenis. In haar verlangen, om haar leven als een losgeld voor dat van Norrie Ford te geven, wilde zij dat ztonder eenig voor behoud en zonder morren doen, zonder terug te zien en Zonder zelfs te wenschen, dat er mogelijk een ander gebruik van kon gemaakt worden. Al slaagde zij ook in het laatste niet geheel, Zoo was zjj toch tot het overige volkomen in staat, zoodat Conquest, al liet hij zich ook misleiden, niet van onnoozelheid kon beschuldigd wor den. Bij al zjjn aanbevelingen, persoonlijke en andere, was het niet te verwonderen, dat een vrouw verliefd op hem werd, en als die vrouw Miriam Strange bleek te zijn, kon men slechts zeggen, da't liet onverwachte was gebeurd, zooals dat dikwijls geschiedt. Al kleedde hij zich, met het oog op Je omstandigheden, beter dan ooit en gaf hjj vaker kleine diners, terwijl het geluk de scherpheid van zijn mooi profiel verzachtte, had hjj toch weinig van een Malvolio. Want wat hij met hem gemeen had, be gon van hem af te vallen. Van lieverlede begon hij in te zien, dat het pronken met rechtsgeleerde kennis, met zrjn met zorg gekozen dassen, met de prachtige inrich ting van zjjn huis, met zijn paarden en auto mobielen iets had van de gemaakte deftig heid van den major domo in zijn kuitbroek. De dag brak aan. waarop hjj begreep, dat zijn poging, 0111 haar door vertoon te be koren, was als wilde hij de genade ver werven door het afdraaien vau een bid- molen. Hjj moest een grooten stap doen zoowel in gedachten als in gevoel om liefde, huwelijk, vrouwenharten en alles, wat daar mee verwant is, van een geheel ander ge zichtspunt te bezien. Voorat "begon de liefde in zijn oogen meer te worden dan de totale som van goedkeuring, geschonken aan een te verwerven voorwerp. Ofschoon hij er nog geen nieuwe definitie van kon geven, be-, greep hij, dat do oude niet langer aan zijn behoeften voldeed. Dat deze vrouw, die hij vruchteloos met geschenken had trachten te verlokken en die hij nog altijd door zijn daden hoopte te winnen, uit eigen bewe ging tot hem kwam, bracht een groote verandering bij hem teweeg. Hij had ge- meend, dat, als hjj haar ooit do zjjno mocht noemen, hetzij door aankoop, bij verovering of door middel van iets anders, hij daarop trotsch zou wezen; maar nooit had hij van dit eigenaardig geluk gedroomd, dat hem bijna nederig maakte. De gedachte, dat er dingen waren, die gegeven moeten worden en niet te koop zrjn, gaf hem een nieuwen kijk op het leven, evenals zijn eigen ik zich aan hem open baarde, toen hjj schatten in zijn koel "hart ontdekte, die nooit eer aan 't licht waren gekomen. Die ontdekking werd bijna bij toeval gemaakt. Hij stiet er op, zooals men- sclien hebben gestooten op Koh-i-noors en Cullinans, die in het zand lagen. „Ik kwam u eigenlijk vertellen," zei h\j tegen haar, toen zij weer eeus in het park wandelden, „dat ik morgen op reis ga naar het westen naar Omaha." „Is dat plotseling opgekomen?" „Nog al. Ik heb er de laatste dagen over gedacht, dat het wel goed zou wezen, als ik er heen ging. Amelia Graham is namelijk gevonden." Zij bleef plotseling in een verraste, vra- genoo houding staan, doch liep dadelijk weer door. Het v,as oen warme September- avond, de schemering ging juist in de duis ternis van den avond over. Zij hadden Wayne op zijn geliefkoosd plekje achtergelaten en keerden nu, na een eind in noordelijke rich ting te zijn opgewandeld, weer terug, om hem mee naar huis te nemen. Het werd' zdonker, dat de wassende maan boven de stad zichtbaar werd, terwiji een reeks van verlichte ramen iu hooge gevels een lqst boven de toppen der boomen vormden. Het vreedzame, rustige pad, waarop zij lie pen, scheen nog landelijker bij het geraas en rumoer der straten, zooals een kamer vcrliger en rustiger schijnt ols er buiten' een storm woedt. „Men heeft haar gevonden; zij woont nier eer, paar nichten," vervolgde hij. ,Zif schijnt sinds den dood van den ouden Gra ham over de halve wereld rondgezworven, te hebben is naar Duitschland terugge gaan, van daar weer naar Amerika. - naatï Denvernaar Chicago naar Milwaukee de Hemel weet waar nog meer heen en nu is dj in Omaha opgediept Zij schijnb mij een onrustige geest. Het schijnt, dat zij overal een menigte neven en nichten heeft en daar zij tien duizend dollars, die de oude' Chris Forel hun lieefb nagelaten „"Wordt zij hierheen gebracht:"' „Dat kan niet zij is bedlegerig, ver lamd of zoo iets. Zij zal is haar eigen kuis getuigenis moeten afleggen. Ik wil daarbij wezen. Er zijn enkelo vragen, die noodza kelijk moeten gedaan worden. Eigenlijk ia het mijn zaak niet. maar ik -wil haar toE do mijne maken. Ik ben er zoolang mee bö^ zig geweest, dat ik hefc zielkundig deel van het heelo drama meen te kennen' ,,Ik kan u nooit genoeg danken voor al uw belangstelling", zei ze n.n een oogenblikS van stilte. Hij lachte zijn kort, zenuwachtig lachje. „Sa ik evenmin, dat jo mij in de gele-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 9