No. 17049 Elerste jBlacI. ft?, 1915. Persoverzicht. Be begroeting van den Minister van Oorlog. Ingezonden. Rechtzaken. Zaterdag 35 September» LEIDSCH M&BLAD Onder het opschrift: Over één karn ^.cher.en, bespreekt „HET. HUISGEZIN" het rapport der vrijzinnig-democraten over het dekken der oorlog snit gaven. Het blad schrijft o.a.; i Het is de fout en de groote fout vah het yrijzinnig-democra tische rapport, dat het met (de ge/urnen volstrekt geen rekening houdt jen vrijgezel en talrijk gezin over één kam Beheert Een fout, welke ons belastingstelsel ten Öeele nog aankleeft, ten deele niet te ver snijden is, maar in het vervolg bij directe heffingen niet bestendigd mag worden. Men is natuurlijk van allen last en van tallen omslag af, als men eenvoudig de cijfers neemt en den belangrijken factor van het gezin gewoonweg verwaarloost. Maar een dergelijke belastingwetgeving kan niet langer worden gedoogd. Wanneer, in de werkelijkheid, in het eene geval f1000 een grootere draagkracht ver tegenwoordigt dan in )iet andere geval 12000, dan is men niet verantwoord met de f2000 te treffen en de f1000 vrij te laten, alleen omdat 2000 meer is dan 1000. Eenvoud is b\j belastingwetgeving een mooi en een wenschenswaard ding, maar hooger dan eenvoud staat de rechtvaardig heid. En tegen de rechtvaardigheid strijdt het, Bil en over één kam te scheren op den grondslag van het doode cijfer alléén. Dalende tot op f1500 zet „DE STANDAARD" boven het volgende: De voorstanders van de heffing willen iook thans hun ouden voorslag doorzetten, en een voorstel bij de Sla ten-Generaal indie nen, om de gevolgen van de extra-leening .voor oorlogskosten zoo spoedig mcSgelijk de wereld uit te helpen, door het kapitaal on middellijk te treffen. De kenners van onze financiën zijn zeer benieuwd hoe dit zal afloopen, en of men slagen zal. Het doet zoo vreemd aan, dat men hier te lande persisteert bij een plan, dat nergens leiders ingang voiitl. Acht Mogendheden (Japan medegerekend) .zijn nu in oorlog, en staan voor militaire uitgaven, die verre te beven gaan wat men iveimoed had. De kosten zijn zoo ongemeen 'hoog: lo. door den langen duur van dezen oorlog; 2o. door het groot aantal troepen, flat men opriep, en 3o. door de schier niet te betalen kosten van geschut en ammunitie. Alles zint en peinst or derhalve op, om maar ai stouter bedragen aan geld opeen te boopen. Thans is bet zelfs reeds zoo ver ge komen, dat er onder de acht twee zijn, die zelfs het niet meer kunnen halen, en van En geland steun erlangden. Ja zelfs hoort men nu reeds, hoe Engeland zelf en Frankrijk miefc Rusland te New-York met den bedelzak bp de Amerikanen aankloppen, om in Ame rika een leening te sluiten tot delging van de kosten der kanonnen on ammunitie die Amerika aan deze Mogendheden geleverd heeft. Wel een blijk al zoo, dat men zélfs in Engeland aan zijn laatste potje toe is. Iets wat ook hieruit blijkt, dat het lanS, dat zijn tijd heeft gehad, waarin het voor zijn Con sols slechts 2 pCt. betaalde, nu reeds 5 pCt. biedt. Indien heffing sterke aanbeveling verdien de, zou men alzoo meenen, dat ten minste Engeland 't eerst tot dit redmiddel zou zrjn overgegaan. Toch is men in Engeland hiertoe niet Overgegaan. Ook in Engeland heft men niet, men leent. En zoo doen alle Mogend heden. Waarom, zoo vraagt men zich onwille keurig af, moet Nederland dan hierop een exceptie maken, en alleen onder allen tot Oen heffing overgaan? Dit ware nog te verstaan, zoo er sprake van was, de heffing, die men voornam, al leen op de eigenlijke kapitalisten toe- te passen. Dan had het plan ten minste nog zin. Doel er van zou dan zijn, de ruim met geld bedeelden te laten opdokken en de piinder bedeelden te sparen. Het feit ligt er nu eenmaal toe, dat er kapitalisten zijn, die zelfs In den oorlog niet weten hoe ze hun nieuw aangeworven kapitaal deugdelijk beleggen zullen. Deze rijkaards behoeft ge niet te sparen, te minder, zoo ge tobbers op financieel ge bied er mee ontlast. Thans echter verstaat men er al minder yah. De heeren willen nu, let wel, kapitaal la ten storten zelfs door den stillen kleinen bur ger, die geen cent kapitaal heeft, en die het Üan van zijn gewone inkomen zal moeten afzonderen. Bedoelden ze nu nog enkel lieden met leen inkomen van zeg een f5000, zoo liet hef zich nog hoor en. Maar nu daalt men reeds af tot kleine lieden met f1500 's jaars, die nauwelijks weten hoe ze met hun kinderen den mond openhouden en de kleeding bijpassen. En zulke schamele loontrekkers zullen dan kapitaal 'moeten storten! D Tempora, o mores! Oor deelt 4e heffing niet reeus hierdoor ©cTiielve? In „DE V RIJZINNIG-D EMO GRAAT' schrijft dr. D. Bos over Mobilisatie- vragen: Na het einde der Kamer-vacantie zal zich onvermijdelijk met kracht do vraag naar voren dringen, of een regeling, waarbij al hetgeen wij als beschikbare troepen op de been kunnen brengen, ook werkelijk op de been blijft, noodzakelijk is. V\aoi domobiUsahie kan natuurlijk geea sprake zijn, ma-ar moet het zoo blijven, dat duizenden hun zaken moeten zien verloo pen, tal van jongelieden geen verlof kun nen krijgen van zoodanigen duur, dat zij hun studie kunnen voortzetten? Men schatte de gevolgen niet gering. Het loopt er op uit, dat ons land na de demobilisatie hard zal zijn achteruitgegaan in volkskracht. Juist de jonge mannen, die nu onder de wapens zijn, zullen ons economisch leven dan moe ten versterken. Duizenden zullen echter hun loopbaan missen, waarvoor zij geschiktheid hadden getoond. Kan dat niet anders? Wie heeft gezien hoe zelfs in oen oorlog voerend land als Duitochland, nog met eco nomische, onderwijs- en andere belangen ter dege wordt rekening gehouden, laat zich niet met een beroep op moeilijkheden gemak kelijk uit het veld slaan. Vooral, omdat daarbij de vraag zal moeten worden behan deld of betere regelingen niet zijn in het be lang van de weermacht, wier kracht van haar goeden geest in hooge mate afhanke lijk is. Thans ergeren vaak bepalingen van stui- veflizuinigheid in het leger, zoolang niet bo ven allen twijfel staat of millioenen kon den worden bespaard door vermindering van het elüfctief. Daarover moet na de va cantie- licht schijnen. Wie ziet hoe geluk kig meer en meer de vrees, ook in het bui tenland, wijkt, om dingen, clie andere re- geeringon toch al lang weten, in de parle menten te behandelen, zal begrijpen, dat men dien weg ook hier zal moeten inslaan. „HET VOLK" zegt: Er dringt zich wederom met versterkte kracht de vraag op, of het ook uit finan cieel opzicht aangaat, om do volledige mobilisatie van ons leger op den duur in stand te houden. Wij hebben eenige pers stemmen weergegeven, waaruit ongerust heid spreekt -over de slagvaardigheid der troepen, die steeds langer in ontzenuwende ledigheid van huis lén haard verwijderd ge houden worden. Uit de beschouwingen, tl ie de dagbladen pover de troonrede gepubli ceerd hebben, is verder gebleken, dat me nigeen uit het feit, dat de Regeering met de verklaring, dat, „zp.olang de buitenge wone omstandigheden zich niet ten onzen nadeelen wijzigen, de gewone wetgevende arbeid weder kan w.orden ter hand geno men", het „bestand" beëindigt, afleidt, dat het oorlogsgevaar dan ook niet meer zoo dreigend is, dat de geheelo legermacht on afgebroken op de been gehouden zou moeten wtorden. Daar komt nu nog de financieele overweging als zoer gewichtig element bij. Uit het overzicht van 1914 blijkt, dat van de ruim 99V2 miljoen gulden, die in dat jaar aan uitgaven in verband met de loor- logscrisis gedaan zijn, niet minder dan 86 millioen of meer dan 85 pCt., rechtstreeks verband houden met de mobilisatie; „crisis uitgaven voor de landmacht" worden ze genoemd. Daaruit volgt, dat van de ruim 300 mil lioen gulden, die de oorlog tot het einde van het loop en de jaar aan de schatkist zal bezorgd hebben, waarschijnlijk meer dan 25U millioen zuivere mobilisatie-uitgaven zijn Het staat wel vast, 'dat zulk een geweldig bedrag, dat, op welke wijze dan ,ook ge dekt, in do toekomst -hog jaren lang zijn zwarte schaduw op ,onze gansche staatshuis houding zal werpen 'en oen hinderpaal v.oor tal van meer dan o,oit noodig wordende hervormingen zal zijn, niet maar steeds voortgezet en opgedreven mag worden, ten zij het volstrekt zeker is, dat elke vermin dering een roekeloos oproepen van nog erger gevaren zou beteekenen. De overtuiging, dat dit ztoo is, leeft thans niet in het volk. Integendeel, zooals ook blijkt uit de uitingen van bladen van zeer verschalende richting, die wij weergaven, heerscht er een algemeen gevoelen, dat zonder eenig gevaar, ja zelfs met voordeel, oen belangrijk deel der weermacht naar hu's gezonden zou kunnen worden, gereed natuurlijk om op het eerste sein hun plaat sen weer in te nemen. Do ontzettende financieele lasten, waar mee de mobilisatie het land bezwaart, maken de zeer e-rnrtige overdenking van dit vraag stuk nog te meer noodzakelijk. In een driester Mobilisatie vraag stuk zegt „HET CENTRUM": Het Mobilisatie-vraagstuk begint steeds meer de aandacht- to trekken in de pers, en pogingen, om daarvoor een redelijke oplossing te vinden, waarbij 's lands kracht naar binnen en naar buiten verzekerd wordt, zullen niet kunnen uitblijven. „Inderdaad ligt hier een der gewichtigste j vraagstukken van de naaste toekomst/" zoo schrijft „HET NIEUWS VAN DEN DAG", dat, evenals wjj reeds deden, met belangstel ling kennis nam van hetgeen in de laatste dagen door prof. Van Hamel in „DE AM STERDAMMER" en dr. Bo^. in „DE VRIJ ZINNIG-DEMOCRAAT" werd geschreven. Bij de beschouwingen van laatstgenoem de sioot zich ook feeds het „HANDELS BLAD" aam Men kan inderdaad de oogen niet sluiten voor een kwestie als deze. Zij grijpt daarvoor te diep in het volks leven en houdt ook te nauw verband met 'de kracht* die wij als Natie kunnen ont wikkelen. Het laat zich dus aanzien, dat ook de Volksvertegenwoordiging zich daarmee zal hebben in te laten. Het geldt hier een materie, die zeer zeker geen onderwerp mag worden van agitatie. Maar eveneens is daarbij de eenzijdig heid te vermijden, welke van een te sub jectieve opvatting of voorlichting het ge volg San zijn. Ons volk is ongetwijfeld bereid tot het brengen van offers, zelfs van zware en langdurige offers, maar de grenzen daar van worden bepaald door betgeen noodig en nuttig is. De steeds klemmender vraag is nu, of do noodzakelijkheid eischt, dat de mobili satie op den bestaanden voet moet worden gehandhaafd De minister van oorlog vangt de Memo rie van Toelichting tot zijn begrooting aan, met een inleiding waarin hij opmerkt, dat ook ditmaal de begroeiing onder zeer onge wone omstandigheden moest werden opge maakt, n.l. in de algeheele onzekerheid of gedurende het jaar, waarover de begrcoling loopt, het leger al dan niet weder op den vredesvoet zal kunnen worden teruggebracht. In die omstandigheleu meende de minister, niet beter te kunnen doen dan op het voet spoor van hetgeen voor 1915 is geschied, de begrooting samen te stelien, alsof dit op 1 Jamuari 1916 werkelijk het geval zal zijn. Men zou dus zegt de minister de begroo-ing voor 1916 een gewone „vredesbe- grooting" kunnen noemen. Evenwel doet ook in dien gedachtengang de mobilisatie van het leger haar invloed gelden en wel in dien zin, dat daaruit verschillende vermin deringen van de begrooting voortvloeien. Die verminderingen z;jn het^gevolg daarvan, dat do lange tijdsruimte, gedurende welke het leger op oorlogsvoeb is bijeen geweest, de gelegenheid opent, verschillende maatregelen achterwege te laten, welke gewoonlijk op een „vredesbegrooting" voorkomen a s daar zijn: b. het houden van oefeningen in grooter verband, w'e3k|e in 1916 niet zullen plaats hebben; b. de herhalingsoefeningen voor dienst plichtigen van militie en landweer, welke achterwege zullen blijven; c. de opkomst in werkelijkcn dienst van reserve-personeel, welke evenmin zal plaats hebben. Voorts zal de aankoop van paarden in het buitenland geheel, en die in het binnenland voor een deel achterwege worden gelaten. Dragen zegt de minister deze om standigheden alle reeds in meerdere of min dere mate tot beperking der uitgaven bij er is nog een andere omstandigheid, evenzeer m den mobilisatietoestand haar grond vin dende, welke tot het achterwege laten van uitgaven aanleiding geeft, n.l. de beschik king, welke verkregen is over voorraden, aangeschaft uit de ge'.den welke als buiten gewoon krediet in 1914 en 1915 ter be schikking stonden. Uit de mededeelingen van verschillenden aard blijkt, dat de minister opdracht heeft gegeven tot geleidelijke oprichting van een lVde aideeling bij elk der beide regimenten veld-artillerie, die nog slechts drie af deelin gen tellen, Tor voorziening in modern geschut voor de vesting-artillerie worden, op over eenkomstige wijze pis zulks is geschied op de begrooting voor 1915, ook thans weder gelden aangevraagd tot aanschaffing van een 8-ta.l houwitsers met munitie, waarvoor op de begrooting rekening is gehouden met een bedrag van f528.090. Aangezien echter uit den in gang zijnden oorlog is gebleken, dat de artillerie, en vooral de zware artillerie, een hoofdtaak in den modernen oorlog lieeft te vervullen, wordt het noodzakelijk geacht, met betrekking tot de aanschaffing van mo dern geschut voor de vesting-artillerie een enderen weg in te slaan, dan oorspronkelijk in het voornemen lag. Door telken jare toch slechts een gering aantal vuurmonden nan te schaffen, zal het vele jaren duren, eer over een voldoend aantal van derge lijke vuurmonden kan worden beschikt. Omdat met de aanschaffing ran een groot aantal vuurmonden met de daarbij behooren- de munitie zeer groote bedragen zijn ge moeid, on dit materieel gedurende tal van jaren tot de bewapening blijft behooren. komt het minder aanbevelenswaardig voor de daar voor benoodigde gelden, over een klein aan tal jaren verdeeld, te brengen ten laste van de gewone begroolingén en wordt er de voorkeur aan gegeven, daarvoor een fonds in bet loven be roepen, op overeenkomstige w$ze als is geschied voor 'de verbetering d er k ustbowap enin g. Het ligt in de bedoeling 2oodra' doenlijk de instelling van een dergelijk fonds aanhangig te maken, waarbij uit den aard der zaak rekening zal worden gehouden met de aan- scJmffing van het bovengenoemde geschut, waarvoor de gelden thans worden aange vraagd. Omtrent de luchtvaartorganisatie wordt o.m. gezegd: Hoewel de tijd nog niet geko men is om in het algemeen vaststaande, gevolgtrekkingen 'te maken uit de erva ringen, opgedaan in den huidigen oorlog, zoo, kan toch wel, zegt de minister, geen jnee- ningsverschil meer beslaan omtrent den zeer, grooten invloed van de luchtverkenning op, het verloop van dc operaliën, zoowel uit een strategisch a's uit een tactisch oogpunt. ."Was deze invloed reeds van den aanvang van den oorlog af duidelijk voelbaar, in de latere maanden, d.w.z. nadat de bewegings oorlog gaandeweg ontaardde in een positie- oorlcg, is hij overheerschend geworden, daar de cavalerie toiaal werkeloos moest blijven, en men zich uitsluitend tot (1e luchtverken ning moest bepalen. Het mag, zegt de mi nister, voldoende bekend worden geacht, dat de luchtvaart voor die taak berekend is ge bleken; dat zij niet alleen voor de gewone, tactische verkenningen werd gebezigd! maar, ook voor verkenning van doelen voor de ar-* tillerie en voor regeling van het vuur, waar^ door verhoogde uitwerking werd bereikt; ter wijl ten slotte niet meer te miskennen valt, dal er van de vliegtuigen reeds een zekere aanval lende en in nog meerdere mate (tegen vijandelijke luchtvaartuigen.) een zekere af werende kracht uitgaat In één woord, de luchtverkenning c.a. heeft zoodanig ingegrepen in alle militaire verrichtingen, dat het bezit van een goed ge- organiseerden vliegdienst tegenwoordig voor, een leger, dat op de hoogte van zrjn taak en niet te zeer in het nadeel ten opzichte van zijn tegenstander wil zijn, een onafwijsbare tiscL is. En in he'/bijzonder voor ons leger, betrekkelijk zwak uitgerust met cavalerie, en, genoopt fe strijden in terreinen, waar het uitzicht in het algemeen ongunstig en «Je communicatie niet gemakkelijk is, vormt de viicgdïenst een uitnemend" en "betrekkelijk goedkoop middel om dat gemis van cavalerie minder voelbaar te maken, baar bij de uitoe fening van baar dienst te steunen, en, waar noodig, aan te vullen; voorts om uitwerking, der artillerie op in het terrein gedekte doelen moge-lijk te maken om den vijand te veront rusten en hem achter zijn voorste liniên na deelen toe te brengen. Ook teil 'onzent werd dan ook, in de af- (geloopea maanden, de behoefte aan vlieg tuigen zeer sterk gevoeld en werd zeer duidelijk do overtuiging gevestigd, (lat zon der een behoorlijk ingerichte luchtvaartaf- deeling, ons leger, tegenover een tegenstan der, die wèl over dé noodige luchtvaart- middelen beschikt, in zeer slechte conditie komt, terwijl hoi voorts zonder vliegtuigen niet mogelijk is partij te trekken van de overigens veelal zeer gunstige gesteldheid, van onze terreinen. Dit alles in aanmerking nemende, en ge zien het feit, dat ook de vliegtechniek thans gekomen is in een stadium, waarin de aan vankelijke bezwaren overwonnen mogen wor den geacht, aarzelt de minister niet op deze begrooting weder (le noodige gelden aan to vragen voor de zoo noodzakelijke ver dere uitbreiding van het personeel en het materieel der luektvaart-afdeeling, waarbiji uiteraard, wat het materieel aangaat, reke ning is gehouden met de reeds tijdens (leze mobilisatie plaats gehad hebbende aanschaf fingen, die geen uitstel gedoogden. Tijdens de mobilisatie moesten een groot aantal zoeklichtinstallatiën worden aangeschaft en werden tevens meerdere ver plaatsbare stations voor draadlooze telegra phic aangemaakt. Tot het onderhoud van dit uitgebreide materieel, alsmede tot het op leiden en oefenen van personeel in de be diening dier installatiën en stations, is het dringend noodzakelijk gebleken over te gaan tot de oprichting van een compagnie ver- lichf'ngstroepen en radiotelegrafisten, welke te zijner tijd in de organisatie van het re giment genietroepen een plaats zullen vinden. De kosten voor de bezoldiging van het bij, die compagnie in te deelen vrijwillig dienend kader zijn op deze begrooting uitgetrokken. De noodzakelijkheid om onder de tegen woordige omstandigheden op alle gebeur lijkheden te zijn voorbereid, heeft er toe ge- 'leid belangrijke voorraden verpleging b- behoeften voor het leger bijeen te bren gen, in de eerste plaats tarwe, peulvruch ten en andere levensmiddelen, haver e:i slem- kolen. Op hel oogenblik, waarop tot demobilisatie wordt besloten, zullen dus nog belangrijke voorraden beschikbaar blijven. Al die voorraden weder te gelde te ma ken en dus terug te keeren tot "den toestand, die vóór (1e mobilisatie bestond, schijnt niet gewenscht. Uitvoerig schetst do minister het groote belang van het opleggen in eigen beheer in doelmatig ingerichte bewaarsilo's. Als eerste termijn is opde begrooting een bedrag uitgetrokken van f 110,009 voor den. bouw van een silo met meel molen, waar van de to faalkosten op f785.000. worden ge raamd. Verschillende overwegingen hebben den minister geleid tot de overtuiging dat het tjjdens deze mobilisatie opgerichte, lappen- ver pl egings-aulo-bataljon bij demobilisatie niet veder geheel zal moeten worden op geheven, maar dat daarvan in vredestijd een kern dient te worden behouden, dis het mo gelijk zal .maken bij een voldoende mobilisatie onmiddellijk in den voor h gehaclo leger benoodigden autodiens t te voorzien. Alvorens op dek© begroeting gelden uit te trekken voor een zoodanige kor.:, is r>ge- i gaan in hoeverre de aanwezigheid daarvan in vredestijd aanleiding zal geven tot bezui niging op andere uitgaven. In verband hiermede ls de betrekkelijke; post voor memorie gevoerd Hét .eindcij fer yan deze ontwerj»begrooting) bedraagt f35.001.600. tYoor den dienst van 1915 werd bij de weti van 13 Februari 1915 („Stbl." No. 95) toe-, gestaan f33,459,976 alzoo meer aangevraagd; dan voor 1915 toegestaan f 1.541.704. j Onder de voornaamste onderwerpen, diej tot de verhooging hebben medegewerkt, k<* men o.a. voor: uitbreiding van het aantal reserve-officie ren f 190.000; uitbreiding van de luchtvaart- afdeeling f127.800; buitengewone uitgaven, voor den dienst der genie, meer dan voorj 1915 f 951.000. Het Ongeluk met dc Stoomtram. Mijnheer de Redacteur. Vergun mij s.v.p. een enkel woord te plaat sen naar aanleiding van het ongeval met dd stoomtr. Woensdagavond tegenover, „'t Po«t- hof'' gebeurd. Als bewoner van den Bijjns- burgerweg heb ik evenals vele andere om wonenden, voortdurend last van bet vee, dat wekelijks, enkele dagen voor de markt, op het we'land der gemeente Leiden, vlak ianga den weg gelegen, wordt gebracht. Het heeft ons dan ook reeds 'ang verwon derd, dat er niet meer dergelijke ongevallen zijn voorgekomen, daar er telkens vee door de sloot langs den weg gaat, de tuinen der omwonenden met een bezoek vereert en on beheerd op cn langs de trambaan wandelt. Zoo dan de machinist of bestuurder dit niet tijdig bemerkt, gebeuren er natuurlijk on gelukken, zooals nu alleen ten koste van het beest en materieele schade, of kan ook erger zijn. Nu is het doel van dit schrijven de aan- dacht der eigenares van dit weiland, n.l. de gemeente Leiden, op dezen onhoudbarea toe stand voor mensch en dier te vestigen, en het gemeentebestuur haar huurder instruc ties zal geven, opdat hij de koeien, lamme ren, enz. niet aan deze weiden en slootcn ge woon zijnde, in geen geval in hel land lt»ngq den weg laat loop en, maar j'd het meer achtergelegen gedeelte weiland moet ber gen. Hopend, dat ongelukkonzullen worden voorkomen en wij voortaan van dezen over last bevrijd zullen zijn verblijf ik, u dankend voor uw opname EEN OEGSTGEESTEE. Oegstgee-st, 23 Sept. '15. nOOGE RAAD. „Loiisico". - De proc.-geu. bij don Hoogen Raad, anrV Noy-on, nam conclusie in zaikc hot cassatie beroep der maatschappij „Lotisico", die door het Hof van 's-Gravenhage veroor deeld was tot uitbetaling van den prijs, op de polis van verweerder gevallen. „Lo tisico" meende tot dtio betaling niet ver plicht te zijn, omdat in Aug. 1914 de trek kingen van de Staatsloterij tot c-en nader te bepalen tijdstip waren uitgesteld en vol' gens art. 4 der polis, in geval van schorsing der Staatsloterij, de overeenkomst stilzwij gend verviel. Het Hof besliste echter, dat het bedoelde uitstel nic-t als „schorsing" kon worden beschouwd. Het hiertegen ge richt cassatiemiddel achtte de proc -ge-n. ongegrond, omdat- geen dor aangevoerde artikelen van de wet op de Staatsloterij van 1S85 iets omtrent schorsing be-paalt, zoadat zij niet konden zijn gesehonden. Voorts had, volgens eischer, het Hof in breuk gemaakt op de regels van hét B. W. betreffende uitleg van overeenkomsten, door te beslissen, dat blijkeois art. 5 der po lis de overeenkomst slechts zou zijn geëin digd, indien een wijziging in de usantiën invloed op de te betalen uitkeeritigen had geoefend, waarbij het Hof enkele woor den van het genoemde a-rtikcï over het hoofd zou hebben gezien. Dit cassatie middel miste echter feitelij ken grondslag, daar niet vaststond, dat de bedoelde, woorden in de overeenkomst voor kwamen De conclusie strekte dus tot verwerping van het beroep. IIA ARLEM SOME RECHTB ANK. Dc Aanranding in den Trein. On'angs maakten wij melding van een aanranding in den trein lusschen Deu Haag en Haarlem. Een koopman uit Rotterdam was de da der, cn een kindei ji ffrouw uit Zwolle heli slachtoffer. Laatstgenoemde was nu tor terechtzit ting to Haarlem aanwezig; dc koopman was daarentegen, weggebleven. Maar dat de officier ook hem gaarne ■zag, bleek wel uit zijr. eisch in deze met gesloten deuren behandelde zaak, welko eisch luidde 2 jaar gevangenisstraf met on middellijke gevangenneming. SCHRIJVERS. 7 Ingezonden Stukken moeten Narm en 'Adres aan de Rede-cti© bekend, mrken, Crgeteekendc SUikkeii worden terzijde gelegd*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5