FEUILLETON.
B© wilde Olijf.
Tweede Kamer.
stateord wordt in 't bijzonder, dat de om
vang der werkloosheid uiefc zorgwekkend
is, en een hulde a-an do algemeen geuite
hulpvaardigheid van ons volk wordt niot
.vergeten. En dan, na enkele woorden
over do koloniën en bezittingen, volgt de
aankondiging van eenige belangrijke on-
derwerpen, waarmede onze Kamers zich
ztrllcn bezighouden, We gaan dus, in
tegenstelling met verleden jaar, weer
aan den geregelden parlementairen
arbeid, met den, overigens onoritbeer-
lijken, strijd der partijenGrondwetsher
ziening wordt vooropgesteld. Dan de her
vorming van 's Rijks belastingstelsel, en
eindelijk! de toezegging eoner rege
ling tusschen Rijk en Gemeenten, met de
bijbehoorende herziening der Gemeente
wet; laat ons hopen, dat. deze allcrnoo-
•ctigste maatregel thans niet opnieuw in
verdrukking geraakt. Voorts de invoering
dier in val iditeit-s-maat regelen dan volgt
iets raadselachtigsin afwachting der in
diening van een vlootwet, zal het oucïo
materieel geleidelijk vervangen worden
Wat beteekent dat nu nadat de heer
Rambonnet zijn kruisers en onderzeeërs
gekregen heeft (en hoe!)? Wil dat zeggen,
dat we in plaats va® een ouden „Korfce-
naer" een nieuwen „Van Galen" zullen
krijgen en onfco marine opnieuw in het
zog van de grootte mogendheden gaat aan-
j zeulen Dat ontbrak er nog maar aa®.
j Wij willen ernstig hopen, dat de bedoeling
Anders isdat de Regeering zeggen wil
voor een nieuw vloot plan hebben we nog
meerdere lessen van den tegenwoorddgen
oorlog nooddgde oude sleur wordt in elk
gevtal verlaten, en wie weet of de toestand
over ©enigen tijd in het vernieuwde
Europa niet zóó verbeterd zal zijn, dat de
bewapening-razernij (vooral onzinnig ten
'aanzien van kleine marines) ingetoomd zal
kunnen worden met dat alles moeten wij
tekening houden.
Maar men had dit dan wel wat duidelij
ker te verstaan mogen geven."
„DE TELEGRAAF" (neutraal) meent, dat
heb sterkste treft in het Koninklijk woord,
lïet ontbreken van elke toespeling op pogin
gen door onze regeling in het werk te stel
len ten einde het tot stand komen van den
vrede .te verzekeren.
„Voor dé anti-oorlograders meel; dit een
teleurstelling zijn en het koele, korte „van
den oorlog, i nog s leeds gei c in :1e ne mt",
stemt tot nadenken. En in dit licht bezien,
doet de haastige spoed, waarmede het wetje
Op het gezantschap bij den Paus is aange
nomen. nog wonderlijker aan dan reeds brj
de indiening1 en de behandeling het geval
was; de regleering schijnt thans in te zien,
dat tot de plichten der neutraliteit ook be
hoort het zich niet bemoeien met de zaken
die alleen den oorlogvoerenden partijen aan
gaan en het niet op den weg van de regee
ring van een neutraal land ligt de tot-stand-
keming van een vrede te bevorderen, die
door een der twee partijen niet gewild wordt.
Het woord van dankbaarheid, door H. M.
gesproken, over het vrijblijven van ons va
derland van de verschrikkingen van den oor
log, zal in aller harten weerklank vinden,
terwijl met voldoening te constitueren valt,
dat het bewaren onzer zelfstandigheiden
heb nakomen van de plichten der neutraliteit
nadrukkelijk gescheiden worden. Het onder
scheid tusschen beide kan niet scherp genoeg
in het oog worden gehouden."
„DE NIEUWE COURANT" ~(v. 1schrijft
ö.a.
„Wij vernemen het plan tot spoedige in
diening (van de voorstellen tot grondwets
herziening) met voldoening; alleen hierdoor
toch blijft de kans' open, dat dit belangrijke
punt van het regeeringsprogram nog vóór
het einde der loopende parlementaire pe
riode voor het tweede stadium van behan
deling gereed zal te maken zijn.
Nog krapper aan tijd gebonden zijn de
plannen tot vereenvoudiging van Invalidi-
feits- en Raden-wet en tot aanvulling van de
Ziektewet. De Invaliditeitswet van minister
Talma treedt op 3 December 1916, drie
jaren na de invoering van art. 369, auto-
tnatisch in volle werking. Het ontwerp Ouder
domsrente, waarover de Kamer zestien maan
den geleden voorloopig verslag uitbracht,
bevat oen voorstel tot intrekking van alle
bepalingen der Invaliditeitswet die op de
ouderdomsvoorziening betrekking hebben.
Wordt dat ontwerp in 't aangebroken zit
tingjaar niet behandeld, wat dan? De termi
nologie van de hier besproken pasiage der
Troonrede omvaf, opmerkelijk' genoeg, dat
ontwerp niet; het behoort r.i:t tot de sociale
verzekeringswetten, die eer'ang zuilen wor
den aangebodeD, immers het ligt te wachten
op minister- Treubs Memorie van Antwoord.
Iedere toespeling er op ontbreekt; zullen
wij' wellicht reeds binnen enkele dagen met
de verschijning van de Mem. v. Antw. wor
den verrast of moet u t de niet-vermelding
een andere gevolgtrekking gemaakt wor
den?"
De „NIEUWE ROTTERDAMSCIIE COU
RANT" (vr. 1.) zegt, dat nu 't vooruitzicht
beslaat, (lat de oorlog nog wel geru'men tijd
aanhouden za1, meer en meer het verlangen
opkomt, meer en meer de wenschelijkkeid
blijkt, hier te lande den normalen gang weer
voor zooveel mogelijk in te petten.
„Mahr, gelijk te verwachten was, zijn de
buitengewone omstandigheden ook op het
regeeringsprogram niet zonder invloed ge
bleven. De indiening van een vlootwet blijft
uitgesteld. Men -zal zich bepalen tot geleide
lijke vervanging van het materieel, dat aan
den dienst komt te ontvallen, waarbij in de
eerste plaats rekening zal worden gehou
den met de verdediging van Neder lands'ch-
Indïë. Er zullen dus waarschijnlijk weer een
paar schepen worden aangevraagd, zcoals
de Staten-Generaal er in het afgeloopen
jaar reeds hebben bewilligd. Het systeem,
waartoe de regeering gedwongen is, haar
toevlucht te nemen, heeft ontegenzeggelijk
nadeel en. Aanbouw zonder Vast plan, bg>
een vlootwet omschreven, loopt het gevaar
improvisatorisch, brokkelig te blijven, zon
der dat een goed ineensluitend geheel wordt
verkregen, doch zoolang de oorlog nog
woedt, en de kans dus bestaat, dat van nieu
we belangrijke ondervinding met groot on
kiein materieel kaa worde partij getrok
ken, zoi} het roekeloos zijn, zich aan een
vlootwet te gaan binden."
Het lijkt de „N. R. Ct." goed gezien, dat
in aansluiting aan de Rijksbelastinghervor
ming de financieel© verhouding tusschen
Rijk en gemeente zal worden geregeld.
„De nood jder gemeenten heeft zich, tijdens
en ten gevolge van den oorlog, opnieuw
op den voorgrond gedrongen. Zelfs gemeen
ten als Rotterdam, waar zuinig beheerd is,
en waar de lasten voor de burgerij tot nu
toe niet al te hoog opgedreven behoefden
te worden, ontkomen thans aan het nood
lot niet langer
De Troonrede geeft voor de naaste ja
ren een in woorden kort program: grond
wetsherziening, financieel e hervorming, so
ciale verzekering. Maar zij opent een per
spectief, gelijk wellicht nooit nog een kabi
net aan de volksvertegenwoordiging heeft
laten zien. Indien de regeering er in slagen
mocht, haar p'annen te verwezenlijken, zul
len in politiek, economisch en sociaal op
zicht de grondslagen gelegd worden, waar
op het Neder land sclie volk een nieuw leven
zal kunnen beginnen. De regeering is vol
moed. „Vertrouwende op de geestkracht van
Mijn volk, om de zware lasten, die het on
vermijdelijke gevolg zijn van "den noodtoe
stand, waarin wij; verkeeren, manmoedig te
dragen, ga Ik hoopvol de toekomst tege
moet" aldus maakte zich de Koningin tot
tolk van de gedachten der regeering. Het
zijn goede woorden, die niet alleen het volk,
doch ook do volksvertegenwoordiging zich
in het oor moge knoopen. „Manmoedig", is
een mooie Hollandsehe uitdrukking voor een
mooie Hollandsehe deugd. Mogen de Kamers
zich herinneren, dat niets manmoedigheid
onder het volk sterker dcoven zal, dan wan
neer het ziet, dat in de voor het land groote
groote momenten, die in de Troonrede als op
komst werden aangekondigd, de volksverte
genwoordiging zich gaat verliezen in klein
zielig getwist Het afgeloopen jaar was daar
niet vrij van. Zullen wij nu een opwekkend
en bemoedigend voorbeeld ontvangen?"
„Do geheele Troonrede heeft een meer
hoopvolle klank. Er spreekt meer vertrou
wen in de toekomst uit", aldus het „ALGE
MEEN HANDELSBLAD" (lib.).
„.Juist daarom was het ons een teleurstel
ling niets te vernemen over de wijze waarop
zee- en landmacht gereed zouden blijven
om onze nationale belangen te beschermen en
over de mogelijkheid, dat zonder gevaar
voor dez9 nationale belangen, een minder
groot, offer van ons volk gevraagd zou kun
nen worden."
Ook verheugt het blad zich in het bijzonder
voor Arasterdam over de toegezegde herzie
ning van de flnanckele Verhouding tusschen
Rijk en gemeente, en voorts over de beloofde
voorstellen tot herziening van de Grondwet.
Het „Hbld." concludeert:
„De Troonrede belooft dus veel van dit
jaar. Niet in aantal wetten de lange lijst
belofjjen van vredesjaren kent dez3> Troon
rede niet Maar wat beloofd wordt is zoo
uiterst belangrijk. En. behalve dan de grond
wetsherziening en de verdejigiftgswelten,
raakt het alles één minister, den minister.
v?d Financiën. Neen, toch niet.... wij ver
gissen onsde verzekeringswetten zullen
niet boven de handteekening. van minister
Treub verschijnen.
Wij wenschen der regeering kr&éht toe om
veel van wat zij doen wil tot stand te bren
gen. Het „bestand" zal blijkbaar een einde
nemen, de „godsvrede", zooals met een on
eigenlijke naam de toestand werd genoemd,
waarbij de oppositie-partijen den uiterlijken
vorm van haar oppositie wijzigden, is afge
loopen. De regeering gaat weer aan het
werk, de strijd om ons heen ten trots, om
te trachten op wetgevend gebied ons land
vooruit te helpen.
Wij kunnen naderhand eerst over de po
gingen zelve oordeelen, maar reeds thans
kunnen wij zeggen: wij verheugen ons van
harte, dat de regeering een voorbeeld geeft
om niet meer allen stilstand, alle gebrek
aan werkkracht en durf met een beroep op
de „tijdsomstandigheden" te verklaren en te
verontschuldigen."
„TIET VADERLAND" zegt o.m.
Het oogenblik is dus, ook volgens de re
geering, daar, om onzen gewonen gang weer
te gaan, en wij verheugen ons darover dub
bel, omdat een regeering in deze tijden uit
den aard der zaak de dingen zwarter ziet
dan wio buiten de internationale besprekin
gen staat, en haar erkenning., dat de tijd om
zooveel mogelijk weer tot ons gewone doen
terug te keeren dus dubbele waarde heeft.
De aanstaande indiening der voorstellen
tot grondwetsherziening en van de sociale
verzekeringswetten heeft dan ook niet alleen
als zoodanig voor ons groote waarde, maar
ook als .bewijs, dat do schending van onze
neutraliteit minder gevaar loopt dan ooit.
En in verband daarmede wagen wij de
vraag of het nu nog noodig is, dat onze weer
macht volledig gemobiliseerd blijft? We ver
nemen uit do Troonrede, dat zee- en land
macht gereed blijven ter bescherming van
onze nationale belangen wij hooren met ge
noegen, dat een woord van waardeering
wordt gewijd aan de vele mannen, do.»r de
vervulling van hun plicht, nu reeds zoo ge-
ruimen tijd verstoken zijn van do uitoefening
van hun beroep, dc behartiging hunner za
ken en do samenleving met hun gezinnen,
maar dat allee brengt ons dan ook to eer
der de vraag op de1 lippenMoet dat nu
maar zoo blijven zoolang deze oorlog duurt?
Een oorlog, waarvan de Troonrede zoo te
recht zegt, dat deze nog steeds geen einde
neemt, en waarvan zeker het einde nog niet
is te overzien.
Wat wij dan zoudën willen? Dat men de
manschappen naar huis zond, en verder zor
geloos voortleefde? Dit natuurlijk aller
minst. Maar wij zouden villen, dat men niet
meer manschappen onder de wapenen hield
dan strikt noodzakelijk is, en dat men de or
ganisatie zoo maakte, dat men, de overigen
naar huis zendend', er verzekerd van was,
dat men ze, als er eens iets gebeurde, direct
weer op de plaats had waar ze dan wezen
moesten.
De „MIDDELBÜRGSCHE COURANT"
(vrijz.) schrijft o.m.
„Weer een troonrede, geboren in een
sfeer van oorlogstoestand, getuige de uit
voerige beschouwingen over de economische
gevolgen. <9
Maar ze heeft in wetgevend opzicht
geenszins het volkomen negatieve karak
ter van die van het vorige jaar, toen de
aankondiging van nieuwe wetsontwerpen
geheel ontbrak.
En terwijl toen een volslagen afwezig
heid van politieke elementen te constatee-
ren viel, is ditmaal do aangekondigde her
ziening van de sociale verzekeringswetten
wel in staat den ouden strijd van de Tal-
ma-wetten te doen herleven.
Dat de voorstellen van grondwetsher-
ziening weldra het licht zullen zien, zal
geen verwondering wekken. Als de tijden
Roman naar het Engelsch.
(Nadruk Verboden).
19)
Er was echter één ding, waarvoor hij
haar niet dankbaar was. Zij had den naam
van Herbert Strange op zulk een wijze aan
hem verbonden, dat hij dien niet kon af
schudden. Zijn eigen eerste naam bestond
slechts uit één lettergreep: John of
schoon men hem altijd bij zijn minder gewo
nen tweeden naam bad genoemd, Norrie
en als John Ford zou hij de wereld met
een zekere brutaliteit te gemoet getreden
zijn. Hij zou wel gaarne, onmiddellijk bij
zijn aankomst te Londen, daarmee een
proef gt nomen hebbenmaar hij zag dade
lijk de moeilijkheid er van in, in een hotel
te verschijnen onder een zekeren naam,
terwijl alles, wat hij meebracht, een ande
ren droeg. Evenmin kon hij dan de cor
respondentie ontvangen, die tbetrekking
had op zijn uitrusting en passage onder
den naam van Ford, in een huis, waar hij
bekend was als Strange. Hij had als Stran-
gd passage genomen en zijn goed aangege
ven en hij wist, dat het aanleiding zou ge
ven tot opmerkingen, als hij vroeg, om in
do boeken als Ford ingeschreven te wor-
doD. Hoe hij het ook beschouwde, hij was
genoodzaakt op de gedrukte lijst van de
tweede-klasse-passagiers voor te komen als
Herbert Strange, en ui] had ten minste
met één persoon kennis gemaakt, die hem
aan land gekomen, zoo m noemen.
Dit was een kleine, glad geschoren man
van omstreeks zestig jaar op zee altijd
gekleed zooals hij waarschijnlijk aan land
gekleed was. Hij was geheel in het zwart
met een wit overhemd en een zwarte ge-
strikto das. Hij kon een bottelier, een be
jaard 'bediende of een lid zijn van een ge
heime godsdienstige orde in straat-kostuum.
'Ford had een brutaal-jongen Fransoh-
nmn over hem hooren spreken als een
„ancien curé" en werkelijk, hij had dat
eigenaardige van een geestelijke, dat som
tijds onuitwischbaar is.
•Jlk heet Durand", zei hij tegen Ford
terwijl hij de (gerieflijke dubbelzinnige*
Fransche uitdrukking gebruikte^ „je m'
appelle Durand".
Eb je m' appelle Strange", had Ford ge
antwoord en vo'or het" eerst had hij van
dien naam zonder eenige aarzeling gebruik
gemaakt, maar toch voelde hij dc onher
roepelijke beteekenis van cbo woorden zoo-
die. hij ze had geuit.
Uit de menigto van tweedo rangs Euro
peanen, die de tweede-klasse-kajuit vulden,
had de man, die zich Strange noemde, den
man vhk> rich Durand noemde, door een
vaag instinct van verwantschap uitverko
ren. „Hij ziet er uit als een oude baas, die
nd misschien inlichtingen kan ge-
Ven", verklaarde Strange het geval voor
zichzelf, ofschoon hij niet wenschte te ont
kennen, dat hij eenige sympathie voor den
man gevoelde. Maar het geven en vragen
van inlichtingen vormde den grondslag van
hun vriendschap en was voor den jongen
man de eerste werkelijke prikkel tot de
onhandige fioging om zijn vorstand te ge
bruiken.
Monsieur Durand was dertig jaren in
Argentinië geweest, waar hij de plaats en
do menschen, inboorlingen en vreemdelin
gen, had gadegeslagen met die onpartij
dige scherpzinnigheid van iemand, die wei
nig voor zichzelf vraagt. Het was een ge
not de vruchten zijner ondervindingen te
deel en met iemand, die zoo gretig luister
de, want jonge menschen betoonden hem
gewoonlijk niet veel eerbied. Hij kon mr.
♦Strange een menigte dingen verteilen,
waarmede deze zijn voordeel doen kon
wat hij wel doen on wat hij laten moest,
welk soort van logies hij moest nemen
wat hij daarvoor betalen en welk gezelschap
hij zoeken moest.
Ja, hij kende oe firma Stephens en Jar-
rott een uitstekend huis. Er was nu geen
mr. Stephens meer, slechts een mr. Jar-
rott. Mr. Stephens had geleefd in dc groo-
to dagen van Amerikaanschen onderne
mingsgeest, in het zuidelijk halfrond, ten
tijde van Wheelright, Halsey en Hale. De
burgeroorlog had er een eind aan ge
maakt. Mr. Jarrott was later gekomen
een goed man, die niet algemeen begrepen
'wed 1. Hij had een paar jaren terug een
groot ^verlies geleden door den dood van
zijn schoonbroeder en compagnon mr. Col
fax. Mevrouw Colfax, een mooi vrouwtje,
dat evenmin oud zou worden, dat kon men
wel aan haar zien, was met haar kind naar
de Yereenigde Staten teruggegaan, maar
een kind blom? als een engel ieders
lieveling tout a fait mignonne. Monsieur
Durand meende zich te herinneren, ge
hoord te hebben, dat mevrouw Colfax her
trouwd was, maar hij kon het niet zeker
zeggen. Men hoort zooveel. Hij wisti weinig
meer van de familie al sinds de laatste jon
gen was gestorven do jongen, aan wien
hij les in Spaansch en Fransch had gegeven.
Dc dood had het gezin niet gespaard: de
drie zoons, de een na den ander opgeêischt
en vader en moeder alleen gelaten. Heb was
normaal waren gebleven, zouden zo waar-
schijnlijk reeds het vorig jaar zijn versche
nen.
I Dit is zeker: het wordt' een omvangrijke
taak die door dezen onvermoeiden minister
aan de Kanxor wordt opgelegd.
Dat voorloopig geen voorstellen zullen
worden gedaan tot regeling van de vlote
tendo schuld, m. a. w., geen voorstel tot
het sluiten van een nieuwe leening, zal
wel zijn verklaring vinden in den gun-
stigen toestand waarin de Nederlandsche
Bank zich bevindt-, speciaal door den groo-
ten toevloed van goud uit het buitenland,
Eer afbetaling van daar geplaatste leve
ranties. Bovendien is blijkbaar in pns land
nog voldoende geld beschikbaar om in den
eersten tijd in de uitgifte van schaitkist-
papier een middel, te vinden tot het zich
vorsehaffen van de benoodigdc gelden.
Het beste, oordeelt „HET VOLK" (s.d.)
dat van deze troonrede gezegd kan worden,
is dat zij uiftnunt door soberheid, in deze
ontroerende en beroerende tijden 'n deugd,
die moeilijk te hoog aangeslagen kan wor
den.
„Daarmee is geenszins gezegd, dat wij het
geheele staatsstuk met onvermengde gevoe
lens van volledige instemming gelezen heb
ben. Dit kunnen wij getuigen noch van het
eerste gedeelte, dat- een schets geeft van den
toestand, waarin moederland en koloniën
zich te midden van den wereldoorlog bevin
den, noch van het tweede gedeeRo, dat hei-
wetgevend program voor het komendo jaar
bevat.
Wat het eerste gedeelte aangaat, zoo treft
daarin dezelfde ongemotiveerde optimisti
sche toon, die ook in de jongste economische
nota van den minister van Landbouw zoo on
aangenaam aandeed en in de meest verschil
lende hoeken der pers scherper of zachter
geformuleerde protesten heeft- uitgelokt.
Zonder dat men kan zeggen, dat een der
uitspraken daarover in de troonrede beslist
onjuist is, geldt toch in het algemeen, dat
door de woordekeus eenerzijds, door het ver
zwijgen van belangrijke feiten anderzijds,
op kunstmatige wijze een gunstiger beeld
gegeven wordt, dan met de werkelijkheid
overeenstemt."
Het meest bevreemdend vindt het blad,
dat met geen woord gerept wordt over de
schromelijke duurte der levensmiddelen.
„Het tweede gedeelte van de troonrede3
waarin de voornemens der regeering ten
aanzien van de wetgeving worden medege
deeld, is ditmaal zoo beknopt van inhoud dat
wij er niet meer dan enkele ]corte opmer
kingen aan behoeven te wijden. Het vorig
jaar ontbrak deze aankondiging in de troon
rede geheel; dat zij nu weer ris opgenomen,
ia een teeken, dat de „buitengewone om
standigheden", zooals trouwens de regee
ring uitdrukkelijk verklaart, niet meer der
mate alles overheerschen, dat niot „do ge
wone wetgevende arbeid" hervat kan wor
den.
Het gewichtigste is zeker de inlichting, dat
de indiening der grondwetsherziening nu
toch „weldra" zal kunnen worden tegemoet
gezien. Do uitdrukking, laat nog ruimte voor
uitstel. Hopen wij, dat de termijn zoo^kort
mogelijk zal zijn. Grondwetsherziening is
een zaak die veel tijcT vordert."
Met sombere gevoelens ziet het socialis
tisch orgaan cïcj aangekondigde vlootwet
to gemoet.
„Met sombere gevoelens vooral ook hier
om, wijl do parlementaire geschiedenis van
het afgeloopen zittingsjaar reeds heeft doen
zien, dat het aanvankelijk bij het uitbreken
van den oorlog opschemeronde inzicht, dat
de internationale bewapeningswedijver een
der voornaamste oorzaken van den wereld
brand was, zich bij de groote meerderheid
van ons parlement niet vastgezet heeft tot
een dieper besef, dat hiermee ook tot eeu
keer in dc Nederlandsche militaire politiek
aanleiding was gegeven. Wij voor ons ho
pen, dat, althans voor zoover de arbeiders
klasse betreft, de „manmoedige geestkracht"
waarvan do troonrede spreekt, zich uiten zal
in versterkt verzet tegen :-,t voortdrijven
op militaristische banen."
HAARLEM SC HE RECHTBANK.
Deze rechtbank veroordeelde
N. 11. D., kruideniersbediende te Haar
lemmermeer, dierenmishandeling, f 5 boete
of 10 dagen hechtenis.
J. W., arbeider te Alkemade, mish., één
maand gcv.straf.
0. P. K., arbeider te Hillegom, diefstal,
een maand tuchtschool.
J. van M., arbeider te Hillegom, misli. f 15
boete of 15 dagen hechtenis.
L. H., bloemkweekcr te Hillegom, straafc-
schennis, appel, f 12 boete of 3 d. hechtenis.
.Vrijgesproken werden: R. van S-, timmer
man te Hillegom, beklaagd van misban-
ling.
J. v. L., timmerman te Alkemade, beklaagd
van mishandeling.
G. Af., matroos te Lisse, beklaagd van
diefstal.
G. S.. blcemistkneeht te Lisse, beklaagd
van laakbare handeling plegen, vrijge
sproken.
Vergadering van Dinsdagnamiddag.
Tijdelijk voorzitter, de hoer F. LIEFT1NCK.
REDE VAN DEN VOORZITTER.
Do VOORZITTER zegt, dat het hem een
groot voorrecht is door het Reglement van
orde geroepen te zijn, de eerste werkzaam
heden der Kamer té mogen leiden.
Spr. zegt de soberheid te zullen volgen,
door den Minister, van Rinnenlandsche Za
ken in zijn sluitingsredo betracht. Vroeger
was het gewoonte dan een lange opsomming
van wetsontwerpen te geven.
Die soberheid stemt intnsschen tot naden-
kén, gevolg als zij was van de buitenge
wone tijdsomstandigheden; het buitengewone
er van schijnt, helaas, ook voor ons land
chronisch te worden.
Spr. hoopt, dat men een volgend jaar in
een gunstigen tijd zal kunnen aanvangen.
Eindigend sluit spr. zich aan b\j de woor
den van de Koningin over de geest-kracht
van ons volk, vertT0uwend> dat de volks
vertegenwoordiging daarvan een. afspiegeling
zo a toonen te zij'n.
STAATSBEGROOTING 1916.
Do Minister van Financiën, d e
heer TREUB, dient hierop in dé wetsvoor
stellen tot vaststelling der Staatsb&grooting
voor 1916, welke als gewoonlijk vergezeld
zijn van de z.g. Millioenen Nota.
VOORDRACHT VOORZITTERSCHAP.
Aan de orde is dan het opmaken van een
voordracht, H. M. de Koningin aan te bie
den voor liet voorzitterschap der Kamer.
Dé VOORZITTER benoemt in het stem
bureau de heeren Fock, Van Veen, Visser
van IJzendoom en Roodenburg.
Eerste candidaat.
Uitgebracht worden 84 stemmen, waarvan
op de heeren mr. H. Goeman Borgesius
64 stemmen, Bos 1, Rink 1, Ruys de Beeren-
brouck 1 stem en 17 stemmen .blanco, zoo
dat bij eersto stemming gekozen i? als eerste
caDdidaat Mr. H. GOEMAN BORGESIUS.
Tweede candidaat.
Uitgebracht worden 83 stemmen, waarvan
op dé hoeren Schaper 45, Duys 1. Ruys de
Beerenbrouck 1, Van Nispen (Nijmegen) 11,
Van Doorn 1, Bos 7 stemmen en 17 in
blanco, zoodat tweede candidaat is J. H. A.
SCHAPER.
Derde candidaat.
Uitgebracht worden 83 stemmen, waarvan
op de heeren Van Nispen (Nijmegen) 35,
Ruys de Beerenbrouck 32, Duymaer van
Twist 2, Nolens 1, Kleerekoper 1, Beckers 1,
Loeff 1 stem en 10 in blanco, zoodat een
tweede vrije stemming noodig is.
Uitgebracht worden S2 stemmen, waarvan
pp do heeren Ruys de Beerenbrouck 38,
Loeff 1, Van Nispen (Nijmegen) 28, No-
lens 1, Duymaer van Twist 2 stemmen en
12 in blanco, zoodat derde candidaat is jhr.
mr. CH. RUYS DE BEERENBROUCK.
De voordracht zal H. M. de Koningin
worden aangeboden door een Commissie, be
staande met den Voorzitter en de leden
van het stembureau uit de heeren Roodhui
zen, Knobel, Boogaérts en Duymaer van
Twist.
De vergadering wordt verdaagd tot Woens-
dagnamiddag te drie uren.
doodjammer, dat mevrouw Colfax het klei
ne meisje had meegenomen. Zij hielden van
haar alsof het hun eigen kind was vooral
na den dood van dc jongens. Een uitstekend
huis. Mr. Strange kon niets betere doen dan
te zien, dat hij daar geplaat-sb werd dat
zeg ik u c'est moi qui vous le dis.
Diti alles werd in zeer good Engelsch ge
zegd met af en toe een Franschen zin er
tussone®, op zaehten, vriendclijken toon,
met langzame, zegenende handbewegingen,
die meer en meer deden denken aan een
geestelijke.
Strange wierp van tijd tot tijd een blik
op het fijne, regelmatige gelaat, waarvan
de dunne lippen voortdurend pijnlijk waren
saamgetrokken en do diepliggende bruine
oogen ondër het schrandere voorhoofd een
soorb van hoopvolle smart uitdrukten, die
een boetvaardige ziel moet voelen to mid
den der louterende vlammen. Kon het zijn,
dat er een tragisch vergrijp onder dit vrien
delijk 'bestaan lag verbdrgen 'l
„Maar luister eens, monsieur", begon de
oude man den volgenden dag. „Luister eens
Moeilijkbeden zouden er zijn, Stephens en
Jarrott nemen slechts uitgelezen menschen
in hun dienst, menschen met eenige onder
vinding, bchalvo natuurlijk voor hand- nar-
beid, zooals de Italianen kunnen doen. Zou
het daarom niet goe-d zijn, dat- mi'. Strange
zich een weinig bekwaamde, vóórdat hij
een weigering riskeerde? Ja, maar hoe?
Dat zou monsieur Durand eens uitleggen.
In de eerste plaats was er de kwestie van
het Spaansch. Niemand kon in Argentinië
vooruitkomen, zonder eenige kennis van die
taal. Monsieur Durand gaf daar zelf les in,
en in het, Fransch, maar uitsluitend in do
Engelsch© en Amerikaansche kolonies van
Buenos-Ayres. Hij had er zijn redenen voor
waarom hij liever niet aan personen van ze
kere gezindte onderwijs gaf. Als zijn jonge
velend -hem het genoegen wilde doen een
paar lessen te nemen, konden zij nu dadelijk
beginnen. Het zou don tijd op de reis be
korten. Hij had zijn eigen manier van on
derricht geven, een methode, op het Ber
litz' systeem gebaseerd, maar niet daaraan
ontleend, en die, naar hij durfde beweren,
haar eigen verdiensten bezat. Bijvoorbeeld:
el tabaco la pipa —los cigarn.-s que es
©sto. Esto es la pipa. Heel eenvoudig. In
den tijd van een paar weken kon de leer
ling een gesprek voeren.
Het zou voor mr. Strange van onbereken
baar nut zijn, als hij ook de Inlandsche taal
een weinig in zijn macht had. wanneer hij
zijn loopbaan in Argentinië begon Het zou
zelfs goed zijn als hij wachtte met- het zoe
ken naar een vaste betrekking, totdat hij die
kennis tot zijn aanbeveling er bij had. Zoo
hij wat geld bezat, al was het maar weinig
o, had hij dat? Dan des te beter. Hij be
hoefde cr niet geheel van tc leven, maar het
zou toch iets zijn om op te steunen, terwijl'
hij de beginselen van zijn opleiding ontving.
Intusschcn moest hij een beetje verstand
zien tc krijgen van wol als hij nu en dan
karweitjes opliep, o, heel bescheiden. Op
do Mcrcado Central, een der groot-te wol
markten van de wereld, waren die altijd wel
voor de jongen en krachtigen te krijgen. Hij
kon dan een paar pesetas verdienen, prac-
tische ondervinding opdoen en zich tegelijk
in het Spaansch oefenen.
(Wordt vervolgd).