FEUILLETON. B© wilde Olijf. Tweede Kamer. stateord wordt in 't bijzonder, dat de om vang der werkloosheid uiefc zorgwekkend is, en een hulde a-an do algemeen geuite hulpvaardigheid van ons volk wordt niot .vergeten. En dan, na enkele woorden over do koloniën en bezittingen, volgt de aankondiging van eenige belangrijke on- derwerpen, waarmede onze Kamers zich ztrllcn bezighouden, We gaan dus, in tegenstelling met verleden jaar, weer aan den geregelden parlementairen arbeid, met den, overigens onoritbeer- lijken, strijd der partijenGrondwetsher ziening wordt vooropgesteld. Dan de her vorming van 's Rijks belastingstelsel, en eindelijk! de toezegging eoner rege ling tusschen Rijk en Gemeenten, met de bijbehoorende herziening der Gemeente wet; laat ons hopen, dat. deze allcrnoo- •ctigste maatregel thans niet opnieuw in verdrukking geraakt. Voorts de invoering dier in val iditeit-s-maat regelen dan volgt iets raadselachtigsin afwachting der in diening van een vlootwet, zal het oucïo materieel geleidelijk vervangen worden Wat beteekent dat nu nadat de heer Rambonnet zijn kruisers en onderzeeërs gekregen heeft (en hoe!)? Wil dat zeggen, dat we in plaats va® een ouden „Korfce- naer" een nieuwen „Van Galen" zullen krijgen en onfco marine opnieuw in het zog van de grootte mogendheden gaat aan- j zeulen Dat ontbrak er nog maar aa®. j Wij willen ernstig hopen, dat de bedoeling Anders isdat de Regeering zeggen wil voor een nieuw vloot plan hebben we nog meerdere lessen van den tegenwoorddgen oorlog nooddgde oude sleur wordt in elk gevtal verlaten, en wie weet of de toestand over ©enigen tijd in het vernieuwde Europa niet zóó verbeterd zal zijn, dat de bewapening-razernij (vooral onzinnig ten 'aanzien van kleine marines) ingetoomd zal kunnen worden met dat alles moeten wij tekening houden. Maar men had dit dan wel wat duidelij ker te verstaan mogen geven." „DE TELEGRAAF" (neutraal) meent, dat heb sterkste treft in het Koninklijk woord, lïet ontbreken van elke toespeling op pogin gen door onze regeling in het werk te stel len ten einde het tot stand komen van den vrede .te verzekeren. „Voor dé anti-oorlograders meel; dit een teleurstelling zijn en het koele, korte „van den oorlog, i nog s leeds gei c in :1e ne mt", stemt tot nadenken. En in dit licht bezien, doet de haastige spoed, waarmede het wetje Op het gezantschap bij den Paus is aange nomen. nog wonderlijker aan dan reeds brj de indiening1 en de behandeling het geval was; de regleering schijnt thans in te zien, dat tot de plichten der neutraliteit ook be hoort het zich niet bemoeien met de zaken die alleen den oorlogvoerenden partijen aan gaan en het niet op den weg van de regee ring van een neutraal land ligt de tot-stand- keming van een vrede te bevorderen, die door een der twee partijen niet gewild wordt. Het woord van dankbaarheid, door H. M. gesproken, over het vrijblijven van ons va derland van de verschrikkingen van den oor log, zal in aller harten weerklank vinden, terwijl met voldoening te constitueren valt, dat het bewaren onzer zelfstandigheiden heb nakomen van de plichten der neutraliteit nadrukkelijk gescheiden worden. Het onder scheid tusschen beide kan niet scherp genoeg in het oog worden gehouden." „DE NIEUWE COURANT" ~(v. 1schrijft ö.a. „Wij vernemen het plan tot spoedige in diening (van de voorstellen tot grondwets herziening) met voldoening; alleen hierdoor toch blijft de kans' open, dat dit belangrijke punt van het regeeringsprogram nog vóór het einde der loopende parlementaire pe riode voor het tweede stadium van behan deling gereed zal te maken zijn. Nog krapper aan tijd gebonden zijn de plannen tot vereenvoudiging van Invalidi- feits- en Raden-wet en tot aanvulling van de Ziektewet. De Invaliditeitswet van minister Talma treedt op 3 December 1916, drie jaren na de invoering van art. 369, auto- tnatisch in volle werking. Het ontwerp Ouder domsrente, waarover de Kamer zestien maan den geleden voorloopig verslag uitbracht, bevat oen voorstel tot intrekking van alle bepalingen der Invaliditeitswet die op de ouderdomsvoorziening betrekking hebben. Wordt dat ontwerp in 't aangebroken zit tingjaar niet behandeld, wat dan? De termi nologie van de hier besproken pasiage der Troonrede omvaf, opmerkelijk' genoeg, dat ontwerp niet; het behoort r.i:t tot de sociale verzekeringswetten, die eer'ang zuilen wor den aangebodeD, immers het ligt te wachten op minister- Treubs Memorie van Antwoord. Iedere toespeling er op ontbreekt; zullen wij' wellicht reeds binnen enkele dagen met de verschijning van de Mem. v. Antw. wor den verrast of moet u t de niet-vermelding een andere gevolgtrekking gemaakt wor den?" De „NIEUWE ROTTERDAMSCIIE COU RANT" (vr. 1.) zegt, dat nu 't vooruitzicht beslaat, (lat de oorlog nog wel geru'men tijd aanhouden za1, meer en meer het verlangen opkomt, meer en meer de wenschelijkkeid blijkt, hier te lande den normalen gang weer voor zooveel mogelijk in te petten. „Mahr, gelijk te verwachten was, zijn de buitengewone omstandigheden ook op het regeeringsprogram niet zonder invloed ge bleven. De indiening van een vlootwet blijft uitgesteld. Men -zal zich bepalen tot geleide lijke vervanging van het materieel, dat aan den dienst komt te ontvallen, waarbij in de eerste plaats rekening zal worden gehou den met de verdediging van Neder lands'ch- Indïë. Er zullen dus waarschijnlijk weer een paar schepen worden aangevraagd, zcoals de Staten-Generaal er in het afgeloopen jaar reeds hebben bewilligd. Het systeem, waartoe de regeering gedwongen is, haar toevlucht te nemen, heeft ontegenzeggelijk nadeel en. Aanbouw zonder Vast plan, bg> een vlootwet omschreven, loopt het gevaar improvisatorisch, brokkelig te blijven, zon der dat een goed ineensluitend geheel wordt verkregen, doch zoolang de oorlog nog woedt, en de kans dus bestaat, dat van nieu we belangrijke ondervinding met groot on kiein materieel kaa worde partij getrok ken, zoi} het roekeloos zijn, zich aan een vlootwet te gaan binden." Het lijkt de „N. R. Ct." goed gezien, dat in aansluiting aan de Rijksbelastinghervor ming de financieel© verhouding tusschen Rijk en gemeente zal worden geregeld. „De nood jder gemeenten heeft zich, tijdens en ten gevolge van den oorlog, opnieuw op den voorgrond gedrongen. Zelfs gemeen ten als Rotterdam, waar zuinig beheerd is, en waar de lasten voor de burgerij tot nu toe niet al te hoog opgedreven behoefden te worden, ontkomen thans aan het nood lot niet langer De Troonrede geeft voor de naaste ja ren een in woorden kort program: grond wetsherziening, financieel e hervorming, so ciale verzekering. Maar zij opent een per spectief, gelijk wellicht nooit nog een kabi net aan de volksvertegenwoordiging heeft laten zien. Indien de regeering er in slagen mocht, haar p'annen te verwezenlijken, zul len in politiek, economisch en sociaal op zicht de grondslagen gelegd worden, waar op het Neder land sclie volk een nieuw leven zal kunnen beginnen. De regeering is vol moed. „Vertrouwende op de geestkracht van Mijn volk, om de zware lasten, die het on vermijdelijke gevolg zijn van "den noodtoe stand, waarin wij; verkeeren, manmoedig te dragen, ga Ik hoopvol de toekomst tege moet" aldus maakte zich de Koningin tot tolk van de gedachten der regeering. Het zijn goede woorden, die niet alleen het volk, doch ook do volksvertegenwoordiging zich in het oor moge knoopen. „Manmoedig", is een mooie Hollandsehe uitdrukking voor een mooie Hollandsehe deugd. Mogen de Kamers zich herinneren, dat niets manmoedigheid onder het volk sterker dcoven zal, dan wan neer het ziet, dat in de voor het land groote groote momenten, die in de Troonrede als op komst werden aangekondigd, de volksverte genwoordiging zich gaat verliezen in klein zielig getwist Het afgeloopen jaar was daar niet vrij van. Zullen wij nu een opwekkend en bemoedigend voorbeeld ontvangen?" „Do geheele Troonrede heeft een meer hoopvolle klank. Er spreekt meer vertrou wen in de toekomst uit", aldus het „ALGE MEEN HANDELSBLAD" (lib.). „.Juist daarom was het ons een teleurstel ling niets te vernemen over de wijze waarop zee- en landmacht gereed zouden blijven om onze nationale belangen te beschermen en over de mogelijkheid, dat zonder gevaar voor dez9 nationale belangen, een minder groot, offer van ons volk gevraagd zou kun nen worden." Ook verheugt het blad zich in het bijzonder voor Arasterdam over de toegezegde herzie ning van de flnanckele Verhouding tusschen Rijk en gemeente, en voorts over de beloofde voorstellen tot herziening van de Grondwet. Het „Hbld." concludeert: „De Troonrede belooft dus veel van dit jaar. Niet in aantal wetten de lange lijst belofjjen van vredesjaren kent dez3> Troon rede niet Maar wat beloofd wordt is zoo uiterst belangrijk. En. behalve dan de grond wetsherziening en de verdejigiftgswelten, raakt het alles één minister, den minister. v?d Financiën. Neen, toch niet.... wij ver gissen onsde verzekeringswetten zullen niet boven de handteekening. van minister Treub verschijnen. Wij wenschen der regeering kr&éht toe om veel van wat zij doen wil tot stand te bren gen. Het „bestand" zal blijkbaar een einde nemen, de „godsvrede", zooals met een on eigenlijke naam de toestand werd genoemd, waarbij de oppositie-partijen den uiterlijken vorm van haar oppositie wijzigden, is afge loopen. De regeering gaat weer aan het werk, de strijd om ons heen ten trots, om te trachten op wetgevend gebied ons land vooruit te helpen. Wij kunnen naderhand eerst over de po gingen zelve oordeelen, maar reeds thans kunnen wij zeggen: wij verheugen ons van harte, dat de regeering een voorbeeld geeft om niet meer allen stilstand, alle gebrek aan werkkracht en durf met een beroep op de „tijdsomstandigheden" te verklaren en te verontschuldigen." „TIET VADERLAND" zegt o.m. Het oogenblik is dus, ook volgens de re geering, daar, om onzen gewonen gang weer te gaan, en wij verheugen ons darover dub bel, omdat een regeering in deze tijden uit den aard der zaak de dingen zwarter ziet dan wio buiten de internationale besprekin gen staat, en haar erkenning., dat de tijd om zooveel mogelijk weer tot ons gewone doen terug te keeren dus dubbele waarde heeft. De aanstaande indiening der voorstellen tot grondwetsherziening en van de sociale verzekeringswetten heeft dan ook niet alleen als zoodanig voor ons groote waarde, maar ook als .bewijs, dat do schending van onze neutraliteit minder gevaar loopt dan ooit. En in verband daarmede wagen wij de vraag of het nu nog noodig is, dat onze weer macht volledig gemobiliseerd blijft? We ver nemen uit do Troonrede, dat zee- en land macht gereed blijven ter bescherming van onze nationale belangen wij hooren met ge noegen, dat een woord van waardeering wordt gewijd aan de vele mannen, do.»r de vervulling van hun plicht, nu reeds zoo ge- ruimen tijd verstoken zijn van do uitoefening van hun beroep, dc behartiging hunner za ken en do samenleving met hun gezinnen, maar dat allee brengt ons dan ook to eer der de vraag op de1 lippenMoet dat nu maar zoo blijven zoolang deze oorlog duurt? Een oorlog, waarvan de Troonrede zoo te recht zegt, dat deze nog steeds geen einde neemt, en waarvan zeker het einde nog niet is te overzien. Wat wij dan zoudën willen? Dat men de manschappen naar huis zond, en verder zor geloos voortleefde? Dit natuurlijk aller minst. Maar wij zouden villen, dat men niet meer manschappen onder de wapenen hield dan strikt noodzakelijk is, en dat men de or ganisatie zoo maakte, dat men, de overigen naar huis zendend', er verzekerd van was, dat men ze, als er eens iets gebeurde, direct weer op de plaats had waar ze dan wezen moesten. De „MIDDELBÜRGSCHE COURANT" (vrijz.) schrijft o.m. „Weer een troonrede, geboren in een sfeer van oorlogstoestand, getuige de uit voerige beschouwingen over de economische gevolgen. <9 Maar ze heeft in wetgevend opzicht geenszins het volkomen negatieve karak ter van die van het vorige jaar, toen de aankondiging van nieuwe wetsontwerpen geheel ontbrak. En terwijl toen een volslagen afwezig heid van politieke elementen te constatee- ren viel, is ditmaal do aangekondigde her ziening van de sociale verzekeringswetten wel in staat den ouden strijd van de Tal- ma-wetten te doen herleven. Dat de voorstellen van grondwetsher- ziening weldra het licht zullen zien, zal geen verwondering wekken. Als de tijden Roman naar het Engelsch. (Nadruk Verboden). 19) Er was echter één ding, waarvoor hij haar niet dankbaar was. Zij had den naam van Herbert Strange op zulk een wijze aan hem verbonden, dat hij dien niet kon af schudden. Zijn eigen eerste naam bestond slechts uit één lettergreep: John of schoon men hem altijd bij zijn minder gewo nen tweeden naam bad genoemd, Norrie en als John Ford zou hij de wereld met een zekere brutaliteit te gemoet getreden zijn. Hij zou wel gaarne, onmiddellijk bij zijn aankomst te Londen, daarmee een proef gt nomen hebbenmaar hij zag dade lijk de moeilijkheid er van in, in een hotel te verschijnen onder een zekeren naam, terwijl alles, wat hij meebracht, een ande ren droeg. Evenmin kon hij dan de cor respondentie ontvangen, die tbetrekking had op zijn uitrusting en passage onder den naam van Ford, in een huis, waar hij bekend was als Strange. Hij had als Stran- gd passage genomen en zijn goed aangege ven en hij wist, dat het aanleiding zou ge ven tot opmerkingen, als hij vroeg, om in do boeken als Ford ingeschreven te wor- doD. Hoe hij het ook beschouwde, hij was genoodzaakt op de gedrukte lijst van de tweede-klasse-passagiers voor te komen als Herbert Strange, en ui] had ten minste met één persoon kennis gemaakt, die hem aan land gekomen, zoo m noemen. Dit was een kleine, glad geschoren man van omstreeks zestig jaar op zee altijd gekleed zooals hij waarschijnlijk aan land gekleed was. Hij was geheel in het zwart met een wit overhemd en een zwarte ge- strikto das. Hij kon een bottelier, een be jaard 'bediende of een lid zijn van een ge heime godsdienstige orde in straat-kostuum. 'Ford had een brutaal-jongen Fransoh- nmn over hem hooren spreken als een „ancien curé" en werkelijk, hij had dat eigenaardige van een geestelijke, dat som tijds onuitwischbaar is. •Jlk heet Durand", zei hij tegen Ford terwijl hij de (gerieflijke dubbelzinnige* Fransche uitdrukking gebruikte^ „je m' appelle Durand". Eb je m' appelle Strange", had Ford ge antwoord en vo'or het" eerst had hij van dien naam zonder eenige aarzeling gebruik gemaakt, maar toch voelde hij dc onher roepelijke beteekenis van cbo woorden zoo- die. hij ze had geuit. Uit de menigto van tweedo rangs Euro peanen, die de tweede-klasse-kajuit vulden, had de man, die zich Strange noemde, den man vhk> rich Durand noemde, door een vaag instinct van verwantschap uitverko ren. „Hij ziet er uit als een oude baas, die nd misschien inlichtingen kan ge- Ven", verklaarde Strange het geval voor zichzelf, ofschoon hij niet wenschte te ont kennen, dat hij eenige sympathie voor den man gevoelde. Maar het geven en vragen van inlichtingen vormde den grondslag van hun vriendschap en was voor den jongen man de eerste werkelijke prikkel tot de onhandige fioging om zijn vorstand te ge bruiken. Monsieur Durand was dertig jaren in Argentinië geweest, waar hij de plaats en do menschen, inboorlingen en vreemdelin gen, had gadegeslagen met die onpartij dige scherpzinnigheid van iemand, die wei nig voor zichzelf vraagt. Het was een ge not de vruchten zijner ondervindingen te deel en met iemand, die zoo gretig luister de, want jonge menschen betoonden hem gewoonlijk niet veel eerbied. Hij kon mr. ♦Strange een menigte dingen verteilen, waarmede deze zijn voordeel doen kon wat hij wel doen on wat hij laten moest, welk soort van logies hij moest nemen wat hij daarvoor betalen en welk gezelschap hij zoeken moest. Ja, hij kende oe firma Stephens en Jar- rott een uitstekend huis. Er was nu geen mr. Stephens meer, slechts een mr. Jar- rott. Mr. Stephens had geleefd in dc groo- to dagen van Amerikaanschen onderne mingsgeest, in het zuidelijk halfrond, ten tijde van Wheelright, Halsey en Hale. De burgeroorlog had er een eind aan ge maakt. Mr. Jarrott was later gekomen een goed man, die niet algemeen begrepen 'wed 1. Hij had een paar jaren terug een groot ^verlies geleden door den dood van zijn schoonbroeder en compagnon mr. Col fax. Mevrouw Colfax, een mooi vrouwtje, dat evenmin oud zou worden, dat kon men wel aan haar zien, was met haar kind naar de Yereenigde Staten teruggegaan, maar een kind blom? als een engel ieders lieveling tout a fait mignonne. Monsieur Durand meende zich te herinneren, ge hoord te hebben, dat mevrouw Colfax her trouwd was, maar hij kon het niet zeker zeggen. Men hoort zooveel. Hij wisti weinig meer van de familie al sinds de laatste jon gen was gestorven do jongen, aan wien hij les in Spaansch en Fransch had gegeven. Dc dood had het gezin niet gespaard: de drie zoons, de een na den ander opgeêischt en vader en moeder alleen gelaten. Heb was normaal waren gebleven, zouden zo waar- schijnlijk reeds het vorig jaar zijn versche nen. I Dit is zeker: het wordt' een omvangrijke taak die door dezen onvermoeiden minister aan de Kanxor wordt opgelegd. Dat voorloopig geen voorstellen zullen worden gedaan tot regeling van de vlote tendo schuld, m. a. w., geen voorstel tot het sluiten van een nieuwe leening, zal wel zijn verklaring vinden in den gun- stigen toestand waarin de Nederlandsche Bank zich bevindt-, speciaal door den groo- ten toevloed van goud uit het buitenland, Eer afbetaling van daar geplaatste leve ranties. Bovendien is blijkbaar in pns land nog voldoende geld beschikbaar om in den eersten tijd in de uitgifte van schaitkist- papier een middel, te vinden tot het zich vorsehaffen van de benoodigdc gelden. Het beste, oordeelt „HET VOLK" (s.d.) dat van deze troonrede gezegd kan worden, is dat zij uiftnunt door soberheid, in deze ontroerende en beroerende tijden 'n deugd, die moeilijk te hoog aangeslagen kan wor den. „Daarmee is geenszins gezegd, dat wij het geheele staatsstuk met onvermengde gevoe lens van volledige instemming gelezen heb ben. Dit kunnen wij getuigen noch van het eerste gedeelte, dat- een schets geeft van den toestand, waarin moederland en koloniën zich te midden van den wereldoorlog bevin den, noch van het tweede gedeeRo, dat hei- wetgevend program voor het komendo jaar bevat. Wat het eerste gedeelte aangaat, zoo treft daarin dezelfde ongemotiveerde optimisti sche toon, die ook in de jongste economische nota van den minister van Landbouw zoo on aangenaam aandeed en in de meest verschil lende hoeken der pers scherper of zachter geformuleerde protesten heeft- uitgelokt. Zonder dat men kan zeggen, dat een der uitspraken daarover in de troonrede beslist onjuist is, geldt toch in het algemeen, dat door de woordekeus eenerzijds, door het ver zwijgen van belangrijke feiten anderzijds, op kunstmatige wijze een gunstiger beeld gegeven wordt, dan met de werkelijkheid overeenstemt." Het meest bevreemdend vindt het blad, dat met geen woord gerept wordt over de schromelijke duurte der levensmiddelen. „Het tweede gedeelte van de troonrede3 waarin de voornemens der regeering ten aanzien van de wetgeving worden medege deeld, is ditmaal zoo beknopt van inhoud dat wij er niet meer dan enkele ]corte opmer kingen aan behoeven te wijden. Het vorig jaar ontbrak deze aankondiging in de troon rede geheel; dat zij nu weer ris opgenomen, ia een teeken, dat de „buitengewone om standigheden", zooals trouwens de regee ring uitdrukkelijk verklaart, niet meer der mate alles overheerschen, dat niot „do ge wone wetgevende arbeid" hervat kan wor den. Het gewichtigste is zeker de inlichting, dat de indiening der grondwetsherziening nu toch „weldra" zal kunnen worden tegemoet gezien. Do uitdrukking, laat nog ruimte voor uitstel. Hopen wij, dat de termijn zoo^kort mogelijk zal zijn. Grondwetsherziening is een zaak die veel tijcT vordert." Met sombere gevoelens ziet het socialis tisch orgaan cïcj aangekondigde vlootwet to gemoet. „Met sombere gevoelens vooral ook hier om, wijl do parlementaire geschiedenis van het afgeloopen zittingsjaar reeds heeft doen zien, dat het aanvankelijk bij het uitbreken van den oorlog opschemeronde inzicht, dat de internationale bewapeningswedijver een der voornaamste oorzaken van den wereld brand was, zich bij de groote meerderheid van ons parlement niet vastgezet heeft tot een dieper besef, dat hiermee ook tot eeu keer in dc Nederlandsche militaire politiek aanleiding was gegeven. Wij voor ons ho pen, dat, althans voor zoover de arbeiders klasse betreft, de „manmoedige geestkracht" waarvan do troonrede spreekt, zich uiten zal in versterkt verzet tegen :-,t voortdrijven op militaristische banen." HAARLEM SC HE RECHTBANK. Deze rechtbank veroordeelde N. 11. D., kruideniersbediende te Haar lemmermeer, dierenmishandeling, f 5 boete of 10 dagen hechtenis. J. W., arbeider te Alkemade, mish., één maand gcv.straf. 0. P. K., arbeider te Hillegom, diefstal, een maand tuchtschool. J. van M., arbeider te Hillegom, misli. f 15 boete of 15 dagen hechtenis. L. H., bloemkweekcr te Hillegom, straafc- schennis, appel, f 12 boete of 3 d. hechtenis. .Vrijgesproken werden: R. van S-, timmer man te Hillegom, beklaagd van misban- ling. J. v. L., timmerman te Alkemade, beklaagd van mishandeling. G. Af., matroos te Lisse, beklaagd van diefstal. G. S.. blcemistkneeht te Lisse, beklaagd van laakbare handeling plegen, vrijge sproken. Vergadering van Dinsdagnamiddag. Tijdelijk voorzitter, de hoer F. LIEFT1NCK. REDE VAN DEN VOORZITTER. Do VOORZITTER zegt, dat het hem een groot voorrecht is door het Reglement van orde geroepen te zijn, de eerste werkzaam heden der Kamer té mogen leiden. Spr. zegt de soberheid te zullen volgen, door den Minister, van Rinnenlandsche Za ken in zijn sluitingsredo betracht. Vroeger was het gewoonte dan een lange opsomming van wetsontwerpen te geven. Die soberheid stemt intnsschen tot naden- kén, gevolg als zij was van de buitenge wone tijdsomstandigheden; het buitengewone er van schijnt, helaas, ook voor ons land chronisch te worden. Spr. hoopt, dat men een volgend jaar in een gunstigen tijd zal kunnen aanvangen. Eindigend sluit spr. zich aan b\j de woor den van de Koningin over de geest-kracht van ons volk, vertT0uwend> dat de volks vertegenwoordiging daarvan een. afspiegeling zo a toonen te zij'n. STAATSBEGROOTING 1916. Do Minister van Financiën, d e heer TREUB, dient hierop in dé wetsvoor stellen tot vaststelling der Staatsb&grooting voor 1916, welke als gewoonlijk vergezeld zijn van de z.g. Millioenen Nota. VOORDRACHT VOORZITTERSCHAP. Aan de orde is dan het opmaken van een voordracht, H. M. de Koningin aan te bie den voor liet voorzitterschap der Kamer. Dé VOORZITTER benoemt in het stem bureau de heeren Fock, Van Veen, Visser van IJzendoom en Roodenburg. Eerste candidaat. Uitgebracht worden 84 stemmen, waarvan op de heeren mr. H. Goeman Borgesius 64 stemmen, Bos 1, Rink 1, Ruys de Beeren- brouck 1 stem en 17 stemmen .blanco, zoo dat bij eersto stemming gekozen i? als eerste caDdidaat Mr. H. GOEMAN BORGESIUS. Tweede candidaat. Uitgebracht worden 83 stemmen, waarvan op dé hoeren Schaper 45, Duys 1. Ruys de Beerenbrouck 1, Van Nispen (Nijmegen) 11, Van Doorn 1, Bos 7 stemmen en 17 in blanco, zoodat tweede candidaat is J. H. A. SCHAPER. Derde candidaat. Uitgebracht worden 83 stemmen, waarvan op de heeren Van Nispen (Nijmegen) 35, Ruys de Beerenbrouck 32, Duymaer van Twist 2, Nolens 1, Kleerekoper 1, Beckers 1, Loeff 1 stem en 10 in blanco, zoodat een tweede vrije stemming noodig is. Uitgebracht worden S2 stemmen, waarvan pp do heeren Ruys de Beerenbrouck 38, Loeff 1, Van Nispen (Nijmegen) 28, No- lens 1, Duymaer van Twist 2 stemmen en 12 in blanco, zoodat derde candidaat is jhr. mr. CH. RUYS DE BEERENBROUCK. De voordracht zal H. M. de Koningin worden aangeboden door een Commissie, be staande met den Voorzitter en de leden van het stembureau uit de heeren Roodhui zen, Knobel, Boogaérts en Duymaer van Twist. De vergadering wordt verdaagd tot Woens- dagnamiddag te drie uren. doodjammer, dat mevrouw Colfax het klei ne meisje had meegenomen. Zij hielden van haar alsof het hun eigen kind was vooral na den dood van dc jongens. Een uitstekend huis. Mr. Strange kon niets betere doen dan te zien, dat hij daar geplaat-sb werd dat zeg ik u c'est moi qui vous le dis. Diti alles werd in zeer good Engelsch ge zegd met af en toe een Franschen zin er tussone®, op zaehten, vriendclijken toon, met langzame, zegenende handbewegingen, die meer en meer deden denken aan een geestelijke. Strange wierp van tijd tot tijd een blik op het fijne, regelmatige gelaat, waarvan de dunne lippen voortdurend pijnlijk waren saamgetrokken en do diepliggende bruine oogen ondër het schrandere voorhoofd een soorb van hoopvolle smart uitdrukten, die een boetvaardige ziel moet voelen to mid den der louterende vlammen. Kon het zijn, dat er een tragisch vergrijp onder dit vrien delijk 'bestaan lag verbdrgen 'l „Maar luister eens, monsieur", begon de oude man den volgenden dag. „Luister eens Moeilijkbeden zouden er zijn, Stephens en Jarrott nemen slechts uitgelezen menschen in hun dienst, menschen met eenige onder vinding, bchalvo natuurlijk voor hand- nar- beid, zooals de Italianen kunnen doen. Zou het daarom niet goe-d zijn, dat- mi'. Strange zich een weinig bekwaamde, vóórdat hij een weigering riskeerde? Ja, maar hoe? Dat zou monsieur Durand eens uitleggen. In de eerste plaats was er de kwestie van het Spaansch. Niemand kon in Argentinië vooruitkomen, zonder eenige kennis van die taal. Monsieur Durand gaf daar zelf les in, en in het, Fransch, maar uitsluitend in do Engelsch© en Amerikaansche kolonies van Buenos-Ayres. Hij had er zijn redenen voor waarom hij liever niet aan personen van ze kere gezindte onderwijs gaf. Als zijn jonge velend -hem het genoegen wilde doen een paar lessen te nemen, konden zij nu dadelijk beginnen. Het zou don tijd op de reis be korten. Hij had zijn eigen manier van on derricht geven, een methode, op het Ber litz' systeem gebaseerd, maar niet daaraan ontleend, en die, naar hij durfde beweren, haar eigen verdiensten bezat. Bijvoorbeeld: el tabaco la pipa —los cigarn.-s que es ©sto. Esto es la pipa. Heel eenvoudig. In den tijd van een paar weken kon de leer ling een gesprek voeren. Het zou voor mr. Strange van onbereken baar nut zijn, als hij ook de Inlandsche taal een weinig in zijn macht had. wanneer hij zijn loopbaan in Argentinië begon Het zou zelfs goed zijn als hij wachtte met- het zoe ken naar een vaste betrekking, totdat hij die kennis tot zijn aanbeveling er bij had. Zoo hij wat geld bezat, al was het maar weinig o, had hij dat? Dan des te beter. Hij be hoefde cr niet geheel van tc leven, maar het zou toch iets zijn om op te steunen, terwijl' hij de beginselen van zijn opleiding ontving. Intusschcn moest hij een beetje verstand zien tc krijgen van wol als hij nu en dan karweitjes opliep, o, heel bescheiden. Op do Mcrcado Central, een der groot-te wol markten van de wereld, waren die altijd wel voor de jongen en krachtigen te krijgen. Hij kon dan een paar pesetas verdienen, prac- tische ondervinding opdoen en zich tegelijk in het Spaansch oefenen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 6