Nederland en de Oorlog.
N\ 17037
Zaterdag; 1.1 ^©ptei£afoeia0
JEerste Blad. ft®. 1815.
Brieven van een Leidenaar.
FEUILLETON.
3D© wild© Olijf.
wmm
DASBLAB
DXXXX.
f Het gaat een openter lichaam, jaooals een
gemeente, ook al als een particulier; de eene
Onderneming slaagt beter of wel omgekeerd
Iminder goed dan de andere. De omstandig
heid, dat een publiek lichaam uit een aantal
personen bestaat en zjjn raadslieden als het
jiwaro voor het kiezen heeft, brengt daarin
Ook al geen verandering. Een collectief oor
deel is evenmin altijd juist, als een persoon
lijke opvatting. Ook een meerderheid en een
minderheid kunnen falen.
Ik zal hier, waar ik mij, in verband met de
(verschillende opmerkingen en vragen, in de
laatste dagen tot mij gekomen, vandaag be-
!zlg houden met de vuilverbranding en de ge-
meeotereiniging, niet teruggaan tot de ge
schiedenis d&aer zaak. Men weet, dat ik'
;zelf van meet af sceptisch heb gestaan
jtegen het nu toegepaste systeem, waarom
trent in ons land, toen Leiden het aanvaard
de, nog slechts weinig ervaringen waren
Opgedaan. En proefnemingen zijn altijd ge
vaarlijk, ook uit financieel oogpunt.
[Wie het verslag der vuilverbranding dezer
dagon heeft gelezen, zooals het in het
„Leidsch Dagbflad" stond vermeld, zal wel
hebben gemérkt. d^t de resultaten van het
afgeloopen jaar nu niet bepaald gunstig zgn
!te noemen. Er ia een tekort op do exploi
tatie van ^en kleine f 9000, en wanneer men
het zeer voorzichtig gestelde verslag nauw
keurig leest, kan men de vrees niet onder
drukken, dat het daarbij niet zal bleven.
Men behoeft slechts te bedenken, dat de
tweede verbrandingsoven er nog bijkomen
pioet. Deze op zichzelf reeds kostbare ovens,
fcchynen nan veel slijtage onderhevig, en het
.verslag veronderstelt, dat dit bij verder ge
bruik nog grooter zal worden. De zaak, in
theorie zoo mooi, is in de practyk zeer te
gengevallen. De pessimisten, die indertijd
t6gonover hist deskundig verslag, dat zeer
rooskleurig was, ihim twijfel hebben geop
perd, ook toen nog, naoat B. en W. in
het buitenland naar de .werking van het
systeem persoonlijk een onderzoek hadden
ingeMeld, 'hebben .wel eenigszins gelijk ge
kregen. Er z'ijn, zacht uitgedrukt, tegen
vallers. Eerstens blijkt de machinerie niet
besta-nd tegen do staalharde slakken, een ge
brek, 'dat de fabrikant nu eerst tracht te ver
helpen.
Een 'Amsterdamsch blad, heeft, naar aan
leiding van de r esultaten, hier ter slede ver
kregen, er zijn vreugde reeds over uitge
sproken, dat men m die gemeente nu reke
ning zaï Éuimen houden met de fouten, bij
fle Leidsche installatie gemaakt. Dio fouten
zulle® kunnen worden vermeden. Mogelijk
kunnen zjj ook hier nog met niet al te
groote kosten worden verholpen.
Maar een andere tegenvaller is, dat er
feen groote hoeveelheid tot dusverre- waar
deloos gebleken asch overblijft, waarmede
men geen weg weet en waarvan het ver-
Voer (waar gaat het heen?) ongeveer even
veel kost als do opbrengst van de slakken,
die trouwens ook al niet al te best van de
hand gaan. Waar het vuilverwijderingsvraag-
stuk, na het gemis der. vuilnisstalen aan ae
.Waard, voor een groot deel beheerscht werd
door de vraag, waar men met hot waar
deloos afval heen moest, had toch deze vraag
ook ernstig onder de oogen moeten worden
gezien, ten opzichte van de afvalproducten
der verbrandingsovens. Do deskundigen zijn
daar bepaald te licht overheen gestapt. Mocht
men op deai duur voor de verTiarding van
pold&rwegen met de gesorteerde slakken een
maal al een weg weten, ik vrees, na al wat
ik er van gehoord heb, dat men hoe langer
hoe meer met de in groote hoeveelheden
geproduceerde asGh in letterlijken sin zal
opgescheept raken.
Men kan 'asch en slakken ook verwerken
tot steenen. Er zou dan nog een nieuwe
installatie bij moeten. Men heeft zich in het
deskundig rapport zulk een steenfabricatio
echter al teods niet bijzonder loonend ge
dacht, en ik denk, dat de gemeente eerst
in de allerhoogste noodzakelijkheid daartoe
zal besluiten. .Ook de opbrengst van den
door de verbranding gevormden stoom is
niet meegevallen. Ook daarvan had men zich
meer voorgesteld.
Intusschen moeten We als een groote licht
zijde tegenover al deze schaduwzijden stellen,
de radicale, volkomen hygiënische wijze,
waarop men nu in eens van al het vuil,
dat anders jaar en dag op de vuilnisstalen
lag te rotten en stank te verspreiden, af
is. En ik voor mg zou de kleine f9000,
welk bedrag vermoedelijk later neg wel
wat grooter zal worden, er nog wel voor
over hebben, als niet do zeer kostbare en
allerminst nog ideale reinigingsdienst, als
het hinkende paard achteraan kwam, waar
door het hadeelig slot van den geheelen
vuilvenv\jderingsdienst over het jaar 1916
alweer op circa f121,000 is geraamd.
Dat is veel te veel en ik zou wenschen,
dat daarin op den langen duur en geleidelijk
verandering werd gebracht.
Wij hebben ons in den waan laten bren-
gen, dat de ophaaldienst nu het volmaakte
nabij zou komen, 't Mocht wat! En nu denk
ik nog niet eens aan den grooten last,
voornamelijk in den zomer, veroorzaakt door
het 'ophalen öm den anderen dag, in bij
zondere gevallen, zelfs om den derden dag,
al mag dit bezwaar voor groote gezinnen
op bovenhuizen vooral niet onderschat wor
den. Maar wat is er in de practjjk terecht
g&kcmen van de in theorie mooie stelling,
dat het vuil nu in hermetisch gesloten wa
gens zou worden opgehaald, waardoor bij
het ophalen, van het stuiven op straat geen
sprake meer kon zijn? De wolken stof en
asch slaan, zoo mogelijk, nog hooger op
idan bij do handiger houten karren van
vroeger, die trouwens veel vlugger werden
bediend.
•Het schijnt wel, dat de slepende lang
zaamheid van de logge, zware wageus, wel
ke, nu de eerste gloed der nieuwheid er ?if
is, grauw en goor zien van vuil en roest,
is overgeslagen op paard en bedienend per
soneel, twee, soms drie man sterk.
Met betrekking tot het paard, dat een
zware vracht heeft te trekken, verklaarbaar,
voor het personeel echter niet.
De verbrandingsovens kunnen wg niet
aan den kant zetten, zooals sommigen schij
nen to wenschen; maar de ophaaldienst zal,
dunkt mij, op den duur kunnen en moeten
worden vervormd on vereenvoudigd.
Moet het ons per slot van rekening schat
ten blijven kosten, laat dan den ophaal
dienst ook plaats hebben op f.inke wijze,
met materiaal en met personeel, waarop
men met trots kan wijzen.
s: ONZE TELEFOONNUMMERS
Voor Administratie-aangelegenheden,
dus voor Advertentie-orders, voor
Abonnementen, Adresveranderingen,
enz.
LEIDSCH DAGBLAD 175
Voor de Redactie, voor bet Nieuws,
is bet Nr.
LEIDSCH DAGBLAD 1507
UIT ONZE STAD.
LEIDSCHE BESTUURDERSBOND.
Opgave van de week van 2323 Aug. 1915.
Totaal Ledental 1753.
Work'oozo Leden31
Aantal klndorcn be
neden de 16 jaar 28
Loonverlies per week f 392.97
Vergoeding v. d. i'atrocn f
van het Steuncomité 6.—
TJitkeering werkloozonkas 138.—
144.—
Loonverlies per week f 148.97
Gedeeltelijk workloo-
zo leden 209
Aantal minder werk
uren per wcok 2713*
Aantal kinderen bo
neden de 16 jaar 222
Loonverlies per week f 374.78
Vergoeding v. d. Patroon t
van hot Steuncomité
TJitkeering workloozenkas 299.92
299.92
Loonverlies per week r74.86
Aantal onder de
wapenen 268 1)
Aantal kinderen be
neden de 16 jaar 270
Loonverlies por week f 3268.33
Vergoeding v. d. Patroon f 291.024
van het Bïjk 961.10
m Steuncomité 13.40
1265.52
Loonverlies por week 2002.804
Totaal loonvorlles per w j
week, waarbij betrok
ken 536 'eden f 2226.63*
Dit getal wordt govormd door:
Gehuwden on kostwinners, welke vergoeding
ontvangen120
Werkzaam bij Gemeente. Bijk en Spoorweg-
Maatscbappijen 36
Ongehuwden. welke geen vergoeding en
geen loon ontvangen HO
Totaal—
266
uit ons land.
VRIJWILLIG ONDEROFFICIERS-
KADER EN ONGEHUWDE
OFFICIEREN.
Het lid van do Tweede Kamer, de hoer
Juten, had schriftelijk de volgende vragen
tot den minister van Oorlog gericht:
lo. Waarom worden die loden van het
vrijwillig© ondoroffioierskader, die dien
sten verrichten, welke zouden moeten ver
richt worden door onderofficieren van hoo-
geren rang, niet tot dsien rang bevorderd?
Is dit alleen, omdat bet Bevorderings-
voorschrift 1913 daartoe den minister niet
do bevoegdheid geeft?
2o. Zoo ja, acht de minister het dan niet
wensohelijk, dat de desbetreffende bepa
lingen van het Bcvorderingsvoorsohrift wor
den hemen, zoodat aan deze leden van be
doeld kader ten minste die hoogere ran
gen titulair kuninen worden verleend,
met tijdelijk do overeenkomstige trakte-
mentsverhocging
3o. Bostaan er onoverkomelijke bezwaren
om deze leden van bedoeld kader te bevor
deren tot den rang, van welken zij do
werkzaamheden verrichten
4o. Welke overwegingen hebben den mi
nister er toe geleid nogmaals de toelage
voor de ongehuwde officieren to verlagen,
zoodat die op dit oogenblik voor subalter
ne officieren vijftig centen per dag be
draagt
5o. Acht de minister een dergelijke toe
lage wel overeenkomstig de waardigheid
van den offieiersstand
Hierop hoeft de heer Bosboom geant
woord
lo. De leden van het vrijwillig onderof-
ficdersfcader, die onder de huidige om
standigheden diensten verrichten, welke
zouden moeten verricht worden, door ender-
offioioren van hoogoren rang, worden
slechts tot dien rang bevorderd, naar ge
lang er, gerekend naar het door de vredes-
organisatiën voorgeschreven aantal, vaca
tures ontstaan, en zij alsdan volgens de be
palingen van het Bevorderingsvoorschrift
voor bevordering aan do beurt zijn.
Niet het Bevorderingsvoorschrift, dooh
de om de hierna onder 3o. vermelde re
den geboden noodzakelijkheid, te zorgen,
dat bij de demobilisatie geen overcompleet
in den hoogeron rang aanwezig zal zijn,
verzet zich er tegen, de in den aanhef be
doelde kaderleden tot den hoogeren rang
te bevorderen.
2o. Het wordt niet wensohelijk geacht
aan vorenbedoelde kaderloden die hoogere
rangen titulair to verleenen, omdat
a. het verleenen van titulaire rangen ten
go voigo heeft-, dat de anciennitedtsverhou-
dingen worden gewijzigd, hetgeen weder
om onoverkomelijke bezwaren oplevert cn
tot groote onbillijkheden aanleiding zou
geven bij het bepalen van de volgorde op
die ranglijsten, bij welke de volgorde juist
uitsluitend op do anciënniteit berust
b. do praktijk van vroegere jaren heeft
geleerd, dat liet verleenen van titulaire
rangen een sterken wensoh naar het spoe
dig daarop verkrijgen van den effectieven
rang opwekt, aan welken wensc-h niet kan
worden voldaan, hetgeen opnieuw aanlei
ding tot ontevredenheid zou geven.
Dat intussohen de belangen van de hi er-
bedoelde kaderleden, tegenover hen die
diensten als waarvan hier sprake is, niet
verrichten, in het oog zijn gehouden, moge
blijken uit den bij kon. besluit van 9 De
cember 1914 no. 7 genomen maatregel,
krachtens welken voor die diensten, mits
zij gedurende ten minste, één maand zijn
verricht, een verhooging van jaarwedde
wordt verleend naar reden van 50 pCt. van
hetgeen de jaarwedide in don bekleeden
rang minder bedraagt dan die verbonden
aan de functie, waarvan de dienst wordt
waargenomen.
3o. Er bestaan onoverkomelijke bezwaren
om deze leden van bedoeld kader te bevor
deren tot den rang, van welken zij do werk
zaamheden verrichten, omdat aan en der-
g<flijko bovordoripg nog jarenlang nó de
demobilisatie belangrijke financdeele gevol
gen verbonden zouden blijven.
4o. Sedert 16 December 1914 ontvangen
gehuwde en ongeöiuwdo officieren, die tij
dens de mobilisatie hun stand- of woon
plaats niet verlaten hebben, geen mobilisa
tietoelage meer.
Daarentegen kregen bijv. ongehuwde su
balterne officieren, die tijdens de mobilisa
tie tijdelijk buiten hun oorspronkelijke
vroon plaats moesten verblijven, een toelage
van f 1.50 per dag, benevens inkwartiering
voor rekening van hot. Rijk.
Door den langen duur van de mobilisa
tie komen echter de levensomstandigheden
van de vast en do tijdelijk in eenzelfde gar
nizoen of fort geplaatste officieren elkaar
zóózeer nabij, dat het langer handhaven van
een zóó groot geldelijk verschil een mis
stand zou vormen.
Uit diien hoofde is de dagelijsche toelage
van ongehuwde subalterne officieren buiten
de woonplaats tot 0.50 teruggebracht met
behoud van inkwartierring voor rekening
van het Rijk.
5o. Een toelage van f 0.50 per dag, on in
kwartiering voor 's Rijks rekening, zijnde
ongeveer f 540 per jaar, acht de onderge-
teokende in geen enkel opricht beneden de
waardigheid van den officiersstand.
DE MAïSVOORZIENING.
I
Sederteenigen tijd stellen de importeurs
en handelaren in maïs pogingen in hot werk
om de Regeering te bewegen zich geheel te
onttrekken aan den inkoop van maïs £n
dien geheel over te laten aan den vrgen
handel. Verschillende conferenties werden
over dit onderwerp in Den Haag gehouden
tusschen den Minister en de gedelegeerden
van den handel. Van een toegeven aan den
wensch van de handelaren zal echter voor-
loopig geen sprake zijn.
Do Minister heeft reeds eenige malen als
zijn voornemen te kennen gegeven d:n geh©2-
len handel in maïs aan do Rygeering to trek
ken, evenals dit met de tarwe en het meel
het geval is. Van de zijde der importeurs
en handelaars werd daartegen echter ern
stig verzet aangeteekend. Men wee3 er op,
dat een dergelijke maatregel, door het uit
schakelen der concurreerende factoren, nood
zakelijkerwijs prrjsverhoogïng van het pro
duct ten gevolge izóu hebben. Zoowel over
den wensch der importeurs: .geheel vrije
handel" als den wensch van den minister:
regeeringsmonopolie." z'jn langdurige be
sprekingen gevoerd, doch het resultaat is,
dat, althans voorloopig, de status quo ge
hand haafó. blijft.
PECH.
Roede vroeger is gemeld, dat de klciuit-
voer uit Duitschland verboden was, zoodat
verschillende fabrieken op do Limburgsch-
Duitsche grens, die haar groeven op Duitsch
gebied hadden liggen onder de gemeente
Btiiggen door gebrek aan grondstof in moei
lijkheden gjeraaivten. Maanden geleden reeds
was via de N. O. T. aan de Duitsehe Re-
gecring vergunning tot uitvoer gevraagd,
terwijl nog meermalen op spoed werd aan
gedrongen. Thans eindelijk is de vergunning
afgekomen. Maar ze kwam van de Brus-
sckche Commandantur en behelst dat ver
gunning is verleend tot uitvoer van klei uit...
Brugge (België). Opnieuw moeten dc fabri
kanten don langen, langen weg van requos-
teeren gaan bewandelen.
DE ZAAK-Ds. R. DE LIGT.
Heb classicaal bestuur van Eindhoven
heofb de volgende uitspraak ge-laan in do
zaak van ds. R. de Ligt, te Nuenen. Met
algemeen© stemmen werd ds. De Ligt vrij
gesproken van de beschuldiging, dat zijn
prediking is geweest in strijd met het Evan
gelie. Met op één na algemeen© stemmen
oordeelde de vergadering hem schuldig aan
vergrijp in de uitoefening zijner kerkelijke
bediening, omdat zijn prediking aanleiding
zou hebben kunnen geven, dat onervaren
jongemannen daardoor tot dienstweigering
werden gebracht.
Do vergadering besloot, dat ds. De Ligt
daarvoor een berisping zal worden gegeven.
De vergadering beoordeelde de preek zelve,
zonder zich verder in te laten met het pro
ces-verbaal van den kapitein der mare
chaussees.
Roman naar het Engelsch.
(Nadruk Verboden).
10)
Dio vertoonde zich, wanneer hg
slechts voor enkele oogenblik-
ken de pupillen zag schitteren
met een glans als van git, wat hij het niet
Arisch effect noemde, maar die gloed ver
dween telkens snel en liet iets achter van
het vluchtig uitdagende, dat Hawthorne zag
in de oogen van Beatrice Cenci.
„Hij bood zijn zusteirs een groote som
gelds aan," zei zij zuchtend, „maar zij wil
den mij niet bij zich nemen."
„O? Dus hij had geld?"
„Hij was een van do eerste Amerikanen,
die geld verdienden in het noord-westen
van Canada, maar dat was na mijn moe
ders dood. Zij stierf in do sneeuw op een
reis zooals op de schets boven den
schoorsteenmantel. Men heeft mij verteld,
dat- hij daarna geheel is veranderd. Hij
was vóór dien tijd wat men noemt wild
geweest, maar hij was dat toen in 't ge
heel niet meer. Hij werd zeer ernstig en
werkzaam. Hij was een van de pioniers
van dat land; een van de eersten, dio zag
wat er uit te halen was. Op die manier
heeft hij veel geld verdiend cn bij zijn
dood heeft hij mij dat nagelaten. Ik ge
loof, dat het nogal veel is".
„Vondt gij liet niet akelig in het kloos
ter?" vroeg hij plotseling, ,,'t Lijkt mij
VTeeselijk".
„Neen, niet bepaald. Ik was er niet J
ongelukkig. De zusters waren vriendelijk
voor me. Pas na mijn vaders dood begon ik
te beseffen wie ik was, cn toen werd ik
rusteloos. Ik voelde, dat ik nooit gelukkig
zou worden vóórdat ik onder menschen
.van mijn oigen soort was".
„En hoe kwam u daar?"
Zij glimlachte flauw voordat zij ant
woordde; „Ik kwam er nooit. Er zijn geen
menschon van mijn soort".
Onthutst door den nadruk, dien zij op dio
omstandigheid scheen tc willen leggen, nam
hij de eerste de beste gelegenheid te baat
om haar af te leiden.
„Dus u woont bij uw voogd in 1 Hoe be
valt u dat?"
„Het zou mij heel goed bevallen als het
hem ook maar beviel of liever zijn
vrouw. Weet u", trachtte zij uit te leggen,
„zij is heel lief en aardig en zoo, maar zij
vereort alles, wat welvoeglijk en m den
vorm is en ik schijn voor haar de onwel
voeglijkheid in persoon te zijn. xk weet,
dat het een beproeving voor haar is mij
in huis te hebben, en dus is het in zeke
ren zin ook een beproeving voor mij om
bij haar te zijn".
„Waarom blijft u dan?"
„Wol, om de eenvoudige reden, dat ik
er niets aan kan voranderen. Ik moet
doen wat de wet mij voorschrijft".
,Ah juist, weer de wet".
„Ja, weer de wet. Maar er zijn boven
dien nog andere redenen".
„En dio zijn
„Wel, om iets te noemen, ik hond dol
veel van hun klein meisje. Zij is het lief
ste schepseltje in de wereld en het eeni
ge wozen, behalve mijn hond, die van mij
houdt".
0,Hoe heet zij?*p
Die vraag deed haar zich met meer at
tentie aan haar werk wijden. Ford volgde
tot op zekere hoogte den loop barer ge
dachten, toen hij zag, dat haar wenk
brauwen zich samentrokken en een kleinen
rimpel vormden en haar lippen zich vast-,
beraden samenknepen. Het waren mooie
lippen, beweeglijk en gevoelig lippen,
die zeer licht een uitdrukking van verach
ting zouden aangenomen hebben, zoo niet
de innerlijke geest er een liefelijke tril
ling aan gaf of beter gezegd er een vrien
delijk licht om tooverde.
„Het is niet de moeite waard u dat te
vertellen", zei zij na lang nadenken. „Het
is eigenlijk wel zoo veilig voor u om geen
enkele van onze namen te kennen".
„En toch, als ik ontsnap, zou ik ze gaar
ne weten".
„Als u ontsnapt, zult u ze wel kunnen
uitvinden".
„Heel goed", zei hij met voorgewende
onverschilligheid, „als u ze mij met wil
zeggen
Met schilderen voortgaande liet zij het
ondorwerp varen, maar voor hem was de
gelegenheid voor een gesprek te zeldzaam,
om die voorbij to laten gaan. Niet alleen
was bij hem de jeugdige aandrang om in
een gezellig gesprek zijn gedachten
te uiten zeer normaal, maar bij
vond er onloochenbaar een genoe
gen in om met een dame een meisje
to praten. Somtijds had hij in zijn een
zame overpeinzingen bij zichzelf berede
neerd, dat zij „niet zijn type van meisje"
was; maar het feit, dat hij bijna drie ja
ren vrouwelijk gezelschap had moeten
missen, maakte hem vatbaar om op ieder
een verliefd te worden. En als hij nu niet
bepaald verliefd op het meisje was, kwam
dat, doordien de geheele toestand alle
sentiment verbood, ofschoon het toch heer
lijk was naast haar te zitten en haar on
der het schilderen gade te slaan, haar zelfs
met zijn vragen te kwellen.
„Dus is het kleine meisje één reden, dat
u hier blijft? Welke is do ander?"
Zij verried haar eigen lust tob een ge
zellig gesprek door de bereidwilligheid,
waarmede zij hem antwoordde.
„Ik weet niet of ik het u wel moest
vertellen en toch kan ik het ook wel doen.
De zaak is zoo:: zij rijn niet welgesteld,
dus kan ik hen helpen. En dat vind ik
natuurlijk prettig".
„U kan helpen door de rekeningen te
betalen. Dat is alles heel mooi, als u daar
pleizier in vindtmaar iedereen zou er
niet zoo over denken".
„Dat zou men wel, a-ls men in mijn om
standigheden vorkeerde," hiold zij vol.
„Als metn op de een of andere manier kan
helpen, geeft dat iemand ©en gevoel voor
andoren van nut te zijn. Ik heb liever, dat
de menschen mij noodig bobben, zelfs al
zijn ze ook niet op mijn persoon gesteld,
dan dat niemand mij noodig he oft."
„Zij hebben uw geld noodig", verklaar
de hij jongensachtig oprecht. „Dat is de
reden".
„Maar dat is tooh iets, nietwaar? Als
men geen plaats in do wereld hooft, dan is
men maar al te blij, als men er een krijgt,
eelfs al moet men clio koopen. Mijn voogd
en zijn vrouw hebben mij misschien liever
niet bij ziohmaar het geoft een gevoel van
voldoening te weten dat rij er veel erger aan
toe zouden zijn, als ik er niet was."
„Evenals ik", zei hij lachend. „Wat ik
doen moot, als ik aan mijn lot word over
gelaten en u niiet meer heb, dat weet al
leen de Hemel. Het is eigenaardig welk een
invloed gevangenschap op iemand heeft.
Het ontneemt- je je zelfvertrouwen; het
goeft jo een hulpbehoevend gevoel. Je ver
langt vrij to zijn en toch ben je bijna bang
voor de buitenlucht."
Hij voelde rioh nu zoo op zijn gemak met
haar, dat hij in aohtelooze houding, schrij
lings op zijn stoel zittend, met zijn armen
gevouwen op den rug daarvan, iets broe-
dorlijks in hun wederkeerige verhouding
voelde.
Zij boog rich dieper over haar werk en
sprak zonder op te kijken.
„O, u zult uw weg wel vindenU is van
dat soort."
„Dat is gemakkelijk gezegd."
„En misschien voor u om te doen." Haar
volgende woorden, die zij uitsprak onder
het aanbrengen van stipjes verf in haa-r
schets, doden hem van verbaring opsprin
gen. ,,Ik zou naar Argentinië gaan".
„Waarom zegt u niet naar do maan?"
„Om do eenvoudige reden, dat die onbe
reikbaar is."
„Evenals Argentinië voor mij".
„O neon, dat is het niet. Andere men
schen hebben het ook bereikt."
,,Dat kan wel zijn, maar die verkoorden
niet in mijn geval."
„Sommigen van hen waren er waarschijn
lijk slechter aan toe".
Er volgde een pauze, waarin zij in haar
werk verdiept scheen, terwijl Ford naden
kend binnensmonds zat te fluiten.
„Hoe kwam u op die gedachte va<n Ar
gentinië?" vroeg liij eindelijk.
(Wordt vervolgd).