Nederland en de Oorlog. N\ 17037 Zaterdag; 1.1 ^©ptei£afoeia0 JEerste Blad. ft®. 1815. Brieven van een Leidenaar. FEUILLETON. 3D© wild© Olijf. wmm DASBLAB DXXXX. f Het gaat een openter lichaam, jaooals een gemeente, ook al als een particulier; de eene Onderneming slaagt beter of wel omgekeerd Iminder goed dan de andere. De omstandig heid, dat een publiek lichaam uit een aantal personen bestaat en zjjn raadslieden als het jiwaro voor het kiezen heeft, brengt daarin Ook al geen verandering. Een collectief oor deel is evenmin altijd juist, als een persoon lijke opvatting. Ook een meerderheid en een minderheid kunnen falen. Ik zal hier, waar ik mij, in verband met de (verschillende opmerkingen en vragen, in de laatste dagen tot mij gekomen, vandaag be- !zlg houden met de vuilverbranding en de ge- meeotereiniging, niet teruggaan tot de ge schiedenis d&aer zaak. Men weet, dat ik' ;zelf van meet af sceptisch heb gestaan jtegen het nu toegepaste systeem, waarom trent in ons land, toen Leiden het aanvaard de, nog slechts weinig ervaringen waren Opgedaan. En proefnemingen zijn altijd ge vaarlijk, ook uit financieel oogpunt. [Wie het verslag der vuilverbranding dezer dagon heeft gelezen, zooals het in het „Leidsch Dagbflad" stond vermeld, zal wel hebben gemérkt. d^t de resultaten van het afgeloopen jaar nu niet bepaald gunstig zgn !te noemen. Er ia een tekort op do exploi tatie van ^en kleine f 9000, en wanneer men het zeer voorzichtig gestelde verslag nauw keurig leest, kan men de vrees niet onder drukken, dat het daarbij niet zal bleven. Men behoeft slechts te bedenken, dat de tweede verbrandingsoven er nog bijkomen pioet. Deze op zichzelf reeds kostbare ovens, fcchynen nan veel slijtage onderhevig, en het .verslag veronderstelt, dat dit bij verder ge bruik nog grooter zal worden. De zaak, in theorie zoo mooi, is in de practyk zeer te gengevallen. De pessimisten, die indertijd t6gonover hist deskundig verslag, dat zeer rooskleurig was, ihim twijfel hebben geop perd, ook toen nog, naoat B. en W. in het buitenland naar de .werking van het systeem persoonlijk een onderzoek hadden ingeMeld, 'hebben .wel eenigszins gelijk ge kregen. Er z'ijn, zacht uitgedrukt, tegen vallers. Eerstens blijkt de machinerie niet besta-nd tegen do staalharde slakken, een ge brek, 'dat de fabrikant nu eerst tracht te ver helpen. Een 'Amsterdamsch blad, heeft, naar aan leiding van de r esultaten, hier ter slede ver kregen, er zijn vreugde reeds over uitge sproken, dat men m die gemeente nu reke ning zaï Éuimen houden met de fouten, bij fle Leidsche installatie gemaakt. Dio fouten zulle® kunnen worden vermeden. Mogelijk kunnen zjj ook hier nog met niet al te groote kosten worden verholpen. Maar een andere tegenvaller is, dat er feen groote hoeveelheid tot dusverre- waar deloos gebleken asch overblijft, waarmede men geen weg weet en waarvan het ver- Voer (waar gaat het heen?) ongeveer even veel kost als do opbrengst van de slakken, die trouwens ook al niet al te best van de hand gaan. Waar het vuilverwijderingsvraag- stuk, na het gemis der. vuilnisstalen aan ae .Waard, voor een groot deel beheerscht werd door de vraag, waar men met hot waar deloos afval heen moest, had toch deze vraag ook ernstig onder de oogen moeten worden gezien, ten opzichte van de afvalproducten der verbrandingsovens. Do deskundigen zijn daar bepaald te licht overheen gestapt. Mocht men op deai duur voor de verTiarding van pold&rwegen met de gesorteerde slakken een maal al een weg weten, ik vrees, na al wat ik er van gehoord heb, dat men hoe langer hoe meer met de in groote hoeveelheden geproduceerde asGh in letterlijken sin zal opgescheept raken. Men kan 'asch en slakken ook verwerken tot steenen. Er zou dan nog een nieuwe installatie bij moeten. Men heeft zich in het deskundig rapport zulk een steenfabricatio echter al teods niet bijzonder loonend ge dacht, en ik denk, dat de gemeente eerst in de allerhoogste noodzakelijkheid daartoe zal besluiten. .Ook de opbrengst van den door de verbranding gevormden stoom is niet meegevallen. Ook daarvan had men zich meer voorgesteld. Intusschen moeten We als een groote licht zijde tegenover al deze schaduwzijden stellen, de radicale, volkomen hygiënische wijze, waarop men nu in eens van al het vuil, dat anders jaar en dag op de vuilnisstalen lag te rotten en stank te verspreiden, af is. En ik voor mg zou de kleine f9000, welk bedrag vermoedelijk later neg wel wat grooter zal worden, er nog wel voor over hebben, als niet do zeer kostbare en allerminst nog ideale reinigingsdienst, als het hinkende paard achteraan kwam, waar door het hadeelig slot van den geheelen vuilvenv\jderingsdienst over het jaar 1916 alweer op circa f121,000 is geraamd. Dat is veel te veel en ik zou wenschen, dat daarin op den langen duur en geleidelijk verandering werd gebracht. Wij hebben ons in den waan laten bren- gen, dat de ophaaldienst nu het volmaakte nabij zou komen, 't Mocht wat! En nu denk ik nog niet eens aan den grooten last, voornamelijk in den zomer, veroorzaakt door het 'ophalen öm den anderen dag, in bij zondere gevallen, zelfs om den derden dag, al mag dit bezwaar voor groote gezinnen op bovenhuizen vooral niet onderschat wor den. Maar wat is er in de practjjk terecht g&kcmen van de in theorie mooie stelling, dat het vuil nu in hermetisch gesloten wa gens zou worden opgehaald, waardoor bij het ophalen, van het stuiven op straat geen sprake meer kon zijn? De wolken stof en asch slaan, zoo mogelijk, nog hooger op idan bij do handiger houten karren van vroeger, die trouwens veel vlugger werden bediend. •Het schijnt wel, dat de slepende lang zaamheid van de logge, zware wageus, wel ke, nu de eerste gloed der nieuwheid er ?if is, grauw en goor zien van vuil en roest, is overgeslagen op paard en bedienend per soneel, twee, soms drie man sterk. Met betrekking tot het paard, dat een zware vracht heeft te trekken, verklaarbaar, voor het personeel echter niet. De verbrandingsovens kunnen wg niet aan den kant zetten, zooals sommigen schij nen to wenschen; maar de ophaaldienst zal, dunkt mij, op den duur kunnen en moeten worden vervormd on vereenvoudigd. Moet het ons per slot van rekening schat ten blijven kosten, laat dan den ophaal dienst ook plaats hebben op f.inke wijze, met materiaal en met personeel, waarop men met trots kan wijzen. s: ONZE TELEFOONNUMMERS Voor Administratie-aangelegenheden, dus voor Advertentie-orders, voor Abonnementen, Adresveranderingen, enz. LEIDSCH DAGBLAD 175 Voor de Redactie, voor bet Nieuws, is bet Nr. LEIDSCH DAGBLAD 1507 UIT ONZE STAD. LEIDSCHE BESTUURDERSBOND. Opgave van de week van 2323 Aug. 1915. Totaal Ledental 1753. Work'oozo Leden31 Aantal klndorcn be neden de 16 jaar 28 Loonverlies per week f 392.97 Vergoeding v. d. i'atrocn f van het Steuncomité 6.— TJitkeering werkloozonkas 138.— 144.— Loonverlies per week f 148.97 Gedeeltelijk workloo- zo leden 209 Aantal minder werk uren per wcok 2713* Aantal kinderen bo neden de 16 jaar 222 Loonverlies per week f 374.78 Vergoeding v. d. Patroon t van hot Steuncomité TJitkeering workloozenkas 299.92 299.92 Loonverlies per week r74.86 Aantal onder de wapenen 268 1) Aantal kinderen be neden de 16 jaar 270 Loonverlies por week f 3268.33 Vergoeding v. d. Patroon f 291.024 van het Bïjk 961.10 m Steuncomité 13.40 1265.52 Loonverlies por week 2002.804 Totaal loonvorlles per w j week, waarbij betrok ken 536 'eden f 2226.63* Dit getal wordt govormd door: Gehuwden on kostwinners, welke vergoeding ontvangen120 Werkzaam bij Gemeente. Bijk en Spoorweg- Maatscbappijen 36 Ongehuwden. welke geen vergoeding en geen loon ontvangen HO Totaal— 266 uit ons land. VRIJWILLIG ONDEROFFICIERS- KADER EN ONGEHUWDE OFFICIEREN. Het lid van do Tweede Kamer, de hoer Juten, had schriftelijk de volgende vragen tot den minister van Oorlog gericht: lo. Waarom worden die loden van het vrijwillig© ondoroffioierskader, die dien sten verrichten, welke zouden moeten ver richt worden door onderofficieren van hoo- geren rang, niet tot dsien rang bevorderd? Is dit alleen, omdat bet Bevorderings- voorschrift 1913 daartoe den minister niet do bevoegdheid geeft? 2o. Zoo ja, acht de minister het dan niet wensohelijk, dat de desbetreffende bepa lingen van het Bcvorderingsvoorsohrift wor den hemen, zoodat aan deze leden van be doeld kader ten minste die hoogere ran gen titulair kuninen worden verleend, met tijdelijk do overeenkomstige trakte- mentsverhocging 3o. Bostaan er onoverkomelijke bezwaren om deze leden van bedoeld kader te bevor deren tot den rang, van welken zij do werkzaamheden verrichten 4o. Welke overwegingen hebben den mi nister er toe geleid nogmaals de toelage voor de ongehuwde officieren to verlagen, zoodat die op dit oogenblik voor subalter ne officieren vijftig centen per dag be draagt 5o. Acht de minister een dergelijke toe lage wel overeenkomstig de waardigheid van den offieiersstand Hierop hoeft de heer Bosboom geant woord lo. De leden van het vrijwillig onderof- ficdersfcader, die onder de huidige om standigheden diensten verrichten, welke zouden moeten verricht worden, door ender- offioioren van hoogoren rang, worden slechts tot dien rang bevorderd, naar ge lang er, gerekend naar het door de vredes- organisatiën voorgeschreven aantal, vaca tures ontstaan, en zij alsdan volgens de be palingen van het Bevorderingsvoorschrift voor bevordering aan do beurt zijn. Niet het Bevorderingsvoorschrift, dooh de om de hierna onder 3o. vermelde re den geboden noodzakelijkheid, te zorgen, dat bij de demobilisatie geen overcompleet in den hoogeron rang aanwezig zal zijn, verzet zich er tegen, de in den aanhef be doelde kaderleden tot den hoogeren rang te bevorderen. 2o. Het wordt niet wensohelijk geacht aan vorenbedoelde kaderloden die hoogere rangen titulair to verleenen, omdat a. het verleenen van titulaire rangen ten go voigo heeft-, dat de anciennitedtsverhou- dingen worden gewijzigd, hetgeen weder om onoverkomelijke bezwaren oplevert cn tot groote onbillijkheden aanleiding zou geven bij het bepalen van de volgorde op die ranglijsten, bij welke de volgorde juist uitsluitend op do anciënniteit berust b. do praktijk van vroegere jaren heeft geleerd, dat liet verleenen van titulaire rangen een sterken wensoh naar het spoe dig daarop verkrijgen van den effectieven rang opwekt, aan welken wensc-h niet kan worden voldaan, hetgeen opnieuw aanlei ding tot ontevredenheid zou geven. Dat intussohen de belangen van de hi er- bedoelde kaderleden, tegenover hen die diensten als waarvan hier sprake is, niet verrichten, in het oog zijn gehouden, moge blijken uit den bij kon. besluit van 9 De cember 1914 no. 7 genomen maatregel, krachtens welken voor die diensten, mits zij gedurende ten minste, één maand zijn verricht, een verhooging van jaarwedde wordt verleend naar reden van 50 pCt. van hetgeen de jaarwedide in don bekleeden rang minder bedraagt dan die verbonden aan de functie, waarvan de dienst wordt waargenomen. 3o. Er bestaan onoverkomelijke bezwaren om deze leden van bedoeld kader te bevor deren tot den rang, van welken zij do werk zaamheden verrichten, omdat aan en der- g<flijko bovordoripg nog jarenlang nó de demobilisatie belangrijke financdeele gevol gen verbonden zouden blijven. 4o. Sedert 16 December 1914 ontvangen gehuwde en ongeöiuwdo officieren, die tij dens de mobilisatie hun stand- of woon plaats niet verlaten hebben, geen mobilisa tietoelage meer. Daarentegen kregen bijv. ongehuwde su balterne officieren, die tijdens de mobilisa tie tijdelijk buiten hun oorspronkelijke vroon plaats moesten verblijven, een toelage van f 1.50 per dag, benevens inkwartiering voor rekening van hot. Rijk. Door den langen duur van de mobilisa tie komen echter de levensomstandigheden van de vast en do tijdelijk in eenzelfde gar nizoen of fort geplaatste officieren elkaar zóózeer nabij, dat het langer handhaven van een zóó groot geldelijk verschil een mis stand zou vormen. Uit diien hoofde is de dagelijsche toelage van ongehuwde subalterne officieren buiten de woonplaats tot 0.50 teruggebracht met behoud van inkwartierring voor rekening van het Rijk. 5o. Een toelage van f 0.50 per dag, on in kwartiering voor 's Rijks rekening, zijnde ongeveer f 540 per jaar, acht de onderge- teokende in geen enkel opricht beneden de waardigheid van den officiersstand. DE MAïSVOORZIENING. I Sederteenigen tijd stellen de importeurs en handelaren in maïs pogingen in hot werk om de Regeering te bewegen zich geheel te onttrekken aan den inkoop van maïs £n dien geheel over te laten aan den vrgen handel. Verschillende conferenties werden over dit onderwerp in Den Haag gehouden tusschen den Minister en de gedelegeerden van den handel. Van een toegeven aan den wensch van de handelaren zal echter voor- loopig geen sprake zijn. Do Minister heeft reeds eenige malen als zijn voornemen te kennen gegeven d:n geh©2- len handel in maïs aan do Rygeering to trek ken, evenals dit met de tarwe en het meel het geval is. Van de zijde der importeurs en handelaars werd daartegen echter ern stig verzet aangeteekend. Men wee3 er op, dat een dergelijke maatregel, door het uit schakelen der concurreerende factoren, nood zakelijkerwijs prrjsverhoogïng van het pro duct ten gevolge izóu hebben. Zoowel over den wensch der importeurs: .geheel vrije handel" als den wensch van den minister: regeeringsmonopolie." z'jn langdurige be sprekingen gevoerd, doch het resultaat is, dat, althans voorloopig, de status quo ge hand haafó. blijft. PECH. Roede vroeger is gemeld, dat de klciuit- voer uit Duitschland verboden was, zoodat verschillende fabrieken op do Limburgsch- Duitsche grens, die haar groeven op Duitsch gebied hadden liggen onder de gemeente Btiiggen door gebrek aan grondstof in moei lijkheden gjeraaivten. Maanden geleden reeds was via de N. O. T. aan de Duitsehe Re- gecring vergunning tot uitvoer gevraagd, terwijl nog meermalen op spoed werd aan gedrongen. Thans eindelijk is de vergunning afgekomen. Maar ze kwam van de Brus- sckche Commandantur en behelst dat ver gunning is verleend tot uitvoer van klei uit... Brugge (België). Opnieuw moeten dc fabri kanten don langen, langen weg van requos- teeren gaan bewandelen. DE ZAAK-Ds. R. DE LIGT. Heb classicaal bestuur van Eindhoven heofb de volgende uitspraak ge-laan in do zaak van ds. R. de Ligt, te Nuenen. Met algemeen© stemmen werd ds. De Ligt vrij gesproken van de beschuldiging, dat zijn prediking is geweest in strijd met het Evan gelie. Met op één na algemeen© stemmen oordeelde de vergadering hem schuldig aan vergrijp in de uitoefening zijner kerkelijke bediening, omdat zijn prediking aanleiding zou hebben kunnen geven, dat onervaren jongemannen daardoor tot dienstweigering werden gebracht. Do vergadering besloot, dat ds. De Ligt daarvoor een berisping zal worden gegeven. De vergadering beoordeelde de preek zelve, zonder zich verder in te laten met het pro ces-verbaal van den kapitein der mare chaussees. Roman naar het Engelsch. (Nadruk Verboden). 10) Dio vertoonde zich, wanneer hg slechts voor enkele oogenblik- ken de pupillen zag schitteren met een glans als van git, wat hij het niet Arisch effect noemde, maar die gloed ver dween telkens snel en liet iets achter van het vluchtig uitdagende, dat Hawthorne zag in de oogen van Beatrice Cenci. „Hij bood zijn zusteirs een groote som gelds aan," zei zij zuchtend, „maar zij wil den mij niet bij zich nemen." „O? Dus hij had geld?" „Hij was een van do eerste Amerikanen, die geld verdienden in het noord-westen van Canada, maar dat was na mijn moe ders dood. Zij stierf in do sneeuw op een reis zooals op de schets boven den schoorsteenmantel. Men heeft mij verteld, dat- hij daarna geheel is veranderd. Hij was vóór dien tijd wat men noemt wild geweest, maar hij was dat toen in 't ge heel niet meer. Hij werd zeer ernstig en werkzaam. Hij was een van de pioniers van dat land; een van de eersten, dio zag wat er uit te halen was. Op die manier heeft hij veel geld verdiend cn bij zijn dood heeft hij mij dat nagelaten. Ik ge loof, dat het nogal veel is". „Vondt gij liet niet akelig in het kloos ter?" vroeg hij plotseling, ,,'t Lijkt mij VTeeselijk". „Neen, niet bepaald. Ik was er niet J ongelukkig. De zusters waren vriendelijk voor me. Pas na mijn vaders dood begon ik te beseffen wie ik was, cn toen werd ik rusteloos. Ik voelde, dat ik nooit gelukkig zou worden vóórdat ik onder menschen .van mijn oigen soort was". „En hoe kwam u daar?" Zij glimlachte flauw voordat zij ant woordde; „Ik kwam er nooit. Er zijn geen menschon van mijn soort". Onthutst door den nadruk, dien zij op dio omstandigheid scheen tc willen leggen, nam hij de eerste de beste gelegenheid te baat om haar af te leiden. „Dus u woont bij uw voogd in 1 Hoe be valt u dat?" „Het zou mij heel goed bevallen als het hem ook maar beviel of liever zijn vrouw. Weet u", trachtte zij uit te leggen, „zij is heel lief en aardig en zoo, maar zij vereort alles, wat welvoeglijk en m den vorm is en ik schijn voor haar de onwel voeglijkheid in persoon te zijn. xk weet, dat het een beproeving voor haar is mij in huis te hebben, en dus is het in zeke ren zin ook een beproeving voor mij om bij haar te zijn". „Waarom blijft u dan?" „Wol, om de eenvoudige reden, dat ik er niets aan kan voranderen. Ik moet doen wat de wet mij voorschrijft". ,Ah juist, weer de wet". „Ja, weer de wet. Maar er zijn boven dien nog andere redenen". „En dio zijn „Wel, om iets te noemen, ik hond dol veel van hun klein meisje. Zij is het lief ste schepseltje in de wereld en het eeni ge wozen, behalve mijn hond, die van mij houdt". 0,Hoe heet zij?*p Die vraag deed haar zich met meer at tentie aan haar werk wijden. Ford volgde tot op zekere hoogte den loop barer ge dachten, toen hij zag, dat haar wenk brauwen zich samentrokken en een kleinen rimpel vormden en haar lippen zich vast-, beraden samenknepen. Het waren mooie lippen, beweeglijk en gevoelig lippen, die zeer licht een uitdrukking van verach ting zouden aangenomen hebben, zoo niet de innerlijke geest er een liefelijke tril ling aan gaf of beter gezegd er een vrien delijk licht om tooverde. „Het is niet de moeite waard u dat te vertellen", zei zij na lang nadenken. „Het is eigenlijk wel zoo veilig voor u om geen enkele van onze namen te kennen". „En toch, als ik ontsnap, zou ik ze gaar ne weten". „Als u ontsnapt, zult u ze wel kunnen uitvinden". „Heel goed", zei hij met voorgewende onverschilligheid, „als u ze mij met wil zeggen Met schilderen voortgaande liet zij het ondorwerp varen, maar voor hem was de gelegenheid voor een gesprek te zeldzaam, om die voorbij to laten gaan. Niet alleen was bij hem de jeugdige aandrang om in een gezellig gesprek zijn gedachten te uiten zeer normaal, maar bij vond er onloochenbaar een genoe gen in om met een dame een meisje to praten. Somtijds had hij in zijn een zame overpeinzingen bij zichzelf berede neerd, dat zij „niet zijn type van meisje" was; maar het feit, dat hij bijna drie ja ren vrouwelijk gezelschap had moeten missen, maakte hem vatbaar om op ieder een verliefd te worden. En als hij nu niet bepaald verliefd op het meisje was, kwam dat, doordien de geheele toestand alle sentiment verbood, ofschoon het toch heer lijk was naast haar te zitten en haar on der het schilderen gade te slaan, haar zelfs met zijn vragen te kwellen. „Dus is het kleine meisje één reden, dat u hier blijft? Welke is do ander?" Zij verried haar eigen lust tob een ge zellig gesprek door de bereidwilligheid, waarmede zij hem antwoordde. „Ik weet niet of ik het u wel moest vertellen en toch kan ik het ook wel doen. De zaak is zoo:: zij rijn niet welgesteld, dus kan ik hen helpen. En dat vind ik natuurlijk prettig". „U kan helpen door de rekeningen te betalen. Dat is alles heel mooi, als u daar pleizier in vindtmaar iedereen zou er niet zoo over denken". „Dat zou men wel, a-ls men in mijn om standigheden vorkeerde," hiold zij vol. „Als metn op de een of andere manier kan helpen, geeft dat iemand ©en gevoel voor andoren van nut te zijn. Ik heb liever, dat de menschen mij noodig bobben, zelfs al zijn ze ook niet op mijn persoon gesteld, dan dat niemand mij noodig he oft." „Zij hebben uw geld noodig", verklaar de hij jongensachtig oprecht. „Dat is de reden". „Maar dat is tooh iets, nietwaar? Als men geen plaats in do wereld hooft, dan is men maar al te blij, als men er een krijgt, eelfs al moet men clio koopen. Mijn voogd en zijn vrouw hebben mij misschien liever niet bij ziohmaar het geoft een gevoel van voldoening te weten dat rij er veel erger aan toe zouden zijn, als ik er niet was." „Evenals ik", zei hij lachend. „Wat ik doen moot, als ik aan mijn lot word over gelaten en u niiet meer heb, dat weet al leen de Hemel. Het is eigenaardig welk een invloed gevangenschap op iemand heeft. Het ontneemt- je je zelfvertrouwen; het goeft jo een hulpbehoevend gevoel. Je ver langt vrij to zijn en toch ben je bijna bang voor de buitenlucht." Hij voelde rioh nu zoo op zijn gemak met haar, dat hij in aohtelooze houding, schrij lings op zijn stoel zittend, met zijn armen gevouwen op den rug daarvan, iets broe- dorlijks in hun wederkeerige verhouding voelde. Zij boog rich dieper over haar werk en sprak zonder op te kijken. „O, u zult uw weg wel vindenU is van dat soort." „Dat is gemakkelijk gezegd." „En misschien voor u om te doen." Haar volgende woorden, die zij uitsprak onder het aanbrengen van stipjes verf in haa-r schets, doden hem van verbaring opsprin gen. ,,Ik zou naar Argentinië gaan". „Waarom zegt u niet naar do maan?" „Om do eenvoudige reden, dat die onbe reikbaar is." „Evenals Argentinië voor mij". „O neon, dat is het niet. Andere men schen hebben het ook bereikt." ,,Dat kan wel zijn, maar die verkoorden niet in mijn geval." „Sommigen van hen waren er waarschijn lijk slechter aan toe". Er volgde een pauze, waarin zij in haar werk verdiept scheen, terwijl Ford naden kend binnensmonds zat te fluiten. „Hoe kwam u op die gedachte va<n Ar gentinië?" vroeg liij eindelijk. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5