17081
Zaterdag 4 September.
Eerste Jöladl. A°. 1915.
risven van een Leidenaar.
Persoverzicht
FEUILLETON.
13© wild© Olijf.
LEIDSCI
DAGBLAD
DXXXIX.
Kra-ntenartikels worden wol oens verge-
eken bij één-dags-vlinders, die verschijnen
a zoo er ©enige schittering van haar uit-
t, de aandacht e©n kort© poos trekken,
daarna weer te verdwijnen en te wor-
I^q vergeten. Een enkele slechts wordt
angehouden, opgeprikt en voor de verget
elheid bowaarcl.
Als ik mijn wekelijkscèi© schrijverij ook als
aodani'g beschouw, dan mag ik mijn haat
ten brief rekenen tot die enkelenwelke be
hind zijn langer dan een éón-dsags-leven
e hebben.
Hot denkbeeld door mij daarin ontwik
kel om n.l.' zich onderling te verzekeren,
ercn de kosten van een operatieve beha-n-
lelin-g, beeft van verschillende kanten sym-
►athio ontmoet en ik geloof, diat het or nu
jo"- maar op aankomt de rechte wijze te
[inden om de belangstellenden, belangbeb-
^Ddon tevens, tot elkaar te brengen en te
jrg.iniseeren. Hebben eenmaal een groep
ncTisohen elkaar gevonden, dan is de tijd
laar den joiisten vorm van organisatie te
ireffen en het plan verder uit te werken,
lat ongetwijfeld, als het op de juiste» mar
ücr wordt aangepakt, levensvatbaarheid
al blijken te bezatten en in het bijzonder
voor den middenstand van groot nut kan
ijn.
Gaarne breng ik de belanghebbenden tot
felkaar als ik hen ken en hun adressen weet.
[k 7.ou hrun daarom willen verzoeken hun
Bsamkaarbjo, oen briefje of ander bewijs
fan belangstelling in de brievenbus van hot
,Leidsah Dagblad" te willon deponeeren
in het adres van dien schrijver van de
Brieven van een Leidenaar, waardoor men
rich trouwens verder tot niets verbindt.
Blijkt het aantal belangstellenden vol
doende dan zal ik zorgen, dat zij bij elkaar
komen om verder gemeenschappelijk de
?oede zaak te bevorderen.
Als ik denk hoc de oprichting van een
Coöperatieve Keuken en het beschikoaar-
Btel'en van volkstuintjes te Leaden eerst
ook losweg in de Leidsch© Brieven is be-
6olu even en aanbevolen, dan geeft mij dat
ook voor het welslagen van deze goed©
-mood. Ik hoop, dat dc meermig van
I^eon irorman uit d© arbeidersbeweging,
afc mij zei dat de middenstander te laks
is om eigener beweging in zijn eigen belang
zich to organise eren met betrekki n g tot
'deze zaak althans wordt beschaamd.
Hiermede wil ik voor vandaag volstaan
in afwachting van de in te komen sympa
thiebetuigingen.
Wat ik voor heden verder wensch te zeg
gen raakt ook den middenstander en wel
den kleinen middenstander, die zaken doet
of een ambacht uitoefent voor zoover deze,
gemobiliseerd is, en niemand heeft die hem
in zijn. werk vervangt. Mijn ervaring is, dat
hij liet is die bij den langen duur der rao-
hilisatië het. zwaarst lijdt 011 !?rootsbe
kans beloopt, financieel ten gronde te gaan.
Ook zijn gezin krijgt een vergoeding van
het Rijk doch dit bedrag moge eenigszins
toereikend rijn voor, een werkmansbestaan
en daar de armoede bulten de deur hooi
den, het gezin van den ambachtsman en
beringdoendon middenstander, behoedt het
riet voor verval.
1 Vanneer mca eens tot deze maatschap
pelijke klasse ingaat en er het intieme le
ven bespiedt, bemerkt men er dikwijls een
Bbille armoede, lang verborgen gehouden,
doch die ten slotte tot ondergang leiden
zal.
De omstandigheden voerden mij in een
gezin van twee nog jonge menschen met
een vijftal kinderen. Zij waren met weinig
of niets begonnen, doch door zuinigheid en
vlijt langzamerhand vooruitgegaan. De
man kende zijn ambacht goed, was voor
zichzelf gaan werken en al vooruitgaande,
had hij met geldelijken steun van anderen
eenigo huizen gebouwd waarvan, als de
rente en de aflossing was betaald, jaar
lijks nog iets kon overschieten.
Daar komt de mobilisatie en de man
wordt opgeroepen. Zijn winkel ligt stil, de
klanten kan hij niet bedienen. Het leven
eischt echter 'de gewone inkomsten, de be
lasting moet worden betaald, het schoolgeld
voor de kinderen eveneens en dit kan alles
natuurlijk niet van de f10 vergoeding, die
de vrouw -wekelijks van het Rijk ontvangt.
Het kleine spaarpotje is spoedig ingeteerd,
met de rente en aflossing van de hypotheek
schuld begint het te haperen, en de hypo
theekbank kent geen medelijden. De hui
zen worden verkocht en brengen nauwe
lijks de hypotheek op en deze menschen,
die zich in normale tijden hadden kunnen
opwerken tot bescheiden welvaart, worden
nu letterlijk geruïneerd.
iWat er omgaat in het gemoed van dezen
landweerman, als hij, ver van rijn in nood
verkecrend gezin, waarvan de vrouw, op
wier schouders de zorg nu alleen rust, door
de zenuwen wordt verteerd, zijn dienst doet
voor de veiligheid van het vaderland en
zrjn bewoners, laat zich denken.
Als het geen moedeloosheid is, dan zeker
wrok tegen het lot dat hem en de zijnen
tct ondergang doemt.
Dit voorbeeld, dat ik met namen en fei
ten, nader zou kunnen illustreeren, staat
niet op zichzelf. Men zou, als men in dezen
stand, in stad en land een ernstig onderzoek
ging instellen, tal van zoodanige gevallen
kunnen constoteeren.
Hier helpt niet eeng meer een crediet-
verleening, zooals voor den kleinen midden
stander in het leven is geroepen; hier zou
tegelijk de man aan het gezin moeten terug
worden gegeven, en ook dat zou than s, in
vele gevallen, reeds te laat wezen.
De Steuncomité's, ook het Leidsche Co
mité, hebben nuttig werk gedaan en zullen
dit zeker nog bij voortduring doen. Maar la
ten zij niet alleen aan den werkmansstand
denken; laten ze ook en vooral de verarmde
en in noood verkeerende kleine middenstan
ders althans boven water houden en voor
algeheelen ondergang behoeden.
Ik las dezer dagen, dat er zooveel oor
logswinst in ons land is en wordt gemaakt,
dat de winst over 't geheel, het verlies aan
den anderen kant geleden, ver overtreft, zoo
dat ons nationaal vermogen er door zal blij1-
ken te rijn toegenomen.
Is dit zoo, dan is het nog meer tergend,
dat gezinnen, die een betrekkelijke wrelvaart
genoten, tot den bedelstaf worden gebracht,
doordat do man is opgeroepen voor den
militairen dienst en tot taak keett, zoo noo-
dig met het land zelf ook dat nationaal ver
mogen te beschermen en te verdedigen.
Het brengt voor hen, die in meer of min
dere mate, van den oorlogstoestand hebben
geprofiteerd en verder voor allen, die den
druk der tijden hebben kunnen doorstaan,
de dure verplichting mee, aan de Steun
comité's door hun milde bijdragen een kracht-
dadigen steun mogelijk te maken.
Dit geldt natuurlijk voor mijn lezers1, in
het bijzonder het „Leidsch Steuncomité", dat
dezen winter zeker weer heel wat zal te
doen krijgen en dat ik de zorg van ge
zinnen, zooals ik er boven een schetste, en
waaromtrent ik in comité gaarne nadere
inlichtingen geef, dringend aanbeveel.
Het nieuwe EEDSWETJE is een zonder
ling stukje wetgeving, zooals „HET HUIS
GEZIN" uiteenzet:
De inhoud kan aldus worden weergegeven
Ieder is verplicht den eed af te leggen,
maar als men hem niet aflegt, is 't ook goed.
Immers, artikel 1 stelt den verplichtten eed
vast, ook voor hem, „die niet tot een gods
dienstige gezindheid behoort" doch artikel
3 neemt genoegen met ©en belofte, „indien
do te beëedigen persoon verklaart, tegen het
afleggen van eeden gewichtige gemoedsbe
zwaren te gevoelen.'
"Van datgene, waartoe artikel 1 zegt te
verplichten, schiet dus practisch niete over.
Nu zijn wij cr ver af, hen, die niet aan
God gelooven, tot het afleggen van den eed
te willen verplichten.
Wij zouden veeleer hen niet tot hot afleg
gen van den eed willen toelaten.
Maar j uist daarom behoorde het, ter wille
der waarachtigheid, anders geformuleerd te
worden.
Regel zij en blijft ;t afleggen van den eed.
Den eed kunnen niet afleggen rij, wier
godsdienstige gezindheid het afleggen van
eeden verbiedt.
Don eed mogen niet afleggen zij, die
niet aan God gelooven.
Indien men het zóó in de wet schreef
was 't duidelijk en overeenkomstig de waar
heid.
Nu wordt, oogenschijnlijk, de verplichte
eed gehandhaafd, maar langs een achter
deurtje aan ieder, die wil, vrijheid gegeven,
rich aan de verplichting te onttrekken.
Het uithangbord lijkt mooi, en in de Me
morie van Toelichting wordt hot mooie van
het uithangbord nog eens extra in het licht
gesteld.
Maar het uithangbord beantwoordt niet
aan de werkelijkheid.
Al is het slechts een noodregeling, die de
Minister voorstelt, toch dient overwogen, of
ook maar vóór enkele jaren een onwaarach
tige regeling kan worden gedoogd.
En of, nu practi9?h fcloi verplichte eed
wegvalt, het niet oprechter is dit met zoo
veel woorden te erkennen, dan het weg te
doezelen achter een verplichting, die geen
inhoud heeft.
„DE ZEEUW" zegt cr van:
In do Tweede Kamer was hot de hoer Loh-
man geweest, die voorgesteld had het wetje
slechts tot 1919 te doen werken, doch dc
linksche meerderheid, in weerwil van des
Ministers zwakke aanbeveling, stemde dat
amendement af.
Toch was deze afstemming voor den heer
Lobman geen reden om tegen het ontwerp
te zijn. Integendeel, hij verdedigde het krach
tig tot den einde,
Grooter en meerder daarentegen waren
do bezwaren van Rechts in de Eerste Kamer.
En aan deze nu is de llegeering te gemoet
gekomen.
Het ontwerp draagt nu het karakter van
een noodregeling; in 1919 zal een definitieve
regeling moeten volgen; het toctsingrecht
vervalt, zoodat een ieder, die gemoedsbezwa
ren heeft, hetzij met, hetzij zonder aanha-
lingsteekens, volstaan kan met de belofte,
welke tot nu toe slechte aan de leden
der Doopsgezinde gezindte toekwam.
Dat dit con regeling is, dio ons toelacht,
weigeren wij to erkennen. Doch de Regee
ring rit tusschen twee vurenwetsovertre
ding door Godloochenaars en onmogelijke of
op onvasten rechtsgrond berustende recht
spraak. Hier moest derhalve oen knoop door
gehakt worden.
Evenwel het is een noodregoling, en hier
bij houdt alle praten op zulks te meer,
wanneer de zaak al pratende steeds moei
lijker dreigt te worden.
Dc „STICHTSCHE COURANT" merkt
op, dat de nu aangeboden regeling tijdelijk
is, welk karakter door de Regeering wordt
erkend en in de wet zelve vastgelegd.
De regeling zelve, die dc Regeering thans
voorstelt, houdt in, dat de eed regel brij ft,
maar dat i e d e r, die verklaart tegen net
afleggen van don eed gewichtige gemoedsbe
zwaren fce koesteren, vrijgesteld wordt. Al
leen zij. wier godsdienstige gezindheid en be-
lijdeniden eed verbiedt, zijn daardoor vao-
zelï reeds vrijgesteld, zonder persoonlijke
verklaring.
De rechter krijgt dus niet (als in het
vorige voorstel) do taak, om de gemoedsbe
zwaren to toetsen.
Uitdrukkelijk erkent de Regeering ten
volle het recht van heD, die thans meewer
ken om deze tijdelijke regeling tot stan l te
brengen, om later, bij definitieve regeling,
daartegen bezwaren in te brengen. Hun
oventueole stem vóór dit ontwerp praeju-
dicieert dus niets.
Wij denken, dat dit voorstel nu wel zal
worden aangenomen.
Er blijkt dus uit, hoe goed de Eerste Ka
mer gedaan heeft door het vorig ontwerp
te verwerpen.
Het voorstel voldoet aan liet blad niet
ten volle, maar het is toch te verkiezen bo
ven het vorige. En het blijkt nu, zoo be
sluit ,,D e Sticht sch e", dat ook op
andere wijze dan het vorige ontwerp wilde
en zonder definitieve overwinning van het
beginsel der Linkerzijde in den noodtoestand
te voorzien is.
In een driestar Toeslagfonds lezen
wij in „HET CENTRUM":
„ElET KATHOLIEKE VOLK" bepleit de
oprichting van een toeslag-fonds, met het
doel, dat de arbeiders elkaar zullen steunen.
Menig werkgever, die het missen kan,
geeft t hans aan zrjn werklieden een duur te-
toeslag.
Duizenden andere arbeiders echter blijven
hiervan verstoken, arbeider.; namelijk in be
drijven, welke door de huidige tijdsomstan
digheden zwaar getroffen rijn en niet dan
met moeite het hoofd boven water kunnen
houden. Deze arbeiders zullen zegt „HET
KATHOLIEKE VOLK" al tevreden zgn,
indien zij 10 volle uren p-er dag en 6 volle
dagen per week kunnen werken'
Maar en kier komen wij tot de lie tee
kenis van he<t opschrift boven dit artikel
komt er dan niet een ongelijkheid, die in
deze dagen niet mag bestaan? Is dan het
ééne deel der arbeidersbeweging niet in veel
bet-ere conditie dan liet andere? En zou dit
wel zonder gevaar zijn voor de goede ont
wikkeling van het geheel?
Er is een middel om dit te voorkomen.
Opgericht kan worden een toeslag
fonds waaraan bijdragen ail© arbeiders, die
Öuurte-toeslag bekomen hebben, al is het
slechts één dubbeltje per week. En uit dit
toeslagfonds zou dan hulp kunnen worden
verleend aan de andere arbeiders, die den
vollen zwaron last van de moeilijke tijdsom
standigheden moeten dragen.
Terecht voegt het blad hieraan toe. dat
I dit een heerlijk voorbeeld van solidariteit
zou zijn, en het denkbeeld is dan ook alles
zins sympathiek.
Echter zal men op één ding bedacht
moeten wezen, en wrel hierop, dat de instel
ling van zulk een fonds in geen geval een
belemmering mag worden voor den groei
van het aantal toeslagen.
De waan moge nergens post vatten, dat
de positie der arbeiders, die zeiven geen
toeslag ontvangen, zóóvoel gunstiger wordt.
wanneer er een toeslagfonds tot stand komt»
dat het nu wel schikken kan.
M. a. w. niet op dat fonds mag worden
afgewenteld, wat ook in dezen abnormalen
tijd ten laste dient te komen van den werk
gever, of van het bedrijf.
Anders toch sou het, behalve voor den
arbeider, ook onbillijk kunnen worden voor,
den weiwillenden en welmeeneuden patroon,
ten bate van den minder goedgezinde.
Prof. Fabius schrijft in „STUDIËN EN
SCHETSEN" over de leiding der an
ti-revolutionaire partij:
De leiding?
Reeds meer dan twintig jaar is van we
zenlijke leiding zoo weinig te bespeuren.
En heeft men in stee daarvan veelszins
een stelsel van persoonlijk machtsregiment»
dat cöteriezin en seniliteit uit eigenbelang
aanziet voor trouw.
Voor de anti-revolutionaire partij is van
bijzonder belang de vraag, hoe wezenlijke
leiding is te verkrijgen.
Op welke vraag toch geen ander antwoord
is te geven dan dit; in vasthouden aan be
ginselen.
Dan bouwt men ook.
Nog iets meer dan een organic» tie. Die
bij innerlijke leegheid ten leste toch bezwijkt.
Dan geeft men wezenlijke kracht, terwijl
de organisatie straks dienst doet» pm- die
kracht saam to binden.
Dan kan er wezenlijk oenheid komen.
Op' die wgze is ook mogelijk bij eenheid
zelfstandige ontwikkeling. Immers wordt
daardoor moed geboren tot voortdenken, tot
voortwerken. Overtuigd als men is, dat wat in
de lijn van het beginsel gevonden wordt
niet zal worden gewraakt. Voorts behoeft
men dan niet meer te vreezen, geschriften
van anti-revolutionaire leidslieden uit vroe-
geren tijd op te slaan, daar zij maar al te
overtuigend een koers zouden aanwijzen,
waarmee het heden vloekt.
Kon. dr. Kuyper den kor ie n tijd, dien wel
licht de Heere hem nog laat» mee daaraan
dienstbaar zijn, dan zoude het straks gemak
kelijker vallen, .wat toch zoo ge wensch t is,
met dankbaarheid indachtig te zijn aan den
machtigen invloed, door hem in vroeger
jaren ten dienste van de anti-revolutio
naire partij yerricht.
Over examen uitslagen ^bevatte
„DE CHRISTELIJKE ONDERWIJZER"
een en ander.
Het is bij onderwijzersexamens regel,
dat er minstens 25 pCt. dor candidaben
zakt, voor dc hoofdakte rijden er nog meer.
50 pCt. is daar een gewoon cijfer er zijn
jaren geweest, dat 66 procent sjeesde.
Maar dit wordt gelukkig iets beter, dank
zij de indirecte invloed der kweek
scholen. Toch zijn we er nog niet met
onzo examens, die zoo geheel los staan
van de opleiding en de oandidaton slacht
offer maken van de grilligo samenstel
ling der commissies, welker leden, ge
bonden aan een niets zeggend program,
den examinandus allerlei „verrassingen"
kunnen bereiden.
Na dit vooropgesteld te hebben, gaat
het blad dan aldus voort
Groot is ook dit jaar weer het aantal van
hen, dio voor de nde maal werden teleurge
steld. Te Leeuwarden kelderden bij heel©
secties te gelijk. Heel geen nieuws, dat can-
didaten, geen gemobiliseerd© die het
vorig jaar tot aan dc vijftig kwamen, tlrans
dank rij een jaar van onvermoeide studie,
werden afgewezen met een lijst van even
over de veertig.
Let de een© examinator bij „taal" op in
richt en verstaan, d© ander© heeft rijn
„fort" in grammatica me-t „cïorzolvcr" re
gels plus uitzonderingen.
Bij r^encn is er minder verschil, toch
wordt er in het noorden anders „theorie"
K-oman naar het Engelsch.
(Nadruk Verboden).
'4)
In 't zelfde oogenblik sprak de dame, alsof
zij op 'n geschikte gelegenheid had gewacht.
,,Ik begrijp niet, waarom of jij je dat
zoo zoudt aantrekken," zei zij, t.rwgl zij
een hoestbui trachtte te onderdrukken. ,,Jo
moet iets dergelijks hebben voorzien, toen
je rechter werd."
Het antwoord klonk in Ford's ooren slechts
als een gemompel, maar hij maaktdo be
teek enis daarvan uit het antwoord op.
Toegegeven," hernam zij, taen hg had
gtfproken, „mogelijkheden voorzien en ze
ondervinden zijn twee verschillende dingen,
ïooar als men er op voorbereid is, dan
geeft dat kracht, wanneer men tot han
delen genoodzaakt wordt."
Weer hoorde ïtard een gemompel, waarin
Mi niets kon onderscheiden, maar weer zei
haar antwoord hem wat het bedoelde.
Recht en onrecht» zooals ik het opvat,"
ging zij voort, „is iets, waarmee jij niets
hebt te maken. Het is jouw plicht de wet
Jog te passou en niet om te beoordeslen
h'o die werkt"
Wederom was Ford niet in staat its van
hf,t antwoord op to vangen, maar wee" brach
ten de woorden der damo hem op de hoogte,
vis dat het ergste er van? 't Kan zijn;
't is het beste er van, want daar het
1° van alle verantwoordelijkheid ontheft, is
dwaas cm er wroeging over te gev :»elen."
Wat gaf aanleiding tot die opmerkingen?
Een zonderlinge nieuwsgierigheid bekroop
Ford om dat te weten. Hij naderde zoo dicht
hij durfde do open deur, maar ©r werd voor
het oogenblik niets meer gezegd. In de stilte,
die volgde, begon hij er weer over te pein
zen hoe hij het best zijn verzoek om voedsel
zou kunnen inkleeden, toen oon geluid achter
hem, hem deed schrikken. Het was het ge
luid, dat hem onder alle anderen het meest
schrik aanjoeg, en wel dat van een rnenscke-
lijken voetstap. Zijn eerste beweging ont
sproot uit dezelfde blinde impulsie, die een
op ge jaagden vos oon schuilplaats i een kerk
d;: zoeken, enkel de begeerte om voor het
oogenblik veilig te zijn. Hij was overeind
gesprongen, stapte over den drempel en
sprong de kamer in, voordat hij bedacht
had, dat, als hij gepakt werd, hij ten minste
als een moedig man moest gepakt worden.
Eu zich dus weer naar de deur toekeerend,
waardoor hij was binnen gekomen, bleef hij
uitdagend staan, in afwachting van zijn ver
volgers, zonder te letten op de verbaasde
oogen, die op hem warén gevestigd. En niet
vóórdat er een paar seconden waren ver-
slrekon en hij bemerkte, dat men hem niet
achtervolgde, wierp hij een blik door de
kamer. Hg zag daarbij langs de vrouw heen
en vestigde al zijn aandacht op den kiemen,
grijzen man, die, nog altijd op zijn stoel
zittend, hem met open mond aanstaarde*
Op zijn beurt was Norrie Ford sprakeloos en
sperde zijn oogen open van verbazing. Er
verstreken verscheidene oogenb'ikken voor
dat één van beiden sprak.
„Gij?"
„Gij?"
Dit eenlettergrepig woord klonk tegelgker-
tijd van beide kanten. De kleine dame sprong
van schrik op. Er was zoowel eon vragende
als angstige uitdrukking op haar gezicht en
haar echtgenoot voelde zich gedrongen op die
vraag te antwoorden.
„Dit is de man," zei'hij op een gedwongen,
kalónen toon, „over wien wij zoo juist heb
ben gesproken."
„Toch niet de man dien jij
„Ja," knikte hij, „de pian, dien ik van
morgen ter dood heb veroordeeld."
II. -
;,Evie!"
Mevrouw Wayne begaf zich naar de deur,
maar op Ford's verzekering, dat haar kind
niets van hem had te vreezen, liet zij haar
hand op den knop rusten en keek nieuws
gierig den jongen, verwilderden man aan,
wiens veroordooling hem iets belangwekkends
verleende. Weer bewaarden allo drie, in de
overmaat van him verbazing, em minuut het
stilzwijgen. Wayne zat rechtop en keek den
indringer aan met turende oogen, die bene
veld waren door een gedeeltelijke b'ïndlieid.
Ofschoon tenger vau lichaamsbouw en zwak
van uiterlijk, was hij toch niet bevreesd van
aard en terwgl de seconden verstreken, kon
hij zich een denkbeeld vormen van het
geen er was gebeurd. Hijzelf had aangeraden,
aat men Ford, met het oog op de onstuimige
sympathie, aan den dag gelegd door jagers
en houthakkers, met den man, die een goed
kameraad voor hen was geweest, uit de aar
dige poppengevangenis van het landelijke
plaatsje naar de strengere te Plattsvilie zou
overbrengen. De omvangen© was natuurlijk
bg zijn vlucht geholpen, hetzg vóórdat de
verandering had plaats gehad of terwgl die
gebeurde. Daarin was niets buitengewoons;
maar wol was het. verbazingwekkend, dat de
vluchteling zijn weg naar dit huis boven
alle andere had (gevonden. Mrs. Wayne scheen
dat ook te denken, want zij begon het eerst
te spreken op een toon, dien zg trachtte
streng ta doen klinken, ondanks een angstig
beven.
„Waarom kwam je hier heen?"
Ford keek haar voor het eerst aan, ver
bouwereerd en toch met een soort van wel
behagen. Het was minstens twee of drie
jaar geleden, sinds hij zoo iels moois had ge
zien; neen, eigenlijk met sinds zijn moeders
dood. Zijn geest werkte ten allen tijde lang
zaam, zoodat hij geen antwoord vond vóór
dat zij haar vraag met een vertoon van
grootere gestrengheid herhaalde.
„Hc kwam hier een toevlucht zoeken,"
zei hij toen.
Zgn aarzeling en verbouwereerdheid brach
ten de nog altijd verbaasde bewoners van
het huis eenigerinate op streek.
„Is dit niet een vreemde plaats daarvoor?"
vroeg Wayne met een zenuwachtigheid, die
hg poogde te onderdrukken.
Die vraag was do prikkel, welken Ford
noodig had om zgn brem te doen werken.
„Neen," hernam hij langzaam. „Ik heb
recht op de bescherming van den man, die
mij ter dood veroordeelde voor een misdaad,
waaraan ik, zooals hij weet, onschuldig ben."
Wayne verborg zgn plotselingen schrik
door de courant op zijn over elkaar gesla
gen knieën glad to strijken, maar zgn stom
klonk eenigszins gesmoord, toen hij ant
woordde:
„Heb gerechtelijk onderzoek is rechtvaar
dig geweest. Jo werdt schuldig bevonden.
Al de hulpbronnen, die de wet veroorlooft,
hebben je ten dienste gestaan. Je hebt met
het recht te zeggen, dat ik weet, dat je on
schuldig bent."
Doodop van vermoeidheid liet Ford zich
op oen stoel vallen, waarvan een dor kin
deren juist was opgestaan. Met zijn eenea
arm slag over de rugleuning hangend, zat
hg den rechter met holle oogen aan te sta
ren. alsof hij niets wist te zeggen.
„Ik heb liet recht in iemands gemoed te
lezen," mompelde hij eindelijk, „als dat zoo
doorschijnend is als het uwe. Niemand koes
terde een:gen .twijfel omtrent uw overtujging
na uw beschuldiging."
„Dat heeft er niets mee te maken. Indien
ik de beschuldiging ten uwen gunste inkleed
de, zoo heb ik dat gedaan, wijl ik wensckte,
dat gr, zoudt profiteeren van alle mogelijke
middelen, die u van schuld konden onthef
fen. Toen dit onvoldoende werd bevonden
door een jury van uws gelijken
Ford maakt? een geluld, 'dat veel van een
.ach had, als het wat vr ooiijker had ge
klonken.
„Een jury van mijns gelijken! Een troep
domme handelslui, die van het begin af
tegen mij vooringenomen waren, wijl ik af en
toe een opstootje load gemaakt in hun slad.
Zij waren evenmii mijns gelijken als d^ uwe."
„De wet neemt aan, dat allo meioschen
ge.ijk zijn."
„Evenals zij aanneemt, dat alle menschen
verstandig zijn, maar dat zijn ze niet* De
wet is prachtig in theorie. Het voornaams e,
dat er tegen te zeggen is, is, dat zij vijf
keer van de tien keer geen rekening ma'; de
menschelijke natuur houdt. Ik ben ni ter
dood veroordeeld, omdat ik iemand heb ge
dood, maar omdat gij, rechtsgeleerd ;n, niet
wilt toestemmen, dat uw theorie mank
Hr begon weer op zijn gemak t? sproken
met e»en geestdrift, verwekt door zijn wan-
hepigen toestand en het onrecht, hem aan
gedaan. Hij gtag rec.ht.er op zitten; het neer
slachtig voorkomen» waarmede hij op den
stoel was gevallen, verdween; zijp grijze