17081 Zaterdag 4 September. Eerste Jöladl. A°. 1915. risven van een Leidenaar. Persoverzicht FEUILLETON. 13© wild© Olijf. LEIDSCI DAGBLAD DXXXIX. Kra-ntenartikels worden wol oens verge- eken bij één-dags-vlinders, die verschijnen a zoo er ©enige schittering van haar uit- t, de aandacht e©n kort© poos trekken, daarna weer te verdwijnen en te wor- I^q vergeten. Een enkele slechts wordt angehouden, opgeprikt en voor de verget elheid bowaarcl. Als ik mijn wekelijkscèi© schrijverij ook als aodani'g beschouw, dan mag ik mijn haat ten brief rekenen tot die enkelenwelke be hind zijn langer dan een éón-dsags-leven e hebben. Hot denkbeeld door mij daarin ontwik kel om n.l.' zich onderling te verzekeren, ercn de kosten van een operatieve beha-n- lelin-g, beeft van verschillende kanten sym- ►athio ontmoet en ik geloof, diat het or nu jo"- maar op aankomt de rechte wijze te [inden om de belangstellenden, belangbeb- ^Ddon tevens, tot elkaar te brengen en te jrg.iniseeren. Hebben eenmaal een groep ncTisohen elkaar gevonden, dan is de tijd laar den joiisten vorm van organisatie te ireffen en het plan verder uit te werken, lat ongetwijfeld, als het op de juiste» mar ücr wordt aangepakt, levensvatbaarheid al blijken te bezatten en in het bijzonder voor den middenstand van groot nut kan ijn. Gaarne breng ik de belanghebbenden tot felkaar als ik hen ken en hun adressen weet. [k 7.ou hrun daarom willen verzoeken hun Bsamkaarbjo, oen briefje of ander bewijs fan belangstelling in de brievenbus van hot ,Leidsah Dagblad" te willon deponeeren in het adres van dien schrijver van de Brieven van een Leidenaar, waardoor men rich trouwens verder tot niets verbindt. Blijkt het aantal belangstellenden vol doende dan zal ik zorgen, dat zij bij elkaar komen om verder gemeenschappelijk de ?oede zaak te bevorderen. Als ik denk hoc de oprichting van een Coöperatieve Keuken en het beschikoaar- Btel'en van volkstuintjes te Leaden eerst ook losweg in de Leidsch© Brieven is be- 6olu even en aanbevolen, dan geeft mij dat ook voor het welslagen van deze goed© -mood. Ik hoop, dat dc meermig van I^eon irorman uit d© arbeidersbeweging, afc mij zei dat de middenstander te laks is om eigener beweging in zijn eigen belang zich to organise eren met betrekki n g tot 'deze zaak althans wordt beschaamd. Hiermede wil ik voor vandaag volstaan in afwachting van de in te komen sympa thiebetuigingen. Wat ik voor heden verder wensch te zeg gen raakt ook den middenstander en wel den kleinen middenstander, die zaken doet of een ambacht uitoefent voor zoover deze, gemobiliseerd is, en niemand heeft die hem in zijn. werk vervangt. Mijn ervaring is, dat hij liet is die bij den langen duur der rao- hilisatië het. zwaarst lijdt 011 !?rootsbe kans beloopt, financieel ten gronde te gaan. Ook zijn gezin krijgt een vergoeding van het Rijk doch dit bedrag moge eenigszins toereikend rijn voor, een werkmansbestaan en daar de armoede bulten de deur hooi den, het gezin van den ambachtsman en beringdoendon middenstander, behoedt het riet voor verval. 1 Vanneer mca eens tot deze maatschap pelijke klasse ingaat en er het intieme le ven bespiedt, bemerkt men er dikwijls een Bbille armoede, lang verborgen gehouden, doch die ten slotte tot ondergang leiden zal. De omstandigheden voerden mij in een gezin van twee nog jonge menschen met een vijftal kinderen. Zij waren met weinig of niets begonnen, doch door zuinigheid en vlijt langzamerhand vooruitgegaan. De man kende zijn ambacht goed, was voor zichzelf gaan werken en al vooruitgaande, had hij met geldelijken steun van anderen eenigo huizen gebouwd waarvan, als de rente en de aflossing was betaald, jaar lijks nog iets kon overschieten. Daar komt de mobilisatie en de man wordt opgeroepen. Zijn winkel ligt stil, de klanten kan hij niet bedienen. Het leven eischt echter 'de gewone inkomsten, de be lasting moet worden betaald, het schoolgeld voor de kinderen eveneens en dit kan alles natuurlijk niet van de f10 vergoeding, die de vrouw -wekelijks van het Rijk ontvangt. Het kleine spaarpotje is spoedig ingeteerd, met de rente en aflossing van de hypotheek schuld begint het te haperen, en de hypo theekbank kent geen medelijden. De hui zen worden verkocht en brengen nauwe lijks de hypotheek op en deze menschen, die zich in normale tijden hadden kunnen opwerken tot bescheiden welvaart, worden nu letterlijk geruïneerd. iWat er omgaat in het gemoed van dezen landweerman, als hij, ver van rijn in nood verkecrend gezin, waarvan de vrouw, op wier schouders de zorg nu alleen rust, door de zenuwen wordt verteerd, zijn dienst doet voor de veiligheid van het vaderland en zrjn bewoners, laat zich denken. Als het geen moedeloosheid is, dan zeker wrok tegen het lot dat hem en de zijnen tct ondergang doemt. Dit voorbeeld, dat ik met namen en fei ten, nader zou kunnen illustreeren, staat niet op zichzelf. Men zou, als men in dezen stand, in stad en land een ernstig onderzoek ging instellen, tal van zoodanige gevallen kunnen constoteeren. Hier helpt niet eeng meer een crediet- verleening, zooals voor den kleinen midden stander in het leven is geroepen; hier zou tegelijk de man aan het gezin moeten terug worden gegeven, en ook dat zou than s, in vele gevallen, reeds te laat wezen. De Steuncomité's, ook het Leidsche Co mité, hebben nuttig werk gedaan en zullen dit zeker nog bij voortduring doen. Maar la ten zij niet alleen aan den werkmansstand denken; laten ze ook en vooral de verarmde en in noood verkeerende kleine middenstan ders althans boven water houden en voor algeheelen ondergang behoeden. Ik las dezer dagen, dat er zooveel oor logswinst in ons land is en wordt gemaakt, dat de winst over 't geheel, het verlies aan den anderen kant geleden, ver overtreft, zoo dat ons nationaal vermogen er door zal blij1- ken te rijn toegenomen. Is dit zoo, dan is het nog meer tergend, dat gezinnen, die een betrekkelijke wrelvaart genoten, tot den bedelstaf worden gebracht, doordat do man is opgeroepen voor den militairen dienst en tot taak keett, zoo noo- dig met het land zelf ook dat nationaal ver mogen te beschermen en te verdedigen. Het brengt voor hen, die in meer of min dere mate, van den oorlogstoestand hebben geprofiteerd en verder voor allen, die den druk der tijden hebben kunnen doorstaan, de dure verplichting mee, aan de Steun comité's door hun milde bijdragen een kracht- dadigen steun mogelijk te maken. Dit geldt natuurlijk voor mijn lezers1, in het bijzonder het „Leidsch Steuncomité", dat dezen winter zeker weer heel wat zal te doen krijgen en dat ik de zorg van ge zinnen, zooals ik er boven een schetste, en waaromtrent ik in comité gaarne nadere inlichtingen geef, dringend aanbeveel. Het nieuwe EEDSWETJE is een zonder ling stukje wetgeving, zooals „HET HUIS GEZIN" uiteenzet: De inhoud kan aldus worden weergegeven Ieder is verplicht den eed af te leggen, maar als men hem niet aflegt, is 't ook goed. Immers, artikel 1 stelt den verplichtten eed vast, ook voor hem, „die niet tot een gods dienstige gezindheid behoort" doch artikel 3 neemt genoegen met ©en belofte, „indien do te beëedigen persoon verklaart, tegen het afleggen van eeden gewichtige gemoedsbe zwaren te gevoelen.' "Van datgene, waartoe artikel 1 zegt te verplichten, schiet dus practisch niete over. Nu zijn wij cr ver af, hen, die niet aan God gelooven, tot het afleggen van den eed te willen verplichten. Wij zouden veeleer hen niet tot hot afleg gen van den eed willen toelaten. Maar j uist daarom behoorde het, ter wille der waarachtigheid, anders geformuleerd te worden. Regel zij en blijft ;t afleggen van den eed. Den eed kunnen niet afleggen rij, wier godsdienstige gezindheid het afleggen van eeden verbiedt. Don eed mogen niet afleggen zij, die niet aan God gelooven. Indien men het zóó in de wet schreef was 't duidelijk en overeenkomstig de waar heid. Nu wordt, oogenschijnlijk, de verplichte eed gehandhaafd, maar langs een achter deurtje aan ieder, die wil, vrijheid gegeven, rich aan de verplichting te onttrekken. Het uithangbord lijkt mooi, en in de Me morie van Toelichting wordt hot mooie van het uithangbord nog eens extra in het licht gesteld. Maar het uithangbord beantwoordt niet aan de werkelijkheid. Al is het slechts een noodregeling, die de Minister voorstelt, toch dient overwogen, of ook maar vóór enkele jaren een onwaarach tige regeling kan worden gedoogd. En of, nu practi9?h fcloi verplichte eed wegvalt, het niet oprechter is dit met zoo veel woorden te erkennen, dan het weg te doezelen achter een verplichting, die geen inhoud heeft. „DE ZEEUW" zegt cr van: In do Tweede Kamer was hot de hoer Loh- man geweest, die voorgesteld had het wetje slechts tot 1919 te doen werken, doch dc linksche meerderheid, in weerwil van des Ministers zwakke aanbeveling, stemde dat amendement af. Toch was deze afstemming voor den heer Lobman geen reden om tegen het ontwerp te zijn. Integendeel, hij verdedigde het krach tig tot den einde, Grooter en meerder daarentegen waren do bezwaren van Rechts in de Eerste Kamer. En aan deze nu is de llegeering te gemoet gekomen. Het ontwerp draagt nu het karakter van een noodregeling; in 1919 zal een definitieve regeling moeten volgen; het toctsingrecht vervalt, zoodat een ieder, die gemoedsbezwa ren heeft, hetzij met, hetzij zonder aanha- lingsteekens, volstaan kan met de belofte, welke tot nu toe slechte aan de leden der Doopsgezinde gezindte toekwam. Dat dit con regeling is, dio ons toelacht, weigeren wij to erkennen. Doch de Regee ring rit tusschen twee vurenwetsovertre ding door Godloochenaars en onmogelijke of op onvasten rechtsgrond berustende recht spraak. Hier moest derhalve oen knoop door gehakt worden. Evenwel het is een noodregoling, en hier bij houdt alle praten op zulks te meer, wanneer de zaak al pratende steeds moei lijker dreigt te worden. Dc „STICHTSCHE COURANT" merkt op, dat de nu aangeboden regeling tijdelijk is, welk karakter door de Regeering wordt erkend en in de wet zelve vastgelegd. De regeling zelve, die dc Regeering thans voorstelt, houdt in, dat de eed regel brij ft, maar dat i e d e r, die verklaart tegen net afleggen van don eed gewichtige gemoedsbe zwaren fce koesteren, vrijgesteld wordt. Al leen zij. wier godsdienstige gezindheid en be- lijdeniden eed verbiedt, zijn daardoor vao- zelï reeds vrijgesteld, zonder persoonlijke verklaring. De rechter krijgt dus niet (als in het vorige voorstel) do taak, om de gemoedsbe zwaren to toetsen. Uitdrukkelijk erkent de Regeering ten volle het recht van heD, die thans meewer ken om deze tijdelijke regeling tot stan l te brengen, om later, bij definitieve regeling, daartegen bezwaren in te brengen. Hun oventueole stem vóór dit ontwerp praeju- dicieert dus niets. Wij denken, dat dit voorstel nu wel zal worden aangenomen. Er blijkt dus uit, hoe goed de Eerste Ka mer gedaan heeft door het vorig ontwerp te verwerpen. Het voorstel voldoet aan liet blad niet ten volle, maar het is toch te verkiezen bo ven het vorige. En het blijkt nu, zoo be sluit ,,D e Sticht sch e", dat ook op andere wijze dan het vorige ontwerp wilde en zonder definitieve overwinning van het beginsel der Linkerzijde in den noodtoestand te voorzien is. In een driestar Toeslagfonds lezen wij in „HET CENTRUM": „ElET KATHOLIEKE VOLK" bepleit de oprichting van een toeslag-fonds, met het doel, dat de arbeiders elkaar zullen steunen. Menig werkgever, die het missen kan, geeft t hans aan zrjn werklieden een duur te- toeslag. Duizenden andere arbeiders echter blijven hiervan verstoken, arbeider.; namelijk in be drijven, welke door de huidige tijdsomstan digheden zwaar getroffen rijn en niet dan met moeite het hoofd boven water kunnen houden. Deze arbeiders zullen zegt „HET KATHOLIEKE VOLK" al tevreden zgn, indien zij 10 volle uren p-er dag en 6 volle dagen per week kunnen werken' Maar en kier komen wij tot de lie tee kenis van he<t opschrift boven dit artikel komt er dan niet een ongelijkheid, die in deze dagen niet mag bestaan? Is dan het ééne deel der arbeidersbeweging niet in veel bet-ere conditie dan liet andere? En zou dit wel zonder gevaar zijn voor de goede ont wikkeling van het geheel? Er is een middel om dit te voorkomen. Opgericht kan worden een toeslag fonds waaraan bijdragen ail© arbeiders, die Öuurte-toeslag bekomen hebben, al is het slechts één dubbeltje per week. En uit dit toeslagfonds zou dan hulp kunnen worden verleend aan de andere arbeiders, die den vollen zwaron last van de moeilijke tijdsom standigheden moeten dragen. Terecht voegt het blad hieraan toe. dat I dit een heerlijk voorbeeld van solidariteit zou zijn, en het denkbeeld is dan ook alles zins sympathiek. Echter zal men op één ding bedacht moeten wezen, en wrel hierop, dat de instel ling van zulk een fonds in geen geval een belemmering mag worden voor den groei van het aantal toeslagen. De waan moge nergens post vatten, dat de positie der arbeiders, die zeiven geen toeslag ontvangen, zóóvoel gunstiger wordt. wanneer er een toeslagfonds tot stand komt» dat het nu wel schikken kan. M. a. w. niet op dat fonds mag worden afgewenteld, wat ook in dezen abnormalen tijd ten laste dient te komen van den werk gever, of van het bedrijf. Anders toch sou het, behalve voor den arbeider, ook onbillijk kunnen worden voor, den weiwillenden en welmeeneuden patroon, ten bate van den minder goedgezinde. Prof. Fabius schrijft in „STUDIËN EN SCHETSEN" over de leiding der an ti-revolutionaire partij: De leiding? Reeds meer dan twintig jaar is van we zenlijke leiding zoo weinig te bespeuren. En heeft men in stee daarvan veelszins een stelsel van persoonlijk machtsregiment» dat cöteriezin en seniliteit uit eigenbelang aanziet voor trouw. Voor de anti-revolutionaire partij is van bijzonder belang de vraag, hoe wezenlijke leiding is te verkrijgen. Op welke vraag toch geen ander antwoord is te geven dan dit; in vasthouden aan be ginselen. Dan bouwt men ook. Nog iets meer dan een organic» tie. Die bij innerlijke leegheid ten leste toch bezwijkt. Dan geeft men wezenlijke kracht, terwijl de organisatie straks dienst doet» pm- die kracht saam to binden. Dan kan er wezenlijk oenheid komen. Op' die wgze is ook mogelijk bij eenheid zelfstandige ontwikkeling. Immers wordt daardoor moed geboren tot voortdenken, tot voortwerken. Overtuigd als men is, dat wat in de lijn van het beginsel gevonden wordt niet zal worden gewraakt. Voorts behoeft men dan niet meer te vreezen, geschriften van anti-revolutionaire leidslieden uit vroe- geren tijd op te slaan, daar zij maar al te overtuigend een koers zouden aanwijzen, waarmee het heden vloekt. Kon. dr. Kuyper den kor ie n tijd, dien wel licht de Heere hem nog laat» mee daaraan dienstbaar zijn, dan zoude het straks gemak kelijker vallen, .wat toch zoo ge wensch t is, met dankbaarheid indachtig te zijn aan den machtigen invloed, door hem in vroeger jaren ten dienste van de anti-revolutio naire partij yerricht. Over examen uitslagen ^bevatte „DE CHRISTELIJKE ONDERWIJZER" een en ander. Het is bij onderwijzersexamens regel, dat er minstens 25 pCt. dor candidaben zakt, voor dc hoofdakte rijden er nog meer. 50 pCt. is daar een gewoon cijfer er zijn jaren geweest, dat 66 procent sjeesde. Maar dit wordt gelukkig iets beter, dank zij de indirecte invloed der kweek scholen. Toch zijn we er nog niet met onzo examens, die zoo geheel los staan van de opleiding en de oandidaton slacht offer maken van de grilligo samenstel ling der commissies, welker leden, ge bonden aan een niets zeggend program, den examinandus allerlei „verrassingen" kunnen bereiden. Na dit vooropgesteld te hebben, gaat het blad dan aldus voort Groot is ook dit jaar weer het aantal van hen, dio voor de nde maal werden teleurge steld. Te Leeuwarden kelderden bij heel© secties te gelijk. Heel geen nieuws, dat can- didaten, geen gemobiliseerd© die het vorig jaar tot aan dc vijftig kwamen, tlrans dank rij een jaar van onvermoeide studie, werden afgewezen met een lijst van even over de veertig. Let de een© examinator bij „taal" op in richt en verstaan, d© ander© heeft rijn „fort" in grammatica me-t „cïorzolvcr" re gels plus uitzonderingen. Bij r^encn is er minder verschil, toch wordt er in het noorden anders „theorie" K-oman naar het Engelsch. (Nadruk Verboden). '4) In 't zelfde oogenblik sprak de dame, alsof zij op 'n geschikte gelegenheid had gewacht. ,,Ik begrijp niet, waarom of jij je dat zoo zoudt aantrekken," zei zij, t.rwgl zij een hoestbui trachtte te onderdrukken. ,,Jo moet iets dergelijks hebben voorzien, toen je rechter werd." Het antwoord klonk in Ford's ooren slechts als een gemompel, maar hij maaktdo be teek enis daarvan uit het antwoord op. Toegegeven," hernam zij, taen hg had gtfproken, „mogelijkheden voorzien en ze ondervinden zijn twee verschillende dingen, ïooar als men er op voorbereid is, dan geeft dat kracht, wanneer men tot han delen genoodzaakt wordt." Weer hoorde ïtard een gemompel, waarin Mi niets kon onderscheiden, maar weer zei haar antwoord hem wat het bedoelde. Recht en onrecht» zooals ik het opvat," ging zij voort, „is iets, waarmee jij niets hebt te maken. Het is jouw plicht de wet Jog te passou en niet om te beoordeslen h'o die werkt" Wederom was Ford niet in staat its van hf,t antwoord op to vangen, maar wee" brach ten de woorden der damo hem op de hoogte, vis dat het ergste er van? 't Kan zijn; 't is het beste er van, want daar het 1° van alle verantwoordelijkheid ontheft, is dwaas cm er wroeging over te gev :»elen." Wat gaf aanleiding tot die opmerkingen? Een zonderlinge nieuwsgierigheid bekroop Ford om dat te weten. Hij naderde zoo dicht hij durfde do open deur, maar ©r werd voor het oogenblik niets meer gezegd. In de stilte, die volgde, begon hij er weer over te pein zen hoe hij het best zijn verzoek om voedsel zou kunnen inkleeden, toen oon geluid achter hem, hem deed schrikken. Het was het ge luid, dat hem onder alle anderen het meest schrik aanjoeg, en wel dat van een rnenscke- lijken voetstap. Zijn eerste beweging ont sproot uit dezelfde blinde impulsie, die een op ge jaagden vos oon schuilplaats i een kerk d;: zoeken, enkel de begeerte om voor het oogenblik veilig te zijn. Hij was overeind gesprongen, stapte over den drempel en sprong de kamer in, voordat hij bedacht had, dat, als hij gepakt werd, hij ten minste als een moedig man moest gepakt worden. Eu zich dus weer naar de deur toekeerend, waardoor hij was binnen gekomen, bleef hij uitdagend staan, in afwachting van zijn ver volgers, zonder te letten op de verbaasde oogen, die op hem warén gevestigd. En niet vóórdat er een paar seconden waren ver- slrekon en hij bemerkte, dat men hem niet achtervolgde, wierp hij een blik door de kamer. Hg zag daarbij langs de vrouw heen en vestigde al zijn aandacht op den kiemen, grijzen man, die, nog altijd op zijn stoel zittend, hem met open mond aanstaarde* Op zijn beurt was Norrie Ford sprakeloos en sperde zijn oogen open van verbazing. Er verstreken verscheidene oogenb'ikken voor dat één van beiden sprak. „Gij?" „Gij?" Dit eenlettergrepig woord klonk tegelgker- tijd van beide kanten. De kleine dame sprong van schrik op. Er was zoowel eon vragende als angstige uitdrukking op haar gezicht en haar echtgenoot voelde zich gedrongen op die vraag te antwoorden. „Dit is de man," zei'hij op een gedwongen, kalónen toon, „over wien wij zoo juist heb ben gesproken." „Toch niet de man dien jij „Ja," knikte hij, „de pian, dien ik van morgen ter dood heb veroordeeld." II. - ;,Evie!" Mevrouw Wayne begaf zich naar de deur, maar op Ford's verzekering, dat haar kind niets van hem had te vreezen, liet zij haar hand op den knop rusten en keek nieuws gierig den jongen, verwilderden man aan, wiens veroordooling hem iets belangwekkends verleende. Weer bewaarden allo drie, in de overmaat van him verbazing, em minuut het stilzwijgen. Wayne zat rechtop en keek den indringer aan met turende oogen, die bene veld waren door een gedeeltelijke b'ïndlieid. Ofschoon tenger vau lichaamsbouw en zwak van uiterlijk, was hij toch niet bevreesd van aard en terwgl de seconden verstreken, kon hij zich een denkbeeld vormen van het geen er was gebeurd. Hijzelf had aangeraden, aat men Ford, met het oog op de onstuimige sympathie, aan den dag gelegd door jagers en houthakkers, met den man, die een goed kameraad voor hen was geweest, uit de aar dige poppengevangenis van het landelijke plaatsje naar de strengere te Plattsvilie zou overbrengen. De omvangen© was natuurlijk bg zijn vlucht geholpen, hetzg vóórdat de verandering had plaats gehad of terwgl die gebeurde. Daarin was niets buitengewoons; maar wol was het. verbazingwekkend, dat de vluchteling zijn weg naar dit huis boven alle andere had (gevonden. Mrs. Wayne scheen dat ook te denken, want zij begon het eerst te spreken op een toon, dien zg trachtte streng ta doen klinken, ondanks een angstig beven. „Waarom kwam je hier heen?" Ford keek haar voor het eerst aan, ver bouwereerd en toch met een soort van wel behagen. Het was minstens twee of drie jaar geleden, sinds hij zoo iels moois had ge zien; neen, eigenlijk met sinds zijn moeders dood. Zijn geest werkte ten allen tijde lang zaam, zoodat hij geen antwoord vond vóór dat zij haar vraag met een vertoon van grootere gestrengheid herhaalde. „Hc kwam hier een toevlucht zoeken," zei hij toen. Zgn aarzeling en verbouwereerdheid brach ten de nog altijd verbaasde bewoners van het huis eenigerinate op streek. „Is dit niet een vreemde plaats daarvoor?" vroeg Wayne met een zenuwachtigheid, die hg poogde te onderdrukken. Die vraag was do prikkel, welken Ford noodig had om zgn brem te doen werken. „Neen," hernam hij langzaam. „Ik heb recht op de bescherming van den man, die mij ter dood veroordeelde voor een misdaad, waaraan ik, zooals hij weet, onschuldig ben." Wayne verborg zgn plotselingen schrik door de courant op zijn over elkaar gesla gen knieën glad to strijken, maar zgn stom klonk eenigszins gesmoord, toen hij ant woordde: „Heb gerechtelijk onderzoek is rechtvaar dig geweest. Jo werdt schuldig bevonden. Al de hulpbronnen, die de wet veroorlooft, hebben je ten dienste gestaan. Je hebt met het recht te zeggen, dat ik weet, dat je on schuldig bent." Doodop van vermoeidheid liet Ford zich op oen stoel vallen, waarvan een dor kin deren juist was opgestaan. Met zijn eenea arm slag over de rugleuning hangend, zat hg den rechter met holle oogen aan te sta ren. alsof hij niets wist te zeggen. „Ik heb liet recht in iemands gemoed te lezen," mompelde hij eindelijk, „als dat zoo doorschijnend is als het uwe. Niemand koes terde een:gen .twijfel omtrent uw overtujging na uw beschuldiging." „Dat heeft er niets mee te maken. Indien ik de beschuldiging ten uwen gunste inkleed de, zoo heb ik dat gedaan, wijl ik wensckte, dat gr, zoudt profiteeren van alle mogelijke middelen, die u van schuld konden onthef fen. Toen dit onvoldoende werd bevonden door een jury van uws gelijken Ford maakt? een geluld, 'dat veel van een .ach had, als het wat vr ooiijker had ge klonken. „Een jury van mijns gelijken! Een troep domme handelslui, die van het begin af tegen mij vooringenomen waren, wijl ik af en toe een opstootje load gemaakt in hun slad. Zij waren evenmii mijns gelijken als d^ uwe." „De wet neemt aan, dat allo meioschen ge.ijk zijn." „Evenals zij aanneemt, dat alle menschen verstandig zijn, maar dat zijn ze niet* De wet is prachtig in theorie. Het voornaams e, dat er tegen te zeggen is, is, dat zij vijf keer van de tien keer geen rekening ma'; de menschelijke natuur houdt. Ik ben ni ter dood veroordeeld, omdat ik iemand heb ge dood, maar omdat gij, rechtsgeleerd ;n, niet wilt toestemmen, dat uw theorie mank Hr begon weer op zijn gemak t? sproken met e»en geestdrift, verwekt door zijn wan- hepigen toestand en het onrecht, hem aan gedaan. Hij gtag rec.ht.er op zitten; het neer slachtig voorkomen» waarmede hij op den stoel was gevallen, verdween; zijp grijze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5