N°, 17025
Zaterdag: 28 Aujsustus.
Eerste Blad. A°. 1915.
OfficSeele kennisgeving.
Brieven van een Leidenaar.
Persoverzicht,
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
De zilverera sraara.
LEIDSCH
DAGBLAD
GEMEENTELIJKE
INKOMSTENBELASTING.
Burgemeester en IVethoudcrs van
Leiden brengen in herinnering, dat op
den 81en Aug. a.s. de 2c termijn vervalt
van de Gemeentelijke Inkomstenbelasting,
dienst 1915, en dat alzoo op den le" Sep
tember d.a.v. minstens twee zesde ge
deelten van den aanslag moeten zijn
voldaan.
Zij noodigen mitsdien hela gheblicnden
uit om, ter voorkoming van vcrvolgings-
kosten tot de betaling van het verschul
digde ten kantore van den Gemeente
ontvanger over te gaan.
Tevens worden de belastingschuldigen
er op gewezen, dat, tengevolge van het
aanhouden der bijzondere tijdsomstandig
heden, ook dit jaar door de gemeente vele
buitengewone uitgaven moeten worden
gedaan. Aangezien de gemeentekas hier
toe niet altijd toereikend zal zijn, znllen
grootere sommen voor kasgeld moeten
worden opgenomen. Teneinde deze on-
noodige kosten zooveel mogelijk te voor
komen, worden de belastingschuldigen
verzocht hun belastingpennl.igen stipt op
lijd te betalen.
Het verdient bovendien aanbeveling om,
zoo mogelijk, den geheelen aanslag of ten
minste de helft daarvan te voldoen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. O. DE GIJSELAAR
Burgemeester.
,VAN STRIJEN,
Secretaris.
Leiden, 'den 286ten Augustus 1915.
DXXXXVIU.
Dezer dagen bevond ik mg in een zeef
gemengd gezelschap, waar men begrijpe
lijkerwijs een discours hield over de maat
schappelijke toestanden. De oorlog piet zijn
Verschrikkingen, echijnt weinig interessant
voor gesprekken, tenzij deze loopen
j over het verschil van standpunt, dat men
tegenover de oorlogvoerende partijen in
neemt, maar de economische en maa'schap
pelijke toestanden, -mede een gevolg van
den oorlog, blijven altijd belangwekkend, om
dat men er middenin leeft en de gevolgen
er op ©enigerlei wijze van ondervindt. Het
liep ten slotte over de vraag, welke van de
[maatschappelijke standen, er in doorsnee het
minst aan toe was. De meest welge9telden
zeker niet, was het algemeen oordeel. Eer
lijkheid gebiedt mij om er aan toe te voe
den dat, voor zoover was na te gaan er ook
geen „kapitalist" onder het gezelschap was,
.zoodat dezo de schaduwzijden van het ka
pitaalbezit en die, aan 'n groot inkomen ver
bond en, uit ervaring nie: konden doen uit
komen. Het liep dus hoofdzakelijk tusschen
den arbeider en den middenstander, de man
die zijn wekelijksch loon ontvangt en ver-
toert en de man, die zaken doet, er meer
,of nrnder aan verdient en er de risico
van draagt
Het voor en tegen werd overwogen, de
licht- en schaduwzijden van het leven van
beiderlei stand aangegeven. Ik zal daarop
hier niet verder ingaan, over 't algemeen
geloof ik, zullen de menschen met het min
ste weerstandsvermogen er toch wel het
slechkt aan toe zijn, al voel ik niets voor den
meermalen gebruikten 'dooddoener, dat de
kleine patroon en de kleine neringdoende,
als zij zich verbeelden, dat hun levenslot
niet haalt biï dat Van de loontrekkenden,
altijd nog arbeiders kunnen worden. Maat
schappelijk geluk is ook betrekkelijk en
Wordt vooral bepaald door maatschappelijke
voer- ooi achteruitgang. Een werkman, die
zich met harden arbeid en groote moeite
opwerkt tot een eigen bedrijfje, voelt zich
ook, al zijn rin zorgen grooter geworden,
gelukkig; een tobbende ambachtsman voelt
zich echter meestal niet op zijn plaats als hg
loontrekkend wordt* al is zijn leven daardoor
minder zorgelijk gewordend
Het gesprek kwam ten slotte op een zaak,
waarover ik thans schrijven \vil. „Wordt,"
zoo zei in den loop van hot discours een
k.eine zakenman, „eens ongesteld met het
gevolg dat je een vrij moeilijke operatie
moet ondergaan en in een ziekeninrichting
moet worden verpleegd. Het is eenvoudig
niet mogelijk, tenzij je een spaarpotje hebt
of dat je je in schulden steekt. Een rijke
kan zonder bezwaar van geldelijke zijde zich
laton verplegen, en de werkman kan zon
der kosten zich in het Academisch Zieken
huis laten opnemen, en krijgt als 'fc noodig
is, onder pofessToraal toezicht, een prima
behandeling. Hij mag dan tegelijk dienen als
I wetenschappelijk object, wat zal dat hinde-
ren aan de behandeling zelf."
I „Ik heb," zoo zei een der aanwezige
I middenstanders, „al jaren rondgeloopen met
I 't denkbeeld van een Vereeniging tot onder-
I linge bestrijding der kosten bij operaties
J enz., op den grondslag van de bestaande
I Ziekenfondsen. De leden konden wekelijks,
maandelijks, of drie-maandelijks een bijdrage
storten, waaruit, zoo noodig, de ope
ratie- en verplegingskosten konden wor
den bestreden, en zoolang dit fonds niet toe
reikend was, zou men het bedrag door een
omslag moeten vinden. Op die wijze werd
bet mogelijk voor burgermenschen, met wei
nig of geen vermogen, om zich aan een
meer en meer noodig geoordeelde en veelal
Z6cr dure operatieve behandeling te kun
nen onderwerpen, zonder de vrees, er door
geruïneerd te worden, of anders met het
vooruitzicht van een vroegen dood, de
kwaal door het leven voort te sleepen.
Het denkbeeld, zoo voorgedragen en nog
nader besproken, vond bijval en een der
aanwezigen kwam op de gedachte, dat ik
heb ïn een mijner wekelijksche brieven in
het ,,Leidsch Dagblad", dat zich voor het
algemeen belang graag inspant, zou propa-
geeren.
Ik kon niet anders dan beloven dit ver
zoek 'te overwegen. Andere zaken, volgens
mijn meening van meer algemeen belang,
drongen taijn voornomen, om deze zaak op
mgn beurt aan belanghebbenden ter over
weging 'aan te bieden, op den achtergrond,
totdat ik dezer dagen een* brief ontving
uit een onzer Ziekeninrichtingen van een
patiënt, die er een ernstige operatie had
ondergaan 'en een van de personen was die
indertijd het denkbeeld miee besprak en er
ze»er veel voor voelde. Zijn brief, waaruit
naast dankbaarheid over de welgeslaagde
cperatie, ook blijkt hoe uitnemend een ver
eeniging als bovenbedoeld in zulke gevallen
zou kunnen werken, herinnerde mg weer
aan mijn belofte.
De man schrijft letterlijk: „Meer dan ooit
ben ik thans overtuigd van de wensche-
lijkheid van de oprichting eener door ons
besproken vereeniging." De gronden, waar
op deze meening rust, mag ïk hier niet nader
blootleggen, iedereen, die ongeveer in 'de
zelfde pos'tio verkeert of verkeerd heeft,
veelt dezo wol en beseft 'de beteekenis van
de woorden, door dien man geschreven, voor
wien hot, wat allen kan overkomen, bittere
werkelijkheid is gewo'rden.
Hoe zoo'n vereeniging precies in elkaar
meet gezet worden, dat moeten de mannen
en vrouwen, die straks het initiatief zul
len nemen, nader overwogen. Mij lijkt het
toe, 'dat het ten minste niet moet zjjn een
onderneming, een zaakje, waarmee door 'de
oprichters en beheerders geld, kan het zijn
goed geld, verdieno. wordt. Het moet een
vereeniging worden, 'die steunt op onder
linge solidariteit, waarin het mooie beginsel:
„allen voor één en één voor allentot
verwezenlijking komt, op een gebied en m
een tijd, waarin alleen-staan het sterkst en
het zwaarst worden gevoeld.
[Wie er met mij zoo over denken, zoeken
elkaar te vinden en stichten de vereeni
ging, die voor den kleinen middenstander
een zegen kan worden.
De phase, waarin thans het vraagstuk der
lijkverbranding zich bevindt in ver
houding tot de wet, acht de „STICHTSCHE
COURANT" onhoudbaar.
Het is thans toch uitgemaakt, dat ook
niemand gestraft kan worden, indien een
lijk eenvoudig noch begraven, noch ver
brand wordt, maar blijft liggen.
Ook stemmen do voorstanders der lijk
verbranding toe, dat, als de crematie wordt
toegelaten, waarborgen in de wet moeten
worden opgenomen, om te voorkomen, dat
de crematie wordt toegepast met het doe),
om het leveren van bewijs, dat de doode een
gewelddadigen dood gestorven is, onmoge
lijk te maken. Maar op de manier, waarop
het thans gaat, kan de Overheid zich op
grond van do wet dien waarborg niet ver
schaffen.
Bovendien is het in strijd met den eer
bied voor de wet, dat door de Overheid
een handeling wordt toegelaten, die toch
I in strijd met de uitdrukkelijke wettelijke
bepaling plaats höeft
Om deze redenen, zegt het blad, behoort
ieder, ook al is hij persoonlijk voorstander
van de^crematie, er prijs op te stellen, dat
de tegenwoordige toestand in ieder geval
niet bestendigd wordt.
En het zou zeker het meest ïn over
eenstemming rijn geweest met den poli rie
ken wapenstilstand, indien de begrafenis
wet zóó ware gewijzigd, dat gestraft kon
worden wie tot een crematie last geeft of
wie ze 'uitvoert. Dan ware slechts gehand
haafd wat, naar ieders toestemming, de
tegenwoordige wet toch bedoeld heeft.
Meent 'do Regeering echter op dit oogen-
blik do zaak te moeten falen liggen zoo
als ze ligt, dan zal toch in ieder geva1 na
het eindigen Van den politieken wapenstil
stand do zaak geregeld moeten worden.
In oen driestar Oorlogswinst en
Extra-heffing zegt „HET CEN
TRUM"
Niemand zal uit redelijkheidsoogpunt
bezwaar kunnen maken tegen een extra
heffing van wat men thans de „oorlogs
winst" kan noemen.
Er zijn verschil lende categorieën van
burgers, dde goede, zelfs buitengewoon
goede zaken hebben gemaakt, en dit nog
steeds blijven doen.
Zoolang buiten onze grenzen de oorlog
woedt en binnen onze grenzen een abnor
male toestand heerscht, vloeien hun de
winsten in ongekend ruime mate toe.
Heb spreekt vanzelf, dat deze bevoor
rechten gemakkelijk iets missen kunnen
en dat zij het niet schrijnend en drukkend
zouden voelen, wanneer de Fiscus op een
deel dier rijke verdiensten beslag legde,
oan zijn enorme uitgaven te bestrijden.
De vraag ia maarzal zulk oen extra
heffing want ddar moet het heen
gemakkelijk en practisch uitroer ba ar zijn,
zoodat niet slechts een behoorlijk resul
taat wordt verkregen, maar ook eenerzijds
tegen ontduiking, anderzijds tegen wille
keur deugdelijk worde gewaakt?
In elk geval hopen wij, dat de billijke
edsch der extra-heffing niet moge afstuiten
op dc moeilijkheden welke het aanslaan
van hen, die oorlogswinst hebben gemaakt,
of he eten te hebben gemaakt, met zich
brengt.
Want ten slotte is het tooh niet de
hoofdvraag, wie dit jaar groote winst be
haalden, maar wie over voldoende mid
delen en inkomsten beschikken, om voor
een storting ineens in aanmerking te ko
men.
Zij, die nu welgesteld, of welgestelder
en rijker zijn geworden, moeten daartoe
hun portie bijdragen, dit spreekt vanzelf,
en zij zullen dat ook doen, wanneer te
gelegener tijd de aangiften worden ge
vraagd
Maar dit behoeft nog geen reden te zijn,
om van een extra-heffing hen vrij te stel
len, die reeds gefortuneerd waren, al werd
hun kapitaal in dezen oorlog niet grooter.
Eisoh i3, dat de zwaarste last moet ge
dragen worden door hen, die de stevigste
schouders hebben, onverschillig wanneer
zij die schouders verkregen.
Het zou daarom jammer wezen, indien
do vraag der extra-heffing vertroebeld
werd door moeilijkheden, over het al dan
niet aanwezig zijn van „oorlogswinst",
waarover do betrokkenen wellicht spits
vondig zouden gaan dehatteeren, en waar
uit de tegenstanders der extra-heffing al
licht een wapen zouden smeden, om haar
te bestrijden
Men late hen betalen, die het best be
talen kunnen.
Het succesnummer. De „Zie-
rikz. Nwsb." vertelt als historisch:
Om zijn soldaten eenige afwisseling te
verschaffen in hun eentonig mobiIi:atiele
ven, vatte de kapitein in eon onzer kleine
garnizoensplaatsen het voornemen op, een
zwemwedstrijd te organiseeren. Zijn plan
viel zeer in den smaak en spoedig was het
programma opgemaakt. Alleen mankeerde
nog het slot, dat pakt. Een der luitenants
echter nam aan als hem slechts de vrije
hand gelaten werd, voor een schitterend
succesnummer te zorgen. Volgaarne ver
leende de kapitein hem zijn toestemming.
Do groote <Dg is daar. Het stadje is leeg-
geloopen, ora den wedstrijd bij te wonen.
Alle aanwezige militairen zijn in groot tenue,
en do oogen der jonge schoonen zijn even
zeer gericht op de schitterende uniformen
van den kapitein en zijn staf als op de
wedstrijdende landsverdedigers.
Wij laten de zwemmers zwemmen, en vol
gen den luitenant, die voor het pakkende
slot zou zorgen. Hij is naar zijn kamer ge
gaan en is daar in druk gesprek met 4
soldaten, die hun zwem nummer hebben af
gewerkt en nu bij den luitenant zijn ont
boden.
Jongens, zegt deze, jullie kunt zwem
men als ratten. Nu heb ik hier twee vrou-
wenkostume3 en twee burgerpakken. Die trek
jullio aan en dan ga je bij den wedstrijd
roeien. Je valt per ongeluk allemaal te wai
ter on loopt groote kans te verdrinken.
De lui op den wal zullen roepen en schreeu
wen en gewis springen er een stuk of wat
te water om je te helpen. Zoo gauw de
eerste bij je komt. zwem je als de blits
naar den kant en je komt je hier verklee-
den. Dan nemen wij hier nog een extra
fijne flesch. Wat denk je er van?
Antwoord was overbodig. In een wip
stonden de vier getransformeerd ia twee
dames en twee burgers op hun Zondags,
en enkele oogeublikken later ziet de samen-
zweende officier, die zich intusschen weer
bij zrjn collega's gevoegd heeft, een roei
boot, bemand met 2 mannelijke en 2 vrou
welijke personen het terrein van den wed
strijd opvaren.
Daar laat een der dames haar roeispaan
glippen. Bij de poging om deze te grijpen,
tuimelt zij over boord. De anderen trach
ten te helpen, met hot gevolg, dat alle
vier inzittenden in de golven verzinken.
Wat een ontsteltenis aan den wal! Vrou
wen vallen flauw, mannon loopen heen en
weer en schreeuwen om een roeiboot en
om reddingsgordels. Maar het waardigst en
het kranigst houdt zich onze kapitein. Met
een gelaat, van moed stralend/roept hij:
„Mamien, hier moet gehandeld worden. Wie
mij liefheeft, volge mij!" En, zijn beste uni
form niet achtend, dringt hij voorwaarts
en werpt zich tot aller ontsteltenis geheel
gekleed in den vloed, ter redding van de
ongelukkïgen, die met het zilte nat liggen
te worstelen.
Met krachtige slagen doorklieft de kapi
tein de golven, aangemoedigd door de kre
ten der toeschouwers.
Houdt moed! roept hij den drenkelin
gen toe, ik kom!
En hg kwam, maarte laat.
Want als de vermoeide officier de spar
telende dames en heeren bijna bereikt heeft,
slaan deze de armen en beenen uit en zwem
men als zeehonden naar den oever, waar
zij als bij too verslag verdwijnen.
Wild van woede zwemt onze brave com
mandant terug, uitgelachen door het on
barmhartige publiek. Wat bij in deze oogen-
blikken dacht, weten wij niet; maar wij be
twijfelen zeer, dat hij de overtuiging van
velen deelde, dat dit slotnummer in waar
heid een succesnummer was geweest.
Gestoorde feestvreu g deEen
echtpaar te Delft was 25 jaar getrouwd.
Dies zou er een groot festijn plaats heb
ben. Alle voorbereidingen daartoe waren
reeds getroffen, zaal gehuurd en versierd,
bestellingen gedaan en invitaties verzonden,
zoodat alleen op den leestdag zeiven ge
wacht moest worden.
Eeïde jubileerende oudjes hadden zich
voor .die plechtigheid een nieuw kostuum
laten aanmeten en pa, die boven alle an
deren wide uitblinken, zou zich voor het
eerst van zijn leven in een rok steken. Een
dag vóór het feest kwam het kostbare pak
voor pa thuis Vlug wilde hij het passen;
hij verborg zich eenige minuten in de voor
kamer, om zich daar feestelijk te kle-eden.
Doch het scheen niet goed te gaan. Moe-
der werd er bij gehaald, toen de meisjes.
Het kostuum paste niet. De jas was veel
te krap en dreigde door pa's corpulentie uitr
een te barsten, terwijl de pantalon ongèveer
een decimeter te lang was. De ^geheele fa
milie was van streek, doch de jongste doch
ter, de kalmste van allen, toog aanstonds
naar den snijder. Spoedig was deze ten huize
van den jubi aris. Verontschuldigingen wer
den natuurlijk gemaakt. Het moest een ver
gissing zrjn. Doch geen nood. Hier een
streepje, .daar een krijtschrnpje, en het kos
tuum werd medegenomen met de verzeke
ring, het tijdig terug te bezorgen.
Toen kwam de groote dag. Langzamer
hand was het uur voor het feesten aange
broken en nog steeds was pa's rokkostunm
niet bezorgd. De kinderen waren al weg
naar de zaal, waar het feest gehouden zou
wc-rden. Pa zat intusschen op heet© kolen,
het kostuum was er nóg niet. Eindelijk,
daar ging de bek Gelukkig nog juist bijtijds,
want terzelfder tijd rolde het rijtuig aan om
de jubileerenden af te halen.
Pa schoot vlug zijn kostuum aan. Maar1
wat was dat! Het paste weer niet. De jas
was nu veel te groot, terwijl de pantalon
daarentegen te kort was. Rood van kwaad-
(Een Harz-legende).
Slaat men, van uit het deftige dorpje
Hasserode, den weg in naar het kleine
Breitzthal, in de richting van de zeer in
drukwekkende en romantische steengroeve,
dan komt men na een tamelijk vermo'eien-
den tocht aan een blank-gekleurde rots; men
schen met levendige fantasie zien in de
lijnen van deze rots gelijkenis met eenig
fcenschelijk wezen. De rots heet „de zil
veren man" of ook wel: ;,de zilverman".
tVolgens de legende bergt zij binnen in zich
onmetelijke zilveren schatten, waarvan de
aanblik tot nu toe slechts gegund was ge
worden aan één enkelen sterveling.
Het was nog in do tijden van Karei den
Grooten, dat de rondom wonende Saksers en
Thüringers met tegenzin en slechts voor
don schgn, uit vrees voor des keizers toorn,
zich bogen onder het juk van den christen
god, dio de oude goden van hun trotscho
tronen had verstooten. Het zwaard is ech
ter nooit bjj machte het tecre zaadkorreltje
dos geloofs in de menschelijke ziel te plan
ton en het kon dan ook niet beletten, dat
deze nieuwe christenen diep in hun bin
nenste hun aangebedenen bleven vereeren,
kan wie zij in het geheim, op goed verborgen
Plaatsen, op onbereikbare hoogten van het
Harzgebcrgte en in de veilige schaduw der
oerwouden, de vanouds bekende offers brach
ten.
Ook Hasso, een jongeling van edelen
stam en zoon van een dapper legeraanvoer
der, behoorde tot hen, die Wodan en Thonar
des te vuriger vereerden, naarmate zij zich
gedwongen zagen hen schijnbaar te ver
loochenen.
Eens gebeurde het, dat hij 't kleine Breitz
thal moest passeeren, omdat hij opge
roepen was naar de hooge Broeken door de
wi.izo moeder-aarde, de lieflijke vreugde-b;>
reidster Ostaru, wier levenwekkende adem de
winterharde aarde tot hernieuwd leven be
zielt. Volkomen op de hoogte der gevaren,
aan dergelijke tochten bij ruw "jaargetijde
verbonden, de wegen precies kennend, die
door berg- en boschwildernis voeren, en
bewust van zijn krachtig, strijdvaardig
lichaam, als van de goede wapenen ter vei
lige beschuit ng tegen aanvallen van wilde
beesten, schreed hij onbekommerd-zorgloos
altijd voorwaarts, zijn doel te gomoet.
Plotseling echter bleef hij als vastgena
geld staan. Aan den voet van een rots, die
gelijk zilver blonk in het maanlicht, ont-
üekte hij een reusachtigen vuurcirkel, en
binnen in den vlammenkring, op een sappig-
groene grasvlakte, voerden teere elfeag:-
stalten een rondedans uit. Van uit de takken
der ernstige boomen rondom weerklonken
tooverachtige melodieën, en toen de jonge
ling opkeek, ontdekte hij tallooze dwergjes,
met grijze, golvende baardjes, die met leepe
oogjes op hem neer keken en hem vriende
lijk toeknikten; met hun verschrompelde
vingertjes wezen zg heen naar de richting
van waar hij gekomen was.
Hasso begreep niets van deze gebaren
taal, doch lang vermocht zij zijn aandacht
niet te boeien. De schoone danseresjes te
midden van den vlammencirkel hielden zijn
ziDnen gevangen en zrjn hart begon hoor
baar to bonzen, toen één onder haar, en,
zooals het hem toescheen, de schoonste,
uit de rrj trad, over de vlammen heen
springend, en op hem toekwam.
Zwijgend nam zg hem: bij de hand en
leidde den willoos-volgenden j mgeling mid
den door de vlammen en door de nu
geopende rij der danseressen naar de blin
kende rots.
„Ik wil je rijk en gelukkig maken," zei
do heldin, stilstaande en den jongeling met
oogen aanziende, die niets aardseh bezaten;
„binnen in deze steenmassa zgn schatten
opeengehoopt, zooals geen aard-mer.sch ze
ooit bezat."
„En waarom wilt gij juist rnïj deze rijk
dommen geven?" vroeg hij wantrouwend.
„Omdat go een dapper jongeling zijt, die
er geen slecht gebruik van zal maken. Gij
haat Karei den onderdrukker, die niets
ontziet, wat mannen van uw stam: heilig
is, en daarom wil ik u in dezen heiligen
nacht de macht verleenen, hem te bekam
pen en te overwinnen."
„Ik volg u!" sprak Lasso, met man
lijken ernst, bezield met de hoop een hei
ligen strijd te mogen beginnen om: zijn go
den, zijn volk te verlossen uit de boeien
des vreemdelings.
„Ziehier," sprak zijn leidsvrouw verder,
„als mijn hand driemaal tegen deze plaats
lil opt, waar drie lichtende vonkjes zich
tot een driehoek vereenigen, zil de steen
klomp vóór ons zich openen en wij kunnen
ongehinderd biimengaan in het onderaard-
sche rijk van den dwergenkoning Hedench.
„Geen gevaar dreigt er, en de schat is
de uwe, als gij verstandig zijt en mijn aan
wijzing opvolgt. Laat je niet verschrikken
door den aanblik van afschuwelijke mon
sters, laat je niet omstrikken door de tover
kunsten van booze geesten in verleidelijke
gedaante, want allen zijn ze slechts spoken,
doe koning Hederich op je weg gezonden,
om je in het wegdragen van den schat te
verhinderen."
Hasso beloofde strikt? g?hoorzaamh:ïi;
niets zou hem op den dwaalweg voeren,
niets hem beletten in het volbrengen van
het werk, zoover liet in zijn macht lag.
„Niet alleen uw vermaning wil ik indach
tig zijn, gij heerlijke, doch ook. het grootsche
doel, waartoe gij mij uw leidende hand wilt
reiken. Zeg mg, wat ik doen moet, wat
ik mijden zal."
„Als gij de zilverzaal des Konings binnen
treedt, waar hij sinds eeuwen gezeten is
op den glinsterenden troon, zoo ga, onbe
kommerd over allen en alles, regelrecht
af op den eersten den besten, die u te
gemoet komt, en gebiedt hem: „Voer mg, o
kind van het rotsgebergte, voer mij naar
de bron, die op deze plaats onder gesteenten
en erts verborgen is." smeekbeden noch
bedreigingen mogen u verschrikken. Gij zijt
beschermd tegen alle gevaren, zoolang gij
aoet wat ik u zeg. Zoodra gij (leze
woorden voor de derde maal herhaald hebt,
zult gij gruwelijke jammerklachten verne
men, terzelfder tijd zal zich a-an uw voeten
een breede spleet in den grond vertoonen,
waar zrj uit to voorschijn komen, de zilver
staven, oneindig m aantal. Gij verzamelt er
zooveel gij dragen kunt en legt ze ginder in
den vlammenkriug, opdat mijn volgelingen
ze bewaren tegen de booze machten, terwijl
gij terugkeert om nieuwe te halen. Verlies
geen tijd, want zoodra de maan de toppen
van gindsche bergen heeft aangeraakt, is
mijn macht ten einde en gij moogt geen
seconde langer meer ïn het koninkrijk pa
leis vertoeven."
„Is dit alles, dan is hot volbrengen or
van gemakkelijk!" riop Hasso uit, vo! trots.
„Het is alles, maar geen andere woorden
mogen er ovor uw lippen komen dan die,
welksO ik u gezegd heb. Gij moet uw oor
sluiten voov smeekbede en vleierij, uw
oogen voor alles, wat gij ziet, wat om u
heen geschiedt. Zondigt gij ook maar tegen
écu mijner geboden, dan is de schat voor
meer dan duizend jaren voor de wereld ver
loren. Voelt gij u sterk genoeg, durft gij het
waagstuk ondernemen
„Ik wil het."
De hemelsche verschijning wenkte en drie
glinsterende sterren fonkelden plotseling
boven haar hoofd uit. toen zij driemaal in
korte, afgemeten slagen, na elkander, met
do hand tikte op elk der lichtende plekjes
in dc rots.
Een gerommel weerklonk van uit het in-
wondige van do rots, het gesteente barstte,
boog zich tot een hooge zuilenpoort, waaruit
een zee van liolit over Hcsso viel, dio ver
blind terugweek en in hot eerste oogenblik
niets vermocht to onderscheiden.
Weldra echter gewenden zijn oogen aan
dit nooit aanschouwde licht, waarvoor het