C.&A.A.KEULEMANS
Handelscursus
Aanbesteding
Hotel-Restaurant „St.-Joris",
LUISTER:
Zaterdag 14 Augustus:
ABDIJSIROOP,
„Villa Caio"
Te koop gevraagd
de huur van een ruim
HUSS met TUINTJE,
„KENNIS IS MACHT",
GROOTE
Blouses, Costumes,
Cosf.-Hokken, Onder
goederen, Boezelaars
Een Eldorado aan den Hija is
ALPHEI,
Een prachtig Watertochtje van af Leiden per „Volharding',
Mevr. v. Minden
ASE»
Borst- en Asthmalijders
3F ensiong* ©b ©u'w
FEUILLETON.
sr iés sxa jk.m
Van September tot 1 Mei 1916
•wordt ter overname aangeboden
gelegen op ile Breestraat; ook ge
negen gemeubileerde Etage met
gebruik van Keuken te verhoren.
Br. No. 7390 Bur. v. d. BI. 11
TE ÏIÖR TEKSTHO
€eii HEERENHUIS met TUIN,
GToenpSvenstraat 5, f 800 p. jaar,
en een HEERENHUIS, Hoogewoerd
J42, f 350 per jaar. 6974 10
Te bevragen bij J. BOTERMANS,
Micldelstegrac.ilt, en Boommarkt 11.
TE LEIDEN.
Inschrijving van Leerlingen voor
den Cnrsus 1915/16 in het gebouw
van het Stedelijk Gymnasium
(Doezastraat) op Woensdag en
Donderdag 1 en 2 September
a.s., van 810 uur 's avonds.
Bewijs van geboorteinsohrijving
en bewijs van inenting over te
leggen. 7379 21
HET BESTUUR.
BREESTRAAT 152.
enz. enz.
7367 80 H
met 20—50 pCt. korting.
Hl
Dordrechtsche Metaalwarenfahrielc
voorheen Wed. J BEKKERS ZOON,
DORDRECHT. 7397 is
ALLE soorten van BLIKWAREN.
500 MUD WORTELEN,
Amaterdamsch rood, tusschensoort,
(zonder Ijjn lijn), geschikt voor
schilwerk.
Aanbiedingen met opgaaf ran
levertijd, onder No. 7357 Bureau
van dit Blad. 10
op Zaterdag 21 Augustus 1915,
des voorm. te 11 uur,
voor het Bouwen van
een Kantoorgebouw en
Twee Woonhuizen op een
terrein aan de Scheeps
werf van de Heeren GE BR.
BOOT, te Leiderdorp.
Aanwijzing op Maandag 16 Aug.
1915, des -voorm. te 11 uur.
Bestek en teekeningen verkrijg
baar a 2.— per stel a/d. Drukkerij
van BATTELJEE TERPSTRA tè
Leiden.
iDlich tingen verstrekt de Architect
B. E. SPIJKER Azn.,
Zoeterwoudsche Singel 44
7316 23 te Leiden.
Die iets te vorde
ren hebben van of
verschuldigd zijn
aan de nalatenschap van den Heer
ABRAM VAN DER HAAS, in leven
Metselaar te Leiden en aldaar op
den 3den Juni 1915 overleden,
worden verzocht daarvan opgave
of betaling te doen voor of op
den ISden September 1915,
ten Kantore van Mr. H. M. A.
COEBERGH, Notaris te Leiden.
7046 12
Allen, die iets te
vorderen hebben van
of verschuldigd zijn
aan de nalatenschap van den Heer
PIETER JOHANNES BUR-
GERSDiJK, gewoond hebbende
te Leiden en overleden aldaar
den oden Augustus 1915, worden
verzocht daarvan opgave of be
taling te doen ten kantore van
notaris C. VERSLUYS te Leiden,
Hooigracht 70, voor den 28sten
Augustus 1915. 7325 13
MOTORRIJWIEL 34 P. K.,
„Peugeot," laag en lang mQdel,
„Engelbertf'-BandenMagneetont-
steking, Voetplanten, zonder ge
breken te koop voor f 225, bij
H. J. VAN HEXsBKld ;EN, Morsch-
weg 30. 7330 6
Verhuisd van Hoetkadc 14, naar
v. Bavenstsins'lraai 17,
hij de Hobbemastia.it, Den Haag.
2160a 0
is verhuisd naar de Wilhelmina-
straat 34, DEN HAAG, bij het
Bezuidenhout. 7290 7
Geopend alle werkdagen.
7388 24
TE0N1S BAKKER, Restaurateur.
Vrijwillige
Ópeéare Verkooping.
Mr. D. VAN RIESSEN, Notaris
te Katwyk, zal op
Woensdagen 18 en 25 Aug. 1915,
telkens 's morgens halftwaallf,
te VALKENBURG,
in het Koffiehuis van den Heer v.
PARIDON, aldaar, in het OPEN
BAAR VERKOOPEN:
1. Een perceel BEST WEILAND,
onder Valkenburg, aan den
Broekweg en ten N.-O. daar
van, groot 1 hectare, 27 aren,
20 centiaren.
Grondbel. pl.m. f5.50. R. B.
pl.m. f2.54.
2. Een perceel BEST WEILAND,
ten Z.-O. van hot vorige, met
uitweg naar den Broekweg,
groot 1. hectare, 40 aren, 40
centiaren, naast het range.
Grondbel. pl.m. f 8 20. R. B.
pl.m. f 3.
De Perceolen zijn in eigen gebruik
en afgenummerd te zien.
Betaling en aanvaarding 23 De
cember 1915.
Nadere inlichtingen geeft ge
noemde Notaris. 6545 38
Gy kunt genezen, wannéér gij niet
eigenwijs zij*. .Schenk vertrouwen
aan de beroemde Abdijsiroop, die
door vele duizenden lijders aan
asthma, borst-, keel- en longaan
doeningen, geroemd wordt. Volgt
hun raad, gebruikt ook de on
schatbare
aanbevolen bij asthma-, borst-, keel-
en longaandoeningen, heesehheid,
keelpijn, bronchitis, hijgingen, in
fluenza, hoest, verkoudheid, hooi
koorts, kink- en slijmhoest. Werkt
versterkend op borst en longen.
Lost de vastzittende slijm op,
schaadt nooit. 7374 94
Flacons van g f 2 en f 3.50.
Eischt onze handteekening L. I.
AKKER Alom verkrijgbaar.
Openbare Moping.
De Notaris BINNENDIJK, te
N o o r d \v ij k, zul bij opbod eu
afslag op
Dinsdagen 17 en 24 Aug. a 9.
te h a 1 f t w a a 1 f,
in het Hotel „Centraal", te
N o o r d w rj k-a a n-Z e e VERKOO
PEN: t
HET OP DEN BESTEN STAND
TE N00KDW1JK-AAN-ZEE
GELEGEN 5
onmiddellijk aan het Strand, met
uitzicht op de Zee, aan de Hoofd
straat en den Noor d-B o u 1 e-
vard, bevattende, 1ste étage: 8
Kamers met Keuken; 2de étage: 8
Kamers; 3de étage: 4 Kamera en
Zolder, groot 2 Aren, 05 centiaren.
Het Perceel ligt allergunstigt om
ingericht te worden tot C aIé-,
Restaurant of Lunchrooml
Te bezichtingen op alle werk
dagen, des namiddags van 2tot
4J/s ttur.
Te aanvaarden bjj de beta
ling der Koopsom op 1 N o v m-
ber a. s., waarvan twee derde als
lsto hypotheek op het pand kan
gevestigd blijven.
InlichÜDgen geeft voornoemdö
Notaris. 6947 44
Denkt om
„Beisbelasting".
Do groote antiseptische invloed van het echte mondwater Odol ligt in hoofdzaak daarin, dat het nog
urenlang, nadat men den mond gespoeld heeft, nawerkt. Deze duurzame werkiug van het echte Odol wordt door geen
enkel ander werkelijk bruikbaar en onschadelijk tandreinigingsmiddel ook maar hij bcuadering bereikt. Deze groote
antiseptische invloed is het. evenzeer, die aan elk, die Odol geregeld gebruikt, de zekerheid geeft, dat zijn mond
urenlang behoed is tegen de werking van vervuiling en gisting, die de tanden verwoesten.
ALLEE» ECHT IN FLACONS ALS HIER AFGEBEELD
Prijs: kleine flacon 60 Us., groote flacon (toereikend voor maanden) f 1.
7369 96
Naar het Fransch
van
C. LEMONNIER.
Slot)
„Ja, zeker, Yéta, het oogenblik is er
nu, geloof ik. Ik heb een idee, dat me
niet loslaat.. Ik heb gedacht, dat jij mis
schien wel er m toe wilde stemmen om
met mij samen te leven".
Zij liet haar werk uit.de handen glij
den; haar oogleden knipten 'zenuwachtig;
haai* lippen trilden een klein beetje, alsof
de woorden er ook niet direct uit konden
komen.
TackoTacko zei zij eindelijk,
„heb je dat werkelijk ernstig gedacht?"
„Ja, Ycta, dat heb ik gedacht, dadelijk
na den tweeden avond, dat ik terug ben
gekeerd. Toen reeds ben ik tot aan je
deur gegaan, met een hart zoo gezwollen
als een boon. Ik wilde je steeds er over
spreken, maar als je vóór me stondt, vond
ik do woorden niet
Zij scheen geheel verloren in gedachten;
toen schudde zij hét hoofd:
„Hoe heb je dat ernstig kunnen denken,
Tacko? De kinderen zijn er toch?"
»Ja, ja, dat weet ik, Yéta, dc kinderen
rijn er ook; maar als die groot zijn, gaan
"o van je weg. Je kunt toch om hen niet
altijd alléén blijven?"
„Ik verzeker je, Tacko, ik had niet ge
dacht, dat je me d;\t eens ooit zou zeggen.
Maar weet je wel, dat, als jij met mij een
huishouden opzet, dat je dan eenig am
bacht moet beoefenen, om te kunnen leven?
Te bent groot en krachtig, jo hebt een flin-
ken eetlust; jij behoort tot die mannen, die
tot dusver slechts voor hun genoegen heb
ben geleefd. Maar het geld, dat voor jou
toereikend is, reikt niet voor een heel ge-
En met mij'n handen alléén, Tacko,
kan ik jullie niet alleen voeden, jou en de
overigen".
Hij bleef een oogenblik met een vuur-
roodc kleur stil zitten. Hij zocht met een
'ietwat onderdanigen blik Yéta, als een goe
dig, nederig dier zijn meerdere
„Je hebt gelijk, als je zegt, dat ik tot
dusver nog niet veel heb uitgevoerd. Wel
leerdo ik het horlogovak, maar mijn han
den waren te lomp; ik was er ongeschikt
voor. Toen ben ik weggegaan om het
schoenmakersvak to leeren; maar dat be
viel me niet heel erg. Ik moet dus iets
anders vinden, jij moet mij zeggen, w&t".
Opeens word Yéta heel vroolijk, bet
scheen alsof ze nog nooit zooveel pleizier
had gehad, en de groote Tacko lachte mee,
luid en rond.
Hij dacht *er heeiemaal niet |»eer aan,
dat het om een der ernstigste oogen blikken
in zijn leven ging.
„Tacko, maar wat vraag jij me nuJij,
een manHoe kan eon vrouw je den lust
geven tot iets, wat je zelf al niet in je
handen of in jo hoofd zoudt hennen. Je
bent een malle vent!"
Hij voelde zich even iets gekrenkt in zijn
eigenwaarde en antwoordde met een tikje
hoogmoed:
„Maar een grappige kerel toch ook!"
Doch inwendig was hij niet zoo zeker.
„O, Tacko, wat ben jij nu voor een
man!" lachte Yéta opnieuw. „Als ik spreek
over ona gezin van vijf personen, kun je
mij dan niets beters antwoorden?"
,Hij schudde zijn hoofd, hij had willen
schreien, nutteloozo kracht-toerei, die hij
was; hij eindigde met zachtjes te zuchten:
„Ja, ja, je hebt wel gelijk, als je datzegd.
Wij zouden vijf zijn, en ik, ik heb geen am
bacht".
Hij bemerkte niet, hoe Yéta met verbleekt
gezichtje naar don grond keek, alsof zij
ook had gehoopt, dat bij uitroepen zou
Kind, noch jou, noch de kleinen zal het
aan iets ontbreken, van nu af aan zal ik
werken
Maar helaas, de tijd van kracht, van wil,
was aan hem voorbij gegaan, en hij uitte
opnieuw korte zuchten 1
„Denk jc eens in, als ik direct ja had
gezegd, Tacko! Pouffer zon jc nu reeds
kunnen zeggen, wat hij later denkt to wor
den, terwijl jij jo duimen slechts weet te
draaien. Kom terug als je je iets voorgeno
men hebt!"
Hij nam haar hand in de zijne; een
warme, dikke traan, dien hij tevergeefs te
rug trachlte te houden, viel op haar vin
gers; toen zij hij haar heel zacht:
„Yéta, ik dank je. Je hebt als een (.eer
lijke vrouw met. me gesproken, en je hebt
niet neon gezegd. Ik beloof je, ik zal daar
aan denken".
Doch toen hij den tuin uit va-s en zijn
voetstappen hoorde van de iewat kraken
de nieuwe bruin-leeren laarzen, op de harde
chaussee, ontwaakte opnieuw zijn gevoel
van mannelijke meerderheid.
„Ach wat", dacht hij, „Mina en de an
deren vragen mij nooit naar eenig hand
werk. 't Is echt een idee voor haar, zoo
iets. Dc zou, als het er op aan kw .m, mij
wel redden. Waarom zorgen vóór den tijd?"
Tacko beoordeelde zichzelf te goeder
trouw; alles zal wel terecht komen, meende
hij. En het cafótje van Mina binnentredende
voelde hij ach zeer verlicht en verruimd...
De dagen gingen voorbij en Tacko dacht
weinig meer over de kwestie van het am
bacht-kiezen. Als hij bij Yéta kwam, vond
hij haar bij de groenten in den tuin, of bij
de kachel, of aan het verstellen. Hij was
verbaasd over alles, wat zij op één dag
klaar speeldè.
„Wat een schat van een wijfje zou ik
aan haar hebben", dacht bij dan bij zich
zelf. „Zij, kerkelijk, zij zou hofr mij aan
niets laten ontbreken I".
En hij was gelukkig; bij zou zijn leven
hebben willen slijten onder het genot van
zijn pijpje, in haar nabijheid.
De kinderen liet hij dansen op de knie,
maar iets uitvoeren, werken, meehelpen
in den tuin, het. kwam niet op in zijn logge
hersenen.
Af on toe zei hij tegen Yétal „Denk er je
eens in, hoe gelukkig we zouden zijn, als
wij bij elkaar woonden, wij alle-vijf! Daar
ginder heb ik een kleine boerderij, de boer
'betaalt goed zijn pacht, het zou ons aan
niets ontbreken".
Yéta lachte en antwoordde:
„Jou, jou heeft het nooit aan iets ont
broken, omdat jij alleen maar voor je zelf
behoeft te zorgen, maar geloof mij, als er'
vrouw en kinderen zijp, verandert alles".
Tacko zuchtte zwaar, ju aar nauwelijks
heengegaan, was zijn bezorgdheid voorbij,
en werd zijn ademhaling licht eb vrij.
Eens kwam hij. opnieuw aangestapt; dit
maal als een witte sneeuwpop, want de
sneeuw viel in dichte vlokken en het was
koud in het kleine huis. De kinderen zaten
gehurkt bij het magere vuurtje; hij vroeg i
hun waar Yéta was en Pouffer.
„Naar het bosch, hout sprokkelen",
klonk het.
„Dan zal ik ze hier opwachten zei hij.
Hij zette zich bij het vuur, Kéké begon
te huilen, want hij nam al de warmte weg.
Hij voelde een soort schaamte over zijn
groote lijf, dat zooveel ruimte innam; tevens
dacht hij met spijt aan het lekkere vuur, dat
er bij Mina brandde, en dat hij er aan ge
geven had, on hierheen te komen.
Klompen sloegen dof tegen den dv pel,
Yéta keerde met vrat hout terug en zij
lachte evenals in do zomerdagen. Tacko,
echter scheen zijn kalmte opnieuw verloren
te hebben.
„Yéta", zei hij, „ik zou nooit, gedacht
hebben, dat jij verplicht zoudt zijn zelf
hout te zoeken. De boer.hoeft mij eenige
dagen geleden hout gebracht: als je wilt,
kun je er van krijgen".
„Neen", zei ze, „neen, bowaar het voor
je zelf; er zou toch niet genoeg zijn voor
jou èn voor ons er bij... Trouwens, ik..."
Zij draaide even in de kamer rond, toen
nam zij een breiwerk, ging naast hem zit
ten en sprak met zachte stem:
„Luister eens, ik moet eens even met
je spreken. Ik heb je den tijd gegeven, om
eenig amlbacht 'te zoeken; toen was het zo
mer, nu is het winter geworden. Jij hebt
jo in niets veranderd. Hoewel ik niet om
burenpraatjes geef, weet ik toch met, wat
ik antwoorden moet, als zij mij vragen,
waarom jo hier eiken dag aankomt".
De groote Tacko voelde een heftigen
schok door zijn lichaam. Hij wilde iets
zeggen, maar de woorden kleefden hem
aan de tong. Eindelijk sprak hij nederig:
„Yéta, als je zeggen wilt, dat ik niet
meer terug móet komen, voordat ik een
handwerk heb gevonden, zeg ik je eerlijk,
dat ik dit niet kan. Weet je, het is voor
rap te laat geworden 'nog zoo .iets te zo ek en-
Iemand kan mijn leeftijd kan niet meer
zijn leven opnieuw beginnen".
Opeens biggelden de tranen hem lungs
de wangen; hij voelde zich werkelijk on
gelukkig met zijn stevige handen, gemaakt
om boomen in dc bosschen to Yellen en
die nu slecvhts tzjane-n konden wegvegen,
^ccn was het die kleine Yéta, die hem
(troostte als een groofcer zusje, alsof hun
arme liefde om die redenen moest eindi
gen en hij op 't oogenblik niet meer was
dan een broer, een oudere broer van PouL
fer.
„Het is jouw schYild niet, Tacko. Ik maak
er je geen verwijt van. De zaak kan nu
eenmaal niet anders geschikt, nietwaar.
Weet je, wat je doet? Kom nu voortaan, als
je dit zelf ook wenschen mocht, alléén des
Zondagsmiddag?. De meuschen zullen'
daaraan wel wennen. Dat zal het beste
zijn..."
Hij zag naar haar met een uitdrukking,
vol vertrouwen.
„Geloof je dat heusch, Yéta?"
„Ja, Tacko, heusch. Jij blijft vrij, jc blijft
je eigen baas".
Hij bleef nog geruime» tijd in dc kamer
met behuild gezicht kijken naar Yéta, naar
het vuur, naar de kinderen, die door de
warmte waren ingedommeld. Het water
zong in den ketel de kanarie zong in de
kooi. Nog nooit had het kamertje zoo rustig
zoo plechtig eruit gezien. Hij stond zachtjes
op, drukte "Yéta's hand, en zei haar, bij
de deur:
„Ja, misschien heb je gelijk, Yéta. Ik zal
alleen 's Zondags aankomen, dat zal beter
zijn, zooals je terecht opmerkt.
Zij zag hem met groot© passen den weg
opgaan, het hoofd gebogen als van iemand
die in gedachten is. Al gauw werd de ge
stalte hooger, scheen ontdaan van drukdo
vrijheid was hernomen 1 Yéta bleef hem
nastaren, totdat hij uit heb gezicht ver
dwenen was. Zij schreide niet, haar hart
bonsdo alleen maar hevig. Daarop ging rij
weer bij het vuur zitten en nam haar brei
werk op...*