17001
Zaterdag 31 «Tuil.
Eerst© Blad. /y> 19^
Brieven van een Leidenaar.
Persoverzicht.
Tweeds Kamer.
t£v;/;.3£*
DXLIIL
My leven in een periode van droeve her
inneringen. Het ie nu juist een jaar geleden
flat met verbluffende snelheid en overwel
digende kracht in Europa; het oorlogsvuur
Ontbrandde. dat tot op den huidigen dag
vportwoedt. Waar al niet trachten in alle
iieelen van ona werelddeel en zelfs daar
buiten, de nüllioenen elkander te vermoor
den?
Het is innig smartelijk, te pioeten be
denken, dat de beschaving, waarop onze
eeuw en haar voorgangster zoo prat gin
gen, dat de wetenschap, die zulke reuzen-
vorderingen heeft gemaakt, dat de gevoelens
van altruïsme, die de maatschappij vervul
den, dat zelfs de prediking van den Chris-
telijken godsdienst der liefde, deze vreese-
[ijke wereldramp niet hebben kunnen voor-
I komen, noch in haar voortgang stuiten.
Wij', die tot dusverre er buiten bleven,
on de rol van toeschouwers vervullen, mo-
I £en wel dankbaar gestemd zijn, dat men ons
1 nog niet in de reuzenworsteling van bloed
en staal heeft betrokken. Och, wat is onze
binnenlandsche politieke strijd, om een zetel-
tjo meer of minder in den Gemeenteraad,
klein en onbeduidend, bij wat daar buiten
onze grenzen op de slagvelden, in het wa
ter en in de lucht wordt afgespeeld.
Maar wij hebben ons lot ook niet in han-
1 don. Al lijkt vooral thans het gevaar niet
groot, dat wij van de een of de andere zijde
zullen wórden aangevallen, wij zitten toch
1 wel in het gedrang en komen er steeds
1 meer in.
Ook de economische gevolgen, die dezen
(oorlog toet zich meesleept, worden in de
neutrale landen en dus ,00k in ons land, ge
voeld, st?eds sterker gevoeld.
Wel hebben wrj ons zoo langzamerhand
'aan de buitengewone toestanden aangepast
'.on maatregelen genomen, om 'de gevolgen
200 weinig Zwaar te doen drukken als het
kan, doch hoe langer de oorlogstoestand
duurt, hoe moeilijker dit 'worden zal.
Als wij zoo den 'volgenden winter weer
moeten ingaan, weet ik biet, hoe het ko
men zal, heb ik vroeger al eens gezegd.
Da waarlijk, naar menschelyke berekening,
r;a\ de oorlog zeker voor den winter
nog niet geëindigd zijn. Mocht dit
kege» aller verwachting in, wel zoo wezen;
de gevolgen zullen zich toch niet minder
zwaar doen gelden. Zoo gaan wij een moei
lijken winter te gemoet. En het is zeer de
vraag of de menschen in het algemeen
zich hiervan genoegzaam doordrongen ge
voelen. Ik zou niet graag aanraden, dat wij
liet hoofd lieten hangen en den moed laten
zakken, maar wel wensch ik, dat wij ons al
len van den ernst dezer tijden doordringen.
Particulieren, zoowel als regeerders, be
stuurders, autoriteiten. Sommige particulie
ren, op het platteland misschien zelfs ve
len, maken, dank zij den oorlog, goede zaken.
Er worden hier en daar, naar men hoort,
groote oorlogswinsten binnengepalmd. Het
grootste deel er van wordt krachtens het
egoïstische van fle inenschelijke natuur
zorgvuldig opgelegd; er druppelt echter
ook wel wat af; men is in de winst
gevende bedrijven, waar met koorts-
aebtigen ijver wordt gewerkt niet schriel
met het loon, doch dit zal niet doorgaan.
De geweldige uitvoer van landbouw
producten bijv. zal gedwongen ot langs
natuurlijken weg slinken, straks geheel
worden stopgezet. De producent heeft dan
den oogst binnen, doch de talrijke werk
krachten, die zich nu bovenmatig inspan
nen, krygen gedaan. Geen werk, geen
verdienste.
Er is ook in Leiden in het begin van
de crisis naar .arbeid, vooral in de bouw
vakken, gezochts En met succes. Men
dénke slechts aan den woningbouw op
groote schaal met financieelen steun van
Rijk en gemeente. Doch daaraan komt
een einde. Bovendien kan een ongeluk
komt haast nooit alleen een strenge
winter intreden, die alle buitenwerk als
in een too verslag stil legt. En wie kan
zeggen, dat er in de fabrieksnijverheid,
111 ie drukkerijen en in welke andere
bedrijven ook, door gebrek aan grond
stoffen of gemis aan koopkracht nog geen
vermeerderde slapte intreedt?
Al te maal mogelijkheden, waardoor de
bestaanszekerheid van talrijke groepen
Wvvd; bedreigd.
Letten wy daar genoeg op? Houden
wij er voldoende rekening mee?
I11 Rusland heeft men van het begin
van den oorlog at bet alcoholgebruik ver
boden en de gevolgen er van hebben de
c-i 'uNco verwachtingen overtroffen. De slui
ting van caté:3 en tingeltangels en de
vroegtijdige sluiting van restaurants heeft
de Fransefcen gedwongen terug te komen
van zekere extra-uitgaven. Vele menschen,
anders gewoon zich in den zomer buiten
te vestigen, hebben hun jaarlyksch zo
merverblijf er aangegeven.
Al deze en nog andere invloeden, wer
ken in deze landen tot het economisch uit
houdingsvermogen van alle klassen der
maatschappij mee.
li: geloof, dat wy in liet neutrale Neder
land daaraan wel een voorbeeld kunnen
nemen. Zyn er onder mijn lezers, die kun
nen zeggen: ,,Ai raakt de wereld op zyn
•j\°P te staan, dan zal my dat nog niet
hinderen," dan antwoord ik hun: „Doe het
dan ter wille van je minderbedeelde me-
(lemenschen, voor wie de toekomst zeer
donker lykt." In den vorigen winter heeft
althans in Leiden het Steuncomité veel noo-
den kunnen lenigen. De burgerij heeft met
betrekkelijk milde hand gegeven. Zal zij
het den volgenden winter ook doen, kun
nen doen.
Zoo zij ieder spaarzaam, is het niet voor
de kwade dagen voor zichzelf, dan voor
die van zijn minder bedeelde medemen-
schen, en allen te zamen voor het uithou
dingsvermogen der maatschappij in haar
geheel.
Dat dit op zware proef gesteld zal
■worden, is zeker. Naast een dreigende
werklóosheidsvermeerdering zal daartoe
ook medewerken de steeds toenemende
duurte der levensbehoeften. Ik denk daarby
voornamelyk aan aardappelen, groenten,
vleesch en brandstoffen. Wat de brand
stoffen, in 't by zonder steenkolen aangaat,
ligt dit voor de hand. Deze moeten van
buiten ingevoerd worden en dat gaat niet
zoo gemakkelijk. Gelukkig heeft nu het
z.g. kolenbureau daarin zoo goed mogelijk
voorzien. Maar dat er voor een gewoon
monsch haast niet aan producten te komen
is, welke hier in overvloed worden •ge
produceerd, en dat wij ze haast even duur,
zoo niet duurder, moeten betalen als de
buitenlander zelf, is wel vreemd. Het lijkt
mij toe, dat de voedingspolitiek van de
Regeering niet boven alle bedenking staat.
Het lijkt mij toch beter, dat eerst de be
volking zelf tegen een matigen pryshaar
aardappelen en groenten kan koopen, dan
dat de producent haast je rep je ze voor
grof geld over dé grenzen transporteert.
Het is bekend, dat in den omtrek van
Leiden velden met winteraardappelen nu
reeds zyn gerooid en de producten naar
Duitschland vervoerd. Men zal er daar
niet veel aan hebben, doch wij missen ze
al Vast. De boer heeft zijn zak er mee
gevuld, het open land nog met kool be
plant en lacht in zijn vuistje. Gelukkig is
aan dien uitvoer ecnigszins paal en perk
gesteld, maar wy eten al maar dure aard
appelen en .ajj zullen nog wel duurder
worden.
Met groenten gaat het niet anders, met
vleesch en spek evenmin.
Wil men den uitvoer niet beperken of
stop zetten, waarom heft de Regeering
dan geen uitvoerrecht, of verkoopt de con
senten? Buitengewone tijden rechtvaardi
gen buitengewone maatregelen. Er zón
voor de producenten nog wel een goede
winst overblijven en de Regeering zou
voor zijn deel de bevolking door prijsver
laging tegemoet kunnen komen. Zooals
thans geschiedt, met de levering van het
Regeeringsbrood. Waar de Regeering niet
tussehenbeide komt of niet vlug genoeg
er bij is, daar moeten de genoemde be
sturen of particuliere vcreenigingen maat
regelen nemen, zooals hier reeds geschiedt
met den gemeentelijken vischverkoop, een
maatregel, die uitnemend werkt en par
ticulieren reeds tot concurrentie in die
richting heeft genoopt, ten profijt van de
bevolking.
Wij waren er met den vischverkoop niet
erg vlug, andere gemeenten gingen ons
i voor; laten we nu eens met andere voe
dingsmiddelen, groenten en aardappelen,
in de voorste gelederen komen! De tijd
dringt. Er is in die richting al eenige
druk op het gemeentebestuur uitgeoefend.
Een adres in dien geest is van arbeiders-
vereenigingen tot den Gemeenteraad ge
komen, dat thans voor de leden ter lezing
in de Leeskamer is neergelegd. Ik hoop,
dat het daar niet tusschen de talrijke
adressen en verzoeken die tot den Raad
komen en voor kennisgeving worden aan
genomen, verzeild raakt en vergeten wordt
De zaak op zichzelf is ongetwijfeld hot
overwegen zeer waard.
In „DE VERZEKERINGSBODE" wijst A.
J. Vas Dias, op een grove onbillijkheid,
welke z.i. bestaat in de Rijks inkom
stenbelasting ten aanzien van alle be
lastingplichtigen, die niet het voorrecht be
zitten, dat aan hun betrekking een penèioen-
of verzekeringsfonds verbonden is.
Art. 10 der wet bepaalt in de laatste
zinsnede, dat traktementen en andere be
looningen, alsmede verlof- cn noii-activiteita,
traktementen, wachtgelden en pensioenen
worden verminderd met verplichte bydragen
voor pensioenen en fondsen.
In art. 19 wordt gesproken over den af
trek der premies, betaald voor levensverze
kering.
Dit artikel zegt 0.111.:
Van het volgens art. 12 tot en met IS
bepaalde inkomen worden, ter Jierekening
van het belastbaar (zuiver) inkomen, afge
trokken de door den belastingphchtige ver
schuldigde en niet met een bron van zijn in
komen in verband staande premiën voor le
vensverzekering, lijfrente of pensioen, een en
ander tot het jaarfrjksch bedrag bij den
aanvang van hét belastingjaar of bij het
ontstaan van den belastingplicht in den loop
van dat jaar.
Voor deze premiën kan met meer dan vijf
ten honderd van het inkomen en niet meer
dan f100 worden afgetrokken.
Deze laatste beperking ten opzichte van
metverplichte premiën acht de schrijver on
billijk. Hy geeft, daartoe een cijfervoorbeeld.
Een beambte in particuliere zaak heeft
een salaris van f3000. Van dit salaris moet
hij echter 7 IpCt. als bijdrage in het bestaande
pensioenfonds storten, zoódat op het invul
lingsformulier, der Rijksinkomstenbelastingi
opgegeven moet worden f3000, f210 ig
f2790.
Daar deze beambte bovendien by een
levensverzekeringmaatschappij een kapitaal
verzekering gesloten heeft, wordt deze pre
mie nog tot een bedrag van f 100 in aftrek'
gebracht. Deze belastingplichtige heeft zoo
doende een vrijstelling van f310.
Wordt hiertegenover gesteld een beamb
te, 'die niet het voorrecht heeft, uit hoof
de van zijn betrekking verzekerd te zijn, dan
zal 'de maximum-aftrek, onverschillig welk
bedrag voor. verzekering betaald wordt,
slechts f 100 bedragen. Deze tweede be-
ahibte is nu niet alleen in ongunstiger con
ditie, omdat jaar op jaar 'belasting betaald
moet worden over het verschil h. f210;
doch bovendien moet hy, om eenzelfde pen
sioenbedrag te verzekeren als de eerstge
noemde beambte, bij een levensverzekering
maatschappij een véél hoogwo premie beta
len dan 7 pCt. van zyh salaris.
Het uit den weg ruimen Van deze oddïï-
n^jsheift zon eenvoudig kunnen jreschïeü'en
door art. 10 laatste zinsnede te laten ver
vallen. Is dit onbillijk tegenover de ambtena
ren, die zoodoende tot het betalen van iioo-
gere be/asting gedwongen zouden worden,
dan zou wijziging van art. 19 ten aanzien
van de niet-verplichte premiën hieraan kun
nen te gemoet komen.
Deze wijziging behoeft slechts het per
centage van 5 pCt. te verhoogen tot bijv. 10
of 12 pCt. en den maximum aftrek van 100
tot Ijjjv. f200 of 240 te brengen.
In „HOLDERT'S POLYTECHNISCH
WEEKBLAD"' zet B. S.(tepham) zijn be
schouwingen over de G er m a n i s e e ri n g
van Nederlands handel, nijver
heid en techniek voort. Dat ons land
als ©en vruchtbare akker lag te wachten op
het Duitsoh© zaad' is, volgens schrijver, on
ze eigen schuld, een schuld, die voor c-en.
groot deel op ons onderwijs valt.
Men heeft den Nederlander volgepropt,
tot barstens toe, met trots op het roem
rijk verleden van ons land, hem in stom
me bewondering doen staren naar wat
zijn voorouders eens hebben gepresteerd,
hean tot naar wordens toe doordrongen
van de grootsckhcid van dien tijd en de
onbeteekenendlieid in vergelijking daar
mede van den tijd, waarin hij leeft
men heeft hem voorgehouden, dat liet
schoon was, waaneer een land op zulk
een verleden mocht bogen, hem prat doen
gaan op de daden van zijn voorouders.
tot hij dat glorieuze verleden is gaan be
schouwen als iets, dat ook hem eere aan
deed, als iets, waardoor ook bij een ze
kere beteekeuis kreeg, en vol zelfgenoeg
zaamheid is hij gaan rusten op de lauwe
ren, die niet hij, maar zijn voorouders
hadden vergaard.
Eilacie, hoezeer hij zich ook verbeeld
heeft, dat die lauweren nog altijd frisrh
cd groen waren, het was f leches een zelf
begoocheling en voor den buitenstaan rhr
bood dit beeld van den zelfgenoegzamen
Hollander, rustend op eeuwenoud©, muffe
lauweren, niets verhevens; integendeel!
Er is een kentering waarneembaar
men begint te begrijpen, dot alleen zelf
verdiende roem. den. man siertmaar
nog al te langzaam weten wij ons los te
maken van onze zelfverheerlijking nog
niet genoo? begrijpen wij, dat onze blik
op de toekomst, met in het verleden ge
richt moet zijn. Laat dat verleden niet
anders voor ons wezen dan een aansporing,
een prikkel om vooruit te gaan en als wij
een blik in 't verleden slaan, laat het
dan niet een van stomme bewondering
zijn, maar laat die blik van naijver en eer
zucht getuigen.
Do heer Stephan betoogt dan, dat wij on
ze jeugd meer in contact moeten brengen
met d'e practijk van höb leven dat wij haar
havens en fabrieken moeten laten zien in
plaats van haar tot vervelens toe bezig te
houden met Piet Hein en de Spaamsche
zilvervloot, en ook het middelbaar en hoo-
ger onderwijs moet worden herzien.
Onzo studeerend© jongelingschap wordt
op elk gebied, en zeer speciaal op tech
nisch gebied, als het ware gedrenkt in
Duitseho wetenschap. Zoodoende wordt
hun denken in dezelfde banen geleid, loe
ren zij de wetenschap zien als een mathe
matisch juist samenstel van begrippen cn
wetten, wiskundig zuiver georganiseerd,
en dat alleen door kalm mathematisch
overleg vooruit geholpen kan worden. Zij
loeren de wetenschap Duitsoh zien.
Het gebruik van Duitsche leerboeken,
Duitsche leerwijzen leidt tot een eenzij
digheid, die des te erger is, naarmato de
student, die ze gebruikt, zichzelf minder
bewust ia van dit eenzijdige van zulk een
studie.
Het is alweer de ondernemingsgeest
van dc Duitschors en onze eigen slapheid,
die hier tot clezen toestand hebben geleid.
Do Duitsoher heeft zich ingespannen, om
zijn leerwijzen en leerboeken ingang te
doen vinden hij heeft geen middel onge
bruikt gelaten, om zich hier een afzetge
bied te vormenhij heeft ons zijn weten-
sobap opgedrongen en wij hebben, blij,
dat wij zonder veel moeite alles voor 't
grijpen kregen, toegetaab zonder te onder
zoeken of het gebodene wel het eenig ware
was.
Dat het niet gemakkelijk zal wezen te de
zen'opzichte een anderen weg in te slaan,
do schrijver ontveinst 'het zich geenszins.
Wij zullen allereerst de uitingen van
wetenschappelijk onderzoek, neergelegd in
boekvorm, hier meer bekendheid moeten
gevenFransohe, Engelsohe, Amerikaan-
eohe uitgevers tot krachtsinspanning moe
ten nopen, om zich hier een afzetgebied
to vormen. Wij zullen zoodoende een won
derlijken toestand dienen te scheppen, n.ï.
die van dten klant, die den leverancier
vraagt of hij hem s. v. p. wil leveren, maar
wij dienen ons die moeite te getroosten,
willen wij niet totaal verduitschep.
Dit artikel sluit met de woorden
De invloed van de verduitsdhing van
ons vak- en hooger onderwijs doet zich
wel as waar op el k gebied voelen, maar
juist-op technisch gebied heeft zij zulke
zichtbare gevolgen, doordat de geheel op
Duitsche voorbeelden gebaseerde techni
sche opleiding, den technicus dn alle bran
ches een zoo eenzijdig idee geeft van de
betrekkelijke waarde der Duitsche indus
trie t. 0. v. andere, dat mede daardoor de
Duitsche nijverheid in staat is geweest
zich hier een positie te verwerven, waar
onder onze eigen industrie lydt. Onze ny-
verheid zou tot grooten bloei kunnen ge
raken, "wanneer niet door ons onderwys
onze technici met het vooroordeel behept
waren, dat de Duitsche producten toch
„vorbildlich" zijn. Wil men dus meer
waardeering voor de Nederlandsche nij
verheid opwekken, dan dient men reeds
bij het technisch onderwijs te beginnen.
Wijziging L. O.-Wct (Regeling M.U.L.O.).
Ingediend 'is een wetsontwerp lot wijziging
en aanvulling van de wet tot regeling van
het lager onderwijs.
In de Memorie van Toelichting wordt (er
aan herinnerd, dat bij de beraadslaging in de
Tweede Kanter over het jongste wetsontwerp
tot wijziging der wet van 14 Juli 1910 de
Minister van Binnenlandsche Zaken in de
vergadering van 21 December heeft te ken-
Hen gegeven, te zullen trachten het M. U.
L. 0. althans voorloopig te regelen. Aanlei
ding hiertoe bestond, in de bedenkingen,
van verschillende zijden gerezen tegen het
herhaaldelijk verlengen van den in art. II,
laatste lid, dier wet gestelden termijn, waar
door de beperkende bepalingen van dat ar
tikel telkens opnieuw voor een zekeren tijd
werden gehandhaafd.
Het is bekend, dat dit geschiedde in af
wachting van het tot wet verheffen van het
bij Kon. Boodschap van 23 Juni 1913 o.a.
ingediende wetsontwerp IV tot wijziging en
aanvulling der Lager-Onderwijswet, maar,
vastgekoppeld als dat wetsontwerp is aan de
overige bij dezelfde Koninklijke Boodschap
ingediende z.g. lvceum-ontwepen, heeft het
den weg naar het „Staatsblad" nog niet
kunnen afleggen en, gelet op het stadium,
waarin de behandeling dier ontwerpen ver
keert, is het ook niet te verwachten, dat dit
nog vóór 1 Januari 1916 zal geschieden.
Intusschen blijft het provisioneel karak
ter der in 1910 tot stand gekomen regeling
van het U. L. 0. en het M. U. L. rem
mend werken op' de verdere ontwikkeling van
deze belangrijke takken van het volksonder
wijs en doet de drang, naar een meer defi
nitieve- regeling zich al sterker gevoelen.
Overtuigd, dat langer uitstel slechl3 tot
schade van dit gedeelte van het onderwys
zou zijn, acht de Minister van Binnenland
sche Zaken den tijd gekomen die regeling ter
hand te nemen, los van de in Juni 191B
ingediende lyceum-ontwevperu.
Bovenbedoeld wetsontwerp IV ligt natuur
lijk in de lijn van die ontwerpen en daarom;
is dé thans aanhangig gemaakte partiëele
regeling samengesteld aan de hand van dat
w etsontwerp.
Voor zooveel deze regeling daarmede over
eenstemt, verwijst de Minister naar hetgeen
daaromtrent is medegedeeld in de bij de z.g.
lyceum-ontwerpen behoorendo Memorie van
Toelichting, terwijl eenige wijzigingen van
©enigszins ondergeschikten aard nader wor
den toegelicht.
Ten slobbe werd) de resolubio aangeno
men. met algomeene stemmen, behalve cón
blanco (Hilversum, waar dc kwestie ndet
was behandeld).
Deze resolutie zal worden, gezonden aan
Eerste en Tweedie Kamer, Ministers cn Ge
meenteraden.
Verbetering der Rijkswegen.
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp
ingekomen, waarbij wordt voorgesteld de
volgende Rijkswegen door verbreeding en
verbetering geschikt te maken, zoowel voor
gewoon verkeer als voor snel-verkcer met
motorrijtuigen, te weten
de weg RotterdamDordrechtMoerdijk
BredaBelgische grens (bij Zundert)
de weg 's-GravenhageLeidenHaarlem
Amsterdam
de weg BredaGorkumUtrecht
de weg BredaTilburg's-Hertogeh-
boschGraveNijmegen
de weg AmsterdamUtrechtde Grebbe
—ArnhemNijmegen
de weg UtrechtHar-melenBodegra
ven
de weg UtrechtAmersfoortZwolle
de weg ArnhemZutphenDeventer--
Zwolle.
In verband met deze verbrceding en ver
betering zullen nieuwe Rijkswegen voor
gewoon verkeer, mede geschikt voor snek
verkeer met motorrijtuigen, worden aan-»
gelegd
van Voorburg naar Bodegraven
van Rotterdam naar een bij Kon. besluJS
te bepalen punt in den voormelden weg.,
De overige Rijkswegen zulleD, naar ge
lang van de behoefte, voör zooveel noen
dig worden verbeterd, mede ten behoeve;'
van het snel-verkeer met motorrijtuigen^
Verder wordt voorgesteld een Wegen-
raad op te richten, die den Minister van'
Waterstaat van advies dient in zaken, dei
verbetering der Rijkswegen betreffende-
De samenstelling van dien Wegenraad^
zijn werkkring en de aan zijn leden toe té;
kennen vergoedingen worden bij algcmee-
nen maatregel van bestuur geregeld.
Tn slotte wordt in het wetsontwerp be
paald, dat jaarlijks op de Staatsbegrooting
de noodige gelden voor bovenbedoelde
wegverbeteringen worden uitgetrokken.
De Minister heeft in een uitvoerige Me
morie van Toelichting op de noodzakelijk
heid van bedoelde verbeteringen gewezen..
De zware motorrijtuigen stellen moei de-
re en hoogere eischen aan de gewone we
gen.
De snelle ontwikkeling van het verkeer,
met die voertuigen moge hieruit blijken,
dat volgens de Jaarcijfers" voor het Ko
ninkrijk der Nederlanden (Rijk in Europa)
het aantal automobielen, waarvoor naar
de grondslagen voor de personeele belas
ting moet worden betaald, van 1532 in
1909 is toegenomen tot 4031 in 1913.
Bovendien is het verkeer met buitenland-
sche motorrijtuigen, voornamelijk automo
bielen die Nederland bezoeken, vrij be
langrijk. Blijkens daarvan gehouden aan-
teekeningen zijn van begin Juni 1913 tot
eind Mei 1914 voor ruim 4000 van dergelijke
voertuigen aan de grenskantoren rijbewij
zen afgegeven, respectievelijk afgeteekend..
Het is dan ook geenszins te verwonde
ren, dat de aandrang tot verbetering van
de wegen in de laatste jaren sterk is toe
genomen.
Er zal naar moeten worden gestreefd',
om overal, waar het maar eenigszins mo
gelijk is, een verharding aan te brengen
van 7 M. breedte, waardoor het mogelijk
zal zijn, dat twee motorrijtuigen elkander
met betrekkelijk groote snelheid voorbij
ga au en tegelijkertijd andere voertuigen
niet zullen behoeven te stoppen om uit te
wijken. Het zal wensch elijk zijn, om
naast een dergelijke rijbaan i. afzonder
lijk rijwielpad en een afzonderlijk voet
pad, gezamenlijk breed 4 a 0 M., aan te
leggen, terwijl oorts bermen aanwezig be-
hooren te zijn, waarop een beplanting zal
zijn aan te brengen. Yoorts zou het aan
beveling verdienen te rekenen op latere
nog grootere uitbreiding der verhardings
breedte, vooral voor die wegen, waarop
het internationaal verkeer plaats heeft.
Dat afzonderlijke rijwielpaden hoe lan
ger hoe meer overal noodig worden, kan
blijken uit de belangrijke toeneming van
het aantal dezer voertuigen. Volgens de
voormelde „Jaarcijfers" is dat aantal,
sedert 1904, met bijna een half millioen
vermeerderd, en bedroeg dit in het eind)
van 1913707,595. Scheiding van rijwiel
en voetpaden vordert vanzelf den afzon
derlijken aan'eg van laatstgenoemde paden,.
Mitsdien zou een vrije ruimte van 16 a
17 meter voor de wegen beschikbaar moe
ten zijn.
De kosten van verbreeding en verbete
ring der bestaande Rijkswegen en van den
aanleg der nieuwe Rijkswegen, in het ont
werp van wet genoemd, worden geraamd'
op 20 millioen gulden.
Ten slotte deelt de Minister nog mede,
dat wettelijke maatregelen worden voor
bereid, om te voorkomen, dat voortaan
bebouwing dicht aan de grens der Rijks
wegen geschiedt.
BUITEHLANDSCHE BERICHTEN.
Huldiging van Jaurè's nagedachtenis.
Hot bestuur van de socialistische partij
heeft besloten op plechtige wijze den dood
van Jaurès te herdenken.
Daartoe zal Zondagochtend a.s. een borst
beeld van don leider opgesteld worden voor
zijn woning in Passy, zoodat de partijge-
nooten cn vrienden daarlangs kunnen dcÈL-
leeren. De ordedienst zal worden waarge
nomen door leden-van de „Féderation de la
Seine" en van de „Fédération du Nord".
's Middags zal in het „Palais dos Fêtes"
oen besloten bijeenkomst worden gehouden,
waar slechts toegang is op vertoon van een
uitnoodigingskaart.
Enkele sprekers zullen een overzicht ge
ven van het leven en den arbeid van Jau
rès, terwijl fragmenten uit zijn geschriften,
welke betrekking hebben ox> de tegenwoor
dige omstandigheden, zullen worden voor
gelezen.
Naar de „Secoio" meldt, heeft in het
Engelsche marine-arsenaal op Malta een
hevige ontploffing plaats gehad, waarbij
niet alleen aanzienlijke mate rice lo schade
moet aangericht zijn, maar ook vele arbei
ders om het leven gekomen moeten zijn.
Reed9 zijn 20 lijken oiider die puinhoopcai
gevonden.