17001 Zaterdag 31 «Tuil. Eerst© Blad. /y> 19^ Brieven van een Leidenaar. Persoverzicht. Tweeds Kamer. t£v;/;.3£* DXLIIL My leven in een periode van droeve her inneringen. Het ie nu juist een jaar geleden flat met verbluffende snelheid en overwel digende kracht in Europa; het oorlogsvuur Ontbrandde. dat tot op den huidigen dag vportwoedt. Waar al niet trachten in alle iieelen van ona werelddeel en zelfs daar buiten, de nüllioenen elkander te vermoor den? Het is innig smartelijk, te pioeten be denken, dat de beschaving, waarop onze eeuw en haar voorgangster zoo prat gin gen, dat de wetenschap, die zulke reuzen- vorderingen heeft gemaakt, dat de gevoelens van altruïsme, die de maatschappij vervul den, dat zelfs de prediking van den Chris- telijken godsdienst der liefde, deze vreese- [ijke wereldramp niet hebben kunnen voor- I komen, noch in haar voortgang stuiten. Wij', die tot dusverre er buiten bleven, on de rol van toeschouwers vervullen, mo- I £en wel dankbaar gestemd zijn, dat men ons 1 nog niet in de reuzenworsteling van bloed en staal heeft betrokken. Och, wat is onze binnenlandsche politieke strijd, om een zetel- tjo meer of minder in den Gemeenteraad, klein en onbeduidend, bij wat daar buiten onze grenzen op de slagvelden, in het wa ter en in de lucht wordt afgespeeld. Maar wij hebben ons lot ook niet in han- 1 don. Al lijkt vooral thans het gevaar niet groot, dat wij van de een of de andere zijde zullen wórden aangevallen, wij zitten toch 1 wel in het gedrang en komen er steeds 1 meer in. Ook de economische gevolgen, die dezen (oorlog toet zich meesleept, worden in de neutrale landen en dus ,00k in ons land, ge voeld, st?eds sterker gevoeld. Wel hebben wrj ons zoo langzamerhand 'aan de buitengewone toestanden aangepast '.on maatregelen genomen, om 'de gevolgen 200 weinig Zwaar te doen drukken als het kan, doch hoe langer de oorlogstoestand duurt, hoe moeilijker dit 'worden zal. Als wij zoo den 'volgenden winter weer moeten ingaan, weet ik biet, hoe het ko men zal, heb ik vroeger al eens gezegd. Da waarlijk, naar menschelyke berekening, r;a\ de oorlog zeker voor den winter nog niet geëindigd zijn. Mocht dit kege» aller verwachting in, wel zoo wezen; de gevolgen zullen zich toch niet minder zwaar doen gelden. Zoo gaan wij een moei lijken winter te gemoet. En het is zeer de vraag of de menschen in het algemeen zich hiervan genoegzaam doordrongen ge voelen. Ik zou niet graag aanraden, dat wij liet hoofd lieten hangen en den moed laten zakken, maar wel wensch ik, dat wij ons al len van den ernst dezer tijden doordringen. Particulieren, zoowel als regeerders, be stuurders, autoriteiten. Sommige particulie ren, op het platteland misschien zelfs ve len, maken, dank zij den oorlog, goede zaken. Er worden hier en daar, naar men hoort, groote oorlogswinsten binnengepalmd. Het grootste deel er van wordt krachtens het egoïstische van fle inenschelijke natuur zorgvuldig opgelegd; er druppelt echter ook wel wat af; men is in de winst gevende bedrijven, waar met koorts- aebtigen ijver wordt gewerkt niet schriel met het loon, doch dit zal niet doorgaan. De geweldige uitvoer van landbouw producten bijv. zal gedwongen ot langs natuurlijken weg slinken, straks geheel worden stopgezet. De producent heeft dan den oogst binnen, doch de talrijke werk krachten, die zich nu bovenmatig inspan nen, krygen gedaan. Geen werk, geen verdienste. Er is ook in Leiden in het begin van de crisis naar .arbeid, vooral in de bouw vakken, gezochts En met succes. Men dénke slechts aan den woningbouw op groote schaal met financieelen steun van Rijk en gemeente. Doch daaraan komt een einde. Bovendien kan een ongeluk komt haast nooit alleen een strenge winter intreden, die alle buitenwerk als in een too verslag stil legt. En wie kan zeggen, dat er in de fabrieksnijverheid, 111 ie drukkerijen en in welke andere bedrijven ook, door gebrek aan grond stoffen of gemis aan koopkracht nog geen vermeerderde slapte intreedt? Al te maal mogelijkheden, waardoor de bestaanszekerheid van talrijke groepen Wvvd; bedreigd. Letten wy daar genoeg op? Houden wij er voldoende rekening mee? I11 Rusland heeft men van het begin van den oorlog at bet alcoholgebruik ver boden en de gevolgen er van hebben de c-i 'uNco verwachtingen overtroffen. De slui ting van caté:3 en tingeltangels en de vroegtijdige sluiting van restaurants heeft de Fransefcen gedwongen terug te komen van zekere extra-uitgaven. Vele menschen, anders gewoon zich in den zomer buiten te vestigen, hebben hun jaarlyksch zo merverblijf er aangegeven. Al deze en nog andere invloeden, wer ken in deze landen tot het economisch uit houdingsvermogen van alle klassen der maatschappij mee. li: geloof, dat wy in liet neutrale Neder land daaraan wel een voorbeeld kunnen nemen. Zyn er onder mijn lezers, die kun nen zeggen: ,,Ai raakt de wereld op zyn •j\°P te staan, dan zal my dat nog niet hinderen," dan antwoord ik hun: „Doe het dan ter wille van je minderbedeelde me- (lemenschen, voor wie de toekomst zeer donker lykt." In den vorigen winter heeft althans in Leiden het Steuncomité veel noo- den kunnen lenigen. De burgerij heeft met betrekkelijk milde hand gegeven. Zal zij het den volgenden winter ook doen, kun nen doen. Zoo zij ieder spaarzaam, is het niet voor de kwade dagen voor zichzelf, dan voor die van zijn minder bedeelde medemen- schen, en allen te zamen voor het uithou dingsvermogen der maatschappij in haar geheel. Dat dit op zware proef gesteld zal ■worden, is zeker. Naast een dreigende werklóosheidsvermeerdering zal daartoe ook medewerken de steeds toenemende duurte der levensbehoeften. Ik denk daarby voornamelyk aan aardappelen, groenten, vleesch en brandstoffen. Wat de brand stoffen, in 't by zonder steenkolen aangaat, ligt dit voor de hand. Deze moeten van buiten ingevoerd worden en dat gaat niet zoo gemakkelijk. Gelukkig heeft nu het z.g. kolenbureau daarin zoo goed mogelijk voorzien. Maar dat er voor een gewoon monsch haast niet aan producten te komen is, welke hier in overvloed worden •ge produceerd, en dat wij ze haast even duur, zoo niet duurder, moeten betalen als de buitenlander zelf, is wel vreemd. Het lijkt mij toe, dat de voedingspolitiek van de Regeering niet boven alle bedenking staat. Het lijkt mij toch beter, dat eerst de be volking zelf tegen een matigen pryshaar aardappelen en groenten kan koopen, dan dat de producent haast je rep je ze voor grof geld over dé grenzen transporteert. Het is bekend, dat in den omtrek van Leiden velden met winteraardappelen nu reeds zyn gerooid en de producten naar Duitschland vervoerd. Men zal er daar niet veel aan hebben, doch wij missen ze al Vast. De boer heeft zijn zak er mee gevuld, het open land nog met kool be plant en lacht in zijn vuistje. Gelukkig is aan dien uitvoer ecnigszins paal en perk gesteld, maar wy eten al maar dure aard appelen en .ajj zullen nog wel duurder worden. Met groenten gaat het niet anders, met vleesch en spek evenmin. Wil men den uitvoer niet beperken of stop zetten, waarom heft de Regeering dan geen uitvoerrecht, of verkoopt de con senten? Buitengewone tijden rechtvaardi gen buitengewone maatregelen. Er zón voor de producenten nog wel een goede winst overblijven en de Regeering zou voor zijn deel de bevolking door prijsver laging tegemoet kunnen komen. Zooals thans geschiedt, met de levering van het Regeeringsbrood. Waar de Regeering niet tussehenbeide komt of niet vlug genoeg er bij is, daar moeten de genoemde be sturen of particuliere vcreenigingen maat regelen nemen, zooals hier reeds geschiedt met den gemeentelijken vischverkoop, een maatregel, die uitnemend werkt en par ticulieren reeds tot concurrentie in die richting heeft genoopt, ten profijt van de bevolking. Wij waren er met den vischverkoop niet erg vlug, andere gemeenten gingen ons i voor; laten we nu eens met andere voe dingsmiddelen, groenten en aardappelen, in de voorste gelederen komen! De tijd dringt. Er is in die richting al eenige druk op het gemeentebestuur uitgeoefend. Een adres in dien geest is van arbeiders- vereenigingen tot den Gemeenteraad ge komen, dat thans voor de leden ter lezing in de Leeskamer is neergelegd. Ik hoop, dat het daar niet tusschen de talrijke adressen en verzoeken die tot den Raad komen en voor kennisgeving worden aan genomen, verzeild raakt en vergeten wordt De zaak op zichzelf is ongetwijfeld hot overwegen zeer waard. In „DE VERZEKERINGSBODE" wijst A. J. Vas Dias, op een grove onbillijkheid, welke z.i. bestaat in de Rijks inkom stenbelasting ten aanzien van alle be lastingplichtigen, die niet het voorrecht be zitten, dat aan hun betrekking een penèioen- of verzekeringsfonds verbonden is. Art. 10 der wet bepaalt in de laatste zinsnede, dat traktementen en andere be looningen, alsmede verlof- cn noii-activiteita, traktementen, wachtgelden en pensioenen worden verminderd met verplichte bydragen voor pensioenen en fondsen. In art. 19 wordt gesproken over den af trek der premies, betaald voor levensverze kering. Dit artikel zegt 0.111.: Van het volgens art. 12 tot en met IS bepaalde inkomen worden, ter Jierekening van het belastbaar (zuiver) inkomen, afge trokken de door den belastingphchtige ver schuldigde en niet met een bron van zijn in komen in verband staande premiën voor le vensverzekering, lijfrente of pensioen, een en ander tot het jaarfrjksch bedrag bij den aanvang van hét belastingjaar of bij het ontstaan van den belastingplicht in den loop van dat jaar. Voor deze premiën kan met meer dan vijf ten honderd van het inkomen en niet meer dan f100 worden afgetrokken. Deze laatste beperking ten opzichte van metverplichte premiën acht de schrijver on billijk. Hy geeft, daartoe een cijfervoorbeeld. Een beambte in particuliere zaak heeft een salaris van f3000. Van dit salaris moet hij echter 7 IpCt. als bijdrage in het bestaande pensioenfonds storten, zoódat op het invul lingsformulier, der Rijksinkomstenbelastingi opgegeven moet worden f3000, f210 ig f2790. Daar deze beambte bovendien by een levensverzekeringmaatschappij een kapitaal verzekering gesloten heeft, wordt deze pre mie nog tot een bedrag van f 100 in aftrek' gebracht. Deze belastingplichtige heeft zoo doende een vrijstelling van f310. Wordt hiertegenover gesteld een beamb te, 'die niet het voorrecht heeft, uit hoof de van zijn betrekking verzekerd te zijn, dan zal 'de maximum-aftrek, onverschillig welk bedrag voor. verzekering betaald wordt, slechts f 100 bedragen. Deze tweede be- ahibte is nu niet alleen in ongunstiger con ditie, omdat jaar op jaar 'belasting betaald moet worden over het verschil h. f210; doch bovendien moet hy, om eenzelfde pen sioenbedrag te verzekeren als de eerstge noemde beambte, bij een levensverzekering maatschappij een véél hoogwo premie beta len dan 7 pCt. van zyh salaris. Het uit den weg ruimen Van deze oddïï- n^jsheift zon eenvoudig kunnen jreschïeü'en door art. 10 laatste zinsnede te laten ver vallen. Is dit onbillijk tegenover de ambtena ren, die zoodoende tot het betalen van iioo- gere be/asting gedwongen zouden worden, dan zou wijziging van art. 19 ten aanzien van de niet-verplichte premiën hieraan kun nen te gemoet komen. Deze wijziging behoeft slechts het per centage van 5 pCt. te verhoogen tot bijv. 10 of 12 pCt. en den maximum aftrek van 100 tot Ijjjv. f200 of 240 te brengen. In „HOLDERT'S POLYTECHNISCH WEEKBLAD"' zet B. S.(tepham) zijn be schouwingen over de G er m a n i s e e ri n g van Nederlands handel, nijver heid en techniek voort. Dat ons land als ©en vruchtbare akker lag te wachten op het Duitsoh© zaad' is, volgens schrijver, on ze eigen schuld, een schuld, die voor c-en. groot deel op ons onderwijs valt. Men heeft den Nederlander volgepropt, tot barstens toe, met trots op het roem rijk verleden van ons land, hem in stom me bewondering doen staren naar wat zijn voorouders eens hebben gepresteerd, hean tot naar wordens toe doordrongen van de grootsckhcid van dien tijd en de onbeteekenendlieid in vergelijking daar mede van den tijd, waarin hij leeft men heeft hem voorgehouden, dat liet schoon was, waaneer een land op zulk een verleden mocht bogen, hem prat doen gaan op de daden van zijn voorouders. tot hij dat glorieuze verleden is gaan be schouwen als iets, dat ook hem eere aan deed, als iets, waardoor ook bij een ze kere beteekeuis kreeg, en vol zelfgenoeg zaamheid is hij gaan rusten op de lauwe ren, die niet hij, maar zijn voorouders hadden vergaard. Eilacie, hoezeer hij zich ook verbeeld heeft, dat die lauweren nog altijd frisrh cd groen waren, het was f leches een zelf begoocheling en voor den buitenstaan rhr bood dit beeld van den zelfgenoegzamen Hollander, rustend op eeuwenoud©, muffe lauweren, niets verhevens; integendeel! Er is een kentering waarneembaar men begint te begrijpen, dot alleen zelf verdiende roem. den. man siertmaar nog al te langzaam weten wij ons los te maken van onze zelfverheerlijking nog niet genoo? begrijpen wij, dat onze blik op de toekomst, met in het verleden ge richt moet zijn. Laat dat verleden niet anders voor ons wezen dan een aansporing, een prikkel om vooruit te gaan en als wij een blik in 't verleden slaan, laat het dan niet een van stomme bewondering zijn, maar laat die blik van naijver en eer zucht getuigen. Do heer Stephan betoogt dan, dat wij on ze jeugd meer in contact moeten brengen met d'e practijk van höb leven dat wij haar havens en fabrieken moeten laten zien in plaats van haar tot vervelens toe bezig te houden met Piet Hein en de Spaamsche zilvervloot, en ook het middelbaar en hoo- ger onderwijs moet worden herzien. Onzo studeerend© jongelingschap wordt op elk gebied, en zeer speciaal op tech nisch gebied, als het ware gedrenkt in Duitseho wetenschap. Zoodoende wordt hun denken in dezelfde banen geleid, loe ren zij de wetenschap zien als een mathe matisch juist samenstel van begrippen cn wetten, wiskundig zuiver georganiseerd, en dat alleen door kalm mathematisch overleg vooruit geholpen kan worden. Zij loeren de wetenschap Duitsoh zien. Het gebruik van Duitsche leerboeken, Duitsche leerwijzen leidt tot een eenzij digheid, die des te erger is, naarmato de student, die ze gebruikt, zichzelf minder bewust ia van dit eenzijdige van zulk een studie. Het is alweer de ondernemingsgeest van dc Duitschors en onze eigen slapheid, die hier tot clezen toestand hebben geleid. Do Duitsoher heeft zich ingespannen, om zijn leerwijzen en leerboeken ingang te doen vinden hij heeft geen middel onge bruikt gelaten, om zich hier een afzetge bied te vormenhij heeft ons zijn weten- sobap opgedrongen en wij hebben, blij, dat wij zonder veel moeite alles voor 't grijpen kregen, toegetaab zonder te onder zoeken of het gebodene wel het eenig ware was. Dat het niet gemakkelijk zal wezen te de zen'opzichte een anderen weg in te slaan, do schrijver ontveinst 'het zich geenszins. Wij zullen allereerst de uitingen van wetenschappelijk onderzoek, neergelegd in boekvorm, hier meer bekendheid moeten gevenFransohe, Engelsohe, Amerikaan- eohe uitgevers tot krachtsinspanning moe ten nopen, om zich hier een afzetgebied to vormen. Wij zullen zoodoende een won derlijken toestand dienen te scheppen, n.ï. die van dten klant, die den leverancier vraagt of hij hem s. v. p. wil leveren, maar wij dienen ons die moeite te getroosten, willen wij niet totaal verduitschep. Dit artikel sluit met de woorden De invloed van de verduitsdhing van ons vak- en hooger onderwijs doet zich wel as waar op el k gebied voelen, maar juist-op technisch gebied heeft zij zulke zichtbare gevolgen, doordat de geheel op Duitsche voorbeelden gebaseerde techni sche opleiding, den technicus dn alle bran ches een zoo eenzijdig idee geeft van de betrekkelijke waarde der Duitsche indus trie t. 0. v. andere, dat mede daardoor de Duitsche nijverheid in staat is geweest zich hier een positie te verwerven, waar onder onze eigen industrie lydt. Onze ny- verheid zou tot grooten bloei kunnen ge raken, "wanneer niet door ons onderwys onze technici met het vooroordeel behept waren, dat de Duitsche producten toch „vorbildlich" zijn. Wil men dus meer waardeering voor de Nederlandsche nij verheid opwekken, dan dient men reeds bij het technisch onderwijs te beginnen. Wijziging L. O.-Wct (Regeling M.U.L.O.). Ingediend 'is een wetsontwerp lot wijziging en aanvulling van de wet tot regeling van het lager onderwijs. In de Memorie van Toelichting wordt (er aan herinnerd, dat bij de beraadslaging in de Tweede Kanter over het jongste wetsontwerp tot wijziging der wet van 14 Juli 1910 de Minister van Binnenlandsche Zaken in de vergadering van 21 December heeft te ken- Hen gegeven, te zullen trachten het M. U. L. 0. althans voorloopig te regelen. Aanlei ding hiertoe bestond, in de bedenkingen, van verschillende zijden gerezen tegen het herhaaldelijk verlengen van den in art. II, laatste lid, dier wet gestelden termijn, waar door de beperkende bepalingen van dat ar tikel telkens opnieuw voor een zekeren tijd werden gehandhaafd. Het is bekend, dat dit geschiedde in af wachting van het tot wet verheffen van het bij Kon. Boodschap van 23 Juni 1913 o.a. ingediende wetsontwerp IV tot wijziging en aanvulling der Lager-Onderwijswet, maar, vastgekoppeld als dat wetsontwerp is aan de overige bij dezelfde Koninklijke Boodschap ingediende z.g. lvceum-ontwepen, heeft het den weg naar het „Staatsblad" nog niet kunnen afleggen en, gelet op het stadium, waarin de behandeling dier ontwerpen ver keert, is het ook niet te verwachten, dat dit nog vóór 1 Januari 1916 zal geschieden. Intusschen blijft het provisioneel karak ter der in 1910 tot stand gekomen regeling van het U. L. 0. en het M. U. L. rem mend werken op' de verdere ontwikkeling van deze belangrijke takken van het volksonder wijs en doet de drang, naar een meer defi nitieve- regeling zich al sterker gevoelen. Overtuigd, dat langer uitstel slechl3 tot schade van dit gedeelte van het onderwys zou zijn, acht de Minister van Binnenland sche Zaken den tijd gekomen die regeling ter hand te nemen, los van de in Juni 191B ingediende lyceum-ontwevperu. Bovenbedoeld wetsontwerp IV ligt natuur lijk in de lijn van die ontwerpen en daarom; is dé thans aanhangig gemaakte partiëele regeling samengesteld aan de hand van dat w etsontwerp. Voor zooveel deze regeling daarmede over eenstemt, verwijst de Minister naar hetgeen daaromtrent is medegedeeld in de bij de z.g. lyceum-ontwerpen behoorendo Memorie van Toelichting, terwijl eenige wijzigingen van ©enigszins ondergeschikten aard nader wor den toegelicht. Ten slobbe werd) de resolubio aangeno men. met algomeene stemmen, behalve cón blanco (Hilversum, waar dc kwestie ndet was behandeld). Deze resolutie zal worden, gezonden aan Eerste en Tweedie Kamer, Ministers cn Ge meenteraden. Verbetering der Rijkswegen. Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp ingekomen, waarbij wordt voorgesteld de volgende Rijkswegen door verbreeding en verbetering geschikt te maken, zoowel voor gewoon verkeer als voor snel-verkcer met motorrijtuigen, te weten de weg RotterdamDordrechtMoerdijk BredaBelgische grens (bij Zundert) de weg 's-GravenhageLeidenHaarlem Amsterdam de weg BredaGorkumUtrecht de weg BredaTilburg's-Hertogeh- boschGraveNijmegen de weg AmsterdamUtrechtde Grebbe —ArnhemNijmegen de weg UtrechtHar-melenBodegra ven de weg UtrechtAmersfoortZwolle de weg ArnhemZutphenDeventer-- Zwolle. In verband met deze verbrceding en ver betering zullen nieuwe Rijkswegen voor gewoon verkeer, mede geschikt voor snek verkeer met motorrijtuigen, worden aan-» gelegd van Voorburg naar Bodegraven van Rotterdam naar een bij Kon. besluJS te bepalen punt in den voormelden weg., De overige Rijkswegen zulleD, naar ge lang van de behoefte, voör zooveel noen dig worden verbeterd, mede ten behoeve;' van het snel-verkeer met motorrijtuigen^ Verder wordt voorgesteld een Wegen- raad op te richten, die den Minister van' Waterstaat van advies dient in zaken, dei verbetering der Rijkswegen betreffende- De samenstelling van dien Wegenraad^ zijn werkkring en de aan zijn leden toe té; kennen vergoedingen worden bij algcmee- nen maatregel van bestuur geregeld. Tn slotte wordt in het wetsontwerp be paald, dat jaarlijks op de Staatsbegrooting de noodige gelden voor bovenbedoelde wegverbeteringen worden uitgetrokken. De Minister heeft in een uitvoerige Me morie van Toelichting op de noodzakelijk heid van bedoelde verbeteringen gewezen.. De zware motorrijtuigen stellen moei de- re en hoogere eischen aan de gewone we gen. De snelle ontwikkeling van het verkeer, met die voertuigen moge hieruit blijken, dat volgens de Jaarcijfers" voor het Ko ninkrijk der Nederlanden (Rijk in Europa) het aantal automobielen, waarvoor naar de grondslagen voor de personeele belas ting moet worden betaald, van 1532 in 1909 is toegenomen tot 4031 in 1913. Bovendien is het verkeer met buitenland- sche motorrijtuigen, voornamelijk automo bielen die Nederland bezoeken, vrij be langrijk. Blijkens daarvan gehouden aan- teekeningen zijn van begin Juni 1913 tot eind Mei 1914 voor ruim 4000 van dergelijke voertuigen aan de grenskantoren rijbewij zen afgegeven, respectievelijk afgeteekend.. Het is dan ook geenszins te verwonde ren, dat de aandrang tot verbetering van de wegen in de laatste jaren sterk is toe genomen. Er zal naar moeten worden gestreefd', om overal, waar het maar eenigszins mo gelijk is, een verharding aan te brengen van 7 M. breedte, waardoor het mogelijk zal zijn, dat twee motorrijtuigen elkander met betrekkelijk groote snelheid voorbij ga au en tegelijkertijd andere voertuigen niet zullen behoeven te stoppen om uit te wijken. Het zal wensch elijk zijn, om naast een dergelijke rijbaan i. afzonder lijk rijwielpad en een afzonderlijk voet pad, gezamenlijk breed 4 a 0 M., aan te leggen, terwijl oorts bermen aanwezig be- hooren te zijn, waarop een beplanting zal zijn aan te brengen. Yoorts zou het aan beveling verdienen te rekenen op latere nog grootere uitbreiding der verhardings breedte, vooral voor die wegen, waarop het internationaal verkeer plaats heeft. Dat afzonderlijke rijwielpaden hoe lan ger hoe meer overal noodig worden, kan blijken uit de belangrijke toeneming van het aantal dezer voertuigen. Volgens de voormelde „Jaarcijfers" is dat aantal, sedert 1904, met bijna een half millioen vermeerderd, en bedroeg dit in het eind) van 1913707,595. Scheiding van rijwiel en voetpaden vordert vanzelf den afzon derlijken aan'eg van laatstgenoemde paden,. Mitsdien zou een vrije ruimte van 16 a 17 meter voor de wegen beschikbaar moe ten zijn. De kosten van verbreeding en verbete ring der bestaande Rijkswegen en van den aanleg der nieuwe Rijkswegen, in het ont werp van wet genoemd, worden geraamd' op 20 millioen gulden. Ten slotte deelt de Minister nog mede, dat wettelijke maatregelen worden voor bereid, om te voorkomen, dat voortaan bebouwing dicht aan de grens der Rijks wegen geschiedt. BUITEHLANDSCHE BERICHTEN. Huldiging van Jaurè's nagedachtenis. Hot bestuur van de socialistische partij heeft besloten op plechtige wijze den dood van Jaurès te herdenken. Daartoe zal Zondagochtend a.s. een borst beeld van don leider opgesteld worden voor zijn woning in Passy, zoodat de partijge- nooten cn vrienden daarlangs kunnen dcÈL- leeren. De ordedienst zal worden waarge nomen door leden-van de „Féderation de la Seine" en van de „Fédération du Nord". 's Middags zal in het „Palais dos Fêtes" oen besloten bijeenkomst worden gehouden, waar slechts toegang is op vertoon van een uitnoodigingskaart. Enkele sprekers zullen een overzicht ge ven van het leven en den arbeid van Jau rès, terwijl fragmenten uit zijn geschriften, welke betrekking hebben ox> de tegenwoor dige omstandigheden, zullen worden voor gelezen. Naar de „Secoio" meldt, heeft in het Engelsche marine-arsenaal op Malta een hevige ontploffing plaats gehad, waarbij niet alleen aanzienlijke mate rice lo schade moet aangericht zijn, maar ook vele arbei ders om het leven gekomen moeten zijn. Reed9 zijn 20 lijken oiider die puinhoopcai gevonden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5