N®. 16987 Donderdag 15 Juli. Tweede Xllad. flo 1915. TWEEDE KAMER. Brieven uit Parijs. FEUILLETON. In Noordpoolduisternis. LEIDSCÏÏ DAGBLAD Zitting van gisteren. KEGELING VAN WEKKZAAMDEDEN. Op voorstel van den voorzitter worden aan de agenda toegevoegd de ontwerpen tot het langer in-dienst-houden van Landweer en Landstorm en een aantal conclusies, ter wijl Vrjjdag halftwee in de aldeeiingen zul len worden onderzocht een aantal ontwer pen, waaronder dat, betreflende een nieuw oorlogskrediet van 90 millioen. DE VLOOTWETTEN. De heer NIERSTRASZ zou liever dan bouwen bij inschrijving, op rekening willen zien gebouwd door de Nederlandsche wer ven, daar het groot risico tot het vragen van hooge sommen bjj aanbesteding zou leiden. De heer BICHON zal zijn stem niet aan het wetsontwerp kunnen geven. Telkens en telkens beproeft nten van de zijde der Departementen de Kamer wat wjjs te maken. De VOORZITTER kan deze uitdrukking niet toelaten. De heer BICHON wijst op do verbouwing vin Het Loo en op de verbouwing van hot krankzinnigengesticht te Medemblik. De VOORZITTER blijft qt bj), dat de heer Bichen zulk een uitdrukking niot liad mogen gebruiken. De heer BICHON stelt voorop, dat lijj geen kennis heeft genomen van geheime stukken, omdat hjj dan gevaar loopt daar in zijn betoog gebruik van te maken. Spr. zou grootere onderzeebooten willen ge bouwd zien dan die, welke worden voor gesteld, en wenscht, dat er kanonnen op de onderzeebooten worden geplaatst Vanbou- wen op particuliere werven, is spr. geen voorstander. De aanbouw geschiedt dan veel te langzaam. De heer JANSEN (Den Haag) is van mee ning, dat er iets voor de vloot moet wor den gedaan en behoort niet tot hen, die er de Regeering een verwijt Van maken, dat de voorstellen te vroeg of te laat zijn ge komen. De Regeering heeft haar plicht ge daan met de indiening der voorstellen. Hot oogenblik van behandeling is evenwel niet gunstig. Wat de kruisers betreft, wijst spr. or op, dat de Staatscommissie van de In dische defensie deze niet noodig acht. Al vorens tot aanneming over te gaan, moet, betoogt spr., de Minister duideljjk maken waarom Z.Exc., die vroeger groote slag schepen senschte, van gedachten is veran derd. Als Z.Exc,, hem duidelijk maakt, dat verkenning niet kan geschieden door do door de Staatscommissie gewenschle torpedokrui- sers. is hjj bereid met den Minister mede to gaan. Ook spr. is verwonderd over het feit, dat de kruisers plotseling 1000 ton grooter moeten worden gemaakt. Ten aan zien van de duikbooten is spr. het meer mot den Minister eens. Met den heer Bichon acht hij het risico van de particuliere werven bjj den bouw wel wat hoog. De heer VAN NISPEN TOT SEVENAER (Rheden) is teleurgesteld, dat de eerste on derzeeër eerst over 22, de tweede eerst over 32 maanden gereed zal zijn. Voorts zou spr. het beter gevonden hebben, als, alvo rens tot den aanbouw over te gaan, eerst do resultaten van den oorlog waren afgewacht. Doch hij is het met de Regeering, eens, dat in de tropen de huisvesting der schepelingen hoofdzaak is en deze kan alleen goed zjjn in grootere schepen, waarom spr. met de rtgeering medegast. Van de kruisers wilde spr. aanvankelijk niet weten, doch de Memorie van Antwoord heeft hem goeddeels bekeerd, door de ver- verklaringen, dat onderzeebooten niets ver mogen tegen den wal en niet geschikt zijn voer diensten ter handhaving onzer neutrali teit en voor langdurig kruisen op de open zee. In liet belang der Nederlandsche EQheepsnjjverheid, acht ook spr. het beter den bouw niet uit te stellen. Nog hecht spr. groote waarde aan de ver klaring des Ministers, dal de kruisers in hnn soort het boste zullen zijn wat er is en dat zij den strijd zullen kunnen aanbinden tegen gelijksoortige vijandelijke schepen. Ten slotto vraagt spr. of er van de sche pen voldoende steunpunten en schuilplaat sen in den Archipel zijn en verklaart hij met te willen praejudiceeren op een 'finaucirele regeling tusschen Nederland en Indië in verband mot de vlootplannen, waaraan de Regoering schijnt te willen vasthouden. Spr. vraagt en hiervan is zijn stem afhanke lijk van de Kegeering de verklaring, dat do Kamer volkomen vrij blijft. Da heer BOGAARDT brengt hulde aan de Regeering voor de indiening der voorstellen. Hij juicht het toe, dat het Kabinet wil zor gen voor de verdediging van Indië, waarbij hjj ter zijde stelt, dat sommigen tegen de voorgestelde plannen zijn. De deskundigen zijn het nooit over dergelijke zaken eens. De heer VAN DEVENTER stelt op den voorgrond, dat het de heilige plicht is der natie niet alleen de onafhankelijkheid van het land in Europa te doen eerbiedigen, maar buitendien die van het rijk in Indië. Op ontwapening durft spr. nog niet hopen. Met de onderzeebooten kan spr. insbemmen. Doch hij begrijpt niet hoe de kruisers in een verdedigingsstelsel voor Indië kunnen passen. Men heeft wel ervaring opgedaan ten aanzien der onderzeeërs niet echler met de kruisers. Kruisers hebben voor een de fensief optreden geen zin en een aanvullend cptreden zal wel niet op onzen weg liggen. Hij raadt den Minister aan zich voorloopig te bepalen tot den aanbouw van onderzeo- booten en watervliegtuigen, doch de beslis sing omtrent het verdere materiaal voorloo pig aan te houden. De heer SCHEURER brengt hulde aan de Regeering, die een poging deed om Indië te hulp te komen. Evenwel is hij teleurge steld door het feit, dat de Regeering afwijkt van het rapport der Indische defensiecommis sie en met het voorstel komt om twee krui sers te bouwen. De Minister verklaart, dat het thans do tijd niet is om met een vloot- plan te komen en komt met voorstellen, die het begin van uitvoering van een nieuw vlootplan beteekenen. Spr. behoudt zich zijn stem nog voor. Hij wacht de verdediging des ministers af. Do heer DE MEESTER constateert, dat de aanbouw van duikbooten bij de Kamer a'go ireone sympathie heeft gevonden. Ten aan zien van de kruisers staat de zaak evenwel anders. Iets, wat spr. zich zeer goed kan voorstellen. Vooral, waar de bezwaren het tijdstip der indiening van de plannen gelden. De tijdon zijn abnormaal, waardoor de bouw wellicht duurder wordt; terwijl het tijlstlp der aflevering zeer onzeker wordt en nog veel voordeel kan worden gedaanmet de lessen der ervaring. Daarom zou de Minister goed doen voorals nog de gelden voor dekrui- sers terug te nemen. Spr. stelt dienaangaande een motie In het vooruitzicht, welke, zoo noodig, zal wor den ingediend nadat de Regeering heeft ge sproken. Do vergadering wordt verdaagd tot Don derdag elf uren. Prov, Staten van Zuid-Holland. Blijkens het Rapport der Commissie voor de vaksc hool-su bsid i n. heeft deze (met groote belangstelling, tevens voldoening kennis genomen van het wetsontwerp, dat de Regeering heeft ingediend ter zake van de regeling van het vakonderwijs. In den loop der jaren gevoelde de commissie her haaldelijk bij haar besprekingen het gemis oener zoodanige wettelijke regeling en zag zij zich zelfs genoodzaakt op adresseering door de Staten .bij de Regeering aan te 'dringen. Nu het wetsontwerp er is, wil de oommissie, zonder in het mérites er van te treden, gaarne de .verwachting uitspreken, dat het ontwerp, .eenmaal wet geworden, veel tot groei .en bloei van het vakonderwijs zal kunnen bijdragen. In die verwachting hoopt Ho commissie, dat het den Staten- Generaal moge behagen, het ontwerp spoe dig in behandeling te nemen. ,Pe praeadviezen in zake deVisscherrj- school te Katwjjk-aan-Zee, lokten geen discussie in de commissie uit. De Oommissie, in wier handen zijn ge steld de voorstellen van Gedep. Staten betref fende: subsidieering voor de veefokkerij, wijziging van het Reglement ter bevordering van de vèefokkerjj in Zuid-Holland, vereenigt zich blijkens haar rapport met de gedane voorstellen. Do Commissie merkt echter o.a. op, dat zij- niet geheel kan omschrijven het advies der Regelingscommissie. De taoordeeling dient piet door het Rijks- zuivelconsulentschap te geschieden, maar door het bestuur van het Nederlandsch Rund veestamboek. Reeds eenlge maanden geledea hebben Gc-d Staten overwogen, of ook de provincie Zuid- Holland werkzaam zou kunnen zijn in liet belang van de inderdaad wenschelijko verbe tering van het toezicht op levensmiddelen, 6nz., vooral ten plattenlande. Daarbij stond, gelet op 'de omstandigheid, dat eenige groote gemeenten keuringsdiensten hebben, op den voorgrond, dat in de eerste plaats aanslui ting aan de reeds bestaande keuringsdiensten zi>u moeten worden gezocht. Het bleek, ech ter aan Ged. Staten, dat bjj de Regeering cm het Staatstoezicht op de Volksgezondheid het denkbeeld in ernstige overweging is, deze aangelegenheid van Rijkswege ter hand te nemen, waarom Gedeput. Staten besloten, deze zaak, waarop intusschen hun aandacht gevestigd blijft, voor het oogenblik té La ten rusten. De vaststelling van een ontwerp-werklie- denreglement i s reeds een goed eind gevor derd, zoodat Ged. Staten ia uitzicht mcenen te kunnen stellen, dat dit in de aanstaande herfst-zitting der Staten ter tafel zal komen. Leening van f 1,500,000. Deelneming van kleinere beleggers 'in deze provinciale lee- ning, is weinig te verwachten. Er valt ten deze bezwaarlik een vergelijking te maken met de nationale leening-1914. Het komt Ged. Stelten daarom voor, dat de meerdere omslag en kosten, verbonden aan uitgifte) van aaudeelen van f500 en f100, niet door een evenredige bate voor de provincie zon den worden opgewogen. Centrale 'drin kwatervoorzie- n i n g. Zooals uit het rapport blijkt, zagen de ontwerpers in de groote rivieren de aan gewezen zuidelijke grens voor het te ver zorgen gebied en slechts de bijzondere om standigheid, dat met één zinker door de niet breede Lek een groot aantal gemeenten in de Alblasserwaard geholpen kon wor den, leidde er toe, ook dio streek in het pfirn op te nemen. Van een aandrang om in dit centrale plan ook de eilanden op te nemen, stellen Ged. Staten zich geen neil voor. l)o eilanden zullen zich op andere wijze moeten helpen. De regeering bleek, o.a. bjj tie tot-s&nd-kommg oer z,hia-'neve:anascno waterleiding, bereid, indien haar een aanne melijk pian voor de drinkwatervoorziening van eenige streek wordt voorgelegd, waar van de rentabiliteit op den duur verzekerd schijnt, het risico op zich te nemen. Ten be hoeve van het opmaken van plannen ver strekt zij voorschotten tot de helft der kos ten, onder voorwaarde, 'dat de provincio een vierde geeft, een voorwaarde, welke Ged. Staten vervullen kunnen. Zelfs worden de t'iannen op verzoek' van rijkswege uitgevoerd, indien de belanghebbenden en de provincie elk epn Vierde der kosten dragen. Het initiatief zal echter van de belangheb bende gemeenten zelf uit moeten gaan. GEMEENTELIJKF ARBEIDSBEURS. Stadstimmerwerf. Telophoon No. 127. Geopend's morgens van 9—12 en des middags van 2—5 uur. AANVRAAC VAN V/ERKZOEKENDEN. 1 Kantoorbediende, 1 Colnorteuv Tiimnerlie- don, 12 Metsolaars, 2 Steenhouwers, 1 Opporman, 5 Stuoadoors, 3 Betonwerkora, 4 Schilders. 1 Meu belmaker, 2 Gasfitters, 2 Stokers, 1 Smid, 1 Grof- bankwerker, 1 Voorsla-ander, 1 Koperslager, 8 Typografen, 1 Kleermaker, 1 Koetsier, 1 W»r- moezlor, 5 Loopknechten, 15 losse "Werklieden, 13 Werksters, 6 Naaisters. 1 Wa-sohvrouw, 1 Ba- kor, 1 Huishoudster, 1 Fabrieksarbeidster. (Van onzen specialen briefschrijver). (Nadruk verboden). Do lezer weel; beleefdheidsfrase van den journalist die volstrekt niet zeker weet of de lezer het wel weet dat de roode broek van den Franschen soldaat door de praktijk van den oorlog veroordeeld en te rechtgesteld is. Het veel te opzichtige klee- dingstuk, te zichtbaarder door het scherpe afsteken tegen het donkere blauw van de kapot jas, heeft in den beginne vermoedelijk heel wat slachtoffers gemaakt. Terwijl het „feldgraue" pakje van den vijand onzicht baar werd tegen den achtergrond van loop graven, was de Fransche uniform een prach tig mikpunt voor de Duitsche kogels. Wat wetsvoorstellen, commissies en proefnemin gen niet tegen routine en traditie hadden vermoogd, bereikte de generalissimus met een kort en bondig „veto." En jas, broek en képi van den Franschen soldaat veran derden in een licht, grijsachtig blauw. De gouden eeuw is aangebroken voor liefhebbers van het buitenmodel. Een knap pe kerel, die in staat is, precies te zoggen wat hier tegenwoordig „model" is. In Parijs waar het er natuurlijk minder op aankomt dan in de gevechtslinie - ontmoeten we de roode broeken evengoed a!s het lichtblauw. Of het roode subsidiair het lichtblauwe laken ontbrak, dan wel of alleen op soli diteit gelet werd, weet ik niet, maar een feit is, dat massa's soldaten hier rondloopen in fluweelen broeken van gewoon bruin flu weel. Wat in schoenen „model" is, weet waarschijnlijk zelfs Joffre niet meer. Van zwart tot bruin en in alle soorten worden ze gedragen, en ik zag zelfs een soldaat die do élégance dreef tot bruine schoenen met grijze „schachten." Hij, die de middelen heeft, koopt zich het pakje, dat hem het beste bevalt, en in deze warme dagen loo- pen heel wat officieren en soldaten in luch tige jasjes en broekjes van kaki-kleurig ka toen of lustre, met dito képi. En het komt een enkelen keer voor 'n territoriaal een van de „landstorm" te ontmoeten ïn een gewoon colbert-costuum, met alleen een mo- del-képi r«p, en het nummer van z'n regi ment op z'n kraag genaaid. Maar wat doet het pakje er toe? De in nerlijke kwaliteiten van den Franschen sol daat hebben het vaderland, boen het verlo ren scheen, gered, en of 't uiterlijk nu rood of hemelsblauw of kaki is. wordt hierbij vol komen bijzaak. En dat zijn innerlijk nog al tijd op hetzelfde hooge peil staat, daarvan heb ik' een paar dagen geleden nog weer een treffend staaltje gezien. Het echtpaar-concierges io het huis van een van rn'n vrienden, heeft een zoon, die artillerist is. Sedert het begin van den oor log bedient hij z'n stuk, liet beroemde 75 tiï.M. veldgeschut, dat elk Franschman, met trots, kortaf le soixante-quinze noemt. De gr.oota kwestie in dezen oorlogis, zulke overstelpende voorraden munitie te hebben, dat He tegenstander onophoudelijk' met oen zondvlceo van projectielen kan wor den besproeid. Evenals in Dult3chland wer ken hier bfjna alle fabrieken dag en nacht aan den aanmaak van patronen, obussen, gra naten, bommen, enz. Hoe langer hoö drin gender blijkt de noodzakelijkheid, hierin een zoo-groot-mo.geüjk'e superioriteit op den vij and te bereiken. De minister van oorlog heeft daarom be sloten, de soldaten, 'dio in "het gewone leven arbeiders in de inclustrie-vakkon waren, en 'daardoor speciale geschiktheid hebben om te helpen aan do fabrikatie van projectie len, op hun aanvraag terug te zenden naar de fabriek', waar ze veiliger zijn dan in do loopgraven, en het vacferland misschien gTootere diensten kunnen bewijzen. De zoon van "het concierge-echtpaar in kwestie is van beroep metaaldraaier. D. w. z.: hèt beroep, bij uitstek, dat hem zou kunnen dienen om z'n gevaarlijke" plaats aan het kanon te verruilen voor de veilige werk plaats in of bij Parijs. Z'n vader heeft hem dadelijk geschreven, daartoe do noodige stappen te doen. .rot groot verdriet van de ouders heeft de zoon geantwoord, z'n kanon niet te wol len verlaten. Hij moet een uitstekend artil lerist zijn; èn hij persoonlijk, èn z'n bat ter gi zijn al, pp voorstel van den 'kolonel vermeld! bij dagorder aan het leger. (Citós a l'ordro du jour de l'armée). Herhaaldelijk is z'n batterirj door de Duitschers ontdekt en on der hevig vuur vaa grof geschut genomen. Verscheiden van zijn kameraden zijn geval len. Hij zelf heeft nog niet de minste ver wonding opgeloopen. En hjj weigert van zijn post te gaan. Do ouders zaten te schreien bij zijn antwoord. Het was half van verdrieten half van trots. Onder alle instellingen van filantropie, die door den oorlog zjjn ontstaan, is er mij geen zoo sympathiek als die van de „peet tantes". Niet to verwarren met theetantes; Ik vertaal n.l. letterlijk het woord mar- raines, dat misschien tot Franscho oor en duidelijker 3preekt, dan „peettantes'' tot Hol- ~landsche. Er is een categorie soldaten, die bekla genswaardiger is dan de rest van hun wa penbroeders. Dat zijn zij, dio alleen op de wereld zijn. Hun kameraden, zij dio ouders of familie hebben, ontvingen geregeld brieven, zendin gen lekkernijen, pakketten met ondergoed en levensmiddelen, die een aangename af wisseling vormden in den centonigen soidaten- kost. Do eenzamen, les sans-famille, had den het toezien. Zij lagen troosteloos-ver- laten in de loopgraven. Voor hen was geen lekkernt), en wat erger is ja, zeker: wat erger is voor hen was geen brief met vriendelijke, liefdevollIe, belangstellen de woorden. Of ze geen ondergoed meeij hadden, of ze ziek of gewond waren of den dood vonden, het interesseerde geen mensch. Er waren nog erger: zij, die vrouw en kind hadden achtergelaten in het Noordon, in het gebied waar nog altijd de Duitschers zqn. Geen briefwisseling is mogelijk mot hun dierbaren. In hun verdriet stelde niemand! belang. Dag-in, dag-uit, maand-in, maand- uit, alleen het pijnigende denken aan hun familie: zcuden ze nog in leven zijn? Of Ik weet niet wio het eerat op het idee is gekomen, aan deze arme paria's de heer lijke vertroosting te brengen van een vrien delijk woord. Zijn naam zij. gezegend! Op dit oogenblik marcheert de regeling prachtig. Een vrouw, dio een Idem beetje tqd en af-en-toe een paar francs missen kan en wil, heeft alleen maar aan een van de comité's of couranten to schrijven, die dei zaak in handen hebben, om dadelijk naam en militair adres te ontvangen van een fil- leul, een petekind. Van dat oogenblik al is zij do marraine van den opgegeven sol daat. En het is aandoenlijk te zien, hoe niet' alleen dames uit den gegoeden stand, maar ook vrouwen uit het volk oen filleul heb ben genomen, en hoe ze, voor him onbe kenden beschermeling, elke veertien dagen een paar francs „uit hun mond sparen"- om- hem een lekkernij, een paar pakjes ta bak, een pijp, een doos schrijfpapier of een kleinen postwissel te sturen. Een lieve marraine heeft mij onlangs een aantal brieven van haar „petekind" laten; lezen. Het is één van die ongelukkigen, die sedert September 1914 niets meer hebben gehoord van vrouw en kinderen, achterge bleven in het land waar de .vijand ligt Bijnaj iederen dag schrijft hjj een brief van vies of vijf kantjes aan zijn petemoei. Brieven in heel slecht Fransch; zinnen, dio dikwijls aan elkaar hangen als droog zand. Maar van een ontroerende, naïeve vreugde over de lieve, belangstellende woorden, die hem ge schreven werden; van een kinderlijke blijd schap met de ontvangen tabak, het stuk zeep, do worst, heb potje jam; het paar sokken, hot blikje sardines. Hoeveel verdriet is met door deze goed- gedachto menschjievendheid verzacht! Hoe veel pijnigende eenzaamheid heeft troosten de afleiding gevonden in de vreugde van den ontvangen brief! Ik weet niet of er onder mijn lezeressen zijn, dio iets voelen voor deze instelling Slot) Hjj brak plotseling het gesprek af. De wind was wat toegenomen en het zeil tje stond als een ballon zoo strak. Zware wolken verborgen nu en dan de zon en een koude, loodgrijze mist kwam achter hen op. „Wat is er?" vroeg Frida. „We krijgen sneeuw," zei hij. „"Is dat gevaarlijk?" Hjj haalde zjjn schouders op. „Och, wo hebben ons al door zooveel heengeslagen, hier zullen we ook wol door heen komen," zei hij. „Wordt het heel erg, dan moeten we hier of daar landen on in onze slaapzakken kt uipen." Achter hou werd de loodgrijze wolk groo ter, Er daalde daarmee eon sombere naar- geestigheid over het land, en oen paar uur later vielen de eerste zware natte sneeuw vlokken op het zwakke scheepje. Jörgen Bratt nam hét zeil in en greep weer najr de riemen. „Ongeluksvogel," mompelde hjj. Daarop boeide hij in de richting van den wind. ter wijl 'om hem heen de sneeuwjacht een wit ten 'heksendans uitvoerde. XXIV. HET STATION VAN DE DRAADLOOZE TELEGRAFIE. De aideelingschef op het station van de draadloozo telegrafie te Green Harbour zat op zijn kantoor en wachtte op verbinding met het station op Ingö. De sneeuwstorm had nu two© dagen ge duurd en in dien tijd was het niet mogelijk geweest de draadloozo golven op te vangen. Nu was hot weer heldor weer; maar het was niet gelukt de gewichtig© mededeeling over te soinen, dat de Bellsond ©n de IJs- fjerd bevaarbaar waren. In Hammerfest lag ©en heel© ïlotille op dat telegram te wachten, o.a. oen Duitsche torpedojager, die op hoog bevel van den Keizer zelf daarheen gezonden was, om; na. de eerste de beste tijding uit Spitsber gen, naar dat eiland te jgaan. Er was daar aan boord een hoela reddings-expeditlo, dia de kusten moest onderzoeken, om zoo moge lijk overlevenden van de verdwenen toeris tenboot „Victoria" te ontzetten. De afdoelingschef bewoog zenuwachtig zjjn vingers over de Marcoui-toestellen ©n sloeg een onderzoekenden blik naar den hoogen ir.ast, die daarboven op het schiereiland bij kaap Staraschtclnn^. stond, _a!s een trouwe voorpost voor de groote. verre, drukke wereld. Het was nacht, maar de jongo telegrafist bleef zjjn plicht getrou^ en ging niet weg van het kantoor. En het lieht van zijn ven ster wierp een zwak schijnsel over de kleine haven, in het korte uur, dat er nog ©en flauwe halfschemering hing over dien vei- ligen inham aan don buitensteu rand van den IJsfjord. Plotseling stond hjj op. Hoorde hij in de verto niet het gejank van ©en hond? Hjj luisterde, maar het geluid stierf weg. En do jonge man ging weer zitten en verviel m gepeins. Hoe verlangd© hjj naar menschen, naar andere gezichten, nieuwe boeken, nieu we afleiding. Ze hadden het in alle opzichten goed, do twintig man, die hier waren gesta tioneerd: behoorlijke huisvesting, goeie ka chels an goed eten. En een aardig biblio theekje. Maar toohMen was voor een tjjd levend begraven, buiten alles, wat be wegen ©n gebeuren was, opeengepakt met een troepje mensolien, die elkaar op do teenen trapten en elkaar verveelden. De telegrafist sprong op. Er krabde een dier tegen de buitendeur, eerst zwak, toen iets barder. Hjj luisterde opnieuw. En nu ving bij een piepend gekreun op Hn ging In het voorportaaltje kjjken. Er stond een groote witte hond buiten met hangenden kop. Die krabde zoo tegen de deur. De telegrafist deed open en nu wag gelde een kolossale eskimohond naar bin nen. Zijn kop bleef naar de buitendeur ge wend, alsof hjj de aandacht van den man wilde vestigen op iets, dat daar was in de duisternis En zietogen de hoogte op klom een lange waggelende gestalte met eon zwaren last in do armen. De man slingerde heen en weer, alsof hjj dronken was. Hij viel en stond weer op; geen geluid kwam over zijn lippen; bjj was als een slaapwandelaar, die blindelings op een lichtwaas in de verte afging. „Wie is daar?" riep de telegralist. Maar de man gaf geen antwoord. Hjj kwam waggelend binnen den lichtkring, struikelde over den drempel, stond kreunend weer op, zonder los te laten' wat hij droeg, schcof den verbluften telegrafist op zij, liep van do eene kamer in de andere en vond in do achterste een bod, waarop hij voor zichtig het pak zeehondenvel neerlegde, dat hjj in zjjn armen had gedragen. Nu zag do telegrafist, dat dat pak seals kin een slapende vrouw was. Hjj had al veel vreemds gezien op Spitsbergen, maar dit overtrof al wat hjj had beleefd. De lange gestalte leundo tegen den muur. Het doodsbleeko gezicht en de ruijo biar.l spra- lten van lang lijden en voel vermoeienis. Do banden van den man beefden, zijn boe nen knikten onder hem en opeens viel bjj met een diepen zucht voor het bed neer. En de hond ging brommend naast hem liggen. Maar een oogenblik later viel zijn kop op zjjn pooten; do hond sliep. „Wio zijt gij? "vroeg de telegrafist. Do doodvermoeide man richtte zich op één arm op. De telegrafist boog zich over hem heen. „Drie dagen in een jol rondgezwalkte* vertelde hij met zwakke stem,niet go- slapen "water uitgeschept en geroeid doodoplaat ons slapenTang s'aprn „Waar komt gij van daan?" De man maakte een beweging van onge duld. „Victoria", mompelde hij bjjna onhoor baar. De telegrafist kreeg oen schok van ver bazing. „Zjjn or meer gered?" vroeg hjj. „Wij zjjn de eenigenHet schip ver ging in do Agardh-taaialteu verdron ken O, laat mij slapen!" Maar 'de weetgierigheid van don telegts- fist liet geen erbarmen toe. „Eén woord nog," zei hij, „en dan zal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5