Nederland en de öorlog.
"Vrijdag O «Juli.
IT weed© pBla.dk /y> 1915,
Vragen en Antwoorden.
FEUILLETON.
N>. 16382
LEIDSCl
DAGBLAD
Met de Vereeniging tot Bevordering der
Bouwkunst naar Amsterdam.
Mochten de deelnemers aan de zomerex-
öursie in 1914 nog juist vóór het uitbreken
van den oorlog de gelegenheid hebben, Ant
werpen te bezichtigen in zijn volle glorie
van koopstad; dit jaar moesten de heeren
het nu maar eens wat dichterbij zoeken, en
was er besloten de excursie te doen plaats
hebben naar Amsterdam.
Wat is er nu aan Amsterdam nog voor
bijzonders te zien? hoort men zoo vragen;
dofh voor ons, bouwkundigen, was het wel
iets bijzonders, daar wij een bezoek gingen
brengen aan de groote Koopmansbeurs, en
dat nog wel onder bijzonder geleide van
den grooten bouwmeester, den architect Ber-
lage. Zeker, het uitwendige van de Beurs
is voor ieder bekend, en de meeningen van
(bewonderaars en tegenovergestelde critici
zyn openlijk genoegzaam geuit. Om hieruit
echter een conclusie te kunnen trekken en
een juist oordeel te vellen, moet men, zoo
als wij het geluk hadden, den bouwmeester
zelf aan het woord laten. En zoo ontving
Üe eenvoudige man ons dan in alle beschei
denheid daar in de vestibule van de Beurs.
Hij vertelde ons de hoofdvoorwaarden, wel
ke de directie had gesteld en waaraan de
architect had te voldoen en waarmede bij
het ontwerp rekening moest 'worden gehou
den. Immers, do goederen-, 'effecten- en
graanbeurs moesten alle in één gebouw on
dergebracht worden, terwjjl ook 'een groot
gedeelte moest beschikbaar blijven voor het
verhuren van kantoorlokalen.
Na deze inleiding vingen wij onze wande
ling han, door dit kunststuk van Holland-
Bchcn baksteenbouw. en wij maakten ken
nis met de eenvoudige, 'doch daarom niet
minder art:stieke werkstukken van Der
Kinderen, Roland. Holst, Toorop, Zijl en Men-
des da Costa, die allen, do een meer, de
ander minder, 'hebben bijgedragen tot het
verkrijgen van het wondervol aspect, dat
het interieur der Beurs ons aanbiedt.
Wat een machtigo en consequent in alle3
doorgevoerde bouwkundige constructie,
treedt hier in alles naar voren! Hier geen
kapiteelversieringen aaL reeksen, afle van
"één model, 'doch iedere kolom een eigen
c-rncering in graniet of hardsteen, ontleend
aan den vorm der artikelen en gooderen
welke er verhandeld worden.
Het is een heole reis door het gebouw,
doch jammer, zeer jammer is het, dat wy
moesten ontdekken, hoe een gedeelte, ook
vooral nu do effectenbeurs in een eigen
tehuis is ondergebracht, thans benut wordt,
voor doeleinden, die het noodig maakten,
vertrekken te verkleinen door het plaatsen
van schot'en, enz. Menig mooi decoratief
Iwekie mist hierdoor zijn bekoring en schaadt
den algemeenen opzet.
Ja, mooi' is de Beurs van Amsterdam,
wanneer wij haar kunnen leeren zien, zoo
als de machtige geest van Berlage tracht
haar ons te doen zien. Een diepen indruk
vooral maakte aan het einde van den rond
gang, dat machtige vertrek daar aan do
hoofd-fa cade, waar de Kamer van Koop
handel vhaar domicilii heeft. Dat zachte
licht door dat indrukwekkend, fraai geschil
derde lichtraam van Der Kinderen; die ar
tistieke meubileering in blank eikenhout; dat
aan één stuk gemeubileerd, waarin het Ani-
sterdamsche wapen, met een oppervlak van
15 'bij 9 meter; de 'koperen kroon, afhan
gende aan een anker; de wanden bekleed
met een fries van brócaat-, ja, dit was wel;
Jet neusje van den zalm. En toen daar dan
stond, de heer Berlage in al den eenvoud
van zijn persoon, le midden van zijn groot-
sche schepping, zweeg de eritiek en hadden
wy slechts eerbied voor den machtigen
'geest, die een dergelijk bouwkundig kunst
werk schiep.
Waai (Uet wonder, dat de heer J. A. Ver
hoog, onzen voorzitter, namens de deelne
mers zijn erkentelijkheid betuigde voor de
(welwillendheid van den heer Berlage, om
ons persoonlijk rond te leiden?
Van de Beurs ging het nu naar het Ko
ninklijk Paleis. Zeker, ook dat wereldwond-
der van Jacob van Campen is uitwendig
voor velen bekend, docli het interieur nu
bepaald niet 't Is wel een heele overgang
van een modern gebouw, zoo in het mid-
deleeuwsch Dampaleis. D4ar, in die Dam-
omgeving, een zucht naar eenvoud; hier in
kiie galerijen en feestzalen een uiting van
weelderigen kunstsmaak, thans nog verhoogd
door lilet feit, dat H. M., door Haar meer
der bezoek aan Amsterdam, gelast heeft
de drap'sriën, enz., niet te bekleedeu. Ja, ook
hier geniet men volop, vooral zij en die
zijn er niet weinig die het recht hebben
te dwepen met de klassieken, en wieu het
minder kan schelen of een stuk sculptuur
nu juist wel geheel oorspronkelijk is. B$
hen domineert de alles overheerschende
[vraag: Is 't mooi? Zij willen het met eigen
oog mooi zien en laten hot zich niet mooi
praten. Ja, bewonderenswaardig zijn de
sculpturale kunstwerken in het paleis, ver
vaardigd door Quellin en zijn discipelen. Op
vallend is toch echter wel, dat het gebouw,
hetwelk oorspronkelijk gebouwd was voor
raadhuis, ook juist te zien geeft het symr
boliseeren in het beeldhouwwerk van dat
gene, wat er in de kamers daarachter ge
schiedde. De encadreering der verschillende
kamerdeurkozijnen, met daarboven de tim-
pans, enz., geven juist aan, waartoe het
vertrek gebezigd werd.
Aan de zaal voor faillisementen een le-
digo geldkist gebeiteld, waarin de ratten
zelfs niets vinden; aan de militiezaal God
Marsch met zrjn huilende wolven; aan de
trouwkamer de kirrende duifjes, 0 ja, sym
boliek genoeg!
En wat zagen we aan do Beurs? Al is
daai* het beeldwerk meer en bas-relief be
handeld, precies hetzelfde idee; symbolises
ren van het doel en de strekking van iedere
localiteit, doorgevoerd tot zelfs in de kraag-
steentjes en de ijzeren bintbeschilderingen.
Dus tot op zekere hoogte toch ook al weer
zooals de ouden het deden, al is de vorm
wat meer modern.
En toen wij door al die weeldeschatten
Onze wandeling maakten, gedwee volgend
den „lakei in 't blauw," toen hoorden wij
een verzuchting van een oudo juffrouw, die
ook tot de groep bezoekers behoorde: „Ver
beeld je nu toch eens," zei ze, „dat hier
een bom in viel," en dat sloeg in, niet die
'bont doch die uitdrukking, want ineens
dacht ieder: Ja, wat zou ons dierbaar var
derland, wat zou ons prachtig Amsterdam,
onnoemlijk te lyden kunnen hebben van ,üe
invasie van een vijand.
Moge ons dapper leger de macht hebben
in tijd van nood, onze kunstwerken en pre-
ciosa te beschermen!
En toen stonden wij weer op het plein,
waar eens was „de Dam." Ja, eens was,
want nu is men bezig er een quadraat van
te maken, waarop vogels van diverse plui
mage hun vederen ten toon spreiden. Of het
echter alle paradijsvogels zijn? En daar hoor
ik een stem naast my zeggen: „Dat noemen
zij nu mooi, mijnheer; nu maar geef mij
oiyn ouden Dam maar weer terug, desnoods
met Naatje er bij; en dan ,ook alweer onze
oude Beurs, met die kolonnade en die reur
zentra p er voor, en onze oude Damgevelr
tjes; hè ja, dat was gezellig, zoo echt in
tiem ouderwetsch; maar nu, 't is de Dam
niet meer, vast niet."
En ik verneem, dat er zoo honderden
Amsterdammers zijn.
Wie zou er gelijk hebben? Ik mag 't niet
zeggen.
FRED. A. .WBMPB.
OOK AL SPION!
Een landman an de Purmer, die een
maai-machino gebruikte, wilde -daarvan
een foto hebben en verzocht den 19-jarige®
foto-graaf Groen, to Edam, een opname in
zijn hooiland te doen. Dat gebeurde, maar
de handeling werd door een soldaat opge
merkt.
Groen word gebracht naar het fort te
Be-emster, bij do Kwadijkerbrug'
Den nacht heeft hij daar doorgebracht, en
gisteren is hij voor den commandant ge
leid, terwijl zijn toestel in beslag genomen
werd.
Een gevaarlijk mensch man der 1
BOMMEN NAAR EEN
ENGELSCH SCHIP GEWORPEN.
Een tweetal matrozen van do „Hollandia"
van den „Kon. Holl. Lloyd" welk schip
van zijn reis van Buenos-Ayres is' aan
gekomen, hebben medegedeeld, dat de be
manning van dit schip gisteravond tusschen
7 uur en half 8 ter hoogte van de lichtsche
pen Noord Hinder en Galloper, is getuige
gewoest van het werpen van bommen uit
oon tweetal vliegmachines op de Engelsche
weckboot „Groningen", op weg naar Rot
terdam.
Toen de „Hollandia" op ongeveer 2 mijlen
van de „Groningen" verwijderd, in dezelfde
richting als dit schip voer, zag de bemanning
der „Hollandia" twee vliegmachines in zicht
komen, welke van uit vrij groote hoogte
bommen lieten vallen naar het Engelsche
schip. Terwijl men achtereenvolgons tot tien
maal toe een groote ontploffing had ge
hoord, gevolgd door het opslaan van een
groote, breede waterzuil, zag men dat do
„Groningen", na eerst gestopt te hebben,
met volle kracht vooruitstoomde, om op die
manier te trachten buiten het bereik der
vliegmachines te komen. Voor zoover men
had kunnen nagaan, werden do bommen,
waarvan eon op zeer korten afstand van de
„Hollandia" en in het vaarwater van dit
schip ontplofte, uit eon der beide vliegma
chines geworpen.
Toen de beide vliegtuigen, wier bommen
alle doel gemist hadden, in zuid-oostelijke
richting verdwenen, seinde dc „Hollandia"
een gelukwensch naar de „Groningen" waar
op de „Hollandia" een telegram van dank
terug ontving.
DE ANTI-OORLOGRAAD EN DE LAND
STORMWET.
De Nederiandsche A. t'-Oorlograad hield
een drukbezochte en langdurige algemeen©
vergadering naar aanleiding van twee voor
stellen, ingediend door een der ruim 1000
aangesloten vereenigingen, den „Bond voor
Minder Marinepersoneel" ren door mevrouw
Ella Petron ;en vier andere leden van den
Raad, hiertoe strekkende, dat de „Neder
iandsche Anti-Oorlograad" zich zoude uit
spreken tegen het aanhangig wetsvoorstel
tot uitbreiding van den Landstorm en stelling
zoude nepien in het algemeen „tegen het
meer en meer gevaarlek voor den vrede wor
dende geschrijf jn een deel der Nederiand
sche pers."
De Raad kwam tan slotte eenstemmig tot
(het besluit, idat hij stilling moet nemen tegen
over alle uitingen, welke strekken om hier
te lande oorlogszucht aan te kweeken. Aan
gaande het «wetsontwerp besloot men even
eens eenparig, -dat de Raad zich daarover
tlians niet zal uitspreken.
Er bestond verschil van gevoelen, of oeti
bespreking van het wetsontwerp zelf wel
binnen den kring van werkzaamheden van
de® Baad kón liggen. Hoezeer het bestuur
eenstemmig deze vraag ontkennend beant
woordde, verklaarde het zich echter bereid
een nieuwe algemeen© vergadering tèr bè-
handeling dezer aangelegenheid uit te schrij
ven. indien, naar de meening der leden,
die de -gestelde vraag bevestigend beant
woordden, uit de nog te verschijnen parle
mentaire stukken nader mocht blijken, dat
het wetsontwerp tot oorlogsgevaar zou kun
nen leiden, en één of meer dezer leden één
nieuwe vergadering mochten aanvragen.
DE „POTSDAM",
De minister van Buitenlandsche Zaken
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
door den procureur-generaal te Londen een
eisch is ingediend voor het Prijzenhof tot ver
beurdverklaring van een gedeelte der lading
van het Noderl. stoomschip „Potsdam".
LOGGER OPGEBRACHT.
Gisteravond kwam bij den reeder P. de
Bost te Katwijk-aan-Zee telegrafisch bericht
in, dat zijn loggervaartuig, do K W 20, op do
haringvisscherij door de Engelsche marine is
aangehouden en naar Kirkwall werd opge
bracht.
NAAR ENGELAND TERUGGEKEERD.
Do luitenant-vlieger mr. E. I. M. Bird, die
onlangs door een LJmuider trawler als schip
breukeling is opgepikt is hedenmorgen, na
bekomen verlof, naar Engeland terugge
keerd.
ENGELSCHE VROUWEN IN
ROOSENDAAL.
Ee>n aanbal van 68 Engelsche vrouwen en
kinderen, waaronder 5 Framacke-, kwamen
gisteren uit Belgdë te Roosendaal aan, om
hun reds naar Rotterdam te vervolgen,
vanwaar zij Zaterdag naar Engeland zul
len vertrekken met een der schepen van de
Batavierlijn. Voor 't meerren-deel kwamen
zij van Brussel, waar zij verbleven sedert
het uitbreken van den oorlog. Onder d-eeso
vrouwen waren twaalf nonnen van het
klooster te Namen. Twee Engelscbe da
mes, moeder en dochter, -die Brussel be
zochten, juist bij 't begin van den oorlog,
zijn daar al dien tijd gebleven. Zij keerden
gistere®, terug, met het trouwe hondje
in haar gezelscha/p, zooals een and-ere damo
nog steeds haar kanarie bij zich had.
Een der Engelsche nonnen, aan wio een
Duitsch soldaat haar gebedenboek ontno
men had, ontmoette later een Duitsch offi
cier. Hij zei„U is Katholiek, ik ook.
Mijn, moeder is dood, maar nu zullen mijn
gebeden wel niet veel helpen. Wilt u voor
mijn moeder bidden?"
De non beloofde het te zullen doen en dc
officier gaf haar haar gebeden-boek terug.
Do heer de Yil'liers, van de Britsche lega
tie verleende, geholpen door den stations
chef den heer Van Rijn, den noodigen
steun.
EEN DESERTEUR GEÏNTERNEERD.
't Is een zeldzaamheid dat Duitschers nog
in uniform overkomen. Bijna alle deser
teurs trekken in België een burger-plunje
aan.
HET MIJNENGEVAAR.
Het eendgen tijd geleden opgegeven aan
tal van 539 mijnen, welke sedert het uit
breken van -don oorlog op de Nederlands
3oho kust waren aangetroffen, is in de af-
gcloopen maand Juni vermeerderd mot
22, waardoor dit totaal dus gestegen ia
tot 561.
Daarvan waren 303 mijnen van Engel-
sdhen, 54 van Franschon en 53 van Duit-
schen oorsprong, terwijl van 146 mijnen de
oorsprong onbekend bleef.
Gistermorgen kwam te Sluis weer een
Dnitsoh deserteur i-n uniform aan. Het
was een marinier van Knookö,-dao bij St.-
Anna te Muidien op schildwacht-post stond
en plots de grens overliep. Wel schoten
snel eenige Duitsohe manschappen toe,
dock 't was te laat. De matroos bevond z-ioh
op Nederlan-d&oh gebied en bleef heel kalm
onder de verwensöhin.gen zijner makkers,
die hem wel heel gaarne terug zouden ge
wild hebben, aan welken wensoh natuurlijk
niet voldaan werd. De marinier werd ge
ïnterneerd.
Vraag: "Wij hebben twee katten en die
zitten verschrikkelijk onder de luis. Weet
U ook een middel daartegen?
Antwoord: Hoe gezonder een beest
is hoe minder last het van ongedforto heeft.
Begin dus met de poesjes goed te verzor. en.
Geef ze ook wat dierlijk voedsel, paardon-
vleesch bijv. en wat melk te drinken. Sla-
pon ze in een mand, houd deze dan schooD
en bestrooi ze met versche inscctenpoeder.
Wasch de beesten eenige dagen achtereen
met een lauwwarm aftreksel van zware ta-
ba- en spoel ze na met een zwak seepsopje,
ook lauwwarm. Daar kunnen dc luizen niet
togen.
Vraag: Ik heb een vlek op een japon
met benzine uitgewasschen. Nu is de vlek
geheel verdwenen, maar er is oen groote
kring ontstaan door dc benzine. Zou U mij
ook kunnen zeggen, hoe ik dezen kring er
-uit kan krijgen?
Antwoord: Wasch u de vlek uit met
warm water, met een paar droppels amrao'
niak vermengd en strijk de vlek vochtig op.
V r a a g: Ik heb in mijn huis zeer veel
last van miertjes. Ze zitten door 't hoele
huis, in kasten, in 't buffet-ze kruipen zelfa
in den broodtrommel en zitten aan dc worst
op do kelderplank, 't Is een ramp. Weet u
een probaat middel, gemakkelijk toe te pas
sen, om van die mierenplaag af te komen
Antwoord: Mieren kunt u verwijde
ren door te onderzoeken, waar het nest is,
en dit overgieten met kokend water, ver
mengd met carbolinc. Ge kunt ze verwijdert
houden zoo het onmogelijk is het nest te
ontdekken, met versche peterselie op de
plaatsen te liggen, waar de mieren gewoon
lijk komen. Tegen de lucht -van peterselie
kunnen de beestjes niet en blijven weg.
Vraag: Bijgaand staaltje is va® oen
geborduurd kleedje, waarin vlekken geko
men zijn van een rood-groen mantelpak,
waarop een fl-e&oh. saidcylspiribus gevallen
is en zoodoende op het kleedje, dat mot
witte en gele zijdie geborduurd is. Weet v
wellioht een middeltje om deze te verwij
deren?
Antwoord: Deze vlekken zijn heel
moeilijk te verwijderen. Wij hebben het
echter op uw staaltje geprobeerd met
een verdunde oplossing van zuringzout. De
vlek is vrijwel verboekt en het etaroine is
niet wit geworden. Gij kunt het echter niet
op de -gele zijden bloemen doen. Maar die
zoudt u kunnen overwerken met dezelfde
kleur zijde.
VraagZou u mij ook kunnen zeggen
hoo ik wijnvlekken uit een lichtblauwe
japon moet krijgen?
A n t w o 01 r d Wijn vlekken verwijdert
men door zo mot spiritus op te lossen en'
goed uit te wrijven, daarna met Sunlight-
zeep en lauwwarm water afwassohen.
In Noordpooldussternis.
25)
Als men bedenkt, dat hun eenig ge
noegen, hun eenige afleiding een goede maal
tijd zou kunnen zijn, en dat liet' beste mid
del 0111 scheurbuik te voorkomen een ver
standig dieet is, bestaande uit gepaste ver
menging van voedingstoffen, mo;-t men r.og
meer meelij met hen hebben,
't Is cok wel gebeurd, dat „vangers', 11a
een heelen" winter van hongerlijden en ont
beren, hard verlangend naar het schip, dat
hen in den zomer zoa afhalen, genoodzaakt
zjjn gewordon nog een heel jaar van hon
ger, gebrok en hopeloosheid te verdureD,
eenvoudig omdat de reederij, ie onverschil
ligheid omtrent hun lot, hen vergat. Dat
ia een niet goed te maken schande voor
mjjn vaderland. Zulke onverantwoordelijke,
hardvochtige menschen behoorden door de
wet gestraft te worden.
Ik voor mij geloof, dat het klimaat do
Bloohtste eigenschappen van het volk to
voorschijn roept", ging Bratt voort; „maar
dikwijls ook de beste. Men heeft voorbeelden
van moed en opoffering; wat het hu-
)®eiir betreft, dac ia hot ergste kwaad van
de poolstreken. Men wordt korzelig en brom-
ïfcig, vadzig en onverschillig. Dezelfde ge
zichten en dezelfde stemmen vervelen de
menschen zoo, ze haten elkaar, ronduit ge
zegd, en zitten liever in nijpende koude of
razenden storm buiten de hut, dan er in
piet hun kameraden. Er gebeurt niets, hun
jgedachtea moeten wel ronddraaien in hun
eigen kleine wereld, ze snakken naar alleen
zijn en zyn toch altijd aan elkaar vast als
vroeger de galeislaven."
„Maar wy hadden het toch zoo goed," zei
Frida; „ja, dat heb ik aan u en professor
Marmont te danken gehad. Herinnert ge u
die avonden, teen liq ons een kyk gaf op
do vreemde ontwikkelingsgeschiedenis van
Spitsbergen? Tweemaal lag het land onder
de zee, tweemaal is het daaruit verrezen.
Hot heeft een tropisch klimaat gehad, toen
een als in Midden-Europa, is daarna door
een vulkanische massa bedekt geweest, en
nu ligt het onder een vreeselijk dikke ijs
korst, die misschien langzamerhand weg
smelt."
„Ja, het is een wonderlijk land, dat
Spitsbergen," zei Bratt, „en de mannen, aan
wie de eer toekomt het wetenschappelijk
ontdekt te hebben, zijn wel in de eerste
plaats de Zweden. De Geer, Forell, A. E.
Nordenskiold en Nathorst hebben voor
eeuwig hun namen verbonden aan de ge
schiedenis van dat land. Het is nu al bijna
een halve eeuw geleden, dat de Zweden
wetenschappelijke expedities naar deze ge
bieden begonnen uit te rusten, die toen in
woestheid en ontoegankelijkheid niet onder
deden voor andere nog niet onderzocht»
doelen der aarde. Met de mannen der geo
logische wetenschap gingen vele specialis
ten mee.
Ik, die zelf aan dierkunde gedaan heb,
kan zoo goed inkomen in de geestdrift en
do blijdschap van het onderzoek, 'die deze
ïrjanr.c* moeten gevoeld hebben, toen ze
kwamen in het klassieke land voor hun na
vorsen ingen.
Zie die rotsen hier, bijv., zy dra'giëh geen
^mantel van mos. geen geboomte, zy slaan
naakt en schoongespoeld en verkondigen luid
de vreeselijk groote krachten der natuur.
Zie, hoe die lagen in het gebergte ver
schoven zrjn. Er behoort sterkte tie met die
enorme rotsmassa's zóó te werk te gaan.
Zie I100 de benedenlagen honderdon meters
over do. bovenliggende zyn heengeschoven.
E11 dat gesteente bewaart schedels van vïs-
schen en zeedieren, die mïllioenen jaren ge
leden hier leefden, toen de golven sloe
gen, waar wy nu loopen. Vermoedelijk heeft
het water die rots daar zoo uitgehold. Kom;
laten we daarheen gaan; misschien vinden
we er een slaapplaats."
Langs do rots stroomde een kleine water
val, do eerste, dien zo zagen op hun langen
tocht. Die klaterdo en bruiste en bracht
loven mee.
Het gebraden berenvleesch smaakte voor
treffelijk met een dronk van dat heldere,
koude water.
Toen sleepten ze de zakken naar een be
schutte plek in de rots en vielen doodmoe
in slaap.
Den volgenden morgen weird Frida wak
ker, doordat er aan haat araH werd ge
trokken. 't Was een vos, een mooie wit-
vos, dio met hen scheen te willen ontbijten.
Ze gaf een gil van schrik, zóó hard, dat
Bratt er wakker van werd, en de vos weg
liep eer ze nog één van beiden in hun
slaperigheid besef hadden om' hun geweer
te grypen. Boy was ver weg; die jaagde
op eigen gelegenheid tusschen de bergen.
Na een ontbijt zottan zij goedsmoeds hun
moeilijken wandeltocht voort. Zy liepen, lie
pen, door sneeuwjacht, regen en mist. De
zachte grond, die deinde by iederen slap,
was bijzonder lastig te begaan.
Overal waren sporen van rendieren. Mas8r
de rendieren zelf waren niet te zien. Bratt
trachtte Frida op t9 vroofyken door haar
jachtverhalen van Spitsbergen te doen.
„Toen ik hier voor het eerst kwam; was
het niets waard een rendier te schieten;
zo kwamen zonder eenig toeken van angst
naderbij, en als wij schoten, kwamen de
andere nog dichter bij om te zien, wat
het was.
't Is gebeurd, dat ze de menschen heel
ver volgden; ze zyn in het minst niet schuw.
Het rendier van Spitsbergen is kleiner dan
do rendieren in Noorwegen; het beweegt
zich sierlyk en vlug, hoeft een dikke spek
laag onder de huid, daar leeft het zeker
op gedurende zyn lange zwerftochten
Hot is bewezen, dat het rendier over het
ijs is geloopen van Novaja Zemlja tot Spits
bergen; een lange reis zonder eten, niet
waar? Dat zouden zelfs wy niet klaarspelen,
denkt u we], freule?"
Frida trachtte opgewekt te kijken, ze
was vreeselijk moe. Haar voeten waren ge
zwollen en bezeerd. Zo hadden nu 16 uur
achtereen geloopen en waren dicht by het
Eskerdal.
Eindelijk hield Bratt rustpauze by een rit
selend beekje. Heb frissche water en wat
eten bracht hen weer op krachten.
Maar wat hen ophield was de spanning
of ze menschen zouden aantreffen. Bratt wist,
dat or dicht aan zoo een hut stond, maar
was die bewoond? Of zouden z? by vier
naakte muren komen op een kaal strand?
Een paar uur sliepen ze, en toen gingen
ze verder. Ze zagen nu verschillende vogels,
een paar snippen kwekten droevig, een troep
ganzen vloog hoog in de lucht. Dat waren
Spitsbergerganzen, do mooiste vogels van
het eiland. Een ysmoeuw was druk bezig
een oud rendiervel stuk te byten, dat met
een paar takken van het gewei uit den
leemigen grond opstak. Een weinig mos
vertoonde zich al, en met jubel begroetten
zo dat teeken van den komenden zomer.
„In geen geval zullen wo hier honger
lijden," zei Bratt; „hier zijn vogels genoeg,
zcoals u ziet. Maar is dat niet de hut?"
„Ja, ja, dat is do hut. Er stijgt rook op.
Ik zie iets bewegen. We zijn gered, we
zijn gered!
En zo liepen er heen door water en
modder; verdriet en moeheid werden ver
geten, en die armoedige hut mot de vreemde
menschen schenen hun een paradijs, dat hen
i wenkte
Maar de afstand was grooter dan re
hadden gedacht. In de heldere, lichte lucht
schijnt alles dichter bij dan het werkelijk
is. Het is geheel onmogelijk een af:tand
te berekenen; het gebeurt bijv., dat zelfs
geoefenöo schutters hun doel stollen op
i00 meter, waar later de afstand het dub
bele blijkt te bedragen.
Door het dai bewoog zich de Sassen-
rivier langzaam en majestueus a's do Nijl.
Er is geen strooming in. Telkens verdeelt
zo zich in breede delta's 011 maakt groote
bochten door 't doodscho woestijnd&l, voort-
kruipend als een groote, langzame-zeesang.
Aan beide zyden van liet 'dal verhieven
zich Tiooge rotsen. Dat waren do Colorado-
bergen en de Marniierrotsen. En verder
noordelijk Zag men de besneeuwde toppen
van liet Lusitan ia-gebergte. De rotswanden
waren somber en gingen zeer steil naar
het dal; ze hadden vreemd-fantas'isclie vor
men. Zo geleken op kolossaio grafzerken,
sarcophagen, waarin figuren gebeiteld wa
ren door do wildste en stoutste verbeelding.
(Wordt vervol gu).