Eerste Blad. /\o 1915. Officieels Kennisgeving. Vaartverbetering Katwijk-IJmuiden en Binnenhaven te Katwijk a/Zee. Persoverzicht. BRIEVEN UIT PARIJS. Mo. 16931 Zaterdag Mei. M&BIAI verstrekking van 0]n gebuild tarwebrood tegen verminderden prijs. Do Burgemeester der gemeente Leiden brengt ter algemeene kennis, dat, ter uitvoering van de missive van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, d.d. 24 April 1915, No. 455 Afd. A. S., ^oor hem een regeling is ontworpen, krachtens velke, behoudens goedkeuring van den Minister voornoemd, in de ge meente zal worden verkrijgbaar gesteld ON GEBUILD TARWEBROOD "gen den prijs van 12 cent per K.G. Ten einde, na goedkeuring der ontwor pen regeling, zoo spoedig mogelijk met de verkrijgbaarstelling een aanvang te kun- _n maken, wordt ieder hoofd van een huisgezin of alleenloopend persoon, die gebruik wensebt te maken van de gelegen heid om ongebuild tarwebrood tegen ver minderden prijs te koopen, uitgenoodigd, hiervan ten spoedigste per formulier aan- ifte te doen aan 't bureau Visclimarkt 18, onder opgave van: den naam en de woonplaats van den broodbakker of depothouder, van wien hij dit brood wenscht te betrekken voor zoover hoofden van huisgezinnen betreft, van heb aantal leden \an heb gezin, kinderen beneden den leeftijd van twee jaar niet medegerekend. Formulieren tot het doen van deze aan- iflc zijn verkrijgbaar aan hei bureau YISCHMARKT 18. Niet-ingezetenen der gemeente Leiden, die brood van een te Leiden wonenden broodbakker wenscben te betrekken, zul len moeten zorg drager, dat liun aan giften door den Burgemeester van de plaats an inwoning voor „aecoord" zijn ge- teekend. BROODBAKKERS, die ongebuild tar webrood tegen bovengenoemden' prijs wil len verkoopèn, kunnen, na goedkeuring der ontworpen regeling door den Minister, tegen verminderden prijs ongebuild tarwe meel betrekken. Zij worden uitgenoodigd ich ten spoedigste op te geven aan het bureau Yischmarkt 18, alwaar nadere in lichtingen worden verstrekt. De Burgemeester voornoemd, N. O. DE GIJSELAAR. Leiden^ 7 Mei 1915. In aansluiting met bovenstaande mede- el eeling omtrent het verkrijgbaar stellen Aan aanvragen voor broodkaarten deelt ondergetcekende mede lo. Bedoelde formulieren kunnen door belanghebbenden worden afgehaald aan het bureau Visclimarkt 18 en wel in de week van 9 tot 16 Mei, iederen werkdag van 91, 2—5 en 7—9 uur. 2o. 'Aan besturen van vereenigingen en organisaties kunnen formulieren wor den toegezonden ter uitreiicing aan de leden, tenzij daartegen overwegend bezwaar mocht bestaan bij onderge tcekende Hiertoe strekkende aanvragen zullen schriftelijk moeten worden ingediend, onder mededeeling van het aantal ge- wensclite formulieren. So. Aan particulieren worden de formu lieren op aanvrage toegezonden. De Directeur van den G emeentelijken Keuringsdienst van Eet- en Drinkwaren, Dr. J. J. VAN ECK. i. Öe geschiedenis der zaak. Wanneer binnenkort een web zal zijn aangenomen tot- onteigening van terreinen te ICatwijk-aan-Zoe ten behoeve van een binnenhaven aldaar, zal weldra met de uit voering der plannen voor do vaartverbe- 'rïng van Katwijk tot LTmuiclen en het praten van genoemde berghaven een aan hang worden gemaakt. Do uitvoering van dib omvangrijke en voor do gemeente Kat- r 'jlc tevens belangrijke werk is opgedragen aa& de hoeren A. Nolen en H. Paul, in- incurs respectievelijk te Rotterdam en 's Gravenhage. Daarmedo zal een lange jaren door het gemeentebestuur van Katwijk gekoesterd Jaa'^ worden verwezenlijkt en deze ver- '^nlijking zal ongetwijfeld tot een ver- °ogden bloei van het vissoherijbedrijf in l gemeente bijdragen. o A'orige burgemeester clezer gemeente, L® m werk een levensbelang voor do p eente zag, heeft dn zijn veeljarig bur- I .^berecha-p er steeds voor geijverd loen 13 ^lera ^©öl^wijfeld een grootc vol lnS geweeöt, dat hij vóór zijn heen gaan de overtuiging mooht meedragen, dat zijn streven met succes zou worden be kroond. Waar wij in korte trekken het plan voor onze leaers wenschen uiteen te zetten, wil len wij met enkele woorden de geschiede nis der zaak meededen, waarvoor wij do gegevens putten uit 'het belangwekkend praeadvies, door God. Staten daarover aan do Provincialo Staten uitgebracht. De eerste poging van Katwijk, om te ge raken tot een voor visscher-svaartuigen geschikte binnenvaart naar IJmuiden da teert van 1884. De Katwijksche ■visscherij was toen achteruitgaande: van 1880 tot 18S3 was het aantal vaartuigen van 61 tot 54 gedaald:. Do reden was, dab de liaring- visscherij zich steeds meer noordwaarts had verplaatst, zoodat de reizen steecis langer en daardoor de kleine, langzaamvaren de bomschuiten aldoor omvoorckeliger wer den. Voor het in de vaartbrengeii van groo- te bommen of -van een an de-.type van schepen was het noodzakelijk deze in een ■haven te doen binnenvallen en uitzeilen. Do te Katwijk en elders aan de kust ge volgde gewoonte van stranden" was alleen mogelijk bij de kleine, kiellooze bommen. Het gemeentebestuur had daarom het plan opgevat om den vaarweg naar IJmiii- den door het Oegstgeesteikaoiaal, de Warmonder Leede, het Kagermecr, de Ringvaart van den Haarlemmermeerpol der, het Spaame en het Noord-zeekanaal geschikt- "te smaken voor bommen, zoo- dat deze vaartuigen telkens te IJrauiden zouden kunnen binnenloo-pe-n en van daar naar Katwijk worden ge&lee-pt. Het plan omvatte voorts nog een verbetering van het Prins-Hendrik-kanaal te Katwijk-aan-Zee, ten einde daarin de noodige bergruimte voor de vloot te verkrijgen. In de kosten, op 180,000 geraamd, ver- zooht men'van de provincie en het Rijk ieder ƒ75,000. In de zomerzitting van 1886 wezen de Staten, -overeenkomstig advies van het College voor Zee visscherij en, do aan vraag af. Men meende, dat .liét bedrijf te Katwijk voortaan iets kunstmatigs zou hebben. Do eigenlijke vissehersplaats zou I-Jmuiden worden, dat Katwijk en Noord- vijk-zou verdringen, en geen lapmiddelen, waarvoor liet plan van .Katwijk werd ge houden, konden dit proces tegenhouden. Do zaak was daarmede echter niet van de baan. In 1897 kwam -het gemeente-be stuur met- een verzoek van vrijwel gelijke strekking er op terug. Toch waren er en kele nieuwe elementen in de zaak, die liet. College voor de 'Zee visscherij en zelfstot een aan zijn eerste geheel tegenoverge steld advies brachten. De verwachting, dat de bommen spoedig zouden verdwijnen, had zich niet beves tigd integendeel, met name te Katwijk, was hot-aantal bommen sterk toegeno men, al nam ook het aantal kielvaartui- gen (loggers) evenzeer toe. Voorts had de ervaring aangetoond, dat IJmuiden, hoe gunstig ook gelegen en ingericht voor de vers olie visohvangst, niet in het- bijzonder geschikt was voor het bedrijf der haring- visscherij. De krachtige ontwikkeling der liaringvdsacherij te Katwijk in de vooraf gaande jaren had ook, VQ-Igens het Colle ge der ZeevissoTierijcn, de reden van be staan van Katwijk als li a-ring visschers- plaats aangetoond. Do toenmalige hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat, do lieer Van der Vegt, en met hem bovengenoemd Colle ge, achtten echter beter den waterweg te nemen langs den Rijn door Leiden en ver der de Zijl. Men ver-meed da-n do vaste spoorwegbrug over do Warmonder Leede en de vier vaste en zeer lage bruggen over het Oeg&tgeesterkanaal en profiteerde van de bewe-egbaarmakiiig 'van do spoorwegbrug bij ,,De Vink". De reeds alle beweegbaar zijnde bruggen in Leiden zouden wel ge deeltelijk verwijd moeten worden, maar do kosten daarvan behoefden niet ten volle te drukken op het Katwijksche plan, om dat de vaart door Leiden deel uitmaakte van de vaart-gemeenschap Rijn-Schie, wel ker verbetering do St-aten onderhanden hadden genomen. Ged. Staten verklaarden zien bereid tot het in dien geest gewijzigde plan, waar van de kosten van 220,000 tot 140,500 waren teruggebracht-, en deden in April 1899 aan de Regeering' con voorstel, dat cle provincie zich zou belasten met de wer ken buiten liet grondgebied van Katwijk, waarvan do kosten waren geraamd op ƒ60,400, en dat het Rijk -dan in de door Katwijk binnen do grenzen der gemeente uit te voeren werken, op ƒ80,100 geschat, een subsidie tot op de helft zou verleenen. Do Regeering bleek echter niet geneigd op dezen voet do tot-stanrï-homiiig van het werk te bevorderen. In 1901 bleek echter minister Lely bereid to bevorderen, dat do noodig gebleken uitdieping van het Zui- der-Spaarno voor rekening der Regeering zou worden genomen -en dat een subsidie zou worden verleend voor de werken op Katwijks grondgebied, doch slechts ten be drage van een vierde der kosten. In dit tijdperk v-a-lfc het gewijzigd stand punt van den Gemeenteraad van Leiden, ook door ons indertijd voorgestaan en verdedigd, inzake de doorvaart door de stad. Do Gemeenteraad verklaarde geen bezwaar meer te hebben tegen een door de Staten steeds voorgestane verbinding van do La-mmebrug naar de Zijl om Leiden heen, Daardoor bleef de beslissing op de Kat wijksche aanvraag liggen, totdat oen besluit van d'c Staten over de omlegging van de groot-e vaart zou zijn gevallen. Werd daartoe besloten, da-n zou do verwijdering der bruggen in Leiden niet langer een I belang der algemeene scheepvaart zijn, en -de provincie zou de kosten daarvan niet geheel voor ha-ar rekening nemen. Nada-t in de zomerzitting van 1906 tot het graven van het Rijn-Sohie-kana-al was besloten, kwa-m in November 1907 het Katwijksche plan weder ter tafel. Echter al weer zeer gewijzigd. Beoogde men vroeger een vaarweg voor bommen, thans werd erkend, diat.de. bom op den duur voor den logger moest plaats maken cn werden dus do grootere afmetingen van den logger tot grondslag genomen. Verder omvatte heb plan een veel groo tere verbreeding van hefc Prins-Hendrik kanaal. In de totale raming van ƒ396.251 was dan ook voor dit werk niet minder dan .324,076 begrepen. De tegenwoordige hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat,' -do' lieer Van Elze- lingen, vond de bcgroobing Veel te laag en kwam tot ecu totaal bedrag te ah niet min der -danƒ814.575. Het gemeentebestuur van Katwijk gaf dit laatste niet toe terwijl ook do Regee ring slechts haar mede-werking wil cite ver leenen onder de voorwaarde, dat er ern stig naar bezuiniging moest- "worden ge streefd, met name op dat doel van het ont werp, hetwelk mt het voornaamste en het kostbaarste was gewordende berghaven to Katwijk-aan-Zee.' Ged. Staten stelden daarom aan den Mi nister voor om aa-n teen ambtenaar van den Rijks Waterstaat de opdracht- te verstrek ken gezamenlijk met den -hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat na te gaan of het bergen der Katwijksche. vloot to Kat wijk niet mot minder kosten en doelmati ger te bewerkstelligen was. De Minister was daartoe bereid on wees daartoe in 1910 -den hoofdingenieur van -den Rijks Wa terstaat -den heer N, A, M. van den Thoorn. aan. In Juni 1911 konden .deze hoeren reeds het plan -eener berghaven voor de vis- sohersvloot in aansluiting aan liet Prins- Hendrik-kanaal indienen; Deze liaven, ruimte biedend voor 150 vaartuigen, werd begroot op ƒ345,000 of ƒ315,000 na aftrek van de waarde der overblijvende bouw terreinen. Dit plan werd door het gemeentebestuur van Katwijk en door do reederij aldaar met groote instemming begroet en de Raad aarzelde m-ed'e niet het tot het zijne te», maken. Het havenplan met den vaarweg werd nu geraamd op een totaal bedrag van 468,900. Ged. Staten waren bereid voor te stellen 1/4 der kosten voor rekening der provincie te nemen, indien het Rijk bereid was ook 1/4 gedeelte bij te dragon, zoodat dan de gemeente Katwijk de -helft te dra gen zou hebben. De Minister verklaarde zich bereid dien overeenkomstig een voorstel aan de Staten Generaal te doen en in de zitting va-n 10 Mei 1913 is een wetsontwerp, waarbij als eerste -termijn van -dit subsidie een bedrag van ƒ5000 op do staatsbegrooting voor 1914 werd gebracht, door de Tweede Kamer aangenomen. Do Gemeenteraad van Katwijk verklaar de zioh ook bereid op dien voet tot de uit voering van hot werk over te gaan, al toon de de Raad zich volkomen bewust, dat hij hiermede een belangrijken last op de ge meente laadde. Het laatste woord was nu aa-n de Pro vinciale Staten, die ten slotte het voor stel van Ged. Staten hebben aangenomen, zoodot- het nu slechts op uitvoering wacht. Wij hopen na-, deze geschiedkundige inlei ding het voorgenomen werk en zijn betee- ken-is voor de Katwijksche visscherij nader uiteen te zetten. Indertijd hebben wij ïn een paar regels meegedeeld, dat hier te lande verschenen is een weekblad „DE TOtfiOJIST". dat, blijkens do voorrede, er op wees, dat vooral gelet moest worden op goede verstand houding met Duitsehland. Over dit weekblad schrijft het „ALGEMEEN II AU DELSBLA Doncler het opschrift Welk een „Toekomst!"- het volgende: Het weekblad „DE TOEKOMST", dat eeniga meer ot min bekende Nederlanders hebben opgericht en zeker, niet finan cieels opofferingen hunnerzijds exploi- teeren, ten einde invloed te oefenen op de denkbeelden van ons volk ten opzichte van een dor strijdvoeretide partijen, ver dient naar onze meening slechts de sym pathie van dat naburige strijdende land" niet van Nederlanders. Don aard van het geschrift wijst het best aan, niet de inleidende officieele beginsel verklaring maar de inhoud. De strekking van den inhoud moge eerstens blijken uit stukken, waarin bjjv. wordt uiteengezet, dat in de „Duitsehe universiteit'' is gevonden „de sleutel van het geheim- der Duitsche hoogere cultuur' en dat de Franschen de „waro schuldigen" zijn van de \;arnietiging van de kathedraal van Keinis, omdat bewe zen is, dat „een geestelijke en een corres pondent" den toren van Reims beklommen hebben. Maar wjj willen niet da aandacht vesti gen op zulke van vereenng en bewondering voor de Duitsche buren getuigende mee- inngeD, die in het weekblad tot uiting ko men. Zéér velen in den lande gevoelen en begrijpen die bewondering, al achten zij dezen tijd, nu vrienden van onzen stam goed en vrijheid aan de Duitsche buren hebben verloren, niet den besten om uiting aan die gevoelens te geven. Merkwaardiger 13, dat het blad, opgericht mede om tegen te gaan het „hetzen" tegen Duitsehland, dat elk onvriendelijk woord tegen de natie, wier zware voet op België rust, afkeurt, zelt optreedt als „Hetzblatt" tegen Engeland. De sympathie met 'de Duitsche buren mag in Nederland niet zóó ver gaan, mèenen wj, dat getracht wordt ook in Nederland de „Gott strafe Eng- Iand'-stemming te verwekken. Ook „oor logszuchtig, roemzuchtig Frankrijk" (pag. S4j krijgt een veeg uit. de pau maar do pijlen der „T0EK0MST"-Nederlanders zrfn voornamelijk gericht tegen het „Brïtsc.he wereldrijk, vocrtbeschikt tot verbrokkeling en ineenstorting" (pag. S3), waarvan velen, „onnoozel genoeg", meenen, „dat de vrij heid er veiliger is dan bij onze Oostelijke buren" (pag. 87j, wier staatslieden „steeds uitmuntend twist gezaaid hebben en onrust gestookt" (pag. 97). Vrij wijzen vooral op een hetz-artikel, waarin wordt besproken „da balans der sympathie, do balans waarvan één schaal voor Duitsehland, één voor Engeland". Een stukje zóó vol onwaardige onjuist heden, dat wij het weekblad met walging op zijde hebben gelegd. .Vermelden wij slechts nog oven, dat de heer Elhs, oud-minister en gepensionneerd admiraal, in dat geschriftje de pers de les durft iezen over onzijdigheid. Het geschiedt met groot gebrek aan kennis van journa- listenwerk tijdens dezen oorlog, maar met nog grooter genus aan begrip van wat onzij digheid beteekent. Wij maken over heltilgemeen hier geen melding van bladen, die m hun uitingen met, evenals wij, de onzijdigheid be trachten. Eerlijk gezegd, vinden wij het met zoo heel erg als oen weinig tot uiting komt, wat er lil ons volk leeft en woelt ai achten wij het persoonlijk beter mede (e -werken om kalme gevoelens en zelfieeheer- sc-hing te doen handhaven en de hartstoch ten niet te prikkelen. Maar een biad, dat, met tal van dik be titelde namen op den omslag, voorgeeft als tolk van goede Nederlanders onze neutrali teit te willen handhaven en dan aldus ageert, mag toch wel even op de vingers ge tikt worden. Billijkheidshalve voegen wij er aan toe, dat 111 het laatste nummer prof. Lanz een artikel over „Oorlog en Kunst" schrijft, dat lezenswaardig is en inderdaad den gematig den toon heeft, dien wij ïn de toekomst" gaarne zouden zien. Over de interpellatie over de Indische lecning zegt „DE NIEUWE COURANT": Op 20 April heeft do Minister van Kolo niën 111 antwoord op het tweede stel vra gen van het Kamerlid Van Vunren betref fende de wijze van uitgifte van de Indi sche leening, aan de Tweede Kamer een af schrift toegezonden van de overeenkomst d.d. 19 Februari 1915 tusscheu Nederl.- Indië eenerzijds cn do Nederlandsehe Han delmaatschappij, de Ned.-Ind. Handelsbank en de Ned.-Ind. Escompto-Mij. (het leenings- consortium) anderzijds. Dit afschrift is neergelegd ter griffie van 'de Kanier, „ter raadpleging door de leden." Do gewoonte brengt mede, dat do leden aldus ter hunner kennis gebrachte stukken als van vertrouwelijken aard be schouwen en daarvan in het openhaar geen gebruik maken en aan (Te pers geen me dedeeling doen. Wel is waar heeft de Minister van Kolo niën zelf in zijn schriftelijk antwoord aan den heer Van Vuuren den hoofdinhoud der akte, benevens eenige bijzonderheden daar uit, bekend gemaakt. Maar de tekst van de overeenkomst bleef geheim. Zou de Minister er niet toe willen .over gaan het geheele document alsnog in de 'Kamerstukken openhaar te maken? Wij wagen dit niet uit eenig wantrou wen. Onzo algemeene indruk vau de Indi- sc.ho leeningsgescluedenis is( dat zj' een paar onhandigheden of onbehendigheden heeft te boekstaven, maar niets dat tot moreole ver ontwaardiging reden geeft. E11 zoo hemen wij gaaïno aan, dat al het 'belangrijkste van do overeenkomst mét liet leeningscon- sortiuin reeds in het antwoord van den Mi nister gepubliceerd is. Zijn wij wèl inge licht, dan bevat het stuk' ook niets, waarvan do geheimhouding voor een der beide coa- tracteerende partijen gewenscht zou zijn te achten. Maat' juist, omdat het zoo wenschelijk is, dat elke reden tot wantrouwen ter zake van deze veel bestreden transactie bij het publiek worde - weggenomen en zij bij de komende interpellatie geheel naar haar eigen verdiensten of gebreken kunne worden be oordeeld, mccnen wij op openbaarmaking te mogen aandringen, voordat de dag der interpellatie (welke op zijn vroegst in de volgende week zal gehouden worden) daari s. Het is bovendien te vree-zen, dat do be raadslaging over de interpellatie door het niet geheel openbaar karakter van de over eenkomst, die haar grondslag uitmaakt, zal worden belemmerd. Het zal niet volkomen vaststaan hoe ver de leden der Kamer zul len mogen gaan in het gebruik maken van het ter griffie voor hen gedeponeerde stuk! bij het openbaar debat en zelte als zij zich] te dier sake geenerlei beperking aanleggen,, zal het publiek niet kunnen booordeelen welt k'e deelen van de overeenkomst in hetqp&in baar besproken, welke aan zijn kennisneming| onthouden zjjn. Wij achten het voor alle betrokken par tijen, voor alle inschrijvers en voor hot land van belang, dat inzake de Indische leening geen enkele reden tot vermoedens! of achterklap overblijve. Alleen door volko men opheffing van alle geheimzinnigheid: kan dit verkregen worden. Dat eenig lands belang, nu do leening schitterend geslaagd is, en de wijze ran uitgifte in het openbaar! door do Kamer zal worden besproken, zich daartegen zou verzetten, is niet aanneme lijk'. Moge dus het afschrift van do overeen komst, dat thans ter Kamergriffie ligt, nog tijdig vóór do aanstaande interpellatie in druk' verschijnen. (Van onzen oigen Briefschrijver.) (Nadruk verboden.) REISVERHAAL. (Vervolg.) Op Woensdag 10 Maart, 's avonds om! kwart over achten, vertrok de trein uit Fenchurch Street Station, die mij een uur later aan het station Tilbury Docks bracht. Ik was 'opzettelijk niet met den, lateren trein (9 uur 25) gegaan omdat ik hoopte, daar door het gedrang in de menschenmassa te voc-rkomen. Maar toen ik halverwege do liooge voetbrug was, die over de spoor lijnen naar de kade leidt, stond ik voor twee bobbies van liet bekende Enge-lsche reuzen merk, die decreteerden, dat de pas sagiers van de Flushing boat pret verder mochten vóór 10 uur, overmits liet niet geoorloofd was, vóór half 11 aan boord te gaan. Ér was gelukkig daar boven op de brug een klein kantoortje met een warme kachel. Ik zat er drie kwartier genoeglijk kranten te lezen, en was toen het eerste aan de loopplank van de boot. Het zou onvergeef lijk zijn, als ik niet de heerlijke bijzonder heid vertelde, dat we onderweg, aan een ander kantoortje, sixpence hadden te be talen voor elke tasch, doos, handkoffer, enz., die we zélf -over het haventerrein droegen. Aan de loopplank stonden wéér tweo agenten, die beweerden, dat we volstrekt nog niet aan '6oord mochten. Decidément, er werd ons geen enkele gelegenheid om queue te maken bespaard. ffe bleven dus een kwartiertje vóó'r 'de boot staan precies de tijd 0111 koude voeten te krijgen. Ea toen het was hij lialfelf mochten we eindelijk het be loofde land binnen. Let wel, dat niemand mopperde. We waren het mopperen in de laatste acht dagen verleerd. Boven aan de trap naar de eetzaal zat do Engelsche commissie voor het pas-on derzoek. Mrjn pas werd nagezien, goed-be- vonden en afgestempeld. Ik herinner hier; even, dat al deze verdere visa's cn stem pels op mijn HoUandsch paspoort lcwamea to staan. Het Fransche paspoort, dat ik in Boulogne had gekregen, interesseerde blijk baar niemand. De lieeren waren overigens zéér geschikt. Er werd mij gevraagd of ik brieven bij me had, en hoeveel Engelsch goud. Op de eerste vraag antwoordde ik „neen", en op de tweede „twee pond". Mijn antwoorden al leen waren blijkbaar voldoende; ik behoefde mets te laten zren. Wijt minuten later was ik in inijn hut, en toen ik, klaar om in bed te stappen, mijn lioofd uit het raaut stak en over het dek zag, stonden mijn mede-passagiers queue te maken in do kou. Ik was ten minste niet voor mets een uur; vrceger uit Londen gegaan. Ik werd wakker door het spektakel van het vertrek. Het was zeven uur, cn toon ik lr.'n gordijn openschoof, zag ik, dat we al van den wal waren. Ik kleedde me haastig, en ging aan dek. Onze boot. de „Koningin Regentes", oen van de oude raderbooten van de „Zeeland", liep behcedzaam-zaciitjes het dok uit, onder commando van den dok- loods, die later, op do Theems, vervangen werd door een rivierloods. Toen ik liet wis selen van do loodsen gezien had, en het stoombootje met den do-kloods terugvoer, ging ik naar beneden ontbijten. „Hoe komt het," vroeg ik den steward, „dat de oude radorbooten weer in de vaart zijn?" „Wel meneer," zei de steward, „u be grijpt nou met al die geschiedenis sen die ouwe booten, dat is zoo erg nietde maatschappjj heeft zoo'n last, de booten verzekerd te krijgen, begrijpt u?maar als een van de mooie nieu-.ve booten verloren gingbegrijpt u? dal zou een leelijko geschiedenis zijn!" Door dezo bemoedigende woorden hee'e- maal gerustgesteld, hernam ik m'n wande ling op het dek. De Tjieems begon al breed to worden; de noordelijke oever was al uit het gezicht, en de zuidelijke wss, in den wazigen morgen, nog maar flauw zichtbaar. E11 toen ook die verdwenen was, en er alleen nog water en lucht ovorbleaf, waren we

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5