Eerste Blad. /\o 1915.
Officieels Kennisgeving.
Vaartverbetering Katwijk-IJmuiden
en Binnenhaven te Katwijk a/Zee.
Persoverzicht.
BRIEVEN UIT PARIJS.
Mo. 16931
Zaterdag Mei.
M&BIAI
verstrekking van
0]n gebuild tarwebrood
tegen verminderden prijs.
Do Burgemeester der gemeente Leiden
brengt ter algemeene kennis, dat, ter
uitvoering van de missive van den Minister
van Landbouw, Nijverheid en Handel,
d.d. 24 April 1915, No. 455 Afd. A. S.,
^oor hem een regeling is ontworpen,
krachtens velke, behoudens goedkeuring
van den Minister voornoemd, in de ge
meente zal worden verkrijgbaar gesteld
ON GEBUILD TARWEBROOD
"gen den prijs van 12 cent per K.G.
Ten einde, na goedkeuring der ontwor
pen regeling, zoo spoedig mogelijk met de
verkrijgbaarstelling een aanvang te kun-
_n maken, wordt ieder hoofd van een
huisgezin of alleenloopend persoon, die
gebruik wensebt te maken van de gelegen
heid om ongebuild tarwebrood tegen ver
minderden prijs te koopen, uitgenoodigd,
hiervan ten spoedigste per formulier aan-
ifte te doen aan 't bureau Visclimarkt 18,
onder opgave van:
den naam en de woonplaats van den
broodbakker of depothouder, van wien
hij dit brood wenscht te betrekken
voor zoover hoofden van huisgezinnen
betreft, van heb aantal leden \an heb
gezin, kinderen beneden den leeftijd
van twee jaar niet medegerekend.
Formulieren tot het doen van deze aan-
iflc zijn verkrijgbaar aan hei bureau
YISCHMARKT 18.
Niet-ingezetenen der gemeente Leiden,
die brood van een te Leiden wonenden
broodbakker wenscben te betrekken, zul
len moeten zorg drager, dat liun aan
giften door den Burgemeester van de plaats
an inwoning voor „aecoord" zijn ge-
teekend.
BROODBAKKERS, die ongebuild tar
webrood tegen bovengenoemden' prijs wil
len verkoopèn, kunnen, na goedkeuring
der ontworpen regeling door den Minister,
tegen verminderden prijs ongebuild tarwe
meel betrekken. Zij worden uitgenoodigd
ich ten spoedigste op te geven aan het
bureau Yischmarkt 18, alwaar nadere in
lichtingen worden verstrekt.
De Burgemeester voornoemd,
N. O. DE GIJSELAAR.
Leiden^ 7 Mei 1915.
In aansluiting met bovenstaande mede-
el eeling omtrent het verkrijgbaar stellen
Aan
aanvragen voor broodkaarten
deelt ondergetcekende mede
lo. Bedoelde formulieren kunnen door
belanghebbenden worden afgehaald
aan het bureau Visclimarkt 18 en wel
in de week van 9 tot 16 Mei, iederen
werkdag van 91, 2—5 en 7—9 uur.
2o. 'Aan besturen van vereenigingen en
organisaties kunnen formulieren wor
den toegezonden ter uitreiicing aan de
leden, tenzij daartegen overwegend
bezwaar mocht bestaan bij onderge
tcekende
Hiertoe strekkende aanvragen zullen
schriftelijk moeten worden ingediend,
onder mededeeling van het aantal ge-
wensclite formulieren.
So. Aan particulieren worden de formu
lieren op aanvrage toegezonden.
De Directeur van den
G emeentelijken Keuringsdienst
van Eet- en Drinkwaren,
Dr. J. J. VAN ECK.
i.
Öe geschiedenis der zaak.
Wanneer binnenkort een web zal zijn
aangenomen tot- onteigening van terreinen
te ICatwijk-aan-Zoe ten behoeve van een
binnenhaven aldaar, zal weldra met de uit
voering der plannen voor do vaartverbe-
'rïng van Katwijk tot LTmuiclen en het
praten van genoemde berghaven een aan
hang worden gemaakt. Do uitvoering van
dib omvangrijke en voor do gemeente Kat-
r 'jlc tevens belangrijke werk is opgedragen
aa& de hoeren A. Nolen en H. Paul, in-
incurs respectievelijk te Rotterdam en
's Gravenhage.
Daarmedo zal een lange jaren door het
gemeentebestuur van Katwijk gekoesterd
Jaa'^ worden verwezenlijkt en deze ver-
'^nlijking zal ongetwijfeld tot een ver-
°ogden bloei van het vissoherijbedrijf in
l gemeente bijdragen.
o A'orige burgemeester clezer gemeente,
L® m werk een levensbelang voor do
p eente zag, heeft dn zijn veeljarig bur-
I .^berecha-p er steeds voor geijverd
loen 13 ^lera ^©öl^wijfeld een grootc vol
lnS geweeöt, dat hij vóór zijn heen
gaan de overtuiging mooht meedragen,
dat zijn streven met succes zou worden be
kroond.
Waar wij in korte trekken het plan voor
onze leaers wenschen uiteen te zetten, wil
len wij met enkele woorden de geschiede
nis der zaak meededen, waarvoor wij do
gegevens putten uit 'het belangwekkend
praeadvies, door God. Staten daarover
aan do Provincialo Staten uitgebracht.
De eerste poging van Katwijk, om te ge
raken tot een voor visscher-svaartuigen
geschikte binnenvaart naar IJmuiden da
teert van 1884. De Katwijksche ■visscherij
was toen achteruitgaande: van 1880 tot
18S3 was het aantal vaartuigen van 61 tot
54 gedaald:. Do reden was, dab de liaring-
visscherij zich steeds meer noordwaarts had
verplaatst, zoodat de reizen steecis langer
en daardoor de kleine, langzaamvaren
de bomschuiten aldoor omvoorckeliger wer
den. Voor het in de vaartbrengeii van groo-
te bommen of -van een an de-.type van
schepen was het noodzakelijk deze in een
■haven te doen binnenvallen en uitzeilen.
Do te Katwijk en elders aan de kust ge
volgde gewoonte van stranden" was alleen
mogelijk bij de kleine, kiellooze bommen.
Het gemeentebestuur had daarom het
plan opgevat om den vaarweg naar IJmiii-
den door het Oegstgeesteikaoiaal, de
Warmonder Leede, het Kagermecr, de
Ringvaart van den Haarlemmermeerpol
der, het Spaame en het Noord-zeekanaal
geschikt- "te smaken voor bommen, zoo-
dat deze vaartuigen telkens te IJrauiden
zouden kunnen binnenloo-pe-n en van daar
naar Katwijk worden ge&lee-pt. Het plan
omvatte voorts nog een verbetering van het
Prins-Hendrik-kanaal te Katwijk-aan-Zee,
ten einde daarin de noodige bergruimte
voor de vloot te verkrijgen.
In de kosten, op 180,000 geraamd, ver-
zooht men'van de provincie en het Rijk
ieder ƒ75,000.
In de zomerzitting van 1886 wezen de
Staten, -overeenkomstig advies van het
College voor Zee visscherij en, do aan
vraag af. Men meende, dat .liét bedrijf te
Katwijk voortaan iets kunstmatigs zou
hebben. Do eigenlijke vissehersplaats zou
I-Jmuiden worden, dat Katwijk en Noord-
vijk-zou verdringen, en geen lapmiddelen,
waarvoor liet plan van .Katwijk werd ge
houden, konden dit proces tegenhouden.
Do zaak was daarmede echter niet van
de baan. In 1897 kwam -het gemeente-be
stuur met- een verzoek van vrijwel gelijke
strekking er op terug. Toch waren er en
kele nieuwe elementen in de zaak, die liet.
College voor de 'Zee visscherij en zelfstot
een aan zijn eerste geheel tegenoverge
steld advies brachten.
De verwachting, dat de bommen spoedig
zouden verdwijnen, had zich niet beves
tigd integendeel, met name te Katwijk,
was hot-aantal bommen sterk toegeno
men, al nam ook het aantal kielvaartui-
gen (loggers) evenzeer toe. Voorts had de
ervaring aangetoond, dat IJmuiden, hoe
gunstig ook gelegen en ingericht voor de
vers olie visohvangst, niet in het- bijzonder
geschikt was voor het bedrijf der haring-
visscherij. De krachtige ontwikkeling der
liaringvdsacherij te Katwijk in de vooraf
gaande jaren had ook, VQ-Igens het Colle
ge der ZeevissoTierijcn, de reden van be
staan van Katwijk als li a-ring visschers-
plaats aangetoond.
Do toenmalige hoofdingenieur van den
Provincialen Waterstaat, do lieer Van der
Vegt, en met hem bovengenoemd Colle
ge, achtten echter beter den waterweg te
nemen langs den Rijn door Leiden en ver
der de Zijl. Men ver-meed da-n do vaste
spoorwegbrug over do Warmonder Leede
en de vier vaste en zeer lage bruggen over
het Oeg&tgeesterkanaal en profiteerde van
de bewe-egbaarmakiiig 'van do spoorwegbrug
bij ,,De Vink". De reeds alle beweegbaar
zijnde bruggen in Leiden zouden wel ge
deeltelijk verwijd moeten worden, maar do
kosten daarvan behoefden niet ten volle
te drukken op het Katwijksche plan, om
dat de vaart door Leiden deel uitmaakte
van de vaart-gemeenschap Rijn-Schie, wel
ker verbetering do St-aten onderhanden
hadden genomen.
Ged. Staten verklaarden zien bereid tot
het in dien geest gewijzigde plan, waar
van de kosten van 220,000 tot 140,500
waren teruggebracht-, en deden in April
1899 aan de Regeering' con voorstel, dat cle
provincie zich zou belasten met de wer
ken buiten liet grondgebied van Katwijk,
waarvan do kosten waren geraamd op
ƒ60,400, en dat het Rijk -dan in de door
Katwijk binnen do grenzen der gemeente
uit te voeren werken, op ƒ80,100 geschat,
een subsidie tot op de helft zou verleenen.
Do Regeering bleek echter niet geneigd
op dezen voet do tot-stanrï-homiiig van het
werk te bevorderen. In 1901 bleek echter
minister Lely bereid to bevorderen, dat do
noodig gebleken uitdieping van het Zui-
der-Spaarno voor rekening der Regeering
zou worden genomen -en dat een subsidie
zou worden verleend voor de werken op
Katwijks grondgebied, doch slechts ten be
drage van een vierde der kosten.
In dit tijdperk v-a-lfc het gewijzigd stand
punt van den Gemeenteraad van Leiden,
ook door ons indertijd voorgestaan en
verdedigd, inzake de doorvaart door de
stad. Do Gemeenteraad verklaarde geen
bezwaar meer te hebben tegen een door de
Staten steeds voorgestane verbinding van
do La-mmebrug naar de Zijl om Leiden
heen,
Daardoor bleef de beslissing op de Kat
wijksche aanvraag liggen, totdat oen besluit
van d'c Staten over de omlegging van
de groot-e vaart zou zijn gevallen. Werd
daartoe besloten, da-n zou do verwijdering
der bruggen in Leiden niet langer een
I belang der algemeene scheepvaart zijn,
en -de provincie zou de kosten daarvan niet
geheel voor ha-ar rekening nemen.
Nada-t in de zomerzitting van 1906 tot
het graven van het Rijn-Sohie-kana-al was
besloten, kwa-m in November 1907 het
Katwijksche plan weder ter tafel. Echter
al weer zeer gewijzigd. Beoogde men
vroeger een vaarweg voor bommen, thans
werd erkend, diat.de. bom op den duur
voor den logger moest plaats maken cn
werden dus do grootere afmetingen van den
logger tot grondslag genomen.
Verder omvatte heb plan een veel groo
tere verbreeding van hefc Prins-Hendrik
kanaal. In de totale raming van ƒ396.251
was dan ook voor dit werk niet minder dan
.324,076 begrepen.
De tegenwoordige hoofdingenieur van
den Prov. Waterstaat,' -do' lieer Van Elze-
lingen, vond de bcgroobing Veel te laag en
kwam tot ecu totaal bedrag te ah niet min
der -danƒ814.575.
Het gemeentebestuur van Katwijk gaf
dit laatste niet toe terwijl ook do Regee
ring slechts haar mede-werking wil cite ver
leenen onder de voorwaarde, dat er ern
stig naar bezuiniging moest- "worden ge
streefd, met name op dat doel van het ont
werp, hetwelk mt het voornaamste en het
kostbaarste was gewordende berghaven
to Katwijk-aan-Zee.'
Ged. Staten stelden daarom aan den Mi
nister voor om aa-n teen ambtenaar van den
Rijks Waterstaat de opdracht- te verstrek
ken gezamenlijk met den -hoofdingenieur
van den Prov. Waterstaat na te gaan of
het bergen der Katwijksche. vloot to Kat
wijk niet mot minder kosten en doelmati
ger te bewerkstelligen was. De Minister
was daartoe bereid on wees daartoe in
1910 -den hoofdingenieur van -den Rijks Wa
terstaat -den heer N, A, M. van den Thoorn.
aan.
In Juni 1911 konden .deze hoeren reeds
het plan -eener berghaven voor de vis-
sohersvloot in aansluiting aan liet Prins-
Hendrik-kanaal indienen; Deze liaven,
ruimte biedend voor 150 vaartuigen, werd
begroot op ƒ345,000 of ƒ315,000 na aftrek
van de waarde der overblijvende bouw
terreinen.
Dit plan werd door het gemeentebestuur
van Katwijk en door do reederij aldaar
met groote instemming begroet en de Raad
aarzelde m-ed'e niet het tot het zijne te»,
maken.
Het havenplan met den vaarweg werd
nu geraamd op een totaal bedrag van
468,900. Ged. Staten waren bereid voor
te stellen 1/4 der kosten voor rekening der
provincie te nemen, indien het Rijk bereid
was ook 1/4 gedeelte bij te dragon, zoodat
dan de gemeente Katwijk de -helft te dra
gen zou hebben.
De Minister verklaarde zich bereid dien
overeenkomstig een voorstel aan de Staten
Generaal te doen en in de zitting va-n 10
Mei 1913 is een wetsontwerp, waarbij als
eerste -termijn van -dit subsidie een bedrag
van ƒ5000 op do staatsbegrooting voor 1914
werd gebracht, door de Tweede Kamer
aangenomen.
Do Gemeenteraad van Katwijk verklaar
de zioh ook bereid op dien voet tot de uit
voering van hot werk over te gaan, al toon
de de Raad zich volkomen bewust, dat hij
hiermede een belangrijken last op de ge
meente laadde.
Het laatste woord was nu aa-n de Pro
vinciale Staten, die ten slotte het voor
stel van Ged. Staten hebben aangenomen,
zoodot- het nu slechts op uitvoering wacht.
Wij hopen na-, deze geschiedkundige inlei
ding het voorgenomen werk en zijn betee-
ken-is voor de Katwijksche visscherij nader
uiteen te zetten.
Indertijd hebben wij ïn een paar regels
meegedeeld, dat hier te lande verschenen is
een weekblad „DE TOtfiOJIST". dat,
blijkens do voorrede, er op wees, dat vooral
gelet moest worden op goede verstand
houding met Duitsehland.
Over dit weekblad schrijft het
„ALGEMEEN II AU DELSBLA Doncler
het opschrift Welk een „Toekomst!"-
het volgende:
Het weekblad „DE TOEKOMST", dat
eeniga meer ot min bekende Nederlanders
hebben opgericht en zeker, niet finan
cieels opofferingen hunnerzijds exploi-
teeren, ten einde invloed te oefenen op
de denkbeelden van ons volk ten opzichte
van een dor strijdvoeretide partijen, ver
dient naar onze meening slechts de sym
pathie van dat naburige strijdende land"
niet van Nederlanders.
Don aard van het geschrift wijst het best
aan, niet de inleidende officieele beginsel
verklaring maar de inhoud. De strekking
van den inhoud moge eerstens blijken uit
stukken, waarin bjjv. wordt uiteengezet, dat
in de „Duitsehe universiteit'' is gevonden
„de sleutel van het geheim- der Duitsche
hoogere cultuur' en dat de Franschen de
„waro schuldigen" zijn van de \;arnietiging
van de kathedraal van Keinis, omdat bewe
zen is, dat „een geestelijke en een corres
pondent" den toren van Reims beklommen
hebben.
Maar wjj willen niet da aandacht vesti
gen op zulke van vereenng en bewondering
voor de Duitsche buren getuigende mee-
inngeD, die in het weekblad tot uiting ko
men. Zéér velen in den lande gevoelen
en begrijpen die bewondering, al achten
zij dezen tijd, nu vrienden van onzen stam
goed en vrijheid aan de Duitsche buren
hebben verloren, niet den besten om uiting
aan die gevoelens te geven.
Merkwaardiger 13, dat het blad, opgericht
mede om tegen te gaan het „hetzen" tegen
Duitsehland, dat elk onvriendelijk woord
tegen de natie, wier zware voet op België
rust, afkeurt, zelt optreedt als „Hetzblatt"
tegen Engeland. De sympathie met 'de
Duitsche buren mag in Nederland niet zóó
ver gaan, mèenen wj, dat getracht wordt
ook in Nederland de „Gott strafe Eng-
Iand'-stemming te verwekken. Ook „oor
logszuchtig, roemzuchtig Frankrijk" (pag.
S4j krijgt een veeg uit. de pau maar do
pijlen der „T0EK0MST"-Nederlanders zrfn
voornamelijk gericht tegen het „Brïtsc.he
wereldrijk, vocrtbeschikt tot verbrokkeling
en ineenstorting" (pag. S3), waarvan velen,
„onnoozel genoeg", meenen, „dat de vrij
heid er veiliger is dan bij onze Oostelijke
buren" (pag. 87j, wier staatslieden „steeds
uitmuntend twist gezaaid hebben en onrust
gestookt" (pag. 97).
Vrij wijzen vooral op een hetz-artikel,
waarin wordt besproken „da balans der
sympathie, do balans waarvan één schaal
voor Duitsehland, één voor Engeland".
Een stukje zóó vol onwaardige onjuist
heden, dat wij het weekblad met walging
op zijde hebben gelegd.
.Vermelden wij slechts nog oven, dat de
heer Elhs, oud-minister en gepensionneerd
admiraal, in dat geschriftje de pers de les
durft iezen over onzijdigheid. Het geschiedt
met groot gebrek aan kennis van journa-
listenwerk tijdens dezen oorlog, maar met
nog grooter genus aan begrip van wat onzij
digheid beteekent.
Wij maken over heltilgemeen hier geen
melding van bladen, die m hun uitingen
met, evenals wij, de onzijdigheid be
trachten. Eerlijk gezegd, vinden wij het
met zoo heel erg als oen weinig tot uiting
komt, wat er lil ons volk leeft en woelt ai
achten wij het persoonlijk beter mede (e
-werken om kalme gevoelens en zelfieeheer-
sc-hing te doen handhaven en de hartstoch
ten niet te prikkelen.
Maar een biad, dat, met tal van dik be
titelde namen op den omslag, voorgeeft als
tolk van goede Nederlanders onze neutrali
teit te willen handhaven en dan aldus
ageert, mag toch wel even op de vingers ge
tikt worden.
Billijkheidshalve voegen wij er aan toe,
dat 111 het laatste nummer prof. Lanz een
artikel over „Oorlog en Kunst" schrijft, dat
lezenswaardig is en inderdaad den gematig
den toon heeft, dien wij ïn de toekomst"
gaarne zouden zien.
Over de interpellatie over
de Indische lecning zegt
„DE NIEUWE COURANT":
Op 20 April heeft do Minister van Kolo
niën 111 antwoord op het tweede stel vra
gen van het Kamerlid Van Vunren betref
fende de wijze van uitgifte van de Indi
sche leening, aan de Tweede Kamer een af
schrift toegezonden van de overeenkomst
d.d. 19 Februari 1915 tusscheu Nederl.-
Indië eenerzijds cn do Nederlandsehe Han
delmaatschappij, de Ned.-Ind. Handelsbank
en de Ned.-Ind. Escompto-Mij. (het leenings-
consortium) anderzijds.
Dit afschrift is neergelegd ter griffie
van 'de Kanier, „ter raadpleging door de
leden." Do gewoonte brengt mede, dat do
leden aldus ter hunner kennis gebrachte
stukken als van vertrouwelijken aard be
schouwen en daarvan in het openhaar geen
gebruik maken en aan (Te pers geen me
dedeeling doen.
Wel is waar heeft de Minister van Kolo
niën zelf in zijn schriftelijk antwoord aan
den heer Van Vuuren den hoofdinhoud der
akte, benevens eenige bijzonderheden daar
uit, bekend gemaakt. Maar de tekst van de
overeenkomst bleef geheim.
Zou de Minister er niet toe willen .over
gaan het geheele document alsnog in de
'Kamerstukken openhaar te maken?
Wij wagen dit niet uit eenig wantrou
wen. Onzo algemeene indruk vau de Indi-
sc.ho leeningsgescluedenis is( dat zj' een paar
onhandigheden of onbehendigheden heeft te
boekstaven, maar niets dat tot moreole ver
ontwaardiging reden geeft. E11 zoo hemen
wij gaaïno aan, dat al het 'belangrijkste
van do overeenkomst mét liet leeningscon-
sortiuin reeds in het antwoord van den Mi
nister gepubliceerd is. Zijn wij wèl inge
licht, dan bevat het stuk' ook niets, waarvan
do geheimhouding voor een der beide coa-
tracteerende partijen gewenscht zou zijn te
achten.
Maat' juist, omdat het zoo wenschelijk is,
dat elke reden tot wantrouwen ter zake
van deze veel bestreden transactie bij het
publiek worde - weggenomen en zij bij de
komende interpellatie geheel naar haar eigen
verdiensten of gebreken kunne worden be
oordeeld, mccnen wij op openbaarmaking
te mogen aandringen, voordat de dag der
interpellatie (welke op zijn vroegst in de
volgende week zal gehouden worden) daari s.
Het is bovendien te vree-zen, dat do be
raadslaging over de interpellatie door het
niet geheel openbaar karakter van de over
eenkomst, die haar grondslag uitmaakt, zal
worden belemmerd. Het zal niet volkomen
vaststaan hoe ver de leden der Kamer zul
len mogen gaan in het gebruik maken van
het ter griffie voor hen gedeponeerde stuk!
bij het openbaar debat en zelte als zij zich]
te dier sake geenerlei beperking aanleggen,,
zal het publiek niet kunnen booordeelen welt
k'e deelen van de overeenkomst in hetqp&in
baar besproken, welke aan zijn kennisneming|
onthouden zjjn.
Wij achten het voor alle betrokken par
tijen, voor alle inschrijvers en voor hot
land van belang, dat inzake de Indische
leening geen enkele reden tot vermoedens!
of achterklap overblijve. Alleen door volko
men opheffing van alle geheimzinnigheid:
kan dit verkregen worden. Dat eenig lands
belang, nu do leening schitterend geslaagd
is, en de wijze ran uitgifte in het openbaar!
door do Kamer zal worden besproken, zich
daartegen zou verzetten, is niet aanneme
lijk'.
Moge dus het afschrift van do overeen
komst, dat thans ter Kamergriffie ligt, nog
tijdig vóór do aanstaande interpellatie in
druk' verschijnen.
(Van onzen oigen Briefschrijver.)
(Nadruk verboden.)
REISVERHAAL.
(Vervolg.)
Op Woensdag 10 Maart, 's avonds om!
kwart over achten, vertrok de trein uit
Fenchurch Street Station, die mij een uur
later aan het station Tilbury Docks bracht.
Ik was 'opzettelijk niet met den, lateren trein
(9 uur 25) gegaan omdat ik hoopte, daar
door het gedrang in de menschenmassa te
voc-rkomen. Maar toen ik halverwege do
liooge voetbrug was, die over de spoor
lijnen naar de kade leidt, stond ik voor
twee bobbies van liet bekende Enge-lsche
reuzen merk, die decreteerden, dat de pas
sagiers van de Flushing boat pret verder
mochten vóór 10 uur, overmits liet niet
geoorloofd was, vóór half 11 aan boord
te gaan.
Ér was gelukkig daar boven op de brug
een klein kantoortje met een warme kachel.
Ik zat er drie kwartier genoeglijk kranten
te lezen, en was toen het eerste aan de
loopplank van de boot. Het zou onvergeef
lijk zijn, als ik niet de heerlijke bijzonder
heid vertelde, dat we onderweg, aan een
ander kantoortje, sixpence hadden te be
talen voor elke tasch, doos, handkoffer, enz.,
die we zélf -over het haventerrein droegen.
Aan de loopplank stonden wéér tweo
agenten, die beweerden, dat we volstrekt
nog niet aan '6oord mochten. Decidément,
er werd ons geen enkele gelegenheid om
queue te maken bespaard.
ffe bleven dus een kwartiertje vóó'r 'de
boot staan precies de tijd 0111 koude
voeten te krijgen. Ea toen het was hij
lialfelf mochten we eindelijk het be
loofde land binnen. Let wel, dat niemand
mopperde. We waren het mopperen in de
laatste acht dagen verleerd.
Boven aan de trap naar de eetzaal zat
do Engelsche commissie voor het pas-on
derzoek. Mrjn pas werd nagezien, goed-be-
vonden en afgestempeld. Ik herinner hier;
even, dat al deze verdere visa's cn stem
pels op mijn HoUandsch paspoort lcwamea
to staan. Het Fransche paspoort, dat ik in
Boulogne had gekregen, interesseerde blijk
baar niemand.
De lieeren waren overigens zéér geschikt.
Er werd mij gevraagd of ik brieven bij
me had, en hoeveel Engelsch goud. Op de
eerste vraag antwoordde ik „neen", en op
de tweede „twee pond". Mijn antwoorden al
leen waren blijkbaar voldoende; ik behoefde
mets te laten zren. Wijt minuten later was
ik in inijn hut, en toen ik, klaar om in
bed te stappen, mijn lioofd uit het raaut
stak en over het dek zag, stonden mijn
mede-passagiers queue te maken in do kou.
Ik was ten minste niet voor mets een uur;
vrceger uit Londen gegaan.
Ik werd wakker door het spektakel van
het vertrek. Het was zeven uur, cn toon ik
lr.'n gordijn openschoof, zag ik, dat we
al van den wal waren. Ik kleedde me haastig,
en ging aan dek. Onze boot. de „Koningin
Regentes", oen van de oude raderbooten
van de „Zeeland", liep behcedzaam-zaciitjes
het dok uit, onder commando van den dok-
loods, die later, op do Theems, vervangen
werd door een rivierloods. Toen ik liet wis
selen van do loodsen gezien had, en het
stoombootje met den do-kloods terugvoer,
ging ik naar beneden ontbijten.
„Hoe komt het," vroeg ik den steward,
„dat de oude radorbooten weer in de vaart
zijn?"
„Wel meneer," zei de steward, „u be
grijpt nou met al die geschiedenis
sen die ouwe booten, dat is zoo erg
nietde maatschappjj heeft zoo'n last,
de booten verzekerd te krijgen, begrijpt
u?maar als een van de mooie nieu-.ve
booten verloren gingbegrijpt u?
dal zou een leelijko geschiedenis zijn!"
Door dezo bemoedigende woorden hee'e-
maal gerustgesteld, hernam ik m'n wande
ling op het dek. De Tjieems begon al breed
to worden; de noordelijke oever was al
uit het gezicht, en de zuidelijke wss, in den
wazigen morgen, nog maar flauw zichtbaar.
E11 toen ook die verdwenen was, en er alleen
nog water en lucht ovorbleaf, waren we