N°. 16907
Jiei'/sté J3Iad. A0. 1915.
'Brieven van een Leidenaar.
V
Vraagt het oordeel eens van Uwe huisgenooten,
P. de Gruyter Zoon.
jssmmm
Persoverzicht.
Saterdag HO April.
ci"~r
ra*»»
DXXVI.
De omstanJigheilen hebben het meege
bracht oat ïr.ijn laatste epistels een beetje
zwaarwichtig waren, vol met cijfers en be-
cpieringen en daardoor voor menschep, die
geen wiskundigen aanleg bezitten en met
aan statistiek doen, minder genietbaar, h/en
,van mijn trouwe lezeressen ïr.ijn brie
ven worden niet alleen door mannen ge
lezen, znoals men ziet verzocht mij ter
wfllo' van haar en ""anderen, die, als zij,
zoo 's ZatordagnamiJdags na den eten liefst
als pen licht verteerbaar dessert den Leid-
Bchen Brief genoten, weer met wat bell
ieren kost te komen, die men zonder grooto
inspanning kon nuttigen en verteren.
Ik kan liet verzoek begrijpen, maar te
mijner verontschuldiging kan ik aanvoeren,
dat ik, om hetzelfde beeld voort te zetten,
jiiet ben als een kok, die heer en meester
is in de keukens, spijzen bereiden kan naar
eigen lust en begeerte en deze voorzetten
geheel naar hemzelf goeddunkt. De tijd, de
omstandigheden, de menschen (Leidsehe men-
schen bovenal) leveren de grondstoffen,
waaruit ik do wekelijksche schotel bereid
en zoo hangt het niet geheel van mijzelf
ai of zij den lezers van het Dagblad goed
bevalt en behoorlijk bekomt.
Wat do specerijen aangaat, men merkt,
('dat ik do vergelijking nog met los laat
in het gebruik daarvan heb ik tot op ze
ekeren hoogto do vrije hand, doch daar
mede is men den oenen keer ook gelukki
ger dan don ander. Men moet het nemen
zooals het vait. Zwaar en moeilijk te ver
lezen, dit ter aanmoediging van de be
langstellende lezeres en wie het met haar
keens zijn 0111 niet na het eerste proefje
te blijven steken zal het ditmaal zeker
niet zijn.
Het voorjaar is weer op komst. Ook dit
maal houden de noordenwinden lang aan,
de winter, die, hoe onaangenaam.' ook, eigen
lijk geen winter was, wil ons met ver
laten, maar toch krimpen de avonden hoe
langer zoo meer in en worden de dagen
langer. Alles wijst er op, dat de jonge,
mooie lente, aanstaande is. Doch wie be
leefde er ooit zoo'n voorjaar als dit? Den
tijd van bloei en herleving, die het inten
se henharfc met hoop en verwachting ver
vult en gelukkig stemmen kan, gaan we
nu iv,et vrees te gemoet. De teekenen zijn
cr immers, dat, door liet betere weer be
gunstigd, het moorden op groote schaal op
do Europcesche slagvelden nog gruwzamer
•zal worden, en met zorg vragen we ons
af of we zelf ook nog niet in de wereld-
worsteling zullen worden betrokken!
Dat brengt bij den mensch een stemming
teweeg, die zich slecht verstaat met het
geen ons pleegt te vervullen als het jonge
groen ontspruit en de knoppen zich openen.
Doch al zijn we ook reeds zooveel „kul-
tuur'-mensch geworden, dat dergelijkevoor-
jaarsbespiegelingen ons vreemd zijn geble
ven, toch voelen we nog den druk, die door
'de tijdsomstandigheden op de maatschappij
en de samenleving wordt uitgeoefend.
En nu komt het uit waarom ik graag wil
de, dat mijn lezeressen dezen Brief tot aan
het einde toe zouden volgen.
Het voorjaar is ook de tijd, dat aan huis
en ep het erf en in den tuin allerlei ver
nieuwingen en verfraaiingen worden aan
gebracht. De timmerman, de schilder, de
stukadoor, de behanger, de tuinman, ze
moeten dan hun slag slaan. De weken van
begin April tot einde Mei maken gewoon-
lijk do slappe wintermaanden goed. Dan
krijgt do handwerksman wat in zijn boek,
dat hij tegen den winter kan invorderen
en er op teren.
Doch wat zien we nu gebeuren?
Dat do huismoeders hier uit eigen be
weging, daar, waar ze niet alleen den huise-
lijken scepter zwaait, ïn overleg met den
heer des huizes, voor dezen keer heel wat
karweitjes afkommandeert.
Met het schilderen zal men het nog maar
eens een jaar aanzien; 't behangsel, al is
net erg verbleekt, blijft nog een jaartje
zitten; do stukadoor laat men op een bood
schap wachten, enz., enz.
Dat is een leelijke liltreep door de reke
ning ,van werkbazen en werklui beiden. Voor
do Éeidenaars klemt dit te meer, omdat we
1915 schrijven, een lustrumjaar, dat he
laas geen lustrum vieren zal zien, en dat
voor ,do zakenmenschen in den regel een
bij qitstek go&d jaar pleegt te zijn.
„Do wal keert het schip", zeiden onze
scheepvarende vaderen en ze hadden gelijk.
Als 't niet lijden kan moet men ?t met't oude
behangsel doen, en mag het plafond er wel
teen beetjo minder helder blijven uitzien.
Dat komt later wel weer terecht. Maar do
zuinigheid moet niet een manie worden. Waar
het kan, mos'ï alles zooveel mogelijk den
gewonen gang gaan, dan blijft de maatschap-?
py het best en het langst in de oude voegen
ten dat is voor ons allen het meest verkies
lijk. En daarom, lezeressen, huismoeders, die
ik voor dezen keer ter wille ben, door er
in het geheel geen cijfers bij te pas te
brengen, volg nu eens mijn raad op en
laat alles ook dit voorjaar zoovc-el' mogelijk
zjjn gewonen ging gaan. Wat ge aan huis
cn hof laat verdienen, spaart ge voor een
deel aan giften en bijdragen aan werkver-
schaffings- en steuncomité's uit
- Het steuncomité brengt m\j onwillekeur'g
op de huiseigenaars, speciaal van de week-
woningem Ik weet dat deze met de sieun-
comité's in hun schik zijn. Door de invoe-
ang der z g._ huurbons, komt de huisbaas
o-ok in dozen tijd aan- huurpenningen, die
hem anders 'hoogstwaarschijnlijk zouden zijn
ontkomen. Laat hij nu op zijn beurt ook
er toe bijdragen, dat de werkloosheid tot
de kleinst mogelijke afmetingen terugge
bracht wordt, door aan de huurders het
gewone onderhoud niet te onthouden. Er
zijn mij 'door huurders klachten ter oore
gekomen van 'huiseigenaren, die zich als
de menschen komen vragen, om een verfje
of een behangseltje, zich er afmaken met
op de mobilisatie te wijzen, als een recht
vaardige verontschuldiging, dit voorjaar al
les bij het oude te laten.
Dit komt mij onverantwoordelijk voor,
y&oral in diö gevallen, waar hot steunco
mité mede zorgt voor de richtige huurbe-
tali ng.
Tegenover do groote wereldmisère die zich
op de oorlogsvelden afspoelt, s aan wij mach
teloos. De verwekkers van dezen gruwel
zelf, zijn mogelijk op het oogenblik niet in
staat het kwaad te bezweren, maar togen
een der "gevolgen, die zich ook hier open
baart, n.l. tegen de werkloosheid, kunnen
we wel iets doen.
Kot voorjaar, 'dat wij weer zijn ingetreden
geeft daartoe in velerlei opzicht aanleiding.
Wie zonder al te groote opoffering^ in die
richting kan medewerken, verzake zijn plicht
niet. Hij 'doe hot dit voorjaar vooral niet.
Dc Bcstudeering van de Geschiedenis onzer
Moderne Schilderkunst.
In do gisteravond in het Nutsgebouw
alhier gehouden maandelijksaho vergade
ring van do Maatschappij der Nod. Let
terkunde lui-eld prof. dr. W. Martin, hoog-
loeraar aan de universiteit alhier en di
recteur van het Mauritshuis in Den Haag,
een voordracht over bovengenoemd onder
werp.
Spr. begon met te herinneren aan het
geen mej. Gr K. Marius in bet voorwoord
van haar in 1903 verschonen boek over „de
Holl. Schilderkunst in dc 19de eeuw" hoeft
gezogd over de moeilijkheden, die degene
ondervindt, die zich neerzet om gegevens
te verzamelen cn te ordenon voor. het
schrijven van deze roemrijke bladzijde on
zer historie. Dié moeilijkheden zijn nog
op verre na niet alle overwonnen.
De aard 'desr moeilijkheden' komt vcort in
de eerste plaats uit de uitermate opper
vlakkig geredigeerde tentoonstellingscata
logi, die, onder Franschon invloed ont
staan, slechts nummer en titel be vatton
cn nooit een, zij het nóg zoo korte, om
schrijving, of zelfs maar een aanduiding
van afmetingen. Hot zeer klein percentage
van afbeeldingen kan dit verlies niet goed
maken, al is dan ook soms daardoor een
dateering mogelijk, bijv. van Israels'
„Schoudermantel", van Jaap Maris' „Mo
len bij Maneschijn" (coll. Crenners), enz.
Alleen de veilings-catalogi maken hierop
een uitzondering. Deze zijn vaak superieur
in dit opzicht. De tweede moeilijkheid ligt
in hot gebrek aan gedateerde werken. To
gen 18S0 begonnen onze meesters steeds
minder jaarmerken op hun werk te plaat
sen.
Een derde bezwaar is het schilderen van
replieken, tien jaar of meer na het ont
staan van de oorspronkelijke compositie,
zoodlat verwarring moest ontstaan bij liet
streven naar het reconstrueer en, do ont
wikkeling van vorm, kleur, of techniek.
In het algemeen kunnen wij thans hieruit
nog wel wijs worden, omdat wij nog voor
een deel met deze meesters hebben mee
geleefd cn hen aan het werk hebben ge
zien. Maar hoe zal het later worden? Koe
zal het gaan met de reods thans opduiken
de vervalschingen, indien niet althans in
hoofdzaak wordt vastgelegd wat wij heden
nog als echt werk kunnen onderscheiden?
►Spr., die oen en ander telkens met voor
beelden toclichtt-e, met afbeeldingen uit
zijn in de laatste 25 jaar gevormde repro
ductie-verzameling, stelde vervolgens de
vraag hoe men aan de benoodigde gege
vens moet komen.
In de oerst-o plaats door opgave van dc
schilders zeiven, die evenwel gecontro
leerd moeten worden," om dat vergissingen
niet uitgesloten zijn. Toorts door gege
vens moet stijl critisoh worden geschift. Ook
not least door nauwkeurige registratie en
dutocring van hetgeen zij maken. Cata
logi, afbeeldingen, critieken, brieven moe
ten verzameld en geordend worden cn te
vens moet- st.ii Icritdsch worden geschift. Ook
in dit opzicht is reeds veel geschied. Men
clenko slechts aan de uitgave van Bos-
boom's brieven en aan die van Yincont van
Gogh, aan Huberts' catalogus va.n alle
etsen van Israels. Bovendien zijn er velen
in den lande, die gegevens, vooral critie-
ken, omtrent bekende moderne meesters
hebben vorzameld. Maar dit alles staat nog
te veel op zichzelf.
Willen wij behoorlijk vooruit komen, dan
dient men de handen ineen te slaan. De
afzonderlijke, collecties van gegevens moe
ten bijeengebracht en geschift worden,
oen centrale afbecldirjgcn-vcrzameling-
diensfc ingericht- om cr dient een tijdschrift
te komen, speciaal gewijd aan do studie
van onze grooto 19de oeuwschc meesters.
Spr. hoopt, dat h.et aantal van hen, die
zich systematisch op dit werk toeleggon,
sterk zal toenemen, want cr is gebrek aan
een yoldcend aantal werkkrachten.
Vervolgens schetste prof. Martin in groo
to trekken hetgeen bekend is omtrent in
vloeden van den eenen Hollandsclien mees
terden _anderen en ging hij, eveneens
B E C L A HI E S, a 40 Cents per regel.
3167 84
«O
als U een proef neemt met De Gruyter's hoog-
fijne Botermelange a 60 cent per pond, en U zult
vernemen, dat niemand het verschil proeft tusschen
natuurboter en onze Melange. Alleen verkrijgbaar
in de bekende winkels van
Lot op don roclomepoupon In onze volgend© annonc
aan de hand van voorbeelden, enkele ty
pische gevallen vaji Duitschcn. Frans sneu
en oud-Hol landsch en invloed op onze
kunst na, terwijl hij eindelijk wees op te
rugwerking van. onze kunst op de Duitsche
(Libermann, Kalkreuth, etc.). De geschie
denis onzer etskunst cn lithografie ver
toont dergelijke invloeden, doch veel dui
delijker en gemakkelijker te bestudeer en.
Na nog gesproken te hebben over het
vrijwel onontgonnen terrein van den in
vloed der literatuur op onze moderne schil
derkunst, eindigde spr. met, wederom aan
de hand van talrijke afbeeldingen, dc ont
wikkeling van Albert Neuliuys' kunst te
karakteriseer en en dc methode van het
daarbij gedane onderzoek in het licht te
stellen.
Spr.'s boeiende en aangenaam voorge
dragen verhandeling werd niet aandacht
gevolgd.
Over do Indische 1 c e n i r. g
schrijft het „FINANCIEEL WEEKBLAD
YOOB DEN FONDSE N il AN DEL" nog
Aan de Indische leering heeft de bankiers-
groep onder leiding, van d: Ned. Ilan-
d el-Maatschappij, <ie Ned.-Ind. Handelsbank
en do Ned.-ind. Escompto-Maatsc-happij
één en een kwart millioen gal len verdiend.
Do overname-koers bedroeg 9-5 pCt, de
inschrijvingsprijs 97 pCt-, alzoo de winst
9795 2 pCt., d. i. op f62'/s milhoen
juist f 1,250,000. in antwoo'rd op een vraag
van het Kamerlid Van Vuuren, heeft de Mi
nister van Koloniën dit medegedeeld.
Verontwaardiging bij de „NIEUWE
R OTTER D A M S C HE COURANT". Zóó
veel geld streken de hoeren op roept
het blad uit en dan redden ze nog de
onbeschaamdheid om <ie hulp dor pers te
vragen, bij het pLiac^cn der leeningEn
het „TIAN BELSBLV?>" han-rt zich, om,
rij het ietwat gematigder,, den kreet uit
Rotterdam te weergalmen, schrijvend:
„Ook onzerzijds betrc-urcn vrij het, dat
do emitteererrie waar haar-diensten
geen louter pat i-Ws-a Ic&r&ki.r herben gr-
had, het oir baar Lie it geacht, in cie Ders
de groote trom voor de Lening ta doen
roeren."
De haute finance kan wel een standje
lijden: haar huid is niet van de teerste,
haar kerfstok niet van de gaafste. Heeft
zij heden geen kastijding verdiend, can
loch zeker gister n wil. Zoo denkt het pu
bliek er over en berisping der groote geld-
wereld vindt dan ook doorgaans oen dank
baar en instemmend gehoor. Daarentegen
wordt hem, di9 zich a!s haar verdediger
opwerkt, allicht corruptie en oogendienarij
verweten. Dit kan ons echter niet weer
houden te verklaren, dat wij bij de ban-
kiersgroep der Indische leenmg geen schuld
kunnen vinden. Dat do overname-prijs te
laag was gesteld, staat bij ons volstrekt
niet als een paal boven water. Om daar
over to kunnen oordeelen, dienen wj eerst
het risico te kennen, dat door de groep
werd aanvaard en hetwelk uit de tot dus
ver beschikbare gegevens nog niet valt op
to maken. Is hot waar, wat de „N. R.
Ct." zeif mededeelt *dat drie dagen vóór
den eersten inschrijvingsdag do geheeie
leening vast was overgenomen, dan moet
liet geleopen risico ari zéér belangrijk wor
den aangemerkt. Stellen we bijv., dat niet
voor 130, maar voor 13 milJioen gulden
waro ingeschreven, dan zon -.'e groep met
f50 mïllioen Indische schuldbrieven zijn
blijven zitten, kostende netto 941/2 pCt. (n.l.
95 pCt. minus de 2 pCt. winst op f 13 ir.il-
lioen). Hoeveel 'daarop in geval ons land
alsnog in den wereldoorlog verwikkeld mocht
raken wat de Hemel verhoede! zou
kunnen zijn verloren, is moeilijk te zeg
gen. Zeker echter méér dan de som, die
thans om het beeld der „N. R. Ct." te
citeeren „aan den strijkstok is blijven
hangen."
Men stare zich niet blind op het groote
bedrag der winst, men zie ook naar het
zéér grooto bedrag der leening.
Wh men nochtans deze overwegingen voor
niets tellen, dan kan toch het verwijt, van
de leening op onereuze voorwaarden te heb
ben afgesloten, geen ander dan den Minister
van Koloniën treffen, aan wiens handen
Indië's belangen zijn toevertrouwd. Bankiers
zijn kooplui op winst bedacht. Wisten
dar de „N. R. Ct." en het „Alg. Hbld."
nog niet: Meenden zij, dat al die namen
van banken en bankiersfirma's op het pre»
pectus niets dan vaderlandslievendheid be
duidden: Waren zij d?.n ganschelijk onkun
dig van wat daaromtrent in de financieele
pers was openbaar gemaakt?
En wat nu hst beroep op de medewerking
der pers betreft voor een leening, die reeds
gegarandeerd was, ook daarvan vermogen
wy de onbetamelijkheid niet in te zien.
Indië was niet geholpen met het geld al
léén; het behoefde óók het succes, dat
siechts door de uiterste inspanning van ue
voorhanden drijfkrachten kon worden ver
kregen en dat thans dank zij aller steun
van de kolonie een geaccre li teerden
Staat heeft gemaakt, welke in den ver
volge op gunstige voorwaarden zal kur.ncn
leeneh.
In zooverre heeft de pers, ook de „N. R.
Ct" wel degelijk voor Indié gewerkt en
zou zij niet anders hebben mogen hande
len, al ware zij minder vreemdelingen in
Jeruzalem gebleken.
Dat zij daarbij tevens de bankiersgroep
een zoet winstje hielp binnenhalen, behoeft
haar niet te spijten. Ook het bankierssuc-
ces is voor Inaïë niet verloren.
Naar aanleiding van het artikel in <le
„NIEUWE ROTTERD. COURANT" over
hot besluit van de Doopsgezinden tc Fra-
ncker om het Avondmaal af tc schaf
fen, schrijft het „WEEKBLAD VOOR DE
VRIJZINNIGE HERVORMDEN":
„Wij betwijfelen, of juist tegenwoordig Bet
onder de Doopsgezinden te Franckee open
lijk aan de orde gestelde punt heimelijk
wordt overwogen in tal van gemeenten, en
of gerust mag worden verklaard, dat hun
voorstel een groot deel der vrijzinnig-gods-
dienstigen uit het hart is gegrepen. Wel
achten wij het onbetwistbaar, dat betrek
ke'ijk vele vrijzinnigen tamelijk koud staan
tegenover de Avondmaalsviering, en weinig
behoofcè gevoelen, er aan deel to nomen.
Wij rncenen echter, dat deze over het alge
meen geen afschaffing or van verlangen, om
dat zij anderen, die cr wel op gestold zijn,
cr niet van willen berooven, terwijl zij im
mers zelf vrij zijn, zich van deelneming te
onthouden. En dat schijnt ons niet meer dan
rationeel en een plicht der verdraagzaam
heid."
Zelfs zou de redacteur van het Weekblad
afschaffing van heb Avondmaal een verar-
i ming vindon.
j „DE HERAUT" schrijft:
I „Onbekend was; clit alles natuurlijk niet.
In de Vrije Gemeente te Amsterdam heeft
men geen Doop en Avondmaalsbcdiening
ook lean men in de afdeelingon van den
Protestantenbond het best buiten deze sa
cramenten stellen. Maar wol is het een tee
kenend feit, dat men thans ook in de Chris-
telijke Kerk, waar deze sacramenten nog
altoos heilig gehouden wcrclen, ze nu uit
religieus fanatisme afschaffen wil. Onder
de leuze, „men doet geen nieuwen wijn in
oude lederen zakken", treedt het rr.odcr-
i r.ismc op, om met den beitel weg te hakken
en met den moker te morzel to -slaan al
wat nog aan het „oude" Christendom her
inneren zou. Voor geen instelling van Chris
tus, voor geen traditie van eeuwen, voor
geen gemeenschappelijk geloof van heel c!o
Christelijke Kerk heeft men eerbied. Tot op
het fundament toe moet de tempel worde
afgebroken, waarin geslacht na geslacht God
verheerlijkt heeft, om plaats te maken voor
een gebouw van nicuw-modische structuur,
waarin geen plaats meer is voor doopvont en
avondmaalsdioch, maar alleen voor een
preokstoél met daarop een modernen domi
nee. Zelfs wordt dit zoogenaamd vrijzinnige
Christendom in zijn formalisme onverdraag
zamer dan de steilste orthodoxie. Of een
goed deel der gemeente nog aan het Avond
maal heoht cn het behouden wil, doe-t er
niet toe; de meerderheid beslist cn schaft
niet alleen voor zichzelf, maar voor heel de
gemeente het Avondmaal af. Wie daarmee
niet tevreden is, mag toezien.
Consequent is dit snort modernisme zeker.
Consequenter dan het halfslachtige moder
nisme, dat van Doop en Avondmaal als
Christelijke Sacramenten natuurlijk niets
weten wil, maar toch beiden nog wel als
„symbolen" behouden wil, omdat het gods
dienstig gemeenschapsleven het nu eenmaal
niot buiten symbolen en liturgische hande
lingen stellen kan. Want zoo wordt onder
een schoonen schijn de goegemeente ver
schalkt. Ze meent nc-g haar Sacramenten te
behouden en ze krijgt alleen een uitgeboorde
schaal. Maar al is het consequente moder
nisme eerlijker on oprechter, het toont ook,
met wat niets ontzien den haat het tegen dc
instellingen van Christus gekant is.
Daarom mogen onze broeders in de Her
vormde Kerk, wel toezien en geen oogenblik
in hun strijd tegen het modernisme versa
gen. Het gaat niet om de vrijheid van cons
ciëntie, niet cm de eerbiediging van ieders
overtuiging, maar om het behoud van hot
Christelijk karakter der Kerk.
Wat te Franekor openlijk geschiedde, leeft
het is thans openlijk gezegdheimelijk
in veler harten, en straks zal men wel zien,
hoe liet voorbeeld, te Franoker gegeven, in
menige moderne gemeente in de Hervormde
Kerk navolging vindt.
En een Kerk, die zelfs het heilige sacra
ment van het Avondmaal afschaft, heeft, niet
alleen aan Christus' gebod zich vergrepen,
maar heeft feitelijk met de Christelijke Kerk
gebroken".
In „HET GENOOTSCHAPSBLAD",
orgaan van het Nederl. Genootschap tot
zedelijke verbetering der gevangenen,
komt een artikel voor over voorwaar-
delijke veroordceling:
Wij mogen het den Minister van Justitie
als bewonderenswaardig initiatief aanreke-
nen, dat hij in deze troebelen tijden zich te
I oogsten heeft gezet cn de voorwaardelijke
veroordeeling voor aanneming rijp
i heeft binnengehaald. Het academisch debat,
dat gedurende eenigo dagen in de Tweede
Kamer gewoed heeft en dat eindigde in een
aanneming van hot ontwerpwet met zoo
overgroote meer dorheid, heeft bewezen, dat
het nieuwe instituut» zoo al niet eenstemmig
en zonder reserves bewonderd, toch al bur.
ge reoht ond'?r de ontwikkelden vnn ons
land verkregen heeft.
Voor den reclasscoringsarbeid is do
nieuwe wet (de Eerste Kamer zal haar wel
niet tegenhouden) van het grootst denk
bare belang. Wij zullen voortaan niet meer
zoo talrijk in de gevangenis aantreffen do
mannen en vrouwen, van wie wij plachten
te vragen: „Wat doon zij eigenlijk hier?"
En liet aantal personen, die, na een kort©
straf, getroffen werden door dikwijls veel
zwaarder maatschappelijke moeilijkheden
als gevolg daarvan, zal eveneens sterk ver
minderen. Maar wellicht het allermeest heb
ben wij reden tot vreugde, omdat het insti
tuut der voorwaardelijke veroordccéing is
rangenomen in den vorm, waarin aan den
reclasseeringsarbeid officieole erkenning
wordt gegeven en medewerking aan de uit
voering der wet wordt toegestaan.
En verder
Weinig strafrechtelijke maatregelen zijn
in hun uitslag zoozeer afhankelijk van den
goeden wil en dc belangstelling van heel
het volk. De wijze, waarop de voorwaarde
lijk? veroordeelden in de bevolking worden
j opgenomen, is beslissend voor heb resultaafc
van. dc wet. Wij kunnen, door ons instil nu
van werkende leden, in hooge mate, cr too
bijdragen het volk tot de wet cn de wet tot
het volk to brengen. Dc organisatie cn het
lovend houden van dit instituut zal eenigo
inspanning van ons vergen Maar wij moe'én
ssiet vergeten, dat van ons thans gevraagd