N°. 16907 Jiei'/sté J3Iad. A0. 1915. 'Brieven van een Leidenaar. V Vraagt het oordeel eens van Uwe huisgenooten, P. de Gruyter Zoon. jssmmm Persoverzicht. Saterdag HO April. ci"~r ra*»» DXXVI. De omstanJigheilen hebben het meege bracht oat ïr.ijn laatste epistels een beetje zwaarwichtig waren, vol met cijfers en be- cpieringen en daardoor voor menschep, die geen wiskundigen aanleg bezitten en met aan statistiek doen, minder genietbaar, h/en ,van mijn trouwe lezeressen ïr.ijn brie ven worden niet alleen door mannen ge lezen, znoals men ziet verzocht mij ter wfllo' van haar en ""anderen, die, als zij, zoo 's ZatordagnamiJdags na den eten liefst als pen licht verteerbaar dessert den Leid- Bchen Brief genoten, weer met wat bell ieren kost te komen, die men zonder grooto inspanning kon nuttigen en verteren. Ik kan liet verzoek begrijpen, maar te mijner verontschuldiging kan ik aanvoeren, dat ik, om hetzelfde beeld voort te zetten, jiiet ben als een kok, die heer en meester is in de keukens, spijzen bereiden kan naar eigen lust en begeerte en deze voorzetten geheel naar hemzelf goeddunkt. De tijd, de omstandigheden, de menschen (Leidsehe men- schen bovenal) leveren de grondstoffen, waaruit ik do wekelijksche schotel bereid en zoo hangt het niet geheel van mijzelf ai of zij den lezers van het Dagblad goed bevalt en behoorlijk bekomt. Wat do specerijen aangaat, men merkt, ('dat ik do vergelijking nog met los laat in het gebruik daarvan heb ik tot op ze ekeren hoogto do vrije hand, doch daar mede is men den oenen keer ook gelukki ger dan don ander. Men moet het nemen zooals het vait. Zwaar en moeilijk te ver lezen, dit ter aanmoediging van de be langstellende lezeres en wie het met haar keens zijn 0111 niet na het eerste proefje te blijven steken zal het ditmaal zeker niet zijn. Het voorjaar is weer op komst. Ook dit maal houden de noordenwinden lang aan, de winter, die, hoe onaangenaam.' ook, eigen lijk geen winter was, wil ons met ver laten, maar toch krimpen de avonden hoe langer zoo meer in en worden de dagen langer. Alles wijst er op, dat de jonge, mooie lente, aanstaande is. Doch wie be leefde er ooit zoo'n voorjaar als dit? Den tijd van bloei en herleving, die het inten se henharfc met hoop en verwachting ver vult en gelukkig stemmen kan, gaan we nu iv,et vrees te gemoet. De teekenen zijn cr immers, dat, door liet betere weer be gunstigd, het moorden op groote schaal op do Europcesche slagvelden nog gruwzamer •zal worden, en met zorg vragen we ons af of we zelf ook nog niet in de wereld- worsteling zullen worden betrokken! Dat brengt bij den mensch een stemming teweeg, die zich slecht verstaat met het geen ons pleegt te vervullen als het jonge groen ontspruit en de knoppen zich openen. Doch al zijn we ook reeds zooveel „kul- tuur'-mensch geworden, dat dergelijkevoor- jaarsbespiegelingen ons vreemd zijn geble ven, toch voelen we nog den druk, die door 'de tijdsomstandigheden op de maatschappij en de samenleving wordt uitgeoefend. En nu komt het uit waarom ik graag wil de, dat mijn lezeressen dezen Brief tot aan het einde toe zouden volgen. Het voorjaar is ook de tijd, dat aan huis en ep het erf en in den tuin allerlei ver nieuwingen en verfraaiingen worden aan gebracht. De timmerman, de schilder, de stukadoor, de behanger, de tuinman, ze moeten dan hun slag slaan. De weken van begin April tot einde Mei maken gewoon- lijk do slappe wintermaanden goed. Dan krijgt do handwerksman wat in zijn boek, dat hij tegen den winter kan invorderen en er op teren. Doch wat zien we nu gebeuren? Dat do huismoeders hier uit eigen be weging, daar, waar ze niet alleen den huise- lijken scepter zwaait, ïn overleg met den heer des huizes, voor dezen keer heel wat karweitjes afkommandeert. Met het schilderen zal men het nog maar eens een jaar aanzien; 't behangsel, al is net erg verbleekt, blijft nog een jaartje zitten; do stukadoor laat men op een bood schap wachten, enz., enz. Dat is een leelijke liltreep door de reke ning ,van werkbazen en werklui beiden. Voor do Éeidenaars klemt dit te meer, omdat we 1915 schrijven, een lustrumjaar, dat he laas geen lustrum vieren zal zien, en dat voor ,do zakenmenschen in den regel een bij qitstek go&d jaar pleegt te zijn. „Do wal keert het schip", zeiden onze scheepvarende vaderen en ze hadden gelijk. Als 't niet lijden kan moet men ?t met't oude behangsel doen, en mag het plafond er wel teen beetjo minder helder blijven uitzien. Dat komt later wel weer terecht. Maar do zuinigheid moet niet een manie worden. Waar het kan, mos'ï alles zooveel mogelijk den gewonen gang gaan, dan blijft de maatschap-? py het best en het langst in de oude voegen ten dat is voor ons allen het meest verkies lijk. En daarom, lezeressen, huismoeders, die ik voor dezen keer ter wille ben, door er in het geheel geen cijfers bij te pas te brengen, volg nu eens mijn raad op en laat alles ook dit voorjaar zoovc-el' mogelijk zjjn gewonen ging gaan. Wat ge aan huis cn hof laat verdienen, spaart ge voor een deel aan giften en bijdragen aan werkver- schaffings- en steuncomité's uit - Het steuncomité brengt m\j onwillekeur'g op de huiseigenaars, speciaal van de week- woningem Ik weet dat deze met de sieun- comité's in hun schik zijn. Door de invoe- ang der z g._ huurbons, komt de huisbaas o-ok in dozen tijd aan- huurpenningen, die hem anders 'hoogstwaarschijnlijk zouden zijn ontkomen. Laat hij nu op zijn beurt ook er toe bijdragen, dat de werkloosheid tot de kleinst mogelijke afmetingen terugge bracht wordt, door aan de huurders het gewone onderhoud niet te onthouden. Er zijn mij 'door huurders klachten ter oore gekomen van 'huiseigenaren, die zich als de menschen komen vragen, om een verfje of een behangseltje, zich er afmaken met op de mobilisatie te wijzen, als een recht vaardige verontschuldiging, dit voorjaar al les bij het oude te laten. Dit komt mij onverantwoordelijk voor, y&oral in diö gevallen, waar hot steunco mité mede zorgt voor de richtige huurbe- tali ng. Tegenover do groote wereldmisère die zich op de oorlogsvelden afspoelt, s aan wij mach teloos. De verwekkers van dezen gruwel zelf, zijn mogelijk op het oogenblik niet in staat het kwaad te bezweren, maar togen een der "gevolgen, die zich ook hier open baart, n.l. tegen de werkloosheid, kunnen we wel iets doen. Kot voorjaar, 'dat wij weer zijn ingetreden geeft daartoe in velerlei opzicht aanleiding. Wie zonder al te groote opoffering^ in die richting kan medewerken, verzake zijn plicht niet. Hij 'doe hot dit voorjaar vooral niet. Dc Bcstudeering van de Geschiedenis onzer Moderne Schilderkunst. In do gisteravond in het Nutsgebouw alhier gehouden maandelijksaho vergade ring van do Maatschappij der Nod. Let terkunde lui-eld prof. dr. W. Martin, hoog- loeraar aan de universiteit alhier en di recteur van het Mauritshuis in Den Haag, een voordracht over bovengenoemd onder werp. Spr. begon met te herinneren aan het geen mej. Gr K. Marius in bet voorwoord van haar in 1903 verschonen boek over „de Holl. Schilderkunst in dc 19de eeuw" hoeft gezogd over de moeilijkheden, die degene ondervindt, die zich neerzet om gegevens te verzamelen cn te ordenon voor. het schrijven van deze roemrijke bladzijde on zer historie. Dié moeilijkheden zijn nog op verre na niet alle overwonnen. De aard 'desr moeilijkheden' komt vcort in de eerste plaats uit de uitermate opper vlakkig geredigeerde tentoonstellingscata logi, die, onder Franschon invloed ont staan, slechts nummer en titel be vatton cn nooit een, zij het nóg zoo korte, om schrijving, of zelfs maar een aanduiding van afmetingen. Hot zeer klein percentage van afbeeldingen kan dit verlies niet goed maken, al is dan ook soms daardoor een dateering mogelijk, bijv. van Israels' „Schoudermantel", van Jaap Maris' „Mo len bij Maneschijn" (coll. Crenners), enz. Alleen de veilings-catalogi maken hierop een uitzondering. Deze zijn vaak superieur in dit opzicht. De tweede moeilijkheid ligt in hot gebrek aan gedateerde werken. To gen 18S0 begonnen onze meesters steeds minder jaarmerken op hun werk te plaat sen. Een derde bezwaar is het schilderen van replieken, tien jaar of meer na het ont staan van de oorspronkelijke compositie, zoodlat verwarring moest ontstaan bij liet streven naar het reconstrueer en, do ont wikkeling van vorm, kleur, of techniek. In het algemeen kunnen wij thans hieruit nog wel wijs worden, omdat wij nog voor een deel met deze meesters hebben mee geleefd cn hen aan het werk hebben ge zien. Maar hoe zal het later worden? Koe zal het gaan met de reods thans opduiken de vervalschingen, indien niet althans in hoofdzaak wordt vastgelegd wat wij heden nog als echt werk kunnen onderscheiden? ►Spr., die oen en ander telkens met voor beelden toclichtt-e, met afbeeldingen uit zijn in de laatste 25 jaar gevormde repro ductie-verzameling, stelde vervolgens de vraag hoe men aan de benoodigde gege vens moet komen. In de oerst-o plaats door opgave van dc schilders zeiven, die evenwel gecontro leerd moeten worden," om dat vergissingen niet uitgesloten zijn. Toorts door gege vens moet stijl critisoh worden geschift. Ook not least door nauwkeurige registratie en dutocring van hetgeen zij maken. Cata logi, afbeeldingen, critieken, brieven moe ten verzameld en geordend worden cn te vens moet- st.ii Icritdsch worden geschift. Ook in dit opzicht is reeds veel geschied. Men clenko slechts aan de uitgave van Bos- boom's brieven en aan die van Yincont van Gogh, aan Huberts' catalogus va.n alle etsen van Israels. Bovendien zijn er velen in den lande, die gegevens, vooral critie- ken, omtrent bekende moderne meesters hebben vorzameld. Maar dit alles staat nog te veel op zichzelf. Willen wij behoorlijk vooruit komen, dan dient men de handen ineen te slaan. De afzonderlijke, collecties van gegevens moe ten bijeengebracht en geschift worden, oen centrale afbecldirjgcn-vcrzameling- diensfc ingericht- om cr dient een tijdschrift te komen, speciaal gewijd aan do studie van onze grooto 19de oeuwschc meesters. Spr. hoopt, dat h.et aantal van hen, die zich systematisch op dit werk toeleggon, sterk zal toenemen, want cr is gebrek aan een yoldcend aantal werkkrachten. Vervolgens schetste prof. Martin in groo to trekken hetgeen bekend is omtrent in vloeden van den eenen Hollandsclien mees terden _anderen en ging hij, eveneens B E C L A HI E S, a 40 Cents per regel. 3167 84 «O als U een proef neemt met De Gruyter's hoog- fijne Botermelange a 60 cent per pond, en U zult vernemen, dat niemand het verschil proeft tusschen natuurboter en onze Melange. Alleen verkrijgbaar in de bekende winkels van Lot op don roclomepoupon In onze volgend© annonc aan de hand van voorbeelden, enkele ty pische gevallen vaji Duitschcn. Frans sneu en oud-Hol landsch en invloed op onze kunst na, terwijl hij eindelijk wees op te rugwerking van. onze kunst op de Duitsche (Libermann, Kalkreuth, etc.). De geschie denis onzer etskunst cn lithografie ver toont dergelijke invloeden, doch veel dui delijker en gemakkelijker te bestudeer en. Na nog gesproken te hebben over het vrijwel onontgonnen terrein van den in vloed der literatuur op onze moderne schil derkunst, eindigde spr. met, wederom aan de hand van talrijke afbeeldingen, dc ont wikkeling van Albert Neuliuys' kunst te karakteriseer en en dc methode van het daarbij gedane onderzoek in het licht te stellen. Spr.'s boeiende en aangenaam voorge dragen verhandeling werd niet aandacht gevolgd. Over do Indische 1 c e n i r. g schrijft het „FINANCIEEL WEEKBLAD YOOB DEN FONDSE N il AN DEL" nog Aan de Indische leering heeft de bankiers- groep onder leiding, van d: Ned. Ilan- d el-Maatschappij, <ie Ned.-Ind. Handelsbank en do Ned.-ind. Escompto-Maatsc-happij één en een kwart millioen gal len verdiend. Do overname-koers bedroeg 9-5 pCt, de inschrijvingsprijs 97 pCt-, alzoo de winst 9795 2 pCt., d. i. op f62'/s milhoen juist f 1,250,000. in antwoo'rd op een vraag van het Kamerlid Van Vuuren, heeft de Mi nister van Koloniën dit medegedeeld. Verontwaardiging bij de „NIEUWE R OTTER D A M S C HE COURANT". Zóó veel geld streken de hoeren op roept het blad uit en dan redden ze nog de onbeschaamdheid om <ie hulp dor pers te vragen, bij het pLiac^cn der leeningEn het „TIAN BELSBLV?>" han-rt zich, om, rij het ietwat gematigder,, den kreet uit Rotterdam te weergalmen, schrijvend: „Ook onzerzijds betrc-urcn vrij het, dat do emitteererrie waar haar-diensten geen louter pat i-Ws-a Ic&r&ki.r herben gr- had, het oir baar Lie it geacht, in cie Ders de groote trom voor de Lening ta doen roeren." De haute finance kan wel een standje lijden: haar huid is niet van de teerste, haar kerfstok niet van de gaafste. Heeft zij heden geen kastijding verdiend, can loch zeker gister n wil. Zoo denkt het pu bliek er over en berisping der groote geld- wereld vindt dan ook doorgaans oen dank baar en instemmend gehoor. Daarentegen wordt hem, di9 zich a!s haar verdediger opwerkt, allicht corruptie en oogendienarij verweten. Dit kan ons echter niet weer houden te verklaren, dat wij bij de ban- kiersgroep der Indische leenmg geen schuld kunnen vinden. Dat do overname-prijs te laag was gesteld, staat bij ons volstrekt niet als een paal boven water. Om daar over to kunnen oordeelen, dienen wj eerst het risico te kennen, dat door de groep werd aanvaard en hetwelk uit de tot dus ver beschikbare gegevens nog niet valt op to maken. Is hot waar, wat de „N. R. Ct." zeif mededeelt *dat drie dagen vóór den eersten inschrijvingsdag do geheeie leening vast was overgenomen, dan moet liet geleopen risico ari zéér belangrijk wor den aangemerkt. Stellen we bijv., dat niet voor 130, maar voor 13 milJioen gulden waro ingeschreven, dan zon -.'e groep met f50 mïllioen Indische schuldbrieven zijn blijven zitten, kostende netto 941/2 pCt. (n.l. 95 pCt. minus de 2 pCt. winst op f 13 ir.il- lioen). Hoeveel 'daarop in geval ons land alsnog in den wereldoorlog verwikkeld mocht raken wat de Hemel verhoede! zou kunnen zijn verloren, is moeilijk te zeg gen. Zeker echter méér dan de som, die thans om het beeld der „N. R. Ct." te citeeren „aan den strijkstok is blijven hangen." Men stare zich niet blind op het groote bedrag der winst, men zie ook naar het zéér grooto bedrag der leening. Wh men nochtans deze overwegingen voor niets tellen, dan kan toch het verwijt, van de leening op onereuze voorwaarden te heb ben afgesloten, geen ander dan den Minister van Koloniën treffen, aan wiens handen Indië's belangen zijn toevertrouwd. Bankiers zijn kooplui op winst bedacht. Wisten dar de „N. R. Ct." en het „Alg. Hbld." nog niet: Meenden zij, dat al die namen van banken en bankiersfirma's op het pre» pectus niets dan vaderlandslievendheid be duidden: Waren zij d?.n ganschelijk onkun dig van wat daaromtrent in de financieele pers was openbaar gemaakt? En wat nu hst beroep op de medewerking der pers betreft voor een leening, die reeds gegarandeerd was, ook daarvan vermogen wy de onbetamelijkheid niet in te zien. Indië was niet geholpen met het geld al léén; het behoefde óók het succes, dat siechts door de uiterste inspanning van ue voorhanden drijfkrachten kon worden ver kregen en dat thans dank zij aller steun van de kolonie een geaccre li teerden Staat heeft gemaakt, welke in den ver volge op gunstige voorwaarden zal kur.ncn leeneh. In zooverre heeft de pers, ook de „N. R. Ct" wel degelijk voor Indié gewerkt en zou zij niet anders hebben mogen hande len, al ware zij minder vreemdelingen in Jeruzalem gebleken. Dat zij daarbij tevens de bankiersgroep een zoet winstje hielp binnenhalen, behoeft haar niet te spijten. Ook het bankierssuc- ces is voor Inaïë niet verloren. Naar aanleiding van het artikel in <le „NIEUWE ROTTERD. COURANT" over hot besluit van de Doopsgezinden tc Fra- ncker om het Avondmaal af tc schaf fen, schrijft het „WEEKBLAD VOOR DE VRIJZINNIGE HERVORMDEN": „Wij betwijfelen, of juist tegenwoordig Bet onder de Doopsgezinden te Franckee open lijk aan de orde gestelde punt heimelijk wordt overwogen in tal van gemeenten, en of gerust mag worden verklaard, dat hun voorstel een groot deel der vrijzinnig-gods- dienstigen uit het hart is gegrepen. Wel achten wij het onbetwistbaar, dat betrek ke'ijk vele vrijzinnigen tamelijk koud staan tegenover de Avondmaalsviering, en weinig behoofcè gevoelen, er aan deel to nomen. Wij rncenen echter, dat deze over het alge meen geen afschaffing or van verlangen, om dat zij anderen, die cr wel op gestold zijn, cr niet van willen berooven, terwijl zij im mers zelf vrij zijn, zich van deelneming te onthouden. En dat schijnt ons niet meer dan rationeel en een plicht der verdraagzaam heid." Zelfs zou de redacteur van het Weekblad afschaffing van heb Avondmaal een verar- i ming vindon. j „DE HERAUT" schrijft: I „Onbekend was; clit alles natuurlijk niet. In de Vrije Gemeente te Amsterdam heeft men geen Doop en Avondmaalsbcdiening ook lean men in de afdeelingon van den Protestantenbond het best buiten deze sa cramenten stellen. Maar wol is het een tee kenend feit, dat men thans ook in de Chris- telijke Kerk, waar deze sacramenten nog altoos heilig gehouden wcrclen, ze nu uit religieus fanatisme afschaffen wil. Onder de leuze, „men doet geen nieuwen wijn in oude lederen zakken", treedt het rr.odcr- i r.ismc op, om met den beitel weg te hakken en met den moker te morzel to -slaan al wat nog aan het „oude" Christendom her inneren zou. Voor geen instelling van Chris tus, voor geen traditie van eeuwen, voor geen gemeenschappelijk geloof van heel c!o Christelijke Kerk heeft men eerbied. Tot op het fundament toe moet de tempel worde afgebroken, waarin geslacht na geslacht God verheerlijkt heeft, om plaats te maken voor een gebouw van nicuw-modische structuur, waarin geen plaats meer is voor doopvont en avondmaalsdioch, maar alleen voor een preokstoél met daarop een modernen domi nee. Zelfs wordt dit zoogenaamd vrijzinnige Christendom in zijn formalisme onverdraag zamer dan de steilste orthodoxie. Of een goed deel der gemeente nog aan het Avond maal heoht cn het behouden wil, doe-t er niet toe; de meerderheid beslist cn schaft niet alleen voor zichzelf, maar voor heel de gemeente het Avondmaal af. Wie daarmee niet tevreden is, mag toezien. Consequent is dit snort modernisme zeker. Consequenter dan het halfslachtige moder nisme, dat van Doop en Avondmaal als Christelijke Sacramenten natuurlijk niets weten wil, maar toch beiden nog wel als „symbolen" behouden wil, omdat het gods dienstig gemeenschapsleven het nu eenmaal niot buiten symbolen en liturgische hande lingen stellen kan. Want zoo wordt onder een schoonen schijn de goegemeente ver schalkt. Ze meent nc-g haar Sacramenten te behouden en ze krijgt alleen een uitgeboorde schaal. Maar al is het consequente moder nisme eerlijker on oprechter, het toont ook, met wat niets ontzien den haat het tegen dc instellingen van Christus gekant is. Daarom mogen onze broeders in de Her vormde Kerk, wel toezien en geen oogenblik in hun strijd tegen het modernisme versa gen. Het gaat niet om de vrijheid van cons ciëntie, niet cm de eerbiediging van ieders overtuiging, maar om het behoud van hot Christelijk karakter der Kerk. Wat te Franekor openlijk geschiedde, leeft het is thans openlijk gezegdheimelijk in veler harten, en straks zal men wel zien, hoe liet voorbeeld, te Franoker gegeven, in menige moderne gemeente in de Hervormde Kerk navolging vindt. En een Kerk, die zelfs het heilige sacra ment van het Avondmaal afschaft, heeft, niet alleen aan Christus' gebod zich vergrepen, maar heeft feitelijk met de Christelijke Kerk gebroken". In „HET GENOOTSCHAPSBLAD", orgaan van het Nederl. Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen, komt een artikel voor over voorwaar- delijke veroordceling: Wij mogen het den Minister van Justitie als bewonderenswaardig initiatief aanreke- nen, dat hij in deze troebelen tijden zich te I oogsten heeft gezet cn de voorwaardelijke veroordeeling voor aanneming rijp i heeft binnengehaald. Het academisch debat, dat gedurende eenigo dagen in de Tweede Kamer gewoed heeft en dat eindigde in een aanneming van hot ontwerpwet met zoo overgroote meer dorheid, heeft bewezen, dat het nieuwe instituut» zoo al niet eenstemmig en zonder reserves bewonderd, toch al bur. ge reoht ond'?r de ontwikkelden vnn ons land verkregen heeft. Voor den reclasscoringsarbeid is do nieuwe wet (de Eerste Kamer zal haar wel niet tegenhouden) van het grootst denk bare belang. Wij zullen voortaan niet meer zoo talrijk in de gevangenis aantreffen do mannen en vrouwen, van wie wij plachten te vragen: „Wat doon zij eigenlijk hier?" En liet aantal personen, die, na een kort© straf, getroffen werden door dikwijls veel zwaarder maatschappelijke moeilijkheden als gevolg daarvan, zal eveneens sterk ver minderen. Maar wellicht het allermeest heb ben wij reden tot vreugde, omdat het insti tuut der voorwaardelijke veroordccéing is rangenomen in den vorm, waarin aan den reclasseeringsarbeid officieole erkenning wordt gegeven en medewerking aan de uit voering der wet wordt toegestaan. En verder Weinig strafrechtelijke maatregelen zijn in hun uitslag zoozeer afhankelijk van den goeden wil en dc belangstelling van heel het volk. De wijze, waarop de voorwaarde lijk? veroordeelden in de bevolking worden j opgenomen, is beslissend voor heb resultaafc van. dc wet. Wij kunnen, door ons instil nu van werkende leden, in hooge mate, cr too bijdragen het volk tot de wet cn de wet tot het volk to brengen. Dc organisatie cn het lovend houden van dit instituut zal eenigo inspanning van ons vergen Maar wij moe'én ssiet vergeten, dat van ons thans gevraagd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5