N®. 16891 ^atei'dag NXaart. A0. 1915. Brieven van esn Leidenaar. Persoverzicht. tegen Besmetting. HEea'Jste 13Iacl. EEgssr lil' DXXI1L I In mijn 5221sten Brief heb ik mij tot tolk gemaakt van de velen onder mijn mede burgers, voornamelijk onder de arbeiders, kleinen burger- en ambtenarenstand, die in dezen algemeenen duren tijd luide klagen over do hooge broodprijzen. Niet om den bakkers onaangenaam to zijn en allerminst om wantrouwen to wekken in het beleid van do overheid, docli alleen en zoo mogelijk het algemeen belang te dienen, heb ik toen de vraag gesteld of do broodprijzen in deze dagen van een alge meen© duurt-e niet te hoog waren. Met do financieelo resultaten van enkelo bakkersbedrijven over Ï914 voor oogen, die men in deze tijden wel schitterend kan noemen, stelde ik de'vraag, schuchter wei is waar, maar ik stelde haar toch, in de hoop, dat er uit do kringen 'der, bakkers zelf (bewijzen zouden worden geleverd, dat do bakkersbedrijven in deze benarde tijden niet zoo loonend zijn als "door de velen^ .waarvan ïk de spreektrompet was, werit verondersteld. Geschiedde dit, 'dan zouden daardoor de klachten over het te dure brood verstommen; men zou er zich bij neerleggen als bij een droeve noodzakelijk heid. Helaas, de gegevens bleven uit. Wel kwam een huismoeder uit den arbeiders stand over een ondergeschikt punt mij op heldering geven en bevestigde daarmede na der, dat het in die kringen ook in Leiden danig begint te spannen; wel ontving ik persoonlek verwijten met betrekking tot mijn .ondeskundigheid in dezen en werden mij enkele gegevens verstrekt, welke echter grootendeels waarde misten, omdat ik ze niet mocht publiceeren. Gelukkig komt, zij bet dan ook juist een week later, een ant woord op mijn beschouwingen; een antwoord evenwel, wraarover ik eenigszins teleurge steld ben, vooral ter wille van de ondertee- kening. Zeker, ik acht mr. Libourel hoog en liad ik in den gewraakten Brief gegrasduind iu den notarieelen akker of mij begeven op eenig rechtskundig gebied, ik zou van hem1, Eils scherpzinnig juist, vooral doorkneed in de zaken V3n het notariaat, het hoofd ge bogen hebben: Doch in dit geval kan ik hem niet a's autoriteit erkennen, ook al weet ik, dat hij a-s onbezoldigd commies-redac teur onzjn burgemeester in deze moeilijke cn drukke tijden mede bij het vaststellen van de maximumprijzen der levensmiddelen, terzijde staat. Dc gegeven.-, moeten ook hem worden, ver strekt door do mannen der practijk en ver- [moodelrjk geschiedt dit wel door hen, in .wier persoonlijk belang het is, dat de maxi- jnum-broodprijzen, met het oog op het be drijf, eerder te hoog dan te laag worden gesteld. Ik kan, het stuk van mr. L. besprekende, jr.et het oog op de mij toebedeelde ruimte, ir.ij alleen -tot het zakelijke bepalen. Bij do vaststelling van den maximumprijs, had mea er op te letten, dat ook de kleine bakkerspatroons een billijke winst maken, zegt mr. L. Ik zou, wanneer de uit den aard der zaak minder economisch werkende kleine bakkerijen in den knel kwamen, een der eersten zijn, om voor deze kleine patroons in de bres te springen. Inderdaad, dat zou ik; maar niet door voor te stellen dej broodprijzen zoo hoog te houden, dat het algemeen er het slachtoffer van werd. Het is nu eenmaal in onze samengestelde maatschappij zoo, dat bijzondere belangen ondergeschikt worden gemaakt aan het alge meen belang. Om een beurtscheepje of een omnibusdionst in stand te houden, houdt men toch ook niet den aanleg van een tram of spoorwegverbinding tegen? Weet de heer L. niet, dat de Leidsohö Broodfabriek, welke door hoogstaande Leid- ISthe ingezetenen, waaronder, die ook hem taastaan, is opgericht, oorzaak is geweest, 'flat tal van kleine bakkerspatroons het bijl tje er bij hebben moeten neerleggen en .velen hunner zich moesten tevreden stellen ■jmet depothouder to worden der Broodfa briek? En toch zal niemand durven ontkennen, dat do Leidscho Broodfabriek, ook ondanks 'do grooto winsten, die zij heeft gemaakt, leen zegen voor de Leidsche arbeidersbe volking iï geweest, doordat zij goed en goed koop brood leverde en nog levert, en haar oprichting beklagen. Mr. L. zal in zijn bovengenoemde kwa liteit ook wel weten, dat ten gevolge .van [den hoogen inkoopsprijs van de melk, reeds kleine melkventers hun bedrijf hebben moe- 'ten stop zetten, omdat bij den geringen ■omzet do verdiensten niet een voldoende be staan opleveren. Ik vind, dit jammer, maar zou t«och niet wenschen, dat wij daarom de melkprijzen voor alle Leidenaars duurder maakten. Dio menschen moeten geholpen worden •en bedrieg ik m*jj niet. dan ligt het ook 'in de bedoeling van de oprichters van het Kon. Nat Steuncomité, om hier reddend 'tussclienbéïdo te komen. Do lieer L. spreekt van een billijke 'winst. Dat is een rekbaar begrip. Vat men Üit zoo op, dat een heel kleine patroon imot een luttelen omzet een behoorlijk be staan heeft, dan leidt dit er toe, dat groote [zaken een groote winst maken. Ei het was ■juist m'ij.i vraag of men bij het vaststellen (Fan de maximum-broodprijzen zich tegen over het talrijk en dikwijls noodlijdend pu bliek zich verantwoord kan achten dezc-a maatstaf aan te leggen? Het antwoord, daarop door mr. L. ge geven, is m.i. niet bevredigend. Voordat ik de berekeningen, die de heer L. geeft, aan een korte kritiek onderwerp, een enkele mededeeling in verband met de vergelijking !die de schrijver geeft over den toestand in do bakkersbedrijven vóór, en na de de vaststelling van de maximumprijzen. Toen was, volgens een statisliekjo ia een der jaarverslagen van den Leidschen keu ringsdienst, het gemiddeld gewicht slechts 425 gram (waar echter het brood van de 4(Leidschc Broodfabriek steeds ver boven uitstak), on nu moet het wittebrood 450 gram wegen. Maar wat verdiende een bak ker toen ook? Iemand, die heel na staat tot den keuringsdienst, vertelde mij eens, dat hij, met .een kleinen bakkerspatroon over zwaarder maken van het brood sprekend, tot de berekening kwam, dat 's mans bruto-winst per jaar f6000 bedroeg. Veel ging daar niet af. Onze bakker keek vreemd op, dat zijn inkomen zoo ongeveer gelijk stond met dat van een professor, die zijn maximum bereikt reikt heeft. „Maar mijn berekening," roept de heer L. uit, „staaft toch mijn beweren?" Nu heb ik ook voor mij liggen twee be rekeningen, één omtrent wittebrood en één betreffende tarwebrood, mij door een uitne mend deskundige, man van het vak, hoofd van een groot bedrijf, verstrekt, waarvan do uitkomsten echter niet overeenkomen met die van den heer L. Ik heb op het oogen- blik nog niet de vrijheid deze staatjes te publiceeren, doch ik kan den heer L. toch reeds verzekeren, dat zyn beweren, als zou men uit 10D K.G. bloem en meel ongeveer 150 brooden bakken, geen juiste voorstelling der zaak geeft. Het komt hier op precisee ring aan. Mijn berekening geeft minstens 156 brooden van 0.9 K.G. Dat geeft reeds een verschil van zesmaal f0,23 is £1.38 per 100 K.G. meel, of op 10 baaltjes al f 13.80 meer. Ik zal het hier voorloopig bij laten, doch wil besluiten met enkele mededeelingen, mij welwillend verstrekt door den directeur van de Leidsche Broodfabriek. Allereerst, dat, indien de fabriek niet uit een belangrijk reservefonds kon putten en gelukkige inkoopen had gedaan, het dividend zeker dit'jaar niet meer dali 3 h 4 pCt. zou hebben bedragen. Maar dit bewijst nog niet, dat in bet algemeen de winsten zoo gering zijn. De directeur schrijft mij verder: Wenschfc de L. B. F. de kwaliteit van haar broodsoor ten te verminderen (uit een persoonlijk onder zoek in de boeken bleek mg, dat alle grond stoffen van eerste kwaliteit zijn), zoomede )een gewicht te verschaffen, zooals de ge meentelijke verordening dit -voorschrijft, dus haar broodsoorten in kwaliteit en gewicht to doen overeenkomen, met die, bij velo bakkers gebruikelijk, dan zal zij haar brood soorten minstens twee cents per nege n ons lager in prijs kunnen stellen. Blijkt daaruit nu niet, dat een groot deel der Leidsche bevolking, dat niet van de Leidsche Broodfabriek of daarmee gelijk staande inrichtingen het brood betrekt, thans nog het brood twee cents te duur betaalt? Dit is voor een gemiddeld gezin, dat dage lijks zes brooden gebruikt, f 0.84 per week. Had ik, hoewel leek, alzoo geen recht tot het schrijven van mijn 521sten Brief? Waar do directie van de L. B. F. mij op welwillende» wijze en zoo eerlijk inzicht in haar in allo opzichten uitnemende zaak gunde, wil ik namens haar gaarne aan de ingezetenen en voornamelijk aan de huis moeders een mededeeling doen en tot haar eon verzoek richten: Do mededeeling bestaat hierin, dat in de L. B. F. zoovele kleino broodjes broodjes van ongeveer één vierde K.G., als kleine knipjes en halve bakjes worden gebakkon, hetgeen in steeds meerdere mate toeneemt. Het bakken van deze kleine broodjes kost zeer veel tijd, waardoor meer dere werkkrachten vereischt worden, daar door meer loon nvoet worden uitbetaald en hierdoor juist de broodprijs noodzakelijk ook wordt verhoogd. Daarom wordt openlijk v e r- zocht, niet meer kleine broodjes te be stellen dan hoog noodig is, en daarvoor in do plaats te nemen brooden van ongeveer één half of nog liever van ongeveer 1 K.G. per stuk. Zoo de huismoeders hierin mede werken, zal de broodprijs tijdelijk ook nog eenigszins kunnen dalen. Onder het hoofd Legerverster- k i n g zegt de „NIEUWE ROTTERDAM- SCHE COURANT" Er komt e-enige kentering in do publieke mecning. Nog niet lang geleden, toen de, sedert wet geworden, ontwerpen aanhan gig waren tot verlenging van het dienst verband van de oudsto militie en landweer- liohtingcn was er verzet. Geen groot ver zot, en do ontwerpen zijn per slot van rekening met nagenoeg algemeen© stom men aangonomen maar or was toch een zekere weifeling merkbaar, of deze ver zwaring A an dienst wel noodig was. Sinds dien zijn twee nieuwe ontwerpen bij de Kamer aanhangig gemaakt. Het oeno strekt., om de militie-lichting-1916 in haar geheel, dat wil zeggen zonder loting vervroegd tot oefening to kunnen onder do wapenen roepenhot andere hoeft ten doel, do geoefenden van eenigo oudere lichtingen, dio volgens, de bestaande wet telijke voorschriften voor militaren dienst rriet meer in aanmerking kunnen worden gebracht, niettemin, als do nood aan den man komen n:>cht, nog bij den landstorm to kunnen indeèlen. En nu gaan er, juist anders, dan enkele maanden geleden, stemmen op, niet om dat deze voorstellen te veel zouden èisohen, doch omdat zij naar sommiger meening niet ver genoeg gaan. Zoo zijn de opvatttingen aan het keerenonder den indruk van de gebeurtenissen der laat ste weken is blijkbaar het - besef van den ernst der tijden meer en meer gemeen goed aan het worden. Men leert inzien, dat, hoezeer wij ook hopen, dat ons land bui ten den oorlog zal mogen blijven, het ge vaar dreigend blijft, en dat, hoe langer de oorlog duurt, voor het toekomstig lot van ons land steeds meer onze militaire macht naast die van onze diplomatie aan betec- kenis wint. Met deze laatsto opmerking wordt niets te kort gedaan aan het talent van onzen Minister van Buitenlandsche Zaken. Maar het is onmiskenbaar, dat, bij do ontwikke- -Tio 'uossiuo^moqoS QStp-iooAvuoSog, xop STcitj ze diplomatie, zal zij zich krachtig kunnen uiten, onvermijdelijk een steeds beter ge organiseerd, paraat leger in den rug keb- en moet. En aangezien nu, naarmate èn Engeland, èn Duitschland, èn België, èn Frankrijk meer manschappen het veld in sturen, relatief ons leger aan beteeke- nis zou verliezen, moet er ons alles aan ge legen zijn, ons leger voortdurend te ver- serken, opdat óók bij de sedert het begin van den oorlog gewijzigd© krachten der oorlogvoerende legers, de neutraliteit van ons land door alle partijen op prijs gesteld worden kan, en onze weermacht niet als een quantitc negligeablo zal worden ge acht. Wamneer ons leger een wapen blijft-, dat, ook bij de kracht der versterkte oor logvoerende legers, geen cfer strijden do partijen met onverschilligheid zal kunnen beschouwen, behoudt het woord van onze diplomatie gezag, en wordt do zekerheid geschapen, dat over het lot van ons land niet buiten onszelven om zal kunnen wor- beslist. Daarom blijft het noodzakelijk, dat onze wapenmacht verder ontwikkeld wordt, en de kracht daarvan zooveel mogelijk ver groot. Dat dit hoe langer hoe meer inge zien wordt, is een verblijdend verschijn sel. Alleen, men had mogen hopen, dat daarvan op andere wijze zou zijn geble ken, dan door woorden, en ingezonden stukjes in de courant. Er lcopen vele tien duizenden jonge mannn-en rond, van wie men een daad had verwacht, de éénige daad, waarmede .zij hun vaderland waar lijk konden dienen. Hoe luttel is echter het aantal vrijwilligers gebleven En er is zooveel verschot voor vrijwilli gers. Enkelo cijfers. Do ingeschrevenen voor do lichting 1913, waaromtrent kort geleden de getallen bekend zijn ge maakt, bedroegen 58,749. Daarvan zijn er slechts 22,384 bij de lichting ingelijfd (1225 waren reedü vrijwillig in dienst bij de zee macht). Ongeveer 17,000 man is afgekeurd, of was van den dienst uitgesloten. Duim 10,000 zijn wegens broederdienst vrijge steld, om en bij 2500 om andere redenen. 28,845 hebben er aan do loting deelgeno men. Er zijn dus ongeveer G300 gezonde, krachtige mannen vrijgeloot. Neemt men aan, dat er onder do wegens broederdienst vrijgestelden, toch zeker een 5500 voor den dienst volkomen geschikte mannen zullen zijn, dan geeft dus alléén liet jaar 1913 een verschot van ten minste 12,000 man, die voor versterking van het leger in aan merking zouden komen, en moesten wen schen te komen. De gepensioneerde kapitein der infante rie G. Pol vliet heeft in een, door do vcr- eeniging „Volksweerbaarheid" uitgegeven vlugschrift een schots gegeven, volgens welke binnen korten tijd ons leger een aanmerkelijko versterking zou kunnen on dergaan. In dit zeer lezenswaardig ge schrift, waarvan wij ccnige dagen geleden een overzicht hebben gegeven, wordt ook do vraag gesteld, of er niet aanleiding zou zijn bijwijze van noodmaatregel althans degenen van do lichtingen 1914, 1913, 1912, enz., die vrijgeloot zijn, alsnog onder de wapenen te roepen, en te gaan oefenen, om er een nuttige versterking van ons lé ger van te maken. Do denkbeelden van kapitein Pol vliet zijn ook op dit punt overweging alleszins waard. Maar dan moge tevens overlegd wor den, of er inderdaad in de tegenwoordige omstandigheden nog maar steeds reden is, do vrijstellingen, wegens broederdienst to laten voortbestaan. Heeft deze vrijstelling haar tijd thans niet uitgeleefd? Het komt ons zoo voor Met de beide •thans aanhangige noodwetjes ter verster king van het leger mag nog hot laatsto woord geenszins gesproken zijn. Er is in ons volk nog een reserve van tien duizen den jongo, krachtige mannen, waar do Re- georing binnenkort do hand op inogo leg gen. Hoe langer de oorlog duurt, hoe ster- kor do noodzaak wordt, dat daartoe zal worden overgegaan. Voor lang dralen is geen zin. En zou niet oen noodwet, waardoor do j ongo mannen tot hun plicht worden ge- roepon, die aan den oproep tot vrijwillige dienstneming geen gehoor hebben gegeven, op algemeen© bijval kuimresn rekenen Zooals men weet, heeft de commissie van voordracht voor de benoeming van hoogleeraar in de godgeleerd heid vanwege de Ned.-Herv. Kerk in baar. vergadering van 10 en 11 Maart het vol- gendo alphabetisch gestelde, drietal opge maakt: dr. W. J. Aalders, predikant te Beesd, P. de Buck, predikant te Leeuwarden, dr. A. Eekhof, buitengewoon hoogleeraar te Leiden. Het „WEEKBLAD YÖ0R DE YRIJZ.- HERYORMDEN" schrijft naar aanleiding van deze voordracht: Dr. Aalders is hoofdredacteur van de „XED. KERKBODE", welk blad het or gaan der etkischen m,oet heeten, al is het dat niet in letterlijken zin, daar de etiii- schen niet afzonderlijk zijn georganiseerd zooals confessioneelen en gereformeerden. Hij w.rdigerekeid 1o de etkischen. Wettiatl hij aan hun rechtervleugel, en worden hem; door sommigen confessioneel© sympathieën toegeschreven, maar hij) wordt toch gere kend tot de etehischen. De heer De Buck is evangelisch. En dr. Eekhof behoort, naar wij verne men tot de confessioneelen. 1 Zulk een gemengd drietal is een uitzon dering. Daar de Synode, die de benoeming heeft te doen; aan het voorgedragen drietal ge bonden is, en men niet in de eerste plaats pleegt te letten op bekwaamheid cn ge schiktheid, maar op de richting, is het regel, Idat de Commissie van voordracht over de richting beslist, door drie personen van de zelfde richting voor te dragen. Dat dit thans niet is gebeurd, valt hier uit te verklaren, dat de verschillende frac ties, waartoe de elf leden der Commissie behooren, geen combinatie hebben kunnen vormen, die de meerderheid had, en be reid was, samen te werken in het belang van ééne richting. .Van de zes orthodoxe leden heeft blijk baar niemand kunnen besluiten, een moderne te stemmen, maar is wel ten minste één meegegaan op een candidaat der evangeli- schen. Zoodoende ïs geen moderne, maar wel een evangelische op liet drietal gekomen. En de etkischen zijn blijkbaar niet bereid geweest, meer dan één confessioneel op het tal te helpen brengen, terwijl er ook voor Jdrie ethiscken geen meerderheid te vin den was. Terwijl anders bij de benoeming 'dé rich ting reeds vaststaat, en de Synode de keuzo heeft van den persoon, zal dus nu de Sy node oyer de richting moeten beslissen, en ongetwijfeld ook uitsluitend met de richting rekening houden. Juist daarom is het niet gewaagd te zeg gen, dat hoogstwaarschijnlijk bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid zal halen, en dat bij herstemming dr. Aalders zal worden benoemd. Over verhuren van zitplaat sen schrijft prof. Bouman in „DE BAZUIN" o.a. Geen handel in de kerk. Heb is dan ook beslist af te keuren, zooals op menige plaats geschiedt, dat de plaatsen bij opbod aan d!en meestbiedende verhuurd worden. Niet al leen, dat dan de prijs van een zitplaats be paald wordt door een zekere concurrentie van menschen, dio tegen elkander opbieden, hetwelk reeds op zichzelf af te keuren is in het kerkelijke, maar ook omdat dliti systeem tot allerlei onaangename verhoudingen aan leiding kan geven. Voorüs heeft, dit systeem ook het gewichigo bezwaar, dat rijke men schen met de beste plaatsen weggaan, en dat arme menschen zioh moeten vergenoe gen met hetgeen er overblijft. En dit is in strijd met de eenheid en do gelijkheid der broodcren en zusteren voor hot aangoricht Gods. Maar niet af te kou re n is, dat de Ker- koraad aan de leden der Kerk een plaats aan wijst, en dat de leden daarvoot beta len naar den welstand, dien God gegeven heeft, in dien zin i3 plaatsonverhuring veel beter dan geheel vrije zitplaatsen. Im mers het moet zooveel mogelijk bevorderd worden, dat de locDen der gemeente ge- zinsgowijzo zitten in de vergadering der geloovigen. Plaatsenverhuring is in vele kerken noodig ter wille van het geld. Dit is geen oer voor velo Gercf. Kcrkon, er zijn kerken waar do verhuring niet noodig is waar zelfs geen collecte, gehouden wórdt voor de behoeften dei' Kerk, en waar al lo kerkelijke inkomsten bestreden worden door vrijwillige bijdragen, die wekelijks of maandelijks of jaarlijks worden opge haald Het verhuren van zitplaatsen kan wor den goedgekeurd op deze voorwaarden, dat er ruimte genoeg overblijft voor de vreemdelingen, eai do verloren schare, •die men zoo gaarne wil toebrengen, en dat men tevens zorg draagt-, dat de armen een goede plaats hebben in het Huis des Hce- KKCÏ, AMIES, h 40 Cents per regel. aormamint-Tablettenl vernietigen de becterien van verkoudheid, .nfluenza, anS,na' roodvonk enz I" mond en keel en beschermen Generaal De Wet. Volgens een bericht uit Johannesburg ge looft men te Bloemfontein, dab er wegens den zenuwachtiger toestand van Christiaaa de Wet een verzoek zal worden gedaan, henf tegen eeu waarborgsom voorloopig op vrije voeten te laten. Zondag j.l. werd Do Wet een uurtje buiten de gevangenis gelaten. Vergezeld van zijn vrouw, reed bij in eea auto naar een particulier ziekenhuis, waan zijn dochter een operatie moet ondergaan. In de laatste dagen van Februari is, zoo- al3 men weet, te Bloemfontein het geding begonnen tegen Cliristiaan do Wet en eenigo andere z.g. rebellen. Het gerechtshof te Bloemfontein zoo meldde de „Times"- correspondent to Kaapstad d.d. 28 Febrouari was gedurende het proces stampvol met aanhangers van de beklaagden. Onder hen waren mevrouw De Wet en haar dochter (die met Maritz gehuwd is). Zjj waren bei den geheel in het zwart gekleed. De beklaagden kregen op verzoek van bun verdediger verlof do beklaagdenbank te ver laten en naast kun advocaat plaats te ne- inen. Getuige Steenkarap Vertelde, dat hij De Wet bad aangesproken over den voorgeno men opstand tegen de regeeriag. De Wet had geantwoord: „Ja, dat zijn we van plan." „Dat is rebellie, zooals je weet," had Steen- kamp gezegd en De Wet had verklaard, dat hij dat zeer goed wist. Maar zij konden ziiet langer met de politiek van de regee ring meegaan, vervolgde bij. Zij baddek Botha cn Smuts bezocht, maar liet hielp niets. De getuige had er uit begrepen, dat de grief van De Wet de campagne tegen Duitsch Zukl-West-Afrika was. Hij zeide, dat de Duitscher.? hem niets hadden gedaan oa dat hij niet inzag, waarom' de regeering hen moest aanvallen. Steenkamp betoogde tegenover De Wet, dat een verschil van meening met de regee ring teD opzichte van haar politiek geeit rechtvaardiging was voor een opstand, maar De Wet was hot daarmee niet eens. De „re bellen," zei hij, hadden eindelijk besloten, zelf de zaak ter hand te nemen. De Wet aldus de „Times"-correspon- dent had blijkbaar geloofd wat Maritz hem had verteld omtrent de krachtige Duit- sche hulp, die hun bij hun onderneming zou worden verleend. Men liad hem verteld, dat do Duitschers 60,000 geweren gereed hiel den voor de „opstandelingen." „Het is mogelijk," had hij eens tot iemand gezegd, ;,dat de Duitschers dat getal eea bcetjo te hoog hebben genoemd," maar van 30.000 geweren was hij zeker. Belangrijker zijn de besprekingen, die ge voerd werden tusschen de regeering en de „rebellenaanvoerders" aan den eenen kant e:i tusschen De Wet en Hertzog (en an dere politieke leiders) na het uitbreken van den opstand," aan de andere zjjde. De Wet had een bezoek gebracht aan generaal Hertzog. Deze had hem een brief getoond, die door generaal Botha aan pre sident Steyn was gezonden, en ook het ant woord daarop. Hertzog had dezen brief niet aan De Wet gegeven, omdat het een par ticulier schrijven was. De Wet had daarop togen Hertzog gezegd: „Of ge mij die brie ven geeft of niet, ik zal er in ieder geval gebruik van maken." De Wet liad dan ook aan zrjn commando verteld, dat Botha eea brief aan Steyn had geschreven, waarin hi) hem verzocht, zjjn grooten invloed aan te wenden, om den opstand te voorkomen, die slechts tot bloedvergieten zou leiden. Botha zeide venier, dat hij' zich geheel machteloos voelde tegenover de groote ramp. die over het land was gekomen. Steyn zeide in zijn antwoord, dat hij herhaaldelijk de regeering had gewaarschuwd, maar deze had er niet naar geluisterd. Hij was te ziek, om zelf op reis te gaan en zond Hertzog als zijn vertegenwoordiger naar De Wet. De Wet had generaal Hertzog mondeling geant woord, omdat Hertzog een man was, die in liet donker kon wonlen vertrouwd en De Wet het dus niet noodig vond om te schrij ven. Het antwoord van De Wet aan Botha luid de kortweg, dat hij moest toegeven en de vestiging van een republiek moest goed vinden. Botha had toen De Wet, Beyers en Kemp een veilige reis naar Pretoria go-' vaarborgd, waar met de regeering kon wor den onderhandeld. Generaal Botha en gene raal Smuts, had De Wet daarop geantwoord, waren slim, maar hij was het zelf geluk kig ook. Zij konden evengoed als lirj we ten, want ze waren ook 'Boeren, dat een Boer op Commando niet stil wil zitten. Hjj moest vooruit of hij moest naar huis gaan. Generaal Botha, wilde hem voor een week of zoo van zijn commando afbrengc-n, zoo dat zijn mannen naar huis zouden keeren.' Zijl moesten weten, dat de taak volbracht moest worden. Hun voornemens was een republiek te vestigen en de Britsche vlag in Pretoria neer te halen. Zij! zouden zich bij Maritz voegen in Duitsch Zuid-Wcst- Afrika, geweren en kanonnen van do Duit schers krijgen en dan naar Pretoria trek ken, om daar de republiek nf te kondi gen en do vierkleur te hijschon. Volgens denzelfden getuige zou een van da burgers gevraagd hebben „of generaal Hertzog hen niet zou toespreken", waarop De Wet zou hebben geantwoord: „Ik hebt u reeds gezegd, dat Hertzog iu het donker kan worden vertrouwd. Hj is op zijn post Wij moeten oen man hebben, om in de po- litieko kringen voor ons te vochten en ge neraal Hertzog is de man, die dat zal doen." liet prones is na deze getuigenverhooren' verdaagd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 1