De Europeesche Oorlog. FEUILLETON. Sterke Bandon. X Het Opgraven van Lijken te Leuven. Een correspondent van de „Tijd" is te genwoordig geweest bij het opgraven der lijken van slachtoffers, die den 25sten en 26sten Augustus te Leuven rondom het standbeeld van Van de Weyer begraven waren. Hij deelt hieromtrent het volgende mede Toen ik op het terrein te Leuven aan kwam, was de kuil geopend en waren de eerste twee lijken er uitgetrokken. Pater Valerius Claes, de bewonderenswaardige eenvoudige Capucijner monnik, (reeds 96 lijken werden vroeger door bem opgegra ven) gehuld in witte doktersjas en voor zien van gummi handschoenen, haalde de lugubere overblijfselen van do mensche- lijke lichamen te voorschijn, daarbij ge holpen door Lucien Spéder. Het was eon indrukwekkend tooneel. De straten, uitkomende op het Stationsplein, waren door de politie afgezet-, zoodat het publiek op grooten afstand moest blijven j zelfs de Duitsohe soldaten mochten op do plaats der werkzaamheden niet blijven stilstaan. Een schildwacht bewaakte het graf der 16 Duitsohe soldaten, die eveneens achter het standbeeld een rust-plaats hadden gevon den. Puim 30 eenvoudig houten doodkis ten, geel geschilderd, stonden in de na^ bijhead van den kuil, om ieder lijk, nadat liet onderzocht was, terstond te kunnen opnemen en afsluiten. Gelukkig stond er nog al wind, want de lucht, die uit den kuil opsteeg, was schier ondraaglijk. De voorwerpen, op do lijken gevonden, werden in een grauweD zak gedaan met een nummer er op, welk num mer tevens op de kist werd geschreven van het daarin geschoven lijk. Twintig lichamen werden achtereenvolgens op de ze wijze behandeld, alle gekomen uit de zelfde groeve van nog geen vier kuhdeken meter inhoud. Met de grootste omzichtigheid moest w-orden gewerkt, want meestal was niet dadelijk to onderscheiden, bij welk lichaam hoofd, armen of beenen behoorden. De treurige inhoud van dezen mensohenontee rend en kuil vervulde al de aanwezigen rnet smartvolle ontzetting. Ik bemerkte hoe de Duitsohe kolonel Lubbert den bur gemeester ter zijde nam, en ik hoorde, hoe do kolonel de oogen strak op de groeve gericht-, met bewogen stem zeide„Het is onbegrijpelijk, zulk een resultaat te zien, en dan to weten, dat ons volk met zooveel zorg, zoo goed onderwijs en zoo veel beschaving is opgevoed". Het oprech te gezegde vervulde mij met evenveel deernis als deze uitspraak van zijn adju dant: ,,Ik ben blij, dat ik destijds daar niet bij ben geweest". Professor Maldague, die tijdens de ge beurtenissen in den morgeD van 26 Augus tus in Leuven was en toen, met zijn ge zicht naar het station gekeerd, tussohen de gevangenen stond, waarvan er telkens werden weggehaald en doodgeschoten, kon evenmin zijn diepe ontroering verbergen. Hem was dien noodlottdgen dag op straffe des doods verboden om te kijken, hoe de gruwelen plaats grepen, maar een vrouw, die naast hem stond, en in haar angst tóch omkeek, zag, hoe de weerlooze en ra- deloozo slachtoffers op den buik moesten gaan liggen en dan met een schot in het hoofd, den rug of den nek werden afge maakt. Inderdaad vertoonden verreweg de meeste lijken wonden, veroorzaakt door kogels, op zeer korten afstand afgescho ten, en persoonlijk kan ik vaststellen, dat van vele slachtoffers de 6chedel was ver brijzeld, alsof die met de kolf van 't ge weer was ingeslagen. De geneesheeren echter verklaarden, dat het bijna immer de uitwerking was der van dichtbij afge schoten kogels. Sommige der slachtoffers vertoonden wijders nog de sporen van ruw geweld, want niet zelden vond men vele bajonetwonden en kogelgaten in één lichaam, terwijl zelfs bij één nog een ge broken arm en been werden geconstateerd. Twee lichamen vertoonden in het geheel geen wonden, zoodat een latere lijkschou wing nog zal moeten uitmaken, of do dood al dan niet door verstikking hoeft plaats gehad. 13) Maar als. door een geheimzinnige macht er toe aangezet-, ging zij juist op den door haar ingeslagen weg voort. Zij begreep, dat haar gedrag hem prikkelde; dat het hem tusschen twee tegenstrijdige gewaarwordin gen wierp, tusschen berouw en zelfvoldoe ning, verdriet en hoop; maar dit was ook haar bedoeling. „Er Is zooveel, wat groot is, krachtig en edel in je karakter," vervolgde zij. „Je ziet alle dingen van een hooger standpunt dan wij, anderen, niet zoo kleingeestig in bijzon derheden, maai- met een vluggen blik alles in je opnemend. En jij kunt in geestdrift geraken over gevallen, waarop niemand had gelet, eer jij ons op het- bijzondere er van opmerkzaam hadt gemaakt. Dit is misschien een van de redenen, waarom je de menschen zoo tot je aantrekt. Weet Je, ik geloof eigenlijk, dat jij er voor geboren zijt om de menschen te leiden en iets nieer te zijn dan iedereen." Zonder haar in de rede te vallen had hij 'geluisterd, maar er bleef een harde trek op zijn gelaat en onder het loopen sloeg hij met zijn wandelstok telkens op het hooge 'gras. dat langs den dijk groeide. „Waarom zeg je rnjj dat nu?",vroeg hij. i,Voorheen heb je mij nooit zulke mooie dingen verteld." „O, tocli welu v Maar zij bedacht zich1. Misschien Was zij dat opzicht wel wat zuinig geweest. „Neen, nooit," hernam hij. „En thans kom Niet om aan te zien was de hartver scheurende droefheid van sommige familie leden, wier man, vader of zoon tot dusver te Leuven werd venniet en tevergeefs op gespoord. Sommigen bleven maandenlang nog de hoop koesteren, dat de vermisten zich door de vlucht naar het buitenland hadden kunnen redden of in een Duitsch kamp gevangen zaten. De weduwe Er- tryci werd al dadelijk diep teleurgesteld, toen eerst haar man van 60 jaar en daar na haar zoon van 27 jaar uit den dooden- put werden te doorschijn gehaald en on middellijk werden herkend aan de op de lijken gevonden voorwerpen. Na oen gewonden Belgischen soldaat met een Duit9cih verband om het been en tot nog toe niet herkend, vond met het lichaam van een knaap, naar schatting van plm. 35 jaar. Onnmddellijk kon men de iden titeit van <Je personen vaststellen. Het oog van de meesten onzer werd vochtig, toen er uit het modderige vestzakje van een jongen man een horloge te voorschijn kwam, dat, afgeveegd door Pater Clae9, tusschen het glas en wijzerplaat zuiver, rood bloed vertoonde, het-welx waarschijn lijk door bijkoming van een weinig water in vloeibaren toestand was bewaard ge bleven. En waarom beefden de handen van den griffier, die do voorwerpen moest opschrijven, op de lijken bevonden, toen hem werd opgegeven„een paar kleine kindorschoentj es Toen de kuil was geledigd, had men precies 20 lijken gevonden. Het was Don derdagavond 5 uur, en men besloot de onderzoekingen op Vrijdag 15 Januari voort te zetten. Die Vrijdagochtend bereidde ons op nieuw de grootste ontroering en do diep ste teleurstelling. Niet licht zulllen deze sombere dood- graverstooneelen te Leuven, die ik als de eenige journalist kon bijwonen, uit mijn geheugen gaan. Veel gruwelijks heb ik tijdens den oorlog in België meegemaakt, maar niets, dat mij zóó tot in het merg van mijn gebeente heeft aangegrepen als de opgraving der lijken van de beklagenswaardige slacht offers der Leuvensche gebeurtenissen Rooverbcndcn in Vlaanderen, Men schrijft ,ons uit Geeraards bergen ,,L' histoire se répète" Vlaanderen is een eeuw teruggedrongen in de geschie denis. Bij al dc ellende van den oorlog beleeft de rampzalige bevolking er weer volop de verschrikking van de „trainards" van 't Sanstulottciileger en van Baekelandt en zijn rooversbende van het vrij-bosch. Of er slechts één gróote of verschillende kleinere benden in het spel zijn, is nog niet uitgemaakt, maar op zeer veel plaat sen tusschen Geeraards bergen en Aalst, waar thans geen Duitsche soldaten meer zijn, hebben deze laatste weken de boeren last van roovers gehad. Overal gaan deze volgens hetzelfde sy steem te werk, dat geen ander is dan van de bandieten uit den ouden tijd: Bij ploe gen van vijf tot tien man dringen ze, met zwartgemaakt gezicht, de afgelegen wonin gen binnen, binden de verraste bewoners vast aan stoelen of op hun bed en eischen onder de gruwelijkste bedreigingen, dat men hun het verborgen geld wijze. En dan nemen ze ook alles mee wat maar eenige waarde voor h^n heeft. Op sommige plaatsen werden boerderijen letterlijk leeggehaald door zeer sterke, van alle inbrekersgered, wapenen en zelfs voertuigen voorziene benden. Zoo drongen te Impe bij den landbou wer Bosscliaert niet minder dan vijftien roovers binnen en plunderden de hoeve volgens hl de regelen van de kunst. Feiten in d enz elfden aard kwamen ook voor te Meire, te Erpe en te Gemmerage. In dit laatste dorp echter liep het voor de schelmen niet zoo goed af. Met hun zessen waren ze gedrongen in de hoeve van de gebroeders Wijnen^lale, 'doch deze waren op tegenweer bereid en slaagden er in de bandieten op de vlucht te dra ven, niet echter zonder door messteken te zijn gewond. Enkele rooversf weiden reeds aangehold den, doch alléén kunnen de veldwachters tegen hen niet op. Ook werden in vert schillende dorpen reeds nachtwachten in- jo er mede aan, nu je niets meer van mij weten wilt. Je bent wel vreemd, Martha 1" Zij wandelden een poos stil naast elkan der voort. Er was ruim een vierde gedeelte van den weg door hen afgelegd en Martha begon werkelijk vermoeid te worden. Bij een bocht in den weg, op het hoogste punt van een heuvel, van waar zij een prachtig uitzicht hadden op het door de maan be schenen landschap, gingen zij zitten om uit to rusten en te wachten. Zoo heel lang kon het nu toch niet meer duren, dat zij do paarden op de lichte streep van den weg, die door het bosch kronkelde, te voorschijn zouden zien komen. Martha had een laag rotsblok als een ge makkelijke zitplaats uitgekozen en Olof strekte zich Jang uit op het mos. Hoewel zij bezig was een bouquetje te maken van biezen en madeliefjes, die onder haar be reik groeideD, zag zij tocb zeer goed, dat zijn oogen ohafgewend op haar gelaat ge richt waren'; maar zij vermeed het zijn blik te ontmoeten. „Maar zie mij dan toch eens even aan!" riep hij driftig uit. Zij koerde zich tot hem en zag hoe elke spier in zijn gelaat zenuwachtig trilde. Hij was van plaats veranderd en zat nu vlak naast haar. „Waarvoor dient dit nu eigenlijk, Martha? Je hebt mij toch lief; dat weet ik." En eer zij er genoog op voorbereid- was, om te kunnen tegenstribbelen, sloeg hij zijn arm om haar heen, drukte haar vast tegen zich aan en kuste haar. Mot inspanning van alle krachten maakte zij zich uit die onverwachte omhelzing los en sprong op. Zij was zeer boos en zóó van streek, dat zij slechts mot moeite en kele woorden kon spreken. gericht cn enkele burgemeesters hebben reeds de hulp der Duitsche militaire over heid ingeroepen cn ook verkregen. Paniekzaaiers. Het „Hbld. v. Antw." schrijft: „Dagelijks hooren wij van menschen, die schielijk sterven, zelfmoord plegen uit ra- deloozen angst of als zinneloozen moeten ingerekend worden. Eon niet onaanzienlijk deel van die ellende komt op rekening van de paniek zaaiers, die alle dagen de eene of andere jobstijding weten te verspreiden en de menschen voortdurend angst en schrik op het lijf jagen. Zitten we er nu nog niet droevig genoog voor, dat die ongeluksprofeten maar al tijd blijven voort-gaan de bewoners te ver ontrusten door geruchten, do eene al on gegronder dan do andere, en die van iemand stalen zenuwen vergen, wil hij er niet onder den indruk van komen 1 Do laatsto uitvinding van de paniek zaaiers is weer van dien aard,om onder de lichtgeloovig© mensohen angst en 6ohrik te strooienal de leden der oude burger wacht, weten ze nu weer te vertellen, gaan krijgsgevangen genomen en weggevoerd worden Wanneer men aan de verspreiders van dergelijke geruchten moest vragen, waar zij dit nieuws haalden en op welke bewijs gronden zij zich steunen om ze in omloop te brengen, zouden ze niet weten wat te ant woorden en met hun mond vol tanden staan. Voor de tiende maal zien wij ons ver plicht, die lieden op de strengste manier af te keuren, en tevens al onzo medebur gers aan te raden, zich te onthouden van het voortvertellen van zulke berichten. Want komt er aan die ondermijning van de volkszenuwen geen einde, dan brengen de paniekzaaiers ons gelijk in 't zothuis, eer we drie maanden ouder zijn". Een Avond hij Keizer Wilhelm. In de „Münchener Neueste Nachrichtcn" beschrijft Lu d wig Ganghof er een avond bij den keizer in het veld als volgt: De huishouding van den keizer in hV6 veld is zeer eenvoudig. Er waren vanavond slechts weinig gasten aan tafel in de kleine ontvangkamer. De keizer, in een grauwe generaalsuniform gestoken, trad met rus- ticen, elastischen stap de kamer binnen. Hij knoopte met. Gangh'ofer een gesprek aan en zeide: „Uw Beieren zijn praohtigo kerels. Zij hebben kranig gewerkt cn voorwaarts gaat het overal, God zij dank". Dan her innerde hij zich de laatste ontmoeting in 't voorjaar. Op langzamen, ernstigen toon zeide de keizer: „Wie had destijds kunnen ver moeden, wat tli'ans gekomen ison dat wij elkander in Frankrijk zouden weerzien." Hier eindigde de keizer het gesprek, waarna men zich aan tafel zette. De maaltijd was spoe dig afgeloopen, waarna nog een uurtje door gebracht werd in den kleinen wintertuin. Tegen elf uur 's avonds hield een officier voor den keizer en een aantal hoofdoffi cieren een met lichtbeelden verduidelijkte voordracht over een uit militair oogpunt be langrijke uitvinding. Telkens stelde de kei zer vragen, welke door den officier beant woord werden. Na afloop der voordracht trad de keizer op den jongen officier toe, reikte hem do hand en zeide: „Ik dank Ut Dat is een goed ding. Gelooft ge, dat de Framch'en dat kunnen namaken?" Lachend antwoordde de officier: „Zoo gauw niet, majesteit. Wij hebben het nu pas gevon den". Dc Franscho Minister van Marine tc Londen. Do Fransche minister van marine, Augag- 'neur, kwam Dinsdagmorgen te Londen aan en werd nog dienzelfden dag door den ko ning in audiëntie ontvangen. Hij confereerde eveneens verscheidene malen met den eersten lord der admiraliteit over liet gebruik van do vlootmacht der beide geallieerde landen. Op deze conferenties bleek, dat volkomen overeenstemming van zienswijze tussohen beide staatslieden en een nauwe solidariteit tusschen de twee regeeringen bestond. Gedurende zijn verblijf te Londen bezocht. Augagneur ook den minister-president, sir Edward Grey, lord Kitchener, lord Crewe en Balfour. Eveneens bracht hij een bezoek aan „Hoe durf je „Je hebt mij lief," zeide hij bedaard, als volkomen zeker van zijn zaak. En daar stonden zij nu recht tegenover elkander, den blik wederkeerig op eikaars oogen gericht; hij onbevangen, met een zege vierende uitdrukking op zijn van geluk stra lend gelaat; zij gloeiend van steeds heviger opstijgenden toorn, die dreigde haar krank zinnig te zullen maken. Maar nog was zij bij haar verstand en zij moest hiervan ge bruik maken; dit gevoeldo zij. „Denk je dat," vroeg zij, „omdat ik' je daar straks zulke mooie dingen gezegd heb? Maar, luister nu goed, dan zal ik je ver tellen waarom ik dat deed. Ik heb reeds lang gewenscht het je to kunnen doen in zien, waaruit de gewone liefde bestaat; die liefde, die met den dag een ander onder werp bemint, zooals jouw manier van iemand lief te hebben is. En toen heb ik goed rondgezien, om uit te vinden of daar een regel, een methode voor bestond, en zoo ja, of ik die methode dan ook niet zou kunnon aanleeren. Wil je het recept hooren?" „Ja." zeide hij sarcastisch, „laat hooren," Bij haar woordenvloed wa9 hij plotseling ijskoud geworden. „Nu dan. Eerst moet mén er voor Zor gen om zpoveel mogelijk door anderen ge vierd te worden; dit doel bereikt men stel lig door bewondering te veinzen voor alles, wat tot de heeren der schepping behoort. Dan wordt men gezocht en gevierd; ten laatste wekt men ook de opmerkzaamheid van den man, dien men zelf op het oog heeft. Ik geloof niet, dat je ooit zooveel Dotitie van mij genomen hebt als in deze dagen, nu de menschen zoo beleefd voor mij zijn en Frans werk van mij maakt." ^Misschien wel," aoide Olof. j,Dus voor Portsmouth', waar hij het arsenaal en de dokken inspecteerde. Ontdekt. Ui' een Duitschen reldpoet briefvoor ons ligt de plaats B. Onze batterij staat in een verlaten loopgraaf. Toén wy er in trokken, roemde rnen ons de plaats met reeht. Er waren weelderig ingorichte vertrekken en er hoerschte een absolute rust met uitzondering van oen beotje geweervuur of een verdwaalde Fransche granaat. Nu, sedert Dixraulden waren wy niet verwend sn wy vonden de .vertrek ken" (holen in de loopgraven) met do mooie tafels, de kasten en do kussenstoelen en vooral de heerlijke kachels, zeer goed bewoon baar en dankton onze voorgangers, dat zU ons alles zoo netjes hadden nagelaten. Den eersten avond ging het goed. Het was nevelig woer, do Fransche batterijen zwegon en ook do Franscho infanterie hield zich netjes. Wy sliepen dien nacht uitstekend en den volgenden morgdh brak er menig „Don- nerwettor" over de 3de batttrlj los, omdat om 9 uur alles nog in diopen slaap lag. Toen nam de voorstelling een aanvang. Om 10 uur wisten wy reeds dat een vyandeiyke battery ons „ontdsfet" had, en wel een van die be faamdo FranBche motorbatteryeo, die wy van Diimutdon nog kenden, wy merken duidoiyk, boe zy zich allengs op ons inschieten en kunnen hen niet vinden Tegen den middag kregen wy den eersten zegen. Ssast 1 krak 1 zeggen do granaten. Een geweldige massa bruino akkeraarde springt opde £lok in onze benedenruimte slaat, maar blyft tevens door den schok stilstaan. Alles wankelt. De droge aarde valt van de wanden en wy zitten héél stil neer en wach ten op do granaat, die ons in ons hol zal vermorzelen. Dezen keer komt zy nog niet. De motorbattery vuurt öN schoten af, dan is zy weer stil. Een uur later, precies om 1 uur. begint het weer. Wy zitten als verlamd. Een sigaar, die op de tafel ligt, brandt oen gat in een handschoen, niemand neemt haar weg. Als 't gevaar voorby ls wordt ieder door een overweldigende vermoeidheid overvallen. Het gesprek vlot niet. Eón gaat er wankelend naar zyn strooleger, keert zich om en fluis tert: „Wekt myr Wy mogen niet schieten. Dat is een bevel van den afdeelingsstaf, die daarvoor gegronde redenen heeft. Als wy ons maar verweren konden, voordat wy sterven, dan ware alles goed. Dan waren wy vrooiyk en monter maar zoo neer te zitten en zUn lot a te wachten, als een dier, dat is erg. Don geheelen dag tot donker komen precies alle uren de vyf granaten haar doel zoeken, ons en onze vier kanonnen, en nooit missen zy meer dan tien meter het doel. Om 6 uur 's namiddags is het pikdonker. Het vyandeiyk vuur wordt niet vernomen, om 7 uur ook niet. Wy herstellen ons spoedig. Spek, droog brood, slappe koffle en een kleine patryzen- pa8tei, die een liefderyke mama baar zoon gezonden heeft, vormen ons souper. En dan naar bed met het bewustzyn, dat het morgen weer begint Om 5 uur 'a mogens komt telefonisch het bericht: „Alles gereedmaken tot vuren 1 De manschappen .aan de kanonnonI Afstand 1200 meter I Granaatontstèkersl' Het doel is 'e avonds te voren reeda vast gesteld. Wy hooren het knetteren van een hevig infanierievuur. 't Is nog pikdonker. Onze granaten vliegen over de vlakte op het doel aan. Van den observatiepost komt telefonisch: ,,'t Kanon ligt goed 1 Groepen vuur 1 Alle 10 seconden een schot I Elk stuk verheft zijn afstand op 2200 meter 1" En nu gaat het er op los. Slag op slag. Wij worden van inspanning warm. Het zweet loopt mij over het ge zicht en vermengt zich met den regen, die juist begint te vallen. Daar begint de motorbatterij te wer ken. Krak 1 de eerste granaat. De twee le 6laab vlak bij ons in. Wij zijn omgeven door een vlammenzee. Het suist, kraakt, huilt, stinkt, bliksemt, alsof wij in den krater van een vulkaan zaten. Wij zijn met aarde bedekt. Goddank, zij houden een kleine pauze. „21751" commandeer ik. De richtkanon- nier zit voorover gebogen. „Fiseher 1" roep ik, en wil hem een standje maken. Daar schuift zijn lichaam van den stoel af en blijft klem zitten tusschen de zitting cn de tafel, waar het blijft hangen. Een gra- dat .berekende doel heb je hem aangemoc- digd?" „Ik verbeeldde mij, dat Ket vermakelijk wezen moest te zien welke uitwerking het hebben zou." Hij was langzamerhand voortgewandeld en zij met hem. „Zoo, dus die beminnelijkheid van jou ïn den laatsten tijd was eenvoudig komedie J a. In dit korte, harde „j'a" legdo zij geheel de onderdrukte bitterheid, die het lijden cn haar peinzen over zijn veronachtzaming in haar hadden gewekt. „Ik wildo jo lccren zien wat het beteekent zoo lief te hebben. Het is niets anders dan liet bevredigen van wederkcerigo ijdelhcid." „Was dan al dat moois, wat je mij ver gold hebt, niets dan vleitaal?" „Anders niets." Wederom liepen zij zwijgend voort; mén lioordo in den stillen avond alleen het geluid van hun voetstappen. Alles, wat leefde, had zich op do hoornen en tusschen de heesters verborgen; de heldere maneschijn viel op louter levenloozo, onbezielde dingen, be halve op dio twee menschen. Zij bewogen zich, maar werktuiglijk, bijna als slaap wandelaars. Hun oogen stonden strak en }iun lippen waren vast gesloten. Eindelijk werd de stilte verbroken door het getrappel van paardenhoeven en liet rollen van wielen. Het verwachte rijtuig verscheen aan den hoschrand en een paar minuten later hief Olof zijn wandelstok omhoog, ten teeken, dat het móest stilstaan. Na te hebben gekeerd bleef het wachten. Olof trad nader en deed het portier voor Martha open, die instapte. Toen zij1 een be weging maakte om voor hem in te schikken, knikte hij afwijzend. ua-atsplinter in 'fc voorhoofd Hem heelt het getroffen 'twas op ons allen gemunt. Wij tillen het lichaam op en leggen het ter zijde. Do vijfde kanonnier neemt <1% richtplaats in en ©r wordt verder gescho ten, rustig geschoten. In den geest ziea wij, hoe cmze granaten tusschen de vijand©-, lijke infanterie vallen. Halt: Pauze, niet vuronl" luidt bet com mando. Het infanterievuur heeft opgehouden. Do vyandeiyke ba'tery xwiigt. Wy kruipen, in onze holen. Eén aleebta biyft boven. Zflu yzeron kruis ieggen wy naast zyn identiteit!- plaatje op de tafol en naast zyn geldzakje Den geheolon voormiddag zweeg de Franacbe battery, in den namiddag sloeg een granaat in ons hol en wy hadden weer een doodt, den beminneiykeo oudgediende, den muDitie- kanonnier by ons stuk. Wy bobben beiden in één graf gelegd. 's Nacbta regendo het en lieden morgen in de vroegte ook. 'a Middags 6tonden wy tot aan don buik in 't water te vuren, 's Na middags bezweken de wanden van ons bol en wy hebben niots kunnen redden dan het telefoontoestel, de karabynen eo de mantels. Nu zitten wy zoo nat als poedels een eind achteruit in eon aardappel kelder van een tot puin geschoten hoeve. Um 9 uur worden wy gelukkig afgelost. Sport aan het Oorlogsfront. Dat de Engclschman onder alle omstan* digheden aan sport -een groóte plaats in zijn leven inruimt, blijkt alweer ten duiden lijkste uit dc brieven, door Engelsche sob daten naar liuis gezond-en. Een paar regel* tjes over hun verblijf in de loopgraven,- over modder, kou cn andere onaang-enaam-i heden, -en dan, wanneer ze ten minste zoo fortuinlijk geweest zijn, om een bal te kum ncn trappen, een lang verhaal over een voetbalwedstrijd, gespeeld achter de loopw graven. Blijkbaar wordt de ellende in de loopgraven onmiddellijk door de goal ver. getcn en zoo heeft voetbal ook in dit op'* zicht een goede zijde. Heel wat voetbal* len worden aan de Engelsche soldaten ge-1 zonden. Alleen de „Daily Mirror" zond er 1500 en ook andere bladen doen al het mogelijke om voetballen bijeen te bren* gen voor de sol-daten. Ook aan boksen wordt druk gedaan en in tal van bladen verschijnen oproepen,- om bokshandschoenen voor de militairen,- welke oproepen een vrij groot sucoes heb1* ben. Een Engelsch soldaat begon 'n brief a#* z'n vader met: „We hadden gisteren prachtdag. Eers* klopten we een antler bataljon met 30 en daarna werd er een uitstekende boksdem onstra tie gehoudep,- welke door generaal sir Douglas werd bijgewoon-cj." Dan volgt een beSchr^ ving van den voetbal wedstrijd en aan hij slot van den brief enkele korte opmtt. kingen over den oorl-og. Nieuwe Duitsche Granaten. Dc Engelsche „ooggetuige" deelt mede; daé lm en opgemerkt heeft, dat dc Duitsoherrf een nieuw type van granaat bezigen een groot ontploffingsvermogen. Do ziofiU .haro bijzonderheden daarvan zijn, dat c ontploffen met een dikken witten rook. Hun mijnen werpers werpen nu en dan oo* zeer groote luchttorpedo's, welke iets meflj} dan 200 Engelsche ponden wegen. Gebrek aan Steenkolen in Westfalen. Wegens het door den oorlog onttrekken van de noodigo werkkrachten aan de kolen* mijnen en als gevolg hiervan, mindere pro ductie, is er zelfs in het Ruhrgebied thani gebrek aan steenkolen. Do Koninklijke Spoorwegdirectie tè Essen heeft in verband hiermede bepaald, dat zoowel voor de verwarming der dionstloka* len als voor h et gebruik in de werkplaatsen en electrisoko centrales voortaan ter bespa ring van steenkolen, zooveol mogelijk «giet- cokes (hoogoven ook es) of een mengsel van kolen en cokes wordt gebruikt. Aan de hoofdambtenaren wordt opgedra-J gen, zich persoonlijk te overtuigen, in hoo verre deze maatregel uitvoerbaar is. De aandacht wordt er bovendien op geves tigd, dat voor huiselijk gebruik, cokes veel meer hitte geeft dan steenkolon en dat giet* cokes aan de mijnen verkrijgbaar is. „Ik zal loopen," zeide hij. En zich tot haar overbuigend, voogde hij haar met een van aandoening heesche stcnl toe „Ik heb je bcleedigd, Martha, en dat zal ik mijzelf nimmer vergeven. Maar ge loof mij, je hebt je gewroken!" En zonder naar haar antwoord te luiste ren deed hij het portier dicht en beval den koetsier weg tc rijden. De paarden zetten een flinken draf in en Martha dacht niet, dat zij ooit zoo snel gereden had. De afstand tusschen haar en Olof werd grootcr met een schrikbarende haast Zou hij nakomen? Of misschien keer de hij om? Zou zij hem wel ooit terug zien Plotseling barstte zij in tronen uit. Wat had zij gedaanHoe had zij hem! zoo wreed cn zoo ruw van zich .kunnen' afstootcn? Was het niet onverantwoorde lijk van haar geweest aldus met hem ko medie te spelen en was er wel iets to bedenken, dat zulk ccn boosaardige behan deling wettigde? Zijn houding tegenover haar was niet van tc voren berekend ge weest. Wat hij jegens haar misdreven had was onder den drang van geheimzinnigs krachten geschied; hij had gehandeld onder den invloed van zijn karakter; die invloed was hem te machtig geworden. Maar wat zij gedaan had was van te voren overlegd en berekendj Het was spel geweest, bedrog en verraad. Het was laag Maar was het werkelijk louter spel ge weest Zij had reeds lang op d.e gelegenheid gewacht hem een les te geven, zij had er, naar verlangd. Maar toch Het wa4 zoo gemakkelijk gegaan en zoo natuurlijk. Als zij Frans had aangemoedigd en zibai met hem! vermaakt had, was. het boscf: dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 10