Jo. 16845
Dinsdag; )SO Januari,
HTweecTe Tïfad. flo J915
Binnenland.
Twesds Kamer.
FEUILLETON.
Sterke Ba^dess.
LEIDSCH
DAGBLAD
Naar wij vernemen, vreost het Kerk
bestuur der Ned. Israëlietisdhe Gem. te
Amsterdam dit jaar voor een tekort van
ruim f 33,000. Ten einde dit tekort te del
gen, stelt het Kerkbestuur den Kerkeraad
yoor in overweging te nemen het denk
beeld om tijdelijk een retributie te heffen
voor do bereiding van meel voor Paasoh-
brooden onder rabbinaal toezicht, en naar
de uitvoerbaarheid, daarvan voor het kerk
bestuur een onderzoek te d'oon instellen.
Zoodra in den loop der jaren het tekort is
ingehaald, zal do retributie worden inge
trokken.
Er is wederom een stuk versohenen in
do polemiek tusschen mr. D. van Houten
en don heer Harms over de Haagsohe
tnamstaking, zonder dat het over de
kwestie een nieuw licht doen opgaan.
In wélingelicht kringen worden als
'de meest ernstige candida-ten voor het
ambt van burg. van Middelburg genoemd
de heeren P. Dumon Talk, weth., thans op
tredend als waarnemend burgemeester, en
jlir. mr. Soborer, zoon van wijlen den
vroegeren burgemeester van Middelburg
on later vice-president van den Raad van
State jihr. mr. J. W. M. Schor er.
Benoemd is tot leeraar aan de Jan-
v an - N aisea.u-kwe eksCliool voor onderwijzers
te Utrecht de heer J. van der Eist, leer
aar te 's-Gravenhage.
De extra-wee kb ezol diging, welke door
de Directie der Staatsspoorwegen aan het
personeel is toegekend, wordt 27 Jan.
a.e. uitgekeerd.
In het St.-Franciscus-gasthui3 te Rot
terdam is overleden de weleerw. heer A.
L. Kortekaas, kapelaan der St.-Elisabeths-
parochie aldaar. De overledene was in
1883 te Voorburg geboren en ontving in
1907 de H. Priesterwijding. Na eenigen
tijd als kapelaan te Grootebroek werk
zaam te zijn geweest, werd hij in 1910 te
Rotterdam benoemd.
In een gisteren op het Dep. van Ko
loniën in Den Haag gehouden samenkomst
van de tot het doel uitgonoodigdo heeren,
heeft de Minister de werkzaamheden in
geleid van do onder, voorzitterschap van
j'hr. J. O. de Jong van Beek en Donk, oud-
Gouverneur van Curasao, tot stand geko
men commissie voor het bijeenbrengen van
gelden ten behoeve van noodlijdenden in
de kolonie Curasao.
Do hoer De Jong van Beek en Donk ver
zocht den Min., namens d'e Comm., het eere-
voorzitterscihap der Commissie op zich te
nemen, aan welk veraoek Z. Exc. verklaar
de gaarne gevolg te geven.
Do Commissie is daarop tot de regeling
van haar werkzaamheden overgegaan na
neg vooraf de heeren prof. dr. J. Boeke,
J. W. van Aalst en C. Statins Muller
onderscheidenlijk tot haar onder-voorzit
ter, penningmeester en secretaris te heb
ben aangewezen.
Bij suppletoir© aanvraag wordt op
nieuw ƒ50,000 op de begrooting van Wa
terstaat gefora-dht voor do kosten van plan
nen voor verbouwing en uitbreiding van
de Tweede Kamer.
B. en W. van Amsterdam stellen den
Raad voor hen te machtigen tot het doen
verbroeden van den toegang tot de Vijzel
straat en van de brug over het Singel vóór
die straat en daarvoor een bodrag van resp.
f 40,000 en 3200 beschikbaar te stollen.
Gisteravond werd door het kiescolle
ge der Ned.-Herv. Gem. te Amsterdam
beroepen ds. Te Winkel, thans predikant
te Arnhem, in de plaats van ds. J. La-m-
merta van Bueren, die benoemd is tot
directeur der Hcldringsgesticbten te Zet
ten.
Drietal bij de Ned.-Herv. Gem. (vaca
ture-cis. Bronsveld), ds. M. van Ernpel, te
Middelburgds. P. de Haas, te Purmor-
end, en cis. A. H. den Hartog, te Haarlem.
Men schrijft aan „De Standaard"
Door het hoofdbestuur van de Vereen, van
Ohr. onderwijzers en onderwijzeressen in
Nederland en de overzeesehe bezittingen
is besloten een prijsvraag uit te schrijven
voor de vervaardiging van een Bondslied.
De gewone audiënties van de Minis
tère van Kolonic-n en van Marine zullen
reap. Donderdag 28 en Vrijdag 29 dezer
niet plaats hebben.
Mond- en Klauwzeer.
Het Hoofdbestuur van de Hollandsohe
Maatschappij van Landbouw meent den
leden eervige wenken ter behartiging te
moeten geven ter voorkoming van besmet
ting van den veestapel en beveelt den
lcclen der Maatschappij nauwlettende nale
ving daarvan ten zeerste aan, toepassen
de het spreekwoord„Voorkomen is be
ter dan genezen". Het houdt den leden
het volgende voorlo. Zorgt, dat niemand
zonder Uw medeweten tot uw stal wordt
toegelaten 2o. dat bezoekers eerst- zoo
danig ontsmet tot uw vee worden toege
laten, dat u dit met vertrouwen meent te
kunnen toestaan. Daarvoor is noodig
a. Een schotel aan den ingang van den
9tal met een sublimaat-oplossing, waarin
cle bezoeker eerst zijn handen wasoht; b.
een stel klompen, goed in ruwe carbol
ontsmetc. een goed uitgekookte lange
jas of kiel over de gewone kleeding aan
getrokken met d-e ouder b. genoemde
klompen een zekere waarborg om te voor
komen, dat cle bezoeker uw diereu kan be
smetten.
Ook een belangrijke bron van besmet
ting kan cp eenvoudigo wijzo worden on
schadelijk gemaakt, het ontsmetten van
graan- en hulpmestzakken, alsmede de kis
ten, waarin lijnkoeken worden vervoerd.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden uit
velede veehouder, die op deze wijzo
tracht mede te werken de ziekte tc be
dwingen, diont, naast welbegrepen eigen
belang, ook op uitmuntende wijze de ge
meenschap.
Zitting van Gisteren.
Nadat zonder beraadslaging of stemming
was aangenomen het wetsontwerp tot
voorziening in het kastekort van den In-
disahen dienst 1915, kwam aan de orde het
wetsontwerp betreffende het
Langer in dienst houden
van Dienstplichtigen bij de Landweer.
De heer EERDMANS wilde niot aan
dringen op eenige demobilisatie: hij ver
trouwt, dat de Minister zijn goede redenen
heeft om daartoe niet over te willen gaan.
Evenwel is spr. er niet van overtugd, dat
do oudste landweerlichting, die van 1907
niet naar den Landstorm zou kunnen over
gaan of met verlof zou kunnen worden
gezonden. Aan het in-dienst-houden van cle
betrokken dienstplichtigen zijn groot© be
zwaren verbonden, terwijl hun aanwezig
heid iu het leger niet van zeer groote
beteCkenis is. Spr. wil daarom van bedoel
de liohting alleen hen in dienst zien gehou
den, dio vrijwillig wenschen te blijven. In
het algemeen drong hij er op aan, dat de
militaire autoriteiten zich niet uitsluitend
I op militair standpunt zullen plaatsen, doch
ook rekening zullen houden met economi
sche omstandigheden. Ten ölotte deed spr. 'j
nog het denkbeeld aan de hand voor de
Landweermannen, van wie hier sprake is,
een speciaal verband te vormen, zoodanig,
dat zij komen op de plaatsen, waar zij hun
zaken hebben.
De heer TER LAAN (Den Haag), begon
met te wijzen op de weinig tegemoetko
mend© houding des Ministers, clie weigert
aan de Kamer de noochge mededeolingen
te doen, welke- de voorgestelde maatrege
len moeten rechtvaardigen, en deze mede-
deelingen zelfs niet in comité-generaal wil
verschaffen. Tegenover de verantwoorde
lijkheid der Regeering, waarop de Minis
ter zich beroept», stelde spr. cle verant
woordelijkheid der Kamer, welke thans
ovenwei geheel terzijde wordt gesteld. In
het algemeen heeft spr. den indruk ge
kregen, clat de Regeering te weinig op de
burgerlijke, belangen let. Zoo zijn do maat
regelen genomen dn het belang van de
gezinnon der Landweermannen, ook thans
nog onvoldoende, zooais hem is gebleken
uit door hem ingewonnen inlichtingen,
waaromtrent hij verschillende mededeelin-
gen doet.
De VOORZITTER merkte op, clat hij
niet kan toelaten, dat spr. nog verder
voortgaat, met het. bespreken van details,
wel'ko niet in het Verslag zijn opgenomen
door cle Commiisïe van Rapporteurs en
die aan de orde komen bij de behandeling
der aanhangige Credietwet.
Dc heer TER LAAN komt er tegen,op,
dat aan de gezinnen van niet gehuwde
Landweermannen geen vergoedingen wor
den gegeven.
De VOORZITTER hamert opnieuw en
dreigt 9pr. tot do orde te zullen roepen,
indien hij voortgaat met de besprekingen
der vergoedingen.
De heer TER LAAN acht het bevreem
dend, dat de liohting 1914 der Militie zoo
laat en de lichting 1915 nog niet geheel is
opgeroepen, waardoor eveneens het naar-
hui'j-zenden van Landweermannen wordt
tegongehou den.
Hoofdzaak is evenwel een betere rege
ling van het verlof, waarbij door de mi- j
litaire autoriteiten rekening wordt gehou
den met de burgerlijke belangen. Het is
ook in het belang van het leger zelf, dat
zooveel mogelijk lichtingen naar huis wor
den gezonden, daar de geert onder de
troepen daardoor zeer veel zal verbeterd
worden. Nog eischt spr. een behoorlijk
geneeskundige verpleging, waaraan nog
veel ontbreekt en zonder welke het langer
in dienst houden van onze mannen niet
geoorloofd is.
De heer DE JONG spreekt er zijn te
leurstelling over uit, -dat het vertrouwen,
hetwelk de Kamer iu de Regiering heeft
gesteld, niet is beloond geworden cloor een
even groot wederzijdsch vertrouwen, nu de
Regeering weigert te voldoen aan dien j
democratisch constitutionee-len wensch in
comicé-genraal de vertrouwensmannon der j
natie aan te toonen, dat de voorgestelde J
maatregelen inderdaad door de omstan- j
digheden worden gevorderd. De geldende
verlofregeling acht spr. niet voMoende,
vooral niet voor de hoofden van kleinere
bedrij\en. Dezen zou hij bijv. twee verlof
dagen per week willen zien toegestaan ten
einde te voorkomen, dat tal van bedrij
ven te gronde gaan. Op verschillende an
dere punten zal spr. nader terugkomen
bij de behandeling der Credietwet, welke
aanhangig is.
Do heer DUYMAER VAN TWIST wijst
er op, dat de kwestie van het langer in
dienst houden der landweermannen steeds
meer van befceekenis wordt. Hij wenscht
daarom aan de Regeering te vragen, hoe
het te verklaren is, dat, terwijl zij in
Augustus de bevoegdheid vroeg en ver
kreeg om de lichting 1915 der Militie vroe
ger te doen opkomen, zij van die bevoeg1-
hëid geen gebruik heeft- gemaakt, zoodat
zelfs thans nog niet de geheele lichting
onder dc wapenen is, wat tot gevolg heeft,
dat nog steeds de oudste Lanclweerlich
ting niet naar huis kan worden gezonden
on de economische belangen van duizen
den zeer worden geschaad. In dit verband
stelt spr. mede de vraag, waarom thans
aan cle lieden van kleine ondernemingen
niet wat ruimer verlof kan worden ver
leend, terwijl toch in December aan het ge
heele leger 5 extra-verlofdagen konden
worden gegeven. Speciaal de landbouwers
en de veehouders beveelt spr. in dezen tijd
van het jaar voor ruimer verlof aan.
De heer KNOBEL komt op voor de be
langen der nijverheid. Hij betreurt het,
dat zoo vaak wordt afgeweken van de
adviezen van den Directeur-Generaal van
den Arbeid ten aanzien van verloven voor
leiders van nijverheidsondernemingen, en
dringt er op aan, clat in ieder geval aan
de technische leiders van zulke ouderne
mingen vrijstelling zal worden verleend.
De heer NOLENS erkent, dat er ver
schillende onbillijkheden, misschien wel
onrechtvaardigheden, bestaan. Het gaat
evenwel niet aan a'leen op grond hiervan
zijn vertrouwen aan de Regeering te ont
zeggen. Zulke gevallen van onbillijkheid
en onrechtvaardigheid komen ook in cle
burgermaatschappij voor.
Spr. en zijn politieke vrienden beseffen
volkomen, dat op een groot deel van het
volk een zwaren last rust en zouden niets
liever zien dan dat die last in het bijzon
der voor de oudere lichtingen, zooveel
mogelijk zou kunnen worden verlicht. In
hoeverre de mogelijkheid bestaat moet ter
beslissing aan de Regeering worden over
gelaten en spr. kan zich niet voorstellen,
dat het vertrouwen in de Regeering te
dezer zake zou kunnen afhangen van het
al of niet doen van mededeelingen in co
mité-generaal. Door de mede 'eelingen toch
zou het bestaan der noodzakelijkheid van
maatregelen niet mathematisch zijn aan
te toonen, daar de beoordeeling er van
goeddeels afhangt van inzicht en opvatting
en de Regeering toch geen mededeelingen
kan doen, welke zij -niet vereenigbaar
acht met 's lands belang. Bovendien blijkt,
clat de Minister van Oorlog, hoewel hij
groot gewicht hecht aan de natuurlijk
praedomineerende militaire belangen, de
economische belangen niet uit het oog
verliest. Voor de Kamer blijft dus niets
anders over dan de latere verantwoording
der Regeering af te wachten.
Ten slotte wijdde spr. de afgevaardig
den een woord van waardeering jegens de
mannen, die zoo belangrijke diensten aan
den lande bewezen onder aanbeveling van
hun belangen in de zorg der Regeeriug.
De lieer VAN NISPEN TOT SEVENAER
(Rheden) vraagt groote vrijgevigheid met
verloven aan hen, wier vrouw den Staat
een burger of burgeres heeft geschonken
en wier onderneming of zaak daardoor
nog meer gevaar loopt in de war te raken.
Dc beraadslagingen worden verdaagd
tot morgen.
Nadat de nieuwe afdeelingen zijn ge
trokken, wordt de vergadering gesloten.
Oneerlijke mededinging.
De lieer AALBERSE heeft een uitvoerige
Memorie van Antwoord ingediend op het
afdeelingsverslag betreffende zijn voorstel
van wet tol aanvulling van het Wetboek van
Strafrecht met een nieuw artikel, ter be
strijding van de oneerlijke mededinging.
In een inleiding tot de al'geraeene bes'-liou-
wingen erkent cle heer A al her se dankbaar,
dat het wetsontwerp tegen vele der aange
voerde bezwaren reeds op uitnemende wijze
door vele lr den werd verdedigdhij ver
trouwt. dat hetgeen door deze leden reeds
werd gezegd, en daarnaast nog door hem zal
vorden aangevoerd, enkele klaarblijkelijk be
staande misverstanden uit don weg zal rui
men, en hot ongegronde van verschillende be
zwaren, benevens het sterk overdreven© van
andere, duidelijk in het licht zat stollen.
Ook heeft hij met de opbouwende critiek
zooveel mogelijk rekening gehouden (bij nota
van wijzigingen zijn eenige veranderingen in
liet ontwerp aangebracht) en achtte hij het
zijn plicht, om aan geopperde bezwaren, zoo
veel, zonder de zaak te schaden mogelijk
was, te gem031 te komen, gedachtig aan het
groote gevaar, dat vooral bjj strafrechts-
aftakelen, wanneer het meer nog dan elders
op elk woord aankomt, bestaat, wanneer bij
do mondelinge behandeling, als er weinig
gelegenheid meer is. om rustig allo con
sequenties te overdenken, nog veranderin
gen moeten worden aangebracht.
De voorsteller treedt daarna ip een uit
voerige bestrijding van de aangevoerde be
zwaren, na ze te voren kortelijk to hebben
besproken
lo. Wijziging van het cdvielrccht verdient
do voorkeur boven aanvulling van het straf
recht.
2o. Indien al aanvulling van het strafrecht
noodzakelijk ware, dan dient deze toch niet
te geschieden door het opnemen van een
algemeen, de oneerlijke mededinging tref
fend artikel, maar van verschillende arti
kelen, ieder qp zichzelf van minder verre
strekking, waarhij enkele specialo ge
vallen van oneerlijke mededinging worden
strafbaar gesteld.
De Memorie bestrijdt do argument a lio, die
tot dezo bezwaren leidden, n.l., dat „do rech
ter in kwesties van moraliteit in handels
zaken zou hebben te oordeelen", geeft eenige
Duitsche citaten, die hem de vraag d-.wxu
stellen, of men kan volhouden, dat hier de
srrafwetgever geen taak te vervullen hecL-,
om dan in een weerlegging te treden \an
do meaning, dat de tusschenkomst van den
strafrechter tot verbetering van de handels
zoden weinig zal vermogen.
Ook bestrijdt de Memorie de meening, dat
men eerst het civielreeht zou moeten wij
zigen en dat oeret als dit niet hielp de
tijd voor aanvulling van het strafrecht ge
komen is.
Na nog ampel het argument tegen d\
strafrechtelijke bestrijding: vrees voor val-
sche aangiften en aanklachten en voor chan
tage onder do oogen te hebben gezien, komt
de Memorie tot een bespreking van het
tweede hierboven genoemde hoofdargument,
saamgevat In de vraag: Generaliseer en of
specialiseeren welke vraag hij in den zin
van goncralisearen beantwoordt, daarbij het
gebruik van liet woordmisleiding in
het artikel met een beroep op minister Mod
derman verdedigend.
Tegenover de gevreesde rechtsonze
kerheid wordt in de Memorie liet vol
gende opgemerkt:
Indien deze vrees gegrond ware, hetzij
nogmaals ontkend, wordt toch gevraagd:
Rechtsonzekerheid, voor wie? Dan toch alleen
voor hen, die in hun wijze van concurreercn
op den rand van het Wetboek van Straf
recht- willen gaan. Wie eerlijk concurreert,
wie .^ohoorlijke reclame maakt, zonder te
pogen klanten te winnen, door ze eerst te
misleiden, kan nimmer ook maar eenigen
last van dit artikel hebben.
Maar wanneer dezo ledeu, om dan deze
rechtsonzekerheid voor die handelaren niet
89)
Zooveel kon hij althans verzekeren, dat er
Vorderingen waren gemaakt en erkend. Hij
j had. een soort van klein examen niet zijn
j leerlingen gehouden in het bijzijn van een
I goeden vriend van hem, die muziek.reoe.n-
was. Deze had er zioh over verbaasd
isotoond, dat hij1 in zulk oen korten tijd
I .200voel bereikt had, en dat rij reeds een
I Éfoelo manier van ringen hadden aangenomen.
Wat Tholander nu het meest trachtte te
l was van de stemmen te veel te edschen.
Hijzelf dood. wel zijn best zo niet te for-
Jtoeren, maar hij' was er lang niet zeker van
Óf de kinderen, uit louter ijver voor dp zaak,
tusschon do lessen in niet te veel en to
I luid oefenden. En hij' gaf Martha een ver-
I ^.a':ol ij k© bcsclirijving van de preeken, die
hij hierover tagon hen hield; hoe hij hun,
Ólö Lot waro met den stok in de hand,
Bchrilc yoor het „to veel doen" traehtlle
1 te jagen; hoe hij rondom de woningen,
riiner leerlingen sloop en spiedde en luis-
erue. Immers, zij hielden zijn geluk en zijn
Oekornst in hun kelen verborgen, die kleine
I ^ei^n, on daarom ino&st hij ze streng
Ai hadden er samen veel pret over hoe
I hoog hij kippen in eere hield, die voor
ffouden eieren moesten loggen, en in een
I fcet vl'oolij"ke stemming verlieten zij
l u* S'uallo boschpad en kwamen weder op
en broeden straatweg om naar huis te
iton f-^n» waj1^ het "werd za^htkens aan
Ondor hun druk gesprek hoorden zjj niet,
dat er een rijtuig achter hen aan kwam
rtllen. De paarden liepen vlug en zij' had
den do équipage vlak achter zich, to?u zij
die ten laatst© gewaar werden. Snel deden
zij een paar stappen ter zijde, om buiten
het bereik te komen van het rijtuig en van
het opstuivende fijne za.nd. Op dit oogen-
blik herkenden zij den lieer, die alleen in
het rijtuig zat. Zijn oogen monsterden hen
me-fc een spotziek lachje en in de wijze, waar
op hij zijn hoed voor Martha afnam, lag een
gebaar van zich als haar meerdere te ge
voelen.
Het was Olof.
Aanstonds waa hij voorbij, zonder ©en
enkel woord, zonder haar tijd te laten hem
iets toe te roepen, en hot rijtuig verdween
iu een wolk van stof, bergafwaarts gaande,
achter de hoogte.
Waarom had hij den koetsier niet even
laten stil houden en hun aangeboden in te
stappen Hij reed toch natuurlijk naar haar
woning? Dat deze ai chtoloosheid aan geen
gebrek aan beleefdheid jegens haar kon wor
den toegeschreven, begreep Martha zeer goed.
Het was dus mot het oog op haar geleider,
dat hij zoo trotsch was voorbijgereden.
Uit Tholanders veranderd© houding was
het volkomen duidelijk, dat hij haar opvat--
tang liioromtront deelde.
„Uw man komt zeker voor ©enige dagen
buiten?' vroeg hij.
„Ik weet het niet," antwoordde Martha,
als afwezig en in gedachten bij iets an
ders.
„Maar u wist toch immers, dat hij komen
zou
Er lag iets wantrouwends in die vraag,
'een soort van klacht, dat men iets voor
-yoor hem had jrillon geheim, Ijouden.
„Neen, ik vermoedde in de verte niet,
dat hij heden komen zou, on oom' en tante
evenmin. Dan hadden wij het natuurlijk
niet- zoo als vanzelf sprekend aangenomen,
dat jo vannacht zoudt overblijven. Maar
dit hindert niet. Het kan best zoo geschikt
worden, dat je beiden bij' on3 kunt over
nachten; het huis is groot genoeg. En het
'zou te jammer zijn je vanavond te laten
vertrekken, nu wij jo in zulk een langen,
tijd niet hebben gezien."
Maar hij bleef er eigenzinnig op staan,
geen last to willen veroorzaken, en ont
stemd legden zij don weg naar huis af.
Op de plaats voor het huis komende kre
gen zij Olof het eerst in het gezicht. Hij
zat op de veranda on had zijn grijze domi-
saison reeds voor een linnen huisjasje ver
wisseld. Vóór hom op de tuintafel stond
een blaadje met Vichy.watcr en een paar
karaffen mot verschillende soorten van
cognac. Do gastheer beval hem de eono
soort bijzonder aan, terwijl mevrouw Grun-
delius kleine stukjes ijs in zijn «glaasje
deed.
„Welkom!" riep Olof hun te gernóet, met
een levendig gebaar zijn glas zwaaiende.
„Een heildronk op hot gelukkig en spoedig
wederzien 1"
En nu nam hij dadelijk den toon van
den gastheer aan en zorgde er in allerijl
voor, dat allen een ijskoud glas mot ver-
frissclienden drank in de hand hielden. Maar
zoodra hij er kans toe zag nader bij Martha
te komen, fluisterde hij haar in:
„Was het niet lief van mij die gezellige
boschwanüeling niet te bederven, door een
verzoek om in het rij tuig plaats te nemon
■Bedank mij nu. toch eens mooi voor mijn
bescheidenheid
Zij gaf geen antwoord. Zij keerde haar
hoofd van hem af en liep weg. De spot,
die in den toon en in die woorden la-g.
hinderde haar ontzettend.
Tholander had geen ongelijk gehad, toen
hij zeide, dat do omgang met hem haar in
de oogen der mensciien benadeelde; althans
Sn d-e oogen der genen, die de zaak van
Olofs standpunt beschouwden. Dezen hiel
den het -eenvoudig voor hofmakerij en het
was volstrekt geen eer er zulk een bewon
deraar als dien armen muziekmeester óp
na te houden. Als men het wel bedacht-,
was Olofs toon in dit geval zoo geheel on
begrijpelijk nog niet. Het hinderde hem zulk
een 011 beduiden den mededinger naar Martha's
gunst te hebbendaarom trachtte hij zich
van dezen zooveel mogelijk op een afstand
to houden on daarom plaagde hij Martha
met haar slechten smaak.
Zij gevoelde zich in jiaar ijdelheid ge
kwetst, door aldus te worden misverstaan.
Maar haar frotschheid verbood haar dit
te toonen. Hij mocht van haar denken wat
hij wijde. Zij zou geen vinger bewegen om
hem van zijn dwaling te genezen. Integen
deel, zij wilde nu juist alles doen. om hem'
daarin to versterken, door tegenover Tho
lander buitengewoon beleefd te zijn.
Hij was haar cavalier aan tafel Zij
richtte telkens opnieuw het woord tot hem.
Zij vroeg zijn oordeel, nu over dit, dan
weder over iets anders.
Al dien tijd hield Olof zijn oogen onaf
gewend op haar gericht. Zij volgden haar
(minst© bewegingen. Het scheen, dat hij
naar de reden voor haar zonderling ge
drag zocht. En alsof hij dio nu plotseling
ontdekt had, veranderde hij van tactiek. Had
hij straks in alle beleefdheid Tholander voor
bij gezien, nu begon hij den nmzieknm es teil-
minstens zooveel opmerkzaamheden ie be
wijzen als Martha gedaan had. Hij trok
liem telkens met vriendelijken drang jn het
gesprek en bejegende hem met- zooveel onder
scheiding, als waarmede men gewoonlijk men-
schen van meer kennis en ontwikkeling, dan
men weet zelf te bezitten, pleegt te beje
genen.
Hij wilde Martha het genoegen niet
gunnen hem voor jaloersch te houden op
zulk een onbeduidend persoon als Tholander.
Tholander zelf gevoelde zich intusschen
op onvast- terrein. Zeker, Martha's vriende
lijkheid deed hem genoegen; maar die voor
komendheid van Hilding begreep hij niet-.
Hij wist niet wat hiervan ernst of spot
was; en de persoon vam den zelfbcwusten,
wereldwijzen man, die hem zoo beleefd te
gemoet kwam, was hem antipathiek, hoewel
bij niet juist zou hebben weten te zeg
gen waarom. Niet lang nadat de praalt ij d
afgeloopen was nam hij afscheid. Noch
Martha, noch zijn eigenlijke gastvrouw was
iu staat de dringende redenen voor zijn
noodzakelijk vertrek genoegzaam t© weder
leggen.
OndeT de vreemdsoortige, gedwongen stem
ming, waarin men geraakt was, gevoelden
allen een soort van verlichting, toen zijn
Tijwiol den straatweg opreed. Twee zulke
tegenstrijdige karakters als Tholander en
Olof konden niet lang in hetzelfde gezel
schap zijn, zonder dat beiden in meer of
mindere mate den st-orenden invloed van
hun samenzijn moesten merken. Zelfs Martha
gevoelde zich boter op haar gemak nu Tho
lander weg was. Desniettemin wraakte zij
toch Olofs toon van meerderheid tegenover
haar en dat zij hem dien volstrekt niet
vergeven had, toonde zij duidelijk door hem
to ontwijken.
(Wordt vervolgd).