N», 16S24- Uoiidei'dlajg; 31 Dcoemher. Tweede Blad. A°. 1914.
Oudejaarsavondmijmering
Nieuwjaarsmorgengroet.
FEUILLETON.
Sterke Banden.
Gedenkwaardige Oudejaarsavond.
bij dit weer, waardoor men niets zien of
hoor en kon on- bovendien kon uitglijden,
niet zoo roekeloos tuoest zijn. Hij lachte mij
echter uit en schreeuwde:
„Bemoei je met je werk. Timmermans,
niet met mij. Wjj moeten vóór middernacht
klaar zijn."
En weg was hij.
'Uit den grond van mijn hart riep ik hem
na
„De drommel haal je!"
Dat zal ik mijn leven lang niet %'ergctcn
en het zal mij tot op mijn sterfbed berou
wen.
Ik hoorde hom nog bij mijn collega's
vooruit" commandeereu, de WAgenkcttin-
gen rammelen, daarop oen geluid, of de
6lager met- cch bijl oen dik boen -doorhakt,
een doffen schreeuw en daarop weer het
kiink-klang dór buffers. Er voer een ril
ling door mijn leden juist kreeg ik het
signaal tot vóórkomen en mocht niet tal
men.
Voorwaarts, voorwaarts
Ik was dadelijk aan don anderen kant
van het station. Daar wlsfc natuurlijk nie
mand, wat. er gebeurd was. Ik deed mijn
werk als ia een droom. Toen wij na een.
halfuurtje klaar waren en ik weer in het
wachthuis reed, zei dc ehef
„Weet je 't al, Timrnermans, de onder-
wagonmee-ster Ho/al is overreden, dood
gedrukt tusschen do buffers."
Ik vroeg niet veel moer, ik gevoelde mij
zoo huiverig eu weet nog-fiitït, hoe ik mijn
machine bezorgd heb en naar huls geko
men ben.
Toen ik langs het perron kwam, zag ik
Gen menigte menschep, bij een lantaarn
staan en iets, met oen mantel overdekt, in
de snepuw ]ig0en. Ik rilde en had wel ilc
weet. niet wat gegeven, als ik hom. niet een
halfuurtje geleden naar den drommel g'e-
w onecht had.
Ik deed moeite, het uit mijn hoofd te zot
ten het was zoo org niet gemeend, een ge
zegde, dat men bij ons, ruwe menschen, da
gelijks hoort. Eindelijk had ik het zoover
van mij afgezet, dat ik mij mijn verlichte
warme kamer met de vilten pantoffels,
Louise, den kleinen jongen, den zingenden
waterketel op de kachel en den pimekbor-
rcl op do tafel voor kou stellenzoodoen
de werd het- een beetje v rooi ijker in mijn
binnenste.
Dat ik, diep in gedachten, niet op weer
en wind, weg en steg gelet heb, laat. zich
denken. Toen ik op het pad naar den olie
mol on gekomen was, bemerkte ik pas, dat-
het nog sneeuwde eu dc wind- woest om mij
heen huilde.
Ik nam dc spoorbaan, daar er geen
sneeuw op lag, oa ik van da-ar mijn huls het
eerst- kon zien. Ik kon gerust voortgaan,
daar er maar één paar rails was, dus kon
mij geen trein achterop komen en van <lo
andere zijde was er göen moor te verwach
ten.
Toen ik middc-n onder de viaduct was,
waar men 's avonds geen hand voor oegen
zien kan, hoorde ik achter mij fluiten en
tc gelijk het klipklap der wielen van een
naderkomenden trein. Ik hoorde, dat do
machine de wagens duwde, want het slaan
der machine klonk veel verder dan het
rollen der wielen.
Ik liep rustig door cn dacht: „O, dat is
de hulpt-rein, die zooeven op de rails stond
en nu naar het goedcrenstation gebracht
wordt." Dab alles ging mij heel vaag door
liet hoofd, zooals men altijd machinaal a-a-n
den dionsb denkt, ook wanneer men hoofd
en hart vol heeft van andere dingen.
Toen het ping-pang nader en nader
kwam en ik den ketting van den voorsten
wagen hoorde rammelen en liet licht dor
signaal lantaarns haar schijusc-l naast mij
'op dó sneeuw wierp, draaide ik mijn hoofd
orn, ten einde den mannen daar boven op
den trein een „Gelukkig Nieuwjaar" toe te
roepen. Maar liet was geen trein op do
andere rails cn op hetzelfde oogenblik
kreeg ik een geweldigen stoot in den rug,
alles duizelde om mij heen en paf, da-ar lag
ik plat op den grond tusschen de rails en
begonnen dc wagens over mij heen te gaan.
Men zegt, dat wij, machinisten, langza
mer denken clan andere mensr-lton, door al
les, wat vlug aan ons is, in onze machina
is overgegaan, doch in lie! oogeirblik tus
schen mijn val en het bereiken der a ar da
hob ik rnecr gedacht dan soms tussdic-n Pa-
schen cn Pinksteren.
Eerst aan mijn huis, de warme kamer en
alles, wat er in is, dan aan den omh-rwa-
genmeesber, die- aan het station onder den
mantel in de sneeuw lag en daarna bezon
ik mij: Waarom reed de trein op de ver
keerde rails?
Eindelijk had ik het, wat. ik oerst door
mijn muizenissen vergoten had.
De rails op de viaduct lagen diep ondor
dc sneeuw, daarom had de zo deze geno
men. Ik zag den trein duidelijk staan, het
konden niet meer dan 20 a 22 goederenwa
gens zijn, onze eigen wagensdie konden
mij niets doen, die gingen alle hoog over
dc rails. Ik lag plat genoeg.
Maar de machine, de. asclikast der machi
ne. Ik kende de drie machines, die nog klaar
stonden aan het station, als rniju tabaks
doos.
De „Wittckind" ging gemakkelijk over
mij hoen, zelf.s als ik dikker geweest was;
de „Herman" zou misschien ook nog gaan,
wanneer hij weinig water en vuur in den
ketel had, cn do zandvulling, waar ik op
lag, niet- te dik was doch ouder „Siriua",
een vap die nieuwe olifanten, zou ik stel
lig gedood worden.
Ja-, ineens dood, zou nog liet ergste niet
zijn, maar ik zou langzamerhand vaneen,
gereten en aan stukken get-rokkeu worden»
Welke "machine was.het, die komen zou?
Dat alles dacht ik tusflclien den stoot en
den val toen ik echter lug stonden iuijit
go da oh ten stil, ik strekte mij onwillekeu
rig zoo lang, als i-lc was, uit, hield den
adem in en maakte mij zoo dua als ecu
ijiarter, die uit zijn val wil, en telde de
waggons, die boven mijn hoofd voortgin
gen. Duidelijk sprak uit ieder ping-pang
een nare, zekere dood.
Nu word ik door iets zwaars aangegre
pen, neen het is nog niets, het glijdt, rin
kelend over mij keen. iets kouds slaat uiij
in den hals, heb is een afhangende ketting.
Doch nu komt het-, de bodem onder mij
begint oerat zacht, daarna sterker en ster
ker te dreunen; terwijl ik mijn hoofd al
dieper en dieper in het- zand drukte, zag
ik van ter zijde, da.t do sneeuw en do raila
helderder en helderder door een Tood licht
beschenen werden.heb was liet machine-
vuur, dut uit do aschkisb sohc.en.
Nu voelde ik mijn hoofd en mijn liala
warm worden. Do dwarsbalken bogen, de
rails dreunden, do bodem sidderde gewel
dig onder mij daar, is zij. En te gelijk
pakte het mij krachtig in den rug beet»,
duwde mij voort, daarop rits rats, scheurde
er niets bij mij en pang, pang, donderend eu
stampend was de machine over mij heenge
gaan. Nog dreunde de grond. Den vrijer*
hemel zag ik weer boven mij en sneeuw
stormen omga'ven mij weer. God zij lof es*
dank.
Daarop voelde ik wat de machine mij van
het lijf gescheurd had, en ziet, do twee
knoopen van mijn dienstjoa ontbraken. Ik
ging naar de nansto wacht, liet mij een
lantaarn geven cn zocht do knoopen in da
snoeuw.
Toen wij thuis voor uen borrel zalen er\
ik er oerst te veol punt li en toen te veel
suitor in deed, keek Luoise mij verwon
derd aan en vroeg
„Man, wat heb jo toch vandaag? J~o
beeft zoo en spreekt haast- niet."
Toen kwamen eerst mijn gedachten en
mijn spraak terug, ik liet haar dc. knoopon
zien, vertelde haar dc heelo geschiedenis
en zei, dc knoopen tusschen de vingers hou
dende
„Zio, was je man zóóveel dikker geweest,
dan was hij van-avond verpletterd."
Nog bezit ik dc knoopen en ik zal ze bij
mij dra-gen, tot de dood werkelijk tot mij
komt.
De oude machinist, maakte zijn jas lew»
en toonde ons twee knoopen, die hij aua
ecu koordje om dcu hals droeg.
Gereed, om het oude jaar te verlaten,
voelen we 6terkor dan ooit, dat 1914 een
bijzonder jaar is geweest. Om nooit te ver
geten. Wij en onze kinderen zullen er aan
blijven denken, zoolang we leven. Jaren,
die dit oorlogsjaar zijn voorafgegaan en
die cr op zullen volgen, kunnen als wor
den weggewischb uit het geheugen, van 1914
zullen we blijven spreken zooals onze groot
vaders en -moedors heb deden van den
Franöchen tijd. En onze kleinkinderen zul
len heb aanhooren alsof het geen werke
lijkheid! ware geweest, zooals wij éénmaal
luisterden naar do verhalen van de gewel
dige gebeurt en issen, meer dan con eeuw
geleden, als iets uit. een legendarisch tijd
perk.
Het vrecsclijk wereldgebeuren laat cms
snict los, zelfs "niet op den Jaatston dag. An
ders op den oudejaarsavond keerden we in
tot ons zelf, onze gedachten beperkten zich
tot eigen lief en leed, hoogstens tot- dat van
den kleinen kring waarin wc dagelijks ver
keer en.
Met een gevoel van innige dankbaarheid
herdachten we het goede, dat ons to beurt
vielin stillen weemoed zagon wc terug op
verloren geluk. La oh cn traan vonden hun
uitgang in eigen hart en huis.
Ditmaal is het geheel anders.
ïn menig gezin, waar men andere jaren
vooral oj> den oudejaarsavond niet- één
miste omdat men den familieband sterker
voelde dan op elk ander tijdstip, ontbreken
cr nu één of meer. Hier is do stoel van,
vader ledig, do kleinen kunnen niet op zijn
knie klauteren en een niouwj aarsbede sta
melen daar ontbreekt de zoon, levenslus
tige jonge man, vooral op den laatston
avond van het jaar, de vreugde van het
huis. Ze dienen hun vaderland, en in hun
garnizoen denken zo op hun beurt aan d-o
huiagenooten thuja. En beider gedachten
gaan dan verder, veel verder naar do Euro-
peesohc slagvelden, waar thans vaders cn
zonen een strijd voeren op leven en dood,
en intussclien met hun gedachten ook toe
ven in don familiekring waar men hun Af
wezigheid nog voel ernstiger voelen v.al. En
in hoe menig gezin ginds in de oorlógvoè-
rendc landen zittc-n weduwen en weezen
nu bedroefd neer, omdat zo een zorgdra
gende» echtgenoot en vader betreur i,
wiens verlies zo op dit oogenblik dubbel
zwaar gevoelen, of staren bejaarde mon-
schcn elkander sprakeloos aam, omdat geen
van beiden den naam van den lieven zoon,
die in den oorlog bleef, durft uitspreken,
hoc-wel dezo zweeft op hun lippen.
Wie kan er aan ontkomen om, nu, nu
vooral te denken aan verwoeste steden cn
dorpen, «aan plundering cn oorlogsschat
ting, aan kanongebulder en loopgraaf, in
liet kórt: aan de geweldige misère van
den wereldoorlog, ora daarbij het mijmeren
over het eigen kleine nietige- bestaan te
vergeten.
Wie zucht nicl. en klaagt niet en vraagt
nif-l waarom moest dit jaar een jaar van
verschrikking zijn, zooals nooit tc voren?
Dc twaalf doffe slagen van het. midder
nacht-uur, die somber galmen door do
grauwe winterlucht, wanneer 1911, het
gruwzaam oorlogsjaar, neerdaalt in het
graf der ecuwen, geven geen antwoord.
Het- pei nzicnsmoóde menschonhart is der
vertwijfeling nabij.
Doch ook op dezen oudejaarsavond volgt
een morgen, de morgen van oen nieuw jaar.
En dan geen oiidejaarsavondmijmering
meer, maar een nieuwjaarsmorgengroet.
Hol oude, dat niet moer to ver,anderen cn
te herstellen is, heb is voorbij, een nieuw
tijdperk is aangebroken. Aan dat bijna tot-
wanhoop voerend gisteren niet, maar aan
het morgen, dab ten minste verandering,
verbetering en herstel mogelijk maakt-, be
boeren wij toe. Op 1915 zijn nli onze vredes-
vcrwachli agen gebouwd
Daarom na -do oudejaarsavondmijme-
ring, een nieuwjaarsmorgengroet-.
Een -groet-, allereerst aan volkcrongroe
pen wat zijn het er vele die ook thans
nog elkander omklomd houden in doodelijko
18)
Dan was Heb alsof iets baar voor
zijn oogen bedekte. Of dit nu do kantoor
zaken waren. die eeuwige zaken die
tusschen hon tradon, of -of een „flirt"?
Do gedachte was voor haar niet vreemd
en evenmin verontrustend. Zij was er
langzamerhand aan gewoon geraakt. Van
dien avond af, toön hij op dat bal zoo
bijzonder lief voor dat Norrlandsche mooie
vrouwtjo geweest was, dateerde bij haar
het. besef der mogelijkheid, dat er een
aantrekkingskracht buiten haar om op
hem kon werken. En nadat do onaange
name gewaarwording over zijn lichtont
vlambaar hart een weinig verleden was,
begon zij zijn beleefdheden voor verschei
dene dames met andere oogen aan to zien.
Het waren eenvoudig uitingen van zijn
ridderlijk karakteren zij deed trouw haar
feest zijn gedrag van zijn eigen gezichts
punt te beschouwen, namelijk als tot de
(^kantoorzaken" behoorende. In onzo da-
ekchten welopgevoede dames zooveel
omarming. Een groet un weemoedige sym
pathie aan die t-alloozo jonge mannen, die-
op het oorlogspn-d en in de loopgraaf met
volharding, geduld en doodsverachting
vochten, omdat het hun als een duren
plicrht is opgelegd, en zij den strijd voor
vorst cn vaderland een strijd achten, voor
vrijheid on recht tevens. .Met ons nuchter
verstand klagen we er over, dat hier de
beste krachten der natie in dienst zijn van
ruw geweld, dat volks- eu rassenhaat
kweekt-, maar voor hen, die c-r toe geroepen
zijn is onze groet er niet minder hartelijk
om.
Doch ann dien groot-,paart zioli de hart
grondige wensch, dat aan de beschaafde
wereld de ergernis en de droefheid voor
zooveel verdwazing van vorsten en volken
worde weggenomen en dat het nieuwe jaar
niet oud geworden zal zijn, voor een duur
zame vrede is tot- etend gekomen.
Ook aan u een groet,Nederland Tot
nog toe blceft ge voor den last des oor
loge gespaard, maar wij weten nog niet of
het zoo blijven zal. Nog dreigen or wolken
en ook over ons vaderland kan het onweer
losbreken. Op velerlei wijzen gevoelen we
reeds den terugslag van den ons omringen
den krijg. Blijven wij, wat cr ook gebe-ure,
ons onzo kracht bewust, handhavende zoo
lang het kan onze burgerlijke en staat
kundige Vrijheid. Wij hebben naar het
woord van een volksleider in de ure des
go vaars gevoeld, d.it de nationale gedachte
de nationale geschillen moet beheerschen.
L.iat dit in het nieuwe jaar zco blijven
en dit kan liet, zonder opoffering van olko
eerlijke overtuiging, wanneer wij slechts
elkanders overtuiging weten te eerbiedigen.
Laat do eenheid on zes volks zich ook uit
spreken in onderlinge solidariteit. Wat. een
der raadslieden van de Kroon in den eer
sten tijd van den oorlogstoestand heeft ge
zegd, da-t niemand in .Nedorla.nd honger zal
lijden, worde in deze winterdagen door de
mildheid on de onbaatzuchtigheid van allen
die veel of weinig hebben te missen, be
waarheid!
Oo.k aan u een groet', stad onzer inwo
ning! Ook voor u zijn dc tijden niet gun
stig. Voor liet vele goede, dat aan de bur
gerij wordt geschonken zijn de lasten zwaar
to dragen. Dragen wij zo gemeenschappe
lijk blijmoedig én naar de mate onzer krach
ten. Niemand onttrekko zich aan het deel,
dat hem billijkerwijze wordt opgelegd. La
ten wij af met ach en wee to roepen. Wan
neer wij courage houden en vertrouwen pa
ren aan gezond verstand, dan behoeven we
aan dc toekomst van' Leiden "niet te wan
hopen.
Moge heb jaar 1915 'toch nóg voor onze
gemeento een goecli jaar zijn
Ten slotte onze groet aan allen, die met-
ons vertrouwen hebben in de eindclijkc ze
gepraal van heb goedo.
Gaan wij 1915 in met ernst, omdat- de tij
den moeilijk zijn eu donker, maar met moed
tevens omdat wij weten, dab aan de moe
digen eu aan wie vertrouwen dc toe
komst is.
Na oudejaarsavondgemijmer en nieuw-
jaarsraorgcngrocb dus een woord ter bo-
moediging op de verdere levensreis. Het
j.aar, dat onderging in oorlogsgruwelen cn
het jaar, dat. aanvangt met dcnzelfden
menschenmoord, heb zijn slechts twee
schakels in dc lange keten van den tijd.
Duizenden jaren gingen er a-anwooraf, dui
zenden zullen cr nog volgen.
Als wij ons van deze waarheid doordrin
gen, dan beoordeele-n wij do wercid en het
wereldgebeuren niet naar heb korte heden.
Gaan wc de gescliicdenis der menschheid
na en toetsen wij haar aan ons eigen inner
lijk leven dan merken wij daarin, zij heb
ook zigzagsgewijs, .vooruitgang op.
Struikelen den dwalend vervolgen mens oh
en menschheid hun weg, een die steeds om
hoog ga.ab en uit de duisternis waardoor wij
heengaan rijst altijd weer het licht.
Als wij in dab vertrouwen het nieuwe jaar
ingaan, dan versagen, we niet bij al het
leed, dat de wereld ons thans .tc aanschou
wen biedt. Zij het- ons allen gegeven boven
een droevo werkelijkheid, die ons soms tot-
vertwijfeling voert, uit te grijpen naar het
ide.aal, ook op den nieuwjaarsmorgen.
beleefdheid van de hceren, die met haar
cchtgenooten „zaken deden". Men zag
dit overal. Het was een mode geworden,
dat laffe spelen met--gevoelens. Hij was
nu echter eenmaal zooals hij was en hij
bad zijn zwakheden. Zij kon, wel is waar,
niet langer gelooveu, dat hij ontvankelijk
was voor een groofcè heilige liefde, die een
band tusschen twee menschen vormt hier
en in een volgend leven, tot in eeuwig
heid; maar zij hield het er töoli voor,
dat zijn gevoelens voor haar een dieper
karakter droegen dan en niet- gelijk ge
steld konden worden met de vluchtige
opwellingen zijner verliefdheid nu eens
voor deze, dan weer voor een andere
schoone vrouw. Hun liefde wa-s ernst
zijn verliefdheid was eenvoudig het spel
zijner natuur.
Thans over den koelen toon van Olof
bij zijn weggaan denkende, begon zij over
de aanleidende oorzaak daarvan te pein
zen. Zou er weer een verliefd spel begon
nen zijn? Maar haar peinzen hierover
bracht haar niet verder. Zij kon geen vast
punt vopr haar vermoeden vindon en ten
laatste trachtte zij hot zichzelf wijs to
maken, dat het „dê zaken"- waren on
Het was Oudejaarsavond, ia 1845, een
weer van belang, sneeuw cn regen door el
kander. Ik was reeds piepjong-als machinist
aan het hoofdstation in do residentie aan
gesteld en het vorig jaar getrouwd. Het
station is een verschrikkelijke plaats voor
den dienst; waar de storm ook vandaan
komt, op het perron heeft -men cr altijd
last van.
Door een kleine viaduct-loopen twee lij
nen naar clc stad. Aan den anderen kant
van de viaduct-, in het derde huis achter
don oliemolen, woonde ik met Louise en
den kleinen lrrans, die nu al meesterknecht
is.
Op Oudejaarsavond 1845 kwam ik met
een zwaargeladen goederentrein uit Gries-
daal en had veertien uren op dó machine
gestaan, terwijl het hevig stormde en zes
graden vroor. Toen had men do glazon kast
jes nog niet, die nu het maohinepersoncel
tegen weer en wind beschutten.
Wij «tonden dag en nacht aan alles bloot
gesteld op onze machine, zonder dak in
Decemberstorm, Julizon en h.agelbuien,
met geen andere beschutting dan onzo jas
en onze tegen het weer gelia-rde huid. ik
was door en door bevroren en verheugde
mij op de Oudejaa-rsa-vond-piinch, die mijn
vrouw mij beloofd had. Het werd al don
ker, toen ik aankwam, en door de sneeuw
jacht leek het station met zijn honderden
lichten een groote Kerstboom. Een sleoht
Kerstgeschenk wachtte er mij. Er waren,
wegens do feestdagen, circa 500 wagens aan
het station om gerangeerd te worden, opdat
zij na Nieuwjaar dadelijk zouden kunnen
vertrekken. Nauwelijks klim ik van de ma
chine in dc etokerskamer, of daar komt de
wagenmeester naar me toe en zegt
„Timmc-rmaas, Hauser is ziek geworden,
je moet de derde rangoermnchin-e voor hem
waarnemen."
Ik moést gehoorzamen, maar vond het
vrij vervelend ik .schreef de rillingen, die
mij over ?fc lijf liepen» toe aan h-et weer,
dat. mij tegensloeg, toen ik met de machine
buiten kwam. Dc lucht- whs vol sneeuwvlok
ken en nevel cn als de witte schimmen
dwars over do machine joegen, kon ik den
schoorsteen liaast niet zien.
Van de lichtsignalen zag men -zoo nu en
clan oen rood, wit of groen schijnselvan
de horen- en fluitsignalen hoorde men" door
het huilen van den wincl in. de wagens en
het zingen in dc telegraafdraden juist zoo
veel, dat men or niets uit op kon maken.
Van het roepen van de rangeerders was in
't geheel niets tc hooien.
Da-aronlxn en werden ccn paar honderd
wagons te gelijk door drie machines in ver
schillende richtingen gcschovon overal
kwamen zij als groote schaduwen uit sneeuw
en nevel te voorschijn cn waren er weer
oven gauw in verdwenenalles was dof
door dc dikke sneeuw, men hoorde ze niet
rollen, niet komen, niet ga«an.
Dc wisselwachters sprongen, tot op de
huid toe nat, in de sneeuw tusschen de rol
lende wagens heen eu weer. Een rangeer
station ziet cr in z.ulk een -winternacht vrce-
sclijk uit. Ik heb cr mij "telkens over ver
wonderd, wanneer ik den anderen morgen
niet hoorde, dat deze of gene verpletterd
was.
In dien nacht, was liet angstig; ieder
haastte zich, om bij zijn Oudejaars-punch to
komen.
De wagens vlogen heen en weer en lich
ten schoten voorbij gelijk heb weerlicht.
Overal het kreunen en knarsen van de te
gen elkander drukkende buffers en de man
nen kropen onder en tusschen de wagena
door, of de v/ielcn peperkoek en de buffers
donzen bedden waren.
Hozal was ccn kleine, wilde onderwagon-
meester. Ik mocht den kerel niet graag,
daar hij mij eens erg dwars gezeten had.
Jk stond verbaasd, zooals ik overal zijn
signaal lantaarns zag rondzweven voor,
achter on op zijde en hoe zijn schello stom
boven het huilen van den storm uitklonk.
Toen ik hem weer tusschen twee buffe-ra
door zag sluipen, riop ik hem toe, dat hij
niets anders, die hem in beslag namen.
Het zou er misschien bijkomen, dat hij
zich in huis een weinig veronachtzaamd
gevoelde, in de laatste dagen. Zij was in
de vorige week twee avonden bij de ourle-
lui Grundelius gebleven, waarop hij haar
misschien gaarne thuis zou hebben ge
vonden en dan ook niet zou zijn uitge
gaan. De twee eerste pianolessen had zij
bij tante Ebba aan huis genomen en toen
was zij to laat voor het eten thuis geko
men.
Zij begon te begrijpen, dat zij iets be
hoorde to doen om Tiet voor hem aange
naam en gezellig thuis te makenhij
moest bemerken, dat zij aan hom daeht
en dat zij den indruk van haar achteloos
heid trachtte te doen vergeten.
HeerlijkDaar kwam juist een goede
inval bij haar op. Zij ging voor do schrijf
tafel zitten en schreef een briefje aan In
geborg Mark, waarin zij haar uitnoodigde
den volgenden middag bij hon te komen
eten,
Ingeborg was nu reeds in gen week hier
geweest- en dit was ook al de schuld van
Tholander. Ingeborg veronderstelde na
tuurlijk, dat Martha do*r deir. weke en
haar toewijding voor hem geheel in beslag
genomen werd. Maar nu moest zij weer
hier komen cn Ivet vroolijk maken in haar
huiskamer. Martha overlegde bij zichzelf
of zij er nog een paar menschen bij zou
noodigen, of dat zij dit tot een anderen
dag zou uitstellen Zij zouden nu meer
menschen ten hunnent noodigen dan zij
tot nog toe gedaan hadden. Olof had be
hoefte aan een vroolijk gezelschap en het
was toch veel beter, dat hij dit in zijn
eigen woning vond dan het buitenshuis
te moeten zoeken.
Den volgenden morgen vertelde zij hein,
dat zij Ingeborg genoodigd had „voor
zijn genoegen" en vroeg of hij nu tijd zou
hebben om thuis te komen?
Hij zag haar aan met een zonderlingen,
uitvorschenden blik, terwijl hij zich even
bedacht eer hij antwoordde
„Je. bent heusch naïef, Martha".
„Hoe bedoel je dat?" vroeg zij ver
wonderd.
Maar hij had zijn hoofd reeds van haar
afgewend en monsterde zijn nagels.
Wat hij daarmede bedoelde? Och. hij
had eenvoudig willen zeggen, dat hij het
vreemd van haar vond te denken, dat zij
gasten moest noodigen om hein te bewe
gen vroeg thuis te komen. Alsof hij dit toch
buitendien niet gaarne zou doen, als hij
niet gedwongen was om uit te gaan I
Iets was er in dat antwoord, dat haat
niet bevredigde, cn zij kwam nog even op
tegen die uitdrukking „naïef". Maar loon
hij, op haar volhouden, dat- woord terug
nam, dacht zij ér 'niet langer annzij
zorgde er alleen voor hem tè laten belo
ven, dat hij na bot eten niet weer zou
uitgaan.
I)ib was niet moeilijk, want Hij zou toe
vallig juist dien avond wij zijn.
Voor don middag kreeg Martha haar
derde muziekles en die had plaats bij haar
«aan huis. Zij stónd laat op en kon dus
niet gemakkelijk reeds op het vroege uur,
dat de kapitein voor zijn ochtendwande
ling gebruikte, bij Grundelius komen. Dit
uur was intusschon het beste voor de los
geschikt, want oom Julius hiel 1 wel van
muziek, .maar niet- van „getjingèi'', zoo
als hij-cle oefening' noemde. Nu zpu Tho
lander van twee tot drie uren bij haat
komen.
(Wordt vervolgd).1