N», 16S24- Uoiidei'dlajg; 31 Dcoemher. Tweede Blad. A°. 1914. Oudejaarsavondmijmering Nieuwjaarsmorgengroet. FEUILLETON. Sterke Banden. Gedenkwaardige Oudejaarsavond. bij dit weer, waardoor men niets zien of hoor en kon on- bovendien kon uitglijden, niet zoo roekeloos tuoest zijn. Hij lachte mij echter uit en schreeuwde: „Bemoei je met je werk. Timmermans, niet met mij. Wjj moeten vóór middernacht klaar zijn." En weg was hij. 'Uit den grond van mijn hart riep ik hem na „De drommel haal je!" Dat zal ik mijn leven lang niet %'ergctcn en het zal mij tot op mijn sterfbed berou wen. Ik hoorde hom nog bij mijn collega's vooruit" commandeereu, de WAgenkcttin- gen rammelen, daarop oen geluid, of de 6lager met- cch bijl oen dik boen -doorhakt, een doffen schreeuw en daarop weer het kiink-klang dór buffers. Er voer een ril ling door mijn leden juist kreeg ik het signaal tot vóórkomen en mocht niet tal men. Voorwaarts, voorwaarts Ik was dadelijk aan don anderen kant van het station. Daar wlsfc natuurlijk nie mand, wat. er gebeurd was. Ik deed mijn werk als ia een droom. Toen wij na een. halfuurtje klaar waren en ik weer in het wachthuis reed, zei dc ehef „Weet je 't al, Timrnermans, de onder- wagonmee-ster Ho/al is overreden, dood gedrukt tusschen do buffers." Ik vroeg niet veel moer, ik gevoelde mij zoo huiverig eu weet nog-fiitït, hoe ik mijn machine bezorgd heb en naar huls geko men ben. Toen ik langs het perron kwam, zag ik Gen menigte menschep, bij een lantaarn staan en iets, met oen mantel overdekt, in de snepuw ]ig0en. Ik rilde en had wel ilc weet. niet wat gegeven, als ik hom. niet een halfuurtje geleden naar den drommel g'e- w onecht had. Ik deed moeite, het uit mijn hoofd te zot ten het was zoo org niet gemeend, een ge zegde, dat men bij ons, ruwe menschen, da gelijks hoort. Eindelijk had ik het zoover van mij afgezet, dat ik mij mijn verlichte warme kamer met de vilten pantoffels, Louise, den kleinen jongen, den zingenden waterketel op de kachel en den pimekbor- rcl op do tafel voor kou stellenzoodoen de werd het- een beetje v rooi ijker in mijn binnenste. Dat ik, diep in gedachten, niet op weer en wind, weg en steg gelet heb, laat. zich denken. Toen ik op het pad naar den olie mol on gekomen was, bemerkte ik pas, dat- het nog sneeuwde eu dc wind- woest om mij heen huilde. Ik nam dc spoorbaan, daar er geen sneeuw op lag, oa ik van da-ar mijn huls het eerst- kon zien. Ik kon gerust voortgaan, daar er maar één paar rails was, dus kon mij geen trein achterop komen en van <lo andere zijde was er göen moor te verwach ten. Toen ik middc-n onder de viaduct was, waar men 's avonds geen hand voor oegen zien kan, hoorde ik achter mij fluiten en tc gelijk het klipklap der wielen van een naderkomenden trein. Ik hoorde, dat do machine de wagens duwde, want het slaan der machine klonk veel verder dan het rollen der wielen. Ik liep rustig door cn dacht: „O, dat is de hulpt-rein, die zooeven op de rails stond en nu naar het goedcrenstation gebracht wordt." Dab alles ging mij heel vaag door liet hoofd, zooals men altijd machinaal a-a-n den dionsb denkt, ook wanneer men hoofd en hart vol heeft van andere dingen. Toen het ping-pang nader en nader kwam en ik den ketting van den voorsten wagen hoorde rammelen en liet licht dor signaal lantaarns haar schijusc-l naast mij 'op dó sneeuw wierp, draaide ik mijn hoofd orn, ten einde den mannen daar boven op den trein een „Gelukkig Nieuwjaar" toe te roepen. Maar liet was geen trein op do andere rails cn op hetzelfde oogenblik kreeg ik een geweldigen stoot in den rug, alles duizelde om mij heen en paf, da-ar lag ik plat op den grond tusschen de rails en begonnen dc wagens over mij heen te gaan. Men zegt, dat wij, machinisten, langza mer denken clan andere mensr-lton, door al les, wat vlug aan ons is, in onze machina is overgegaan, doch in lie! oogeirblik tus schen mijn val en het bereiken der a ar da hob ik rnecr gedacht dan soms tussdic-n Pa- schen cn Pinksteren. Eerst aan mijn huis, de warme kamer en alles, wat er in is, dan aan den omh-rwa- genmeesber, die- aan het station onder den mantel in de sneeuw lag en daarna bezon ik mij: Waarom reed de trein op de ver keerde rails? Eindelijk had ik het, wat. ik oerst door mijn muizenissen vergoten had. De rails op de viaduct lagen diep ondor dc sneeuw, daarom had de zo deze geno men. Ik zag den trein duidelijk staan, het konden niet meer dan 20 a 22 goederenwa gens zijn, onze eigen wagensdie konden mij niets doen, die gingen alle hoog over dc rails. Ik lag plat genoeg. Maar de machine, de. asclikast der machi ne. Ik kende de drie machines, die nog klaar stonden aan het station, als rniju tabaks doos. De „Wittckind" ging gemakkelijk over mij hoen, zelf.s als ik dikker geweest was; de „Herman" zou misschien ook nog gaan, wanneer hij weinig water en vuur in den ketel had, cn do zandvulling, waar ik op lag, niet- te dik was doch ouder „Siriua", een vap die nieuwe olifanten, zou ik stel lig gedood worden. Ja-, ineens dood, zou nog liet ergste niet zijn, maar ik zou langzamerhand vaneen, gereten en aan stukken get-rokkeu worden» Welke "machine was.het, die komen zou? Dat alles dacht ik tusflclien den stoot en den val toen ik echter lug stonden iuijit go da oh ten stil, ik strekte mij onwillekeu rig zoo lang, als i-lc was, uit, hield den adem in en maakte mij zoo dua als ecu ijiarter, die uit zijn val wil, en telde de waggons, die boven mijn hoofd voortgin gen. Duidelijk sprak uit ieder ping-pang een nare, zekere dood. Nu word ik door iets zwaars aangegre pen, neen het is nog niets, het glijdt, rin kelend over mij keen. iets kouds slaat uiij in den hals, heb is een afhangende ketting. Doch nu komt het-, de bodem onder mij begint oerat zacht, daarna sterker en ster ker te dreunen; terwijl ik mijn hoofd al dieper en dieper in het- zand drukte, zag ik van ter zijde, da.t do sneeuw en do raila helderder en helderder door een Tood licht beschenen werden.heb was liet machine- vuur, dut uit do aschkisb sohc.en. Nu voelde ik mijn hoofd en mijn liala warm worden. Do dwarsbalken bogen, de rails dreunden, do bodem sidderde gewel dig onder mij daar, is zij. En te gelijk pakte het mij krachtig in den rug beet», duwde mij voort, daarop rits rats, scheurde er niets bij mij en pang, pang, donderend eu stampend was de machine over mij heenge gaan. Nog dreunde de grond. Den vrijer* hemel zag ik weer boven mij en sneeuw stormen omga'ven mij weer. God zij lof es* dank. Daarop voelde ik wat de machine mij van het lijf gescheurd had, en ziet, do twee knoopen van mijn dienstjoa ontbraken. Ik ging naar de nansto wacht, liet mij een lantaarn geven cn zocht do knoopen in da snoeuw. Toen wij thuis voor uen borrel zalen er\ ik er oerst te veol punt li en toen te veel suitor in deed, keek Luoise mij verwon derd aan en vroeg „Man, wat heb jo toch vandaag? J~o beeft zoo en spreekt haast- niet." Toen kwamen eerst mijn gedachten en mijn spraak terug, ik liet haar dc. knoopon zien, vertelde haar dc heelo geschiedenis en zei, dc knoopen tusschen de vingers hou dende „Zio, was je man zóóveel dikker geweest, dan was hij van-avond verpletterd." Nog bezit ik dc knoopen en ik zal ze bij mij dra-gen, tot de dood werkelijk tot mij komt. De oude machinist, maakte zijn jas lew» en toonde ons twee knoopen, die hij aua ecu koordje om dcu hals droeg. Gereed, om het oude jaar te verlaten, voelen we 6terkor dan ooit, dat 1914 een bijzonder jaar is geweest. Om nooit te ver geten. Wij en onze kinderen zullen er aan blijven denken, zoolang we leven. Jaren, die dit oorlogsjaar zijn voorafgegaan en die cr op zullen volgen, kunnen als wor den weggewischb uit het geheugen, van 1914 zullen we blijven spreken zooals onze groot vaders en -moedors heb deden van den Franöchen tijd. En onze kleinkinderen zul len heb aanhooren alsof het geen werke lijkheid! ware geweest, zooals wij éénmaal luisterden naar do verhalen van de gewel dige gebeurt en issen, meer dan con eeuw geleden, als iets uit. een legendarisch tijd perk. Het vrecsclijk wereldgebeuren laat cms snict los, zelfs "niet op den Jaatston dag. An ders op den oudejaarsavond keerden we in tot ons zelf, onze gedachten beperkten zich tot eigen lief en leed, hoogstens tot- dat van den kleinen kring waarin wc dagelijks ver keer en. Met een gevoel van innige dankbaarheid herdachten we het goede, dat ons to beurt vielin stillen weemoed zagon wc terug op verloren geluk. La oh cn traan vonden hun uitgang in eigen hart en huis. Ditmaal is het geheel anders. ïn menig gezin, waar men andere jaren vooral oj> den oudejaarsavond niet- één miste omdat men den familieband sterker voelde dan op elk ander tijdstip, ontbreken cr nu één of meer. Hier is do stoel van, vader ledig, do kleinen kunnen niet op zijn knie klauteren en een niouwj aarsbede sta melen daar ontbreekt de zoon, levenslus tige jonge man, vooral op den laatston avond van het jaar, de vreugde van het huis. Ze dienen hun vaderland, en in hun garnizoen denken zo op hun beurt aan d-o huiagenooten thuja. En beider gedachten gaan dan verder, veel verder naar do Euro- peesohc slagvelden, waar thans vaders cn zonen een strijd voeren op leven en dood, en intussclien met hun gedachten ook toe ven in don familiekring waar men hun Af wezigheid nog voel ernstiger voelen v.al. En in hoe menig gezin ginds in de oorlógvoè- rendc landen zittc-n weduwen en weezen nu bedroefd neer, omdat zo een zorgdra gende» echtgenoot en vader betreur i, wiens verlies zo op dit oogenblik dubbel zwaar gevoelen, of staren bejaarde mon- schcn elkander sprakeloos aam, omdat geen van beiden den naam van den lieven zoon, die in den oorlog bleef, durft uitspreken, hoc-wel dezo zweeft op hun lippen. Wie kan er aan ontkomen om, nu, nu vooral te denken aan verwoeste steden cn dorpen, «aan plundering cn oorlogsschat ting, aan kanongebulder en loopgraaf, in liet kórt: aan de geweldige misère van den wereldoorlog, ora daarbij het mijmeren over het eigen kleine nietige- bestaan te vergeten. Wie zucht nicl. en klaagt niet en vraagt nif-l waarom moest dit jaar een jaar van verschrikking zijn, zooals nooit tc voren? Dc twaalf doffe slagen van het. midder nacht-uur, die somber galmen door do grauwe winterlucht, wanneer 1911, het gruwzaam oorlogsjaar, neerdaalt in het graf der ecuwen, geven geen antwoord. Het- pei nzicnsmoóde menschonhart is der vertwijfeling nabij. Doch ook op dezen oudejaarsavond volgt een morgen, de morgen van oen nieuw jaar. En dan geen oiidejaarsavondmijmering meer, maar een nieuwjaarsmorgengroet. Hol oude, dat niet moer to ver,anderen cn te herstellen is, heb is voorbij, een nieuw tijdperk is aangebroken. Aan dat bijna tot- wanhoop voerend gisteren niet, maar aan het morgen, dab ten minste verandering, verbetering en herstel mogelijk maakt-, be boeren wij toe. Op 1915 zijn nli onze vredes- vcrwachli agen gebouwd Daarom na -do oudejaarsavondmijme- ring, een nieuwjaarsmorgengroet-. Een -groet-, allereerst aan volkcrongroe pen wat zijn het er vele die ook thans nog elkander omklomd houden in doodelijko 18) Dan was Heb alsof iets baar voor zijn oogen bedekte. Of dit nu do kantoor zaken waren. die eeuwige zaken die tusschen hon tradon, of -of een „flirt"? Do gedachte was voor haar niet vreemd en evenmin verontrustend. Zij was er langzamerhand aan gewoon geraakt. Van dien avond af, toön hij op dat bal zoo bijzonder lief voor dat Norrlandsche mooie vrouwtjo geweest was, dateerde bij haar het. besef der mogelijkheid, dat er een aantrekkingskracht buiten haar om op hem kon werken. En nadat do onaange name gewaarwording over zijn lichtont vlambaar hart een weinig verleden was, begon zij zijn beleefdheden voor verschei dene dames met andere oogen aan to zien. Het waren eenvoudig uitingen van zijn ridderlijk karakteren zij deed trouw haar feest zijn gedrag van zijn eigen gezichts punt te beschouwen, namelijk als tot de (^kantoorzaken" behoorende. In onzo da- ekchten welopgevoede dames zooveel omarming. Een groet un weemoedige sym pathie aan die t-alloozo jonge mannen, die- op het oorlogspn-d en in de loopgraaf met volharding, geduld en doodsverachting vochten, omdat het hun als een duren plicrht is opgelegd, en zij den strijd voor vorst cn vaderland een strijd achten, voor vrijheid on recht tevens. .Met ons nuchter verstand klagen we er over, dat hier de beste krachten der natie in dienst zijn van ruw geweld, dat volks- eu rassenhaat kweekt-, maar voor hen, die c-r toe geroepen zijn is onze groet er niet minder hartelijk om. Doch ann dien groot-,paart zioli de hart grondige wensch, dat aan de beschaafde wereld de ergernis en de droefheid voor zooveel verdwazing van vorsten en volken worde weggenomen en dat het nieuwe jaar niet oud geworden zal zijn, voor een duur zame vrede is tot- etend gekomen. Ook aan u een groet,Nederland Tot nog toe blceft ge voor den last des oor loge gespaard, maar wij weten nog niet of het zoo blijven zal. Nog dreigen or wolken en ook over ons vaderland kan het onweer losbreken. Op velerlei wijzen gevoelen we reeds den terugslag van den ons omringen den krijg. Blijven wij, wat cr ook gebe-ure, ons onzo kracht bewust, handhavende zoo lang het kan onze burgerlijke en staat kundige Vrijheid. Wij hebben naar het woord van een volksleider in de ure des go vaars gevoeld, d.it de nationale gedachte de nationale geschillen moet beheerschen. L.iat dit in het nieuwe jaar zco blijven en dit kan liet, zonder opoffering van olko eerlijke overtuiging, wanneer wij slechts elkanders overtuiging weten te eerbiedigen. Laat do eenheid on zes volks zich ook uit spreken in onderlinge solidariteit. Wat. een der raadslieden van de Kroon in den eer sten tijd van den oorlogstoestand heeft ge zegd, da-t niemand in .Nedorla.nd honger zal lijden, worde in deze winterdagen door de mildheid on de onbaatzuchtigheid van allen die veel of weinig hebben te missen, be waarheid! Oo.k aan u een groet', stad onzer inwo ning! Ook voor u zijn dc tijden niet gun stig. Voor liet vele goede, dat aan de bur gerij wordt geschonken zijn de lasten zwaar to dragen. Dragen wij zo gemeenschappe lijk blijmoedig én naar de mate onzer krach ten. Niemand onttrekko zich aan het deel, dat hem billijkerwijze wordt opgelegd. La ten wij af met ach en wee to roepen. Wan neer wij courage houden en vertrouwen pa ren aan gezond verstand, dan behoeven we aan dc toekomst van' Leiden "niet te wan hopen. Moge heb jaar 1915 'toch nóg voor onze gemeento een goecli jaar zijn Ten slotte onze groet aan allen, die met- ons vertrouwen hebben in de eindclijkc ze gepraal van heb goedo. Gaan wij 1915 in met ernst, omdat- de tij den moeilijk zijn eu donker, maar met moed tevens omdat wij weten, dab aan de moe digen eu aan wie vertrouwen dc toe komst is. Na oudejaarsavondgemijmer en nieuw- jaarsraorgcngrocb dus een woord ter bo- moediging op de verdere levensreis. Het j.aar, dat onderging in oorlogsgruwelen cn het jaar, dat. aanvangt met dcnzelfden menschenmoord, heb zijn slechts twee schakels in dc lange keten van den tijd. Duizenden jaren gingen er a-anwooraf, dui zenden zullen cr nog volgen. Als wij ons van deze waarheid doordrin gen, dan beoordeele-n wij do wercid en het wereldgebeuren niet naar heb korte heden. Gaan wc de gescliicdenis der menschheid na en toetsen wij haar aan ons eigen inner lijk leven dan merken wij daarin, zij heb ook zigzagsgewijs, .vooruitgang op. Struikelen den dwalend vervolgen mens oh en menschheid hun weg, een die steeds om hoog ga.ab en uit de duisternis waardoor wij heengaan rijst altijd weer het licht. Als wij in dab vertrouwen het nieuwe jaar ingaan, dan versagen, we niet bij al het leed, dat de wereld ons thans .tc aanschou wen biedt. Zij het- ons allen gegeven boven een droevo werkelijkheid, die ons soms tot- vertwijfeling voert, uit te grijpen naar het ide.aal, ook op den nieuwjaarsmorgen. beleefdheid van de hceren, die met haar cchtgenooten „zaken deden". Men zag dit overal. Het was een mode geworden, dat laffe spelen met--gevoelens. Hij was nu echter eenmaal zooals hij was en hij bad zijn zwakheden. Zij kon, wel is waar, niet langer gelooveu, dat hij ontvankelijk was voor een groofcè heilige liefde, die een band tusschen twee menschen vormt hier en in een volgend leven, tot in eeuwig heid; maar zij hield het er töoli voor, dat zijn gevoelens voor haar een dieper karakter droegen dan en niet- gelijk ge steld konden worden met de vluchtige opwellingen zijner verliefdheid nu eens voor deze, dan weer voor een andere schoone vrouw. Hun liefde wa-s ernst zijn verliefdheid was eenvoudig het spel zijner natuur. Thans over den koelen toon van Olof bij zijn weggaan denkende, begon zij over de aanleidende oorzaak daarvan te pein zen. Zou er weer een verliefd spel begon nen zijn? Maar haar peinzen hierover bracht haar niet verder. Zij kon geen vast punt vopr haar vermoeden vindon en ten laatste trachtte zij hot zichzelf wijs to maken, dat het „dê zaken"- waren on Het was Oudejaarsavond, ia 1845, een weer van belang, sneeuw cn regen door el kander. Ik was reeds piepjong-als machinist aan het hoofdstation in do residentie aan gesteld en het vorig jaar getrouwd. Het station is een verschrikkelijke plaats voor den dienst; waar de storm ook vandaan komt, op het perron heeft -men cr altijd last van. Door een kleine viaduct-loopen twee lij nen naar clc stad. Aan den anderen kant van de viaduct-, in het derde huis achter don oliemolen, woonde ik met Louise en den kleinen lrrans, die nu al meesterknecht is. Op Oudejaarsavond 1845 kwam ik met een zwaargeladen goederentrein uit Gries- daal en had veertien uren op dó machine gestaan, terwijl het hevig stormde en zes graden vroor. Toen had men do glazon kast jes nog niet, die nu het maohinepersoncel tegen weer en wind beschutten. Wij «tonden dag en nacht aan alles bloot gesteld op onze machine, zonder dak in Decemberstorm, Julizon en h.agelbuien, met geen andere beschutting dan onzo jas en onze tegen het weer gelia-rde huid. ik was door en door bevroren en verheugde mij op de Oudejaa-rsa-vond-piinch, die mijn vrouw mij beloofd had. Het werd al don ker, toen ik aankwam, en door de sneeuw jacht leek het station met zijn honderden lichten een groote Kerstboom. Een sleoht Kerstgeschenk wachtte er mij. Er waren, wegens do feestdagen, circa 500 wagens aan het station om gerangeerd te worden, opdat zij na Nieuwjaar dadelijk zouden kunnen vertrekken. Nauwelijks klim ik van de ma chine in dc etokerskamer, of daar komt de wagenmeester naar me toe en zegt „Timmc-rmaas, Hauser is ziek geworden, je moet de derde rangoermnchin-e voor hem waarnemen." Ik moést gehoorzamen, maar vond het vrij vervelend ik .schreef de rillingen, die mij over ?fc lijf liepen» toe aan h-et weer, dat. mij tegensloeg, toen ik met de machine buiten kwam. Dc lucht- whs vol sneeuwvlok ken en nevel cn als de witte schimmen dwars over do machine joegen, kon ik den schoorsteen liaast niet zien. Van de lichtsignalen zag men -zoo nu en clan oen rood, wit of groen schijnselvan de horen- en fluitsignalen hoorde men" door het huilen van den wincl in. de wagens en het zingen in dc telegraafdraden juist zoo veel, dat men or niets uit op kon maken. Van het roepen van de rangeerders was in 't geheel niets tc hooien. Da-aronlxn en werden ccn paar honderd wagons te gelijk door drie machines in ver schillende richtingen gcschovon overal kwamen zij als groote schaduwen uit sneeuw en nevel te voorschijn cn waren er weer oven gauw in verdwenenalles was dof door dc dikke sneeuw, men hoorde ze niet rollen, niet komen, niet ga«an. Dc wisselwachters sprongen, tot op de huid toe nat, in de sneeuw tusschen de rol lende wagens heen eu weer. Een rangeer station ziet cr in z.ulk een -winternacht vrce- sclijk uit. Ik heb cr mij "telkens over ver wonderd, wanneer ik den anderen morgen niet hoorde, dat deze of gene verpletterd was. In dien nacht, was liet angstig; ieder haastte zich, om bij zijn Oudejaars-punch to komen. De wagens vlogen heen en weer en lich ten schoten voorbij gelijk heb weerlicht. Overal het kreunen en knarsen van de te gen elkander drukkende buffers en de man nen kropen onder en tusschen de wagena door, of de v/ielcn peperkoek en de buffers donzen bedden waren. Hozal was ccn kleine, wilde onderwagon- meester. Ik mocht den kerel niet graag, daar hij mij eens erg dwars gezeten had. Jk stond verbaasd, zooals ik overal zijn signaal lantaarns zag rondzweven voor, achter on op zijde en hoe zijn schello stom boven het huilen van den storm uitklonk. Toen ik hem weer tusschen twee buffe-ra door zag sluipen, riop ik hem toe, dat hij niets anders, die hem in beslag namen. Het zou er misschien bijkomen, dat hij zich in huis een weinig veronachtzaamd gevoelde, in de laatste dagen. Zij was in de vorige week twee avonden bij de ourle- lui Grundelius gebleven, waarop hij haar misschien gaarne thuis zou hebben ge vonden en dan ook niet zou zijn uitge gaan. De twee eerste pianolessen had zij bij tante Ebba aan huis genomen en toen was zij to laat voor het eten thuis geko men. Zij begon te begrijpen, dat zij iets be hoorde to doen om Tiet voor hem aange naam en gezellig thuis te makenhij moest bemerken, dat zij aan hom daeht en dat zij den indruk van haar achteloos heid trachtte te doen vergeten. HeerlijkDaar kwam juist een goede inval bij haar op. Zij ging voor do schrijf tafel zitten en schreef een briefje aan In geborg Mark, waarin zij haar uitnoodigde den volgenden middag bij hon te komen eten, Ingeborg was nu reeds in gen week hier geweest- en dit was ook al de schuld van Tholander. Ingeborg veronderstelde na tuurlijk, dat Martha do*r deir. weke en haar toewijding voor hem geheel in beslag genomen werd. Maar nu moest zij weer hier komen cn Ivet vroolijk maken in haar huiskamer. Martha overlegde bij zichzelf of zij er nog een paar menschen bij zou noodigen, of dat zij dit tot een anderen dag zou uitstellen Zij zouden nu meer menschen ten hunnent noodigen dan zij tot nog toe gedaan hadden. Olof had be hoefte aan een vroolijk gezelschap en het was toch veel beter, dat hij dit in zijn eigen woning vond dan het buitenshuis te moeten zoeken. Den volgenden morgen vertelde zij hein, dat zij Ingeborg genoodigd had „voor zijn genoegen" en vroeg of hij nu tijd zou hebben om thuis te komen? Hij zag haar aan met een zonderlingen, uitvorschenden blik, terwijl hij zich even bedacht eer hij antwoordde „Je. bent heusch naïef, Martha". „Hoe bedoel je dat?" vroeg zij ver wonderd. Maar hij had zijn hoofd reeds van haar afgewend en monsterde zijn nagels. Wat hij daarmede bedoelde? Och. hij had eenvoudig willen zeggen, dat hij het vreemd van haar vond te denken, dat zij gasten moest noodigen om hein te bewe gen vroeg thuis te komen. Alsof hij dit toch buitendien niet gaarne zou doen, als hij niet gedwongen was om uit te gaan I Iets was er in dat antwoord, dat haat niet bevredigde, cn zij kwam nog even op tegen die uitdrukking „naïef". Maar loon hij, op haar volhouden, dat- woord terug nam, dacht zij ér 'niet langer annzij zorgde er alleen voor hem tè laten belo ven, dat hij na bot eten niet weer zou uitgaan. I)ib was niet moeilijk, want Hij zou toe vallig juist dien avond wij zijn. Voor don middag kreeg Martha haar derde muziekles en die had plaats bij haar «aan huis. Zij stónd laat op en kon dus niet gemakkelijk reeds op het vroege uur, dat de kapitein voor zijn ochtendwande ling gebruikte, bij Grundelius komen. Dit uur was intusschon het beste voor de los geschikt, want oom Julius hiel 1 wel van muziek, .maar niet- van „getjingèi'', zoo als hij-cle oefening' noemde. Nu zpu Tho lander van twee tot drie uren bij haat komen. (Wordt vervolgd).1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 5