öe Eurojieesche Oorlog. FEUILLETON. den spraken uit, dat juist de arbeidende klasse hert meest van den oorlog had te lijden. Wat den vermogensaanwas betreft-, merkt spr. op, dat die voor een gedeelte niet liquide is als door het stijgen van den koers van aandeelen; voorts door de nood zakelijkheid van het bouwen voor den be volkingsaanwas en het uitbreiden van de arbeidsgelegenheid, en het steeds meer ver vangen van handenarbeid door machines. Dat alles mag niet stil staan, omdat stil- stand hier achteruitgang zou beteekenen. Daarom zou spr. het beter achten, dat in 15 jaar wordt afbetaald dan ineens het ver loren bedrag wordt gegeven. Velen leven nu reeds aan den rand van hun vermogen. Hoe zal het hun gaan bij een heffing in eens Het komt spr. voor, dat over een heffing ineens op dit oogenblik nog niet kan wor den gesproken. Bij voorbaat protesteert Bpr. er tegen, dat men het zou voorst-ellen alsof hij zou hebben gepleit voor die arme rijke menschon, die beschermd moeten wor den. Dat do sociaaldemocraten voor een' heffing ineens zijn, spreekt, vanzelf. Echter heeft het spr. verwonderd, dat ook anderen dit denkbeeld hebben verdedigd. Men be stookt den Minister van de zijden, waar hij het meest steun mocht hebben verwacht. Ten onrechte stelt men het voor, alsof dit ontwerp naar den zin is eter rechterzijde. Zijn de opcenten op het gedistilleerd zoo naar den zin der rechterzijde Spr. hoopt, dat degenen, die zoo scherp de Begee-rin^ hebben bestreden zonder bedenken, alsnog hun stem aan het ontwerp zullen geven. De heer PATYN zou het betreurt hebben in een tijd, dat de buitenlandsche aangele genheden de binnenlandsche politiek over schaduwen, indien die eenegezindheid tus- 6chen Begeering en Parlement ware ver broken. Het ontwerp voldoet spr nog niet geheel. Spr. betreurt, dat do eigenlijke be slissing over de heffing zal worden geno men een jaar vóór de algemeen© verkie zingen. Ook betreurt spr. de schrapping van de opcenten op de successierechten. Spr. stelt de vraag of het noodig is tot een geconsolideerde obligatie-leening reeds nu over te gaan. Z. i. kon aanvankelijk nog volstaan zijn met de uitgifte van 40 k 50 pCt. schatkistbiljetten. Ook in verschil lende andere landen is in dien zin gehan deld. Nu zal de Minister aanvoeren, dat zijn oplossing meer afdoende is. Dat geeft spr. toe. Spr. klaagt over een zeker© on klaarheid in het geheele ontwerp, doordat gehinkt wordt op twee gedachtenkasbe- hoeften en oorlogsuitgaven. Het is een vraag van economisch-financieel inzicht wat be ter is, een geconsolideerde leening of schat kistbiljetten. De oorlogsuitgaven zijn nog geheel onbekendze kunnen dus mee- en tegenvallen. Uit die f275.000,000 worden ook betaald de normale buitengewone uit gaven voor de spoorwegen, het bouwfonds voor binnenlandsche zaken, de internee- ringskosten, die worden terugbetaald. Moet dat alles worden gedelgd, zooals thans wordt voorgesteld? Deze vraag beant woordt spr. ontkennend. Spr. betoogt, dat dezo wet noodig heeft een noodzakelijke rectificatie, zoodra we weten, hoeveel de oorlogsuitgaven zullen bedragen. Spr. er kent dat vele uitgaven ten deele slechts het karakter van een oorlogsuit-gave zullen hebben. Men zal wel eens een knoop moeten aanleggen. Wensohelijk ware het reeds thans oen rekening aan te leggen. Is de Minister daartoe bereid? Het bedrag van de leening noemt spr. zeer hoog en hij wijst er voorts op, dat de uitgifte van schatkist biljetten veel billijker zou uitkomen. Met de Memorie van Antwoord sloeg de Minis ter een snelheidsrecord, doch het komt spr. voor, dat aan de nota de sporen van dien vluggen arbeid wel zijn te ontdekken. Met den Minister gelooft spr., dat men van die f 275,000,000 zal toekomen tot Juli. Het komt spr. voor, dat de Minister met deze leening verder gaat dan noodig is. Spr. hoopt en gelooft-, dat dit bedrag zal bereikt worden. Voorspellingen zijn in dezen tijd niet te d'oen. Aan den Minister stolt spr. de vraag of het niet beteT zou zijn, het be drag op f 225,000,000 vast te stellen. Spr. verdedigt de- rente van 5 pCt., daar het hier geldt een tijdelijke lecning en op deze wijze de kansen van welslagen het grootste zijn, en hoopt, dat de leening schitterend elagen zal. De VOORZITTER deelde mede van plan te zijn zoo noodig Donderdag en Vxijdiag avondvergaderingen te houden. De vergadering werd verdaagd tot Woensdagochtend te halft-wa«alf. ENCELANO EN NEDERLAND. Wij lezen in „De Nieuwe Ot."; „Volgens eeu correspondentie in de „Deutsche Tageszeitung" uit Amsterdam, neemt de Engelsche „perscampagne tegen Nederland'van dag tot dag in heftigheid t-oe. De Engelsche bladen zouden vooral daarom verbolgen zijn, wijl zij ons land ver denken het initiatief genomen te hebben tot het gezamenlijke protest van de onzijdige staten tegen de „afsluiting der Noordzee". „Wij hebben van een Engelsche pers campagne tegen Nederland hier in Den Haag nog niet veel bemerkt en het zou ons verwonderen indien men te Amsterdam in dit opzicht beter was ingelicht. In elk ge val kan zij moeilijk in heftigheid zijn toe genomen wegens het gezamenlijke protest der neutralen tegen de Noordzee-sluiting. Immers, zulk een protest heeft niet plaats gehad. De drie Skandinavische staten heb ben t?e zaraen geprotesteerdonzo Regee- ring heeft zich daarbij niet aangesloten wijl (zooals officieus is bekend gemaakt) zij reeds herhaaldelijk en ook nu weer, te Londen vert-oogen heeft doen houden tegen verschillende beperkingen van de vrije vaart en handel door Engeland. In hoe verre dit geïsoleerde optreden boven aan sluiting bij andere onzijdigen de voorkeur verdient, laten wij thans buiten beschou wing, omdat wij deze vraag niet volledig kunnen beoordeele-n. Maar bezwaarlijk kan het aanleiding gevon tot ontstemming in Engeland op grond dat het initiatief voor een gemeenschappelijk protest van Ne derland zou zijn uitgegaan 1 „Van welk gehalte de Amsterdamsche berichtgeving van het genoemde blad trou wens is. kan het best beoordeeld worden uit de toevoeging dat met het oog op een verwachten aanslag van Engeland op den Scheldemond (om den toegang naar Ant werpen te forceeren) in den laatsten tijd door onze regeering buitengewone maatre gelen in Zeeland getroffen zijn. De for ten (sic) van Yiissingen en Neuzen zijn met het zwaarste geschut (42 c.M. bewa pend en alle Zeeuwsche garnizoenen bui tengewoon versterkt. „Dit verhaaltje doet thans door ver scheidene Duitscho bladen de ronde. Wie verzint toch zulke dingen te Amsterdam ?"- V ERSP ILL INC VA» RIJKSCELD. Zeer bescheiden in de^per&j maar ook reeds in de afdeelingen der Kamer werd twijfel geuit of met 's lands geld in den mobilisa tie-tijd vanwege het legei bestuur of liever door sommige legerautoriteiten, want de toestand is in verschillende plaatsen zeer verschillend niet veel te ruim wordt omgesprongen. Wij meenen, aldus de „N. Ct.", dab waar deering voor de verrichtingen van het le gerbestuur critiek niet geheel beboert uit te sluiten en geven daarom openbaarheid aan de volgende, onder onze aandacht ge brachte (enkele uit velestaaltj es van toe passing der Inkwartieringswet. In het kamtonnement Eindhoven zijn troe pengedeelten ingekwartierd o. a. m de stoomtimmerfabriek „De Rietvink". Voor deze inkwartiering in geen legeiings- ruimte gevorderd, maar wordt betaald per dag en per man en wel /0.20. Aangezien nu die fabriek belegd is met 1% compagnie infanterie of pl.m 400 man, wordt daarvoor door het Bijk betaald een som van SO per dag, of 2-100 per maand of 28,800 per jaar. Do kwartiergever geeft hiervoor een slecht brandgevaarlijk kwartier, een slecht nachtlegor, n.1. per drie man twee slechte stroozakken, één dunne molt-ondeken en geen voldoende plaats bij vuur en licht (en kele banken rondom een kleine tafel). Zeer onvoldoende waschgelegenheid enz. Hij vol doet dus niet aan de eiscben in de Inkwar- tiierings-wet genoemd om voor de som van 0.20 per dag en per man te verstrekken een zindelijk strooleger met 2 dekens en plaats bij vuur es Hebt voor iederen mao. Maar voor zijn ledige fabrieksruimte maakt hij een huur van £100 per maand, een huur per jaar groot-er dan de geheele waarde van hot fabrieksgebouw. En dit geschiedt terwijl de Inkwartie ringswet nu het recht geeft om legerings- ruimte te vorderen. Ongetwijfeld had hier, zooais op enkele andere plaatsen geschiedt, de fabriek voor nood kwartier gevorderd moeten worden; in dat geval zou het Rijk te betalen hebben gehad de geecbatte huur waarde, laat ons aannemen ƒ4000 per jaar en zou dan vele duizenden goedkooper uit geweest zijn. Een ander voorbeeld is het volgende t In het dorpje Eersel staat een nog in aan bouw zijnd buisje, dat voor inkwartiering gebruikt wordt. Ofschoon de kwartiergever bijna niets kon geven om recht te kunnen doen gelden op een vergoeding van 0.20 per dag em per man, werd hem in ongeveer 6 weken tijd uitbetaald een som van 300, terwijl de geheele waarde van het huisje slechts 1200 bedroeg. Gelukkig kwam na dezen voordeeligcn tijd een minder milde kwartiermaker, die het huisje als 1-egeringsruimte vorderde en toen betaalde naar een vergoeding van 300 per jaar. Het is maar al te duidelijk dat de Inkwar tieringswet, die de keus geeft van vordering en inkwartiering per haardsteden, door ver schillende autoriteiten zeer verschillend wordi- toegepast. Ook wordt niet overal vol doende toezicht gehouden of bij uitbetaling van een vergoeding van 0.20 per dag en per man, de kwartiergever wel alles geeft waartoe de wet hem verplicht. Zoo worden er duizenden guldens vermorst, feitelijk on geoorloofd uitgegeven. De eenige wijze van inkwartiering, die nu zou mogen gelden, ware het vorderen van legeringsruimte met toekenning van een billijke vergoeding. Ziehier een paar voorbeeldenniet de eenie-e waarvan wij hoorden. Het is ons be kend dat van hoogerhand reeds meermalen verandering werd gelast in speciale geval len; maar vele gevallen van gcldverkwisting blijven daar onbekend. Dc Onzijdigheid a an België. Het „Hbld. v. Antw." de rede van Yon Betihrnann Hollweg besprekende, merkt o. a. op Waar de „Köln. Ztg." het aan de Neder- lan-dschc pers euvel heeft genomen, dat zij aan de onthullingen der „Nordd. Allg. Ztg." niet de waarde wilde hechten, die men ex* in de Wilhelmstrassc aan hecht, staat het natuurlijk buiten kijf, dat opmer kingen van een blad uit het veroverde land eveneens weinig instemming kunnen vin den. Doch wanneer wij aan onze bevolking alle dagen het voorbeeld geven van zich met waardigheid te gedragen raar de eischen der verovering, meenen wij ook, dat de veroveraar aan Belgen zal toelaten, hun denkbeelden te doen kennen. Wie de inzichten en opvattingen der Bel gische regeering omtrent de door haar in geval van een Wesrt-Europeeschen oorlog aan te nemen houding kennen wil, neme het door haar uitgegeven en nu voor ons liggend grijsboek ter hand. Die stukken bewijzen, dat negen dagen alvorens Duitschland aan België zijn ulti matum zond, België door zijn gevolmach tigden aan alle nu oorlogvoerende mogend heden zijn nauwgezette onzijdigheid had te kennen gegeven. Onze plicht was onzijdig te blijven, zooals het ook onze plioht was, er mocht van ko men wat wil, ons grondgebied te verdedi gen. Wij hebben ten slotte het onderspit moe ten delvennog enkel een onbeduidend stukje gjonds vertegenwoordigt vandaag het onafhankelijk België. Daarom dragen wij den rouw in het hart-, doch troost ons ■de overtuiging, onzen plicht vervuld te hebben. Niet evenwel zouden wij ons troosten, hadde ons land in het verleden een valsche, listige, dubbelzinnige rol gespeeld dat kun nen, dat willen, -dat mogen wij niet geloo- ven. Typhos In het Doitschc Leger. Beta inzëtadcfr in de „Times" schreef den 2den dëzeï, dat een stad in den Zuidoost hoek van België, toen hij daar nog geen "wfeek geleden vertoefde, veranderd werd in leen gtroot hospitaal voor herstellende typhus- zieken uit het Djuifsche leger: er waren er 1600 aangekomen en er werden toebcrcid- rici en gemaakt om er nog 4000 te ontvangen. Tal van huizen en ook de Engelsche kerk werden er voor ingericht. Zou de Maas al niet besmet, zijn? vraagt i,N. R. Ot." naar aanleiding van het steeds meer voorkomen van typhus. En zou het hier te lande niet tijd worden de mensohen, die water drinken uit rivieren, die uit Bel gië komen, van. overheidswege aan te raden het water te koken Wpj weten te Botter dam, ald'ua de ,,N. B. Ot.", van dokters die het al een poos geleden raadzaam achtten. Dc Frausche Pers over het Geelboek. liet officieel Fransohe geelboek, dat een nieuw licht werpt op de diplomatieke voor vallen! welke tot den oorlog leidden, wordt in do geheele Parijscho pers druk bespro ken. In het algemeen ia men van oordeel dat de thans gepubliceerdo documenten dui delijk bewijzen, dat Duitschland op een oor log aanstuurde en dat het vastbesloten was zich in de volvoering van het bestaande plan niet door België's neutraliteit te laten dwatsboomen. De belangrijkste bespreking van het geel boek is waarschijnlijk die van de „Petit Journal" aan de hand van den gewezen minister van buitenlandsche zaken, Pichon, en die de feiten in het bosk omschreven in de volgende zeven punten samenvat: lo. Dat Keizer Wilhelm en zijn regeering twee jaar geleden reeds tot eeu oorlog be sloten hadden. 2o. Dat de bijzonderheden voor den veld tocht waren vastgesteld. 3o. Dat besloten was tot een invasie van België en zoo noodig ook van andere neu trale landen. 4o. Dat de Frausche gezant en de militaire attachés to Berlijn him regeering in kennis stelden van Duitschland's bedoelingen en dat do nieuwe militaire wetten, leidend tot den driejarigen diensttijd in Frankrijk, alleen het gevolg waren van de feiten tea' kennis van do Fransche regeering gebracht. 5o. Dat van den dag af, dat Oostenrijk- Hongarije het bewuste ultimatum aan Servië stuurde, tot hot uitbreken der vijandelijk heden Duitschland steeds zijn ware bedoelin gen verborg door tc beweren, dab het vrede lievende intenties had. 6o. Dat de Duitscho diplomatic er op re kende Frankrijk te isoleeren nadat Busland Vernederd was en zoowel Frankrijk als Bus- land van Engeland to scheiden en dat deze voornemens verijdeld werden door de Fra-n- sch© diplomatie en 7o. Dat er geen twijfel bestaat over het feit dat Duitschland en Oostenrijk, laatstgenoemd zeer waarschijnlijk medegesloept door Duitschland, de aanvallende partijen zijn. In de „Figaro" zegt de Vroegere minister van Buitenlandsche Zaken, Gabriel Hano- tauz: „Dit boek is voor den keizer en zijn dynastie een vonnis en zonder twijfel voor de geschiedenis een veroordeeling." In de „Paris Midi" zegt de heer Henri BéïCnger, dat de indruk, dien men krijgt na lezing van het geelboek, zeer beslist deze is, dat do oorlog door Duitsoliland voorbe reid was en ontketend werd. Oostenrijk was in deze kwestie slechte bet werktuig en Servië het voorwendsel. De Ter. Staten en Frankrijk. De nieuwe Amerikaanscihe gezant bij de Frausche regeering, William Sharp, is Vrij dag te Bordeaux door president Podncaré ontvangen om zijn geloofsbrieven aan te bieden. Sharp hield daarbij een toespraak, waarin hij het bad over de tusschen de Ver- eenigde Staten en Frankrijk bestaande duur zame vriendschap en broederlijke liefde. Deze genegenheid en de gebeurtenissen, die ze hebben doen ontetaan, schenken mij aldus de gezant de vaste overtuiging, dat zo even lang zal loven als onze twee gïoote naties. Gedurende mijn verblijf onder het Frausche volk is mijn bowondering gegroeid, nu ik do voorbeelden gezaon heb van moed en vaderlandsliefde, die het geeft. Wanneer ik voor dat volk wensch, dat de tegenwoor dige beproevingen binnenkort mogen leide» t-ot de voordeden van een langen en ge lukkigen vrede, dan vertolk ik slechts de vurige weuschen van mijn medeburgers. President Podncaré zeide in zijn antwoord tot Sharp, dat, zoo het van do Franschë legeering alleen had afgehangen, de \rede nimmer verstoord zou zijn. „Wij hebben ge antwoord op een brutalen aanval, met dié vaderlandsliefde en dien mood, waaraan gij zoo vrienddijk waart hulde te brengen. Wij, vervolgde de President, zijn besloten, odzcd plicht tot hot einde toe te vervullen. Wil een vrede lang en gdukkig zijn, en niet be drieglijk en valsch, dan moet hij gewaar borgd worden door een volledig herstel van geschonden rechten en gevrijwaard zijn tegen aanvallen in de toekomst." Het Onderzoek in de Verwoeste Russische Provincies. Het Bussische blad „Rjetsj"' schrijft: Dc voorzitter van het bijzonder© comité van haar keizerlijke hoogheid, grootvorstin Tatiana Nikolajewna, tot steun aan door den oorlog lijdende burgers, het Rijksraad lid A. B'. Nejdhardt is te Petrograd terug gekeerd en deelde een vertegenwoordiger van de „Betsj" het volgende mede: Gedurende 17 dagen reisde ik in alle plaatsen van het westelijk gebied, waar de Duitschcrs en Oostenrijkers zijn binnenge vallen en bezocht ook Wilna en Litauen en later Lembcrg. Mijn indrukken kunnen in enkele woorden worden saaragovat; do vij and heeft overal alles verwoest wat slechts verwoest kon worden Overal ziet men ver brande dorpen, geplunderde landgoederen, vertrapte velden enz. Dezo verwoesting werd uitgevoerd met een methodische nauw gezetheid de vijandelijke troepen worden regelmatig gevolgd door vrouwonaf deelin gen die al wat kostbaar was medenamen. De Duitschers brachten uit het vaderland speciale machines mede tot het rooien van= aardappelen, voor den oogst en voor het dorschen. Een groot© ramp voor Polen is het bijna volledig gemis van paarden. Het vee, vooral de paarden, werden door den vijand wegge nomen. De nood der bevolking is niet to be schrijven, de geleden verliezen zijn onbere kenbaar. Om het economisch evenwicht van het land tc herstellen moet men enorm veel geld gebruiken. Vcor de voedingsverzorging det bevolking, voor den aankoop van paarden, voor het bezaaien der velden, den bouw van woonhuizen voor do dakloozen, zuilen verscheiden© millioenen noodig zijn. Zooals vanzelf spreekt kan een dergelijke hulp slechte door den staat geleverd wor den, ons comité heelt een andere taak en dat is een zuiver phil an tropische. Voor di| doel belegde ik overal vergaderingen met do voornaamste burgers, werkte mede aan de vereeniging van alle stedelijke philantro- pische organisaties, van welke vele reeds subsidies gekregen hebben, terwijl andore nog haar beurt afwachten. Do beraadslagingen die ik teWilna ©d Lit-aucn voerde, liepen hoofdzakelijk over de hulp aan de vluchtelingen. Ik moet op- merken, dat de werkzaamheid der betreffen- de organisaties, waaraan vertegenwoordi gers van alle klassen der bevolking, zonder onderscheid van nationaliteit deelnamen, boven alle lof verheven is. Er zijn door mij speciale afdeelin gen van ons comité opgericht. Te War schau heeft ons comité zich in nauwe ver binding gesteld met het central© burger- en hot stedelijk comité. De werkzaamheden van het laatste verdient bijzonder vermei' ding. Yan Polen en het gouvernement (Jholm ben ik naar Lemberg gereisd. Het beeld van Galicië is geheel gelijk aan dat van Polen; overal dezelfde verwoesting van het land. Ook hier veflbrandden en plunderden do te rugtrekkende Oostenrijksche ti'oepen alles, wat zij maar konden. Voor het herstel van den normalen toe stand in het door ons bezette Galicië, zal ook* veel geld noodig zijn. Bovendien is direcbo hulp voor do bevolking noodzakelijk, zooais trouwens reeds door den gouvern.-gen. in Lemberg verleend wordt UIT HET ZWEEDSCH van ANNA W A H L E N B E R G. Door PH. WIJSMAN. (Nadruk verboden). 1) EEBSTE HOOFDSTUK. In dc groote slaapkamer heersebte een gedempt liclii, want de rolgordijnen wa ren slechts gedeeltelijk opgehaald. Het was een gezellige kamer vol gemak kelijke stoelen en zachte rustbanken, dik ke kussens, sluimerrollen, tabouretteiii spiegels en een aantal snuisterijen boven dien. Het vloertapijt was zóó dik, dat de voet onhoorbaar in het trijp zonkvoor de vensters hingen dubbele overgordijnen en binnenjaloezieën, die er op waren ge maakt, dat men met gemak het licht ster ker of flauwer in het vertrek kon laten vallen. Alles in deze kamer was ordelijk en zorgvuldig op zijn plaats gezet, met grooter zorg dan gewoonlijk aan 'n slaap kamer besteed wordt. Men kon hieruit begrijpen, dat zij voor een grooter ge deelte van het etmaal dan alleen de nach telijke uren tot verblijfplaats dienen moest. Slechts het eene der twee breed© ledi kanten was opgemaakt. In het andere lag mevrouw Martha Hilding onder dc groe ne zijden deken, hoewel het reeds tame lijk laat op den voormiddag was. Aan het hoofdeinde had zij een hoog kamerschut laten zetten, om aldus haar zwakke, ver moeide oogen ook nog voor het gedempte licht te beschermen. Een fijn, blank handje met dunne vin gers rustte op de deken, half bedekt door de kanten, die het laken versierden. Het aangezicht op de kussens was bleek en mageronder de halfgesloten oogleden la gen donkerblauwe kringen en om den fraai gevorraden mond was een droefgees tige trek zichtbaar. Zij lag stil en onbeweeglijk, hoewel zij niet sliep. Men zou haar bezwaarlijk heb ben kunnen aanzien hoe oud zij was. Zij zou vijf en twintig jaar kunnen zijn, even goed als vijf en dertig, of nog ouder. Plotseling sloeg zij haar oogen op. Het waren groote, mooie oogen, met een eigen- aardigen glans en van een zeldzame don kerblauwe kleur. Het gelaat kenteekende eenige belangstelling. Mevrouw Hilding luisterde. Zij had de schel aan de voor deur hooren overgaan. Dadelijk hierna kwam het kamermeisje binnen en vroeg of mevrouw juffrouw Mark wilde ontvangen. Zij had echter geen tijd om het antwoord te brengendit werd niet afgewacht, en een mooi, blozend en vroo- lijk meisjeskopje vertoonde zich onmiddel lijk na de aanmelding in de open deur. Het bleek, dat juffrouw Mark er geen oogenblik aan getwijfeld had een toestem mend antwoord te zullen ontvangen, en eigenlijk was het meer om een lijst aan haar aardig figuurtje to geven, dat zij nog even, als in een afwachtende houding, op den drempel bleef staan, sierlijk de portière opheffende, terwijl zij haar vrien din met een frissche, zangerige stem Goeden morgen!" wenschte. Zonder op verlof te wachten, liep zij vervolgens vlug naar het ledikant en begon zij „haar lieve beste Martha" zoo hartelijk op mond en wangen te kussen, alsof zij elkander mins tens een jaar geleden voor het laatst had den gezien. „Lig je nu alweer zoo te bed, stumperd- je?" zeide zij. „Het is t-och verschrikkelijk, dat je niet weer tot krachten kunt komen „Zoo heel erg is het niet. Ik gevoelde mij vanmorgen alleen maar zóó vermoeid, dat ik onmogelijk op kon staan", luidde het antwoord van mevrouw Martha, terwijl zij mat haar hoofd naar de bezoekster omwendde. „Ja, zeker moet je nog wat blijven lig gen. Als men zteh zoo zwak gevoelt, moet men zich vooral in acht nomen en voor zichtig zijn". Juffrouw Mark bad plaats genomen op een laag stoeltje bij het ledikant, maar zij stond dadelijk weder op, om de dekens eens goed aan alle kanten in te stoppen zij gaf Martha nog een kus en vertelde haar, dat zij o zoo'n verlangen naar haar lieveling had gehad 1 Het kon niet anders, zij m o e s t er eventjes heen gaan, al was het ook maar om haar even te sp*eken, toen zij van haar man vernomen had, dat Martha gisteren weder niet wèl was. „Heb je mijn man dan gisteren gespro ken?" vroeg Martha, eenigszins verwon derd. „Ja. Op het ijs. Ik ben lid geworden van de nieuwe schaatsen reders-vereeni ging. Heeft hij 't je niet verteld, dat ik er ook was?" „Neen". „Zoo. Nu, men kan ook niet verlangen, dat hij van mijn onbeduidend persoontje notitie nemen zal en bet later nog out houden, dat wij alkander hebben ontmeet Van iemand, die, zooals hij, het leven en de ziel van het geheele gezelschap is en die omringd en bewonderd wordt door de eersten van de stad, vooral niet. Wat is bet toch jammer, dat je te zwak bent om aan die dingen deel te nemen, Martha". Mevrouw Hilding antwoordde hierop al leen met een flauw, droevig lachje. Maar om nu toch de arme zieke iets te latdn mede genieten van de genoegens der buitenwereld, begon het jonge meisje te vertellen van allerlei aardigheden, die zij op het ijs ©n bij andere gelegenheden bad bijgewoond. Trouwens, zij was er goed in thuis, in „de wereld, waarin men zich vermaakt' Hoewel de middelen harer ouders dezen niet veroorloofden partijen te geven, om haar bij „do vroolijke wereld" in te lei den, ©n hoewel zij zelf met afschrijven, lesgeven in het porselemschilderen, enz de uitgaven voor haar toilet moest ver dienen en voor haar klein© buitensporig heden daarenboven, was zij tocb overal bij. Haar vlug ©n aardig persoontje, haar opgewektheid ©n vriendelijkheid hadden haar een aantal, meest door het lot gun- tig bedeeld©, vrienden verschaft, die haar gaarne op hun feesten noodigden, zonder de minste pretensie van wederkeerig bij haar aan huis te worden verzocht. Ook Martha behoorde tot de vriendinnen, die het gezellig en opwekkend vonden haar dikwijls bij zich te zien; zij was zoo lief en zoo aardig Nu was het wel waar, dat voor mevrouw Hilding het gekeuvel, waarmede juffrouw Mark haar thans bezighield, niet veel i'ieuws behelsde.. Voor het grootste ge deelte had zij die verhalen reeds van haar man gehoord, die ook aan al die dingen deelnam. Maar het jonge meisje vertelde zoo levendig en wist de gewoonste dingen zoo vermakelijk voor te stellen, clat haar vriendin er soms recht hartelijk om moest lachen. En dan zag men, dat zij nog een k jong vrouwtje was. De groote oogen ver kregen weer gloed en levenzóó was zij bijna schoon. Maar straks hal zij weder- om diezelfde vermoeide, onverschillige uitdrukking op haar gelaat, en d3n was zij niets anders dan de arme zieke van zooeven. Soms had zij iets in haar wezen, dat het vermoeden wekte alsof zij niet luisterde naar hetgeen men haar vertelde. Dit bleek thans ook het geval t© zijn. vVant plotseling viel zij, te midden van een pikant verhaal uit de groote wereld, haar vriendin in de rede met de vraag „Heb je dezer dagen ook een brief van je aanstaanden man gehad, Ingeborg?" j „NatuurlijkHij moest mij behoorlijk de les lozen; dat begrijp je". „Is hij dan jaloersch?" „Jaloersch? Of hij jaloersch is? Vree- selijk I Hij is zoo jaloersch als Othello, de zwarte Moor Br Men zou geen itap; buiten de deur moeten doen, als hij zijn- zin krt^". 1) Jaloersch is in het Zweedsch s v a r t s jli k, letterlijk zwart-ziek. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 6