öe Eurojieesche Oorlog.
FEUILLETON.
den spraken uit, dat juist de arbeidende
klasse hert meest van den oorlog had te
lijden. Wat den vermogensaanwas betreft-,
merkt spr. op, dat die voor een gedeelte
niet liquide is als door het stijgen van den
koers van aandeelen; voorts door de nood
zakelijkheid van het bouwen voor den be
volkingsaanwas en het uitbreiden van de
arbeidsgelegenheid, en het steeds meer ver
vangen van handenarbeid door machines.
Dat alles mag niet stil staan, omdat stil-
stand hier achteruitgang zou beteekenen.
Daarom zou spr. het beter achten, dat in
15 jaar wordt afbetaald dan ineens het ver
loren bedrag wordt gegeven. Velen leven
nu reeds aan den rand van hun vermogen.
Hoe zal het hun gaan bij een heffing in
eens
Het komt spr. voor, dat over een heffing
ineens op dit oogenblik nog niet kan wor
den gesproken. Bij voorbaat protesteert
Bpr. er tegen, dat men het zou voorst-ellen
alsof hij zou hebben gepleit voor die arme
rijke menschon, die beschermd moeten wor
den. Dat do sociaaldemocraten voor een'
heffing ineens zijn, spreekt, vanzelf. Echter
heeft het spr. verwonderd, dat ook anderen
dit denkbeeld hebben verdedigd. Men be
stookt den Minister van de zijden, waar
hij het meest steun mocht hebben verwacht.
Ten onrechte stelt men het voor, alsof dit
ontwerp naar den zin is eter rechterzijde.
Zijn de opcenten op het gedistilleerd zoo
naar den zin der rechterzijde Spr. hoopt,
dat degenen, die zoo scherp de Begee-rin^
hebben bestreden zonder bedenken, alsnog
hun stem aan het ontwerp zullen geven.
De heer PATYN zou het betreurt hebben
in een tijd, dat de buitenlandsche aangele
genheden de binnenlandsche politiek over
schaduwen, indien die eenegezindheid tus-
6chen Begeering en Parlement ware ver
broken. Het ontwerp voldoet spr nog niet
geheel. Spr. betreurt, dat do eigenlijke be
slissing over de heffing zal worden geno
men een jaar vóór de algemeen© verkie
zingen. Ook betreurt spr. de schrapping
van de opcenten op de successierechten.
Spr. stelt de vraag of het noodig is tot
een geconsolideerde obligatie-leening reeds
nu over te gaan. Z. i. kon aanvankelijk
nog volstaan zijn met de uitgifte van 40 k
50 pCt. schatkistbiljetten. Ook in verschil
lende andere landen is in dien zin gehan
deld. Nu zal de Minister aanvoeren, dat
zijn oplossing meer afdoende is. Dat geeft
spr. toe. Spr. klaagt over een zeker© on
klaarheid in het geheele ontwerp, doordat
gehinkt wordt op twee gedachtenkasbe-
hoeften en oorlogsuitgaven. Het is een vraag
van economisch-financieel inzicht wat be
ter is, een geconsolideerde leening of schat
kistbiljetten. De oorlogsuitgaven zijn nog
geheel onbekendze kunnen dus mee- en
tegenvallen. Uit die f275.000,000 worden
ook betaald de normale buitengewone uit
gaven voor de spoorwegen, het bouwfonds
voor binnenlandsche zaken, de internee-
ringskosten, die worden terugbetaald. Moet
dat alles worden gedelgd, zooals thans
wordt voorgesteld? Deze vraag beant
woordt spr. ontkennend. Spr. betoogt, dat
dezo wet noodig heeft een noodzakelijke
rectificatie, zoodra we weten, hoeveel de
oorlogsuitgaven zullen bedragen. Spr. er
kent dat vele uitgaven ten deele slechts
het karakter van een oorlogsuit-gave zullen
hebben. Men zal wel eens een knoop moeten
aanleggen. Wensohelijk ware het reeds
thans oen rekening aan te leggen. Is de
Minister daartoe bereid? Het bedrag van
de leening noemt spr. zeer hoog en hij wijst
er voorts op, dat de uitgifte van schatkist
biljetten veel billijker zou uitkomen. Met
de Memorie van Antwoord sloeg de Minis
ter een snelheidsrecord, doch het komt
spr. voor, dat aan de nota de sporen van
dien vluggen arbeid wel zijn te ontdekken.
Met den Minister gelooft spr., dat men van
die f 275,000,000 zal toekomen tot Juli. Het
komt spr. voor, dat de Minister met deze
leening verder gaat dan noodig is. Spr.
hoopt en gelooft-, dat dit bedrag zal bereikt
worden. Voorspellingen zijn in dezen tijd
niet te d'oen. Aan den Minister stolt spr.
de vraag of het niet beteT zou zijn, het be
drag op f 225,000,000 vast te stellen. Spr.
verdedigt de- rente van 5 pCt., daar het
hier geldt een tijdelijke lecning en op deze
wijze de kansen van welslagen het grootste
zijn, en hoopt, dat de leening schitterend
elagen zal.
De VOORZITTER deelde mede van plan
te zijn zoo noodig Donderdag en Vxijdiag
avondvergaderingen te houden.
De vergadering werd verdaagd tot
Woensdagochtend te halft-wa«alf.
ENCELANO EN NEDERLAND.
Wij lezen in „De Nieuwe Ot.";
„Volgens eeu correspondentie in de
„Deutsche Tageszeitung" uit Amsterdam,
neemt de Engelsche „perscampagne tegen
Nederland'van dag tot dag in heftigheid
t-oe. De Engelsche bladen zouden vooral
daarom verbolgen zijn, wijl zij ons land ver
denken het initiatief genomen te hebben
tot het gezamenlijke protest van de onzijdige
staten tegen de „afsluiting der Noordzee".
„Wij hebben van een Engelsche pers
campagne tegen Nederland hier in Den
Haag nog niet veel bemerkt en het zou ons
verwonderen indien men te Amsterdam in
dit opzicht beter was ingelicht. In elk ge
val kan zij moeilijk in heftigheid zijn toe
genomen wegens het gezamenlijke protest
der neutralen tegen de Noordzee-sluiting.
Immers, zulk een protest heeft niet plaats
gehad. De drie Skandinavische staten heb
ben t?e zaraen geprotesteerdonzo Regee-
ring heeft zich daarbij niet aangesloten
wijl (zooals officieus is bekend gemaakt)
zij reeds herhaaldelijk en ook nu weer, te
Londen vert-oogen heeft doen houden tegen
verschillende beperkingen van de vrije
vaart en handel door Engeland. In hoe
verre dit geïsoleerde optreden boven aan
sluiting bij andere onzijdigen de voorkeur
verdient, laten wij thans buiten beschou
wing, omdat wij deze vraag niet volledig
kunnen beoordeele-n. Maar bezwaarlijk
kan het aanleiding gevon tot ontstemming
in Engeland op grond dat het initiatief
voor een gemeenschappelijk protest van Ne
derland zou zijn uitgegaan 1
„Van welk gehalte de Amsterdamsche
berichtgeving van het genoemde blad trou
wens is. kan het best beoordeeld worden
uit de toevoeging dat met het oog op een
verwachten aanslag van Engeland op den
Scheldemond (om den toegang naar Ant
werpen te forceeren) in den laatsten tijd
door onze regeering buitengewone maatre
gelen in Zeeland getroffen zijn. De for
ten (sic) van Yiissingen en Neuzen zijn
met het zwaarste geschut (42 c.M. bewa
pend en alle Zeeuwsche garnizoenen bui
tengewoon versterkt.
„Dit verhaaltje doet thans door ver
scheidene Duitscho bladen de ronde. Wie
verzint toch zulke dingen te Amsterdam ?"-
V ERSP ILL INC VA» RIJKSCELD.
Zeer bescheiden in de^per&j maar ook reeds
in de afdeelingen der Kamer werd twijfel
geuit of met 's lands geld in den mobilisa
tie-tijd vanwege het legei bestuur of liever
door sommige legerautoriteiten, want de
toestand is in verschillende plaatsen zeer
verschillend niet veel te ruim wordt
omgesprongen.
Wij meenen, aldus de „N. Ct.", dab waar
deering voor de verrichtingen van het le
gerbestuur critiek niet geheel beboert uit
te sluiten en geven daarom openbaarheid
aan de volgende, onder onze aandacht ge
brachte (enkele uit velestaaltj es van toe
passing der Inkwartieringswet.
In het kamtonnement Eindhoven zijn troe
pengedeelten ingekwartierd o. a. m de
stoomtimmerfabriek „De Rietvink".
Voor deze inkwartiering in geen legeiings-
ruimte gevorderd, maar wordt betaald per
dag en per man en wel /0.20.
Aangezien nu die fabriek belegd is met
1% compagnie infanterie of pl.m 400 man,
wordt daarvoor door het Bijk betaald een
som van SO per dag, of 2-100 per maand
of 28,800 per jaar.
Do kwartiergever geeft hiervoor een
slecht brandgevaarlijk kwartier, een slecht
nachtlegor, n.1. per drie man twee slechte
stroozakken, één dunne molt-ondeken en
geen voldoende plaats bij vuur en licht (en
kele banken rondom een kleine tafel). Zeer
onvoldoende waschgelegenheid enz. Hij vol
doet dus niet aan de eiscben in de Inkwar-
tiierings-wet genoemd om voor de som van
0.20 per dag en per man te verstrekken
een zindelijk strooleger met 2 dekens en
plaats bij vuur es Hebt voor iederen mao.
Maar voor zijn ledige fabrieksruimte maakt
hij een huur van £100 per maand, een huur
per jaar groot-er dan de geheele waarde
van hot fabrieksgebouw.
En dit geschiedt terwijl de Inkwartie
ringswet nu het recht geeft om legerings-
ruimte te vorderen. Ongetwijfeld had hier,
zooais op enkele andere plaatsen geschiedt,
de fabriek voor nood kwartier gevorderd
moeten worden; in dat geval zou het Rijk
te betalen hebben gehad de geecbatte huur
waarde, laat ons aannemen ƒ4000 per jaar
en zou dan vele duizenden goedkooper uit
geweest zijn.
Een ander voorbeeld is het volgende t
In het dorpje Eersel staat een nog in aan
bouw zijnd buisje, dat voor inkwartiering
gebruikt wordt. Ofschoon de kwartiergever
bijna niets kon geven om recht te kunnen
doen gelden op een vergoeding van 0.20
per dag em per man, werd hem in ongeveer
6 weken tijd uitbetaald een som van 300,
terwijl de geheele waarde van het huisje
slechts 1200 bedroeg.
Gelukkig kwam na dezen voordeeligcn tijd
een minder milde kwartiermaker, die het
huisje als 1-egeringsruimte vorderde en toen
betaalde naar een vergoeding van 300 per
jaar.
Het is maar al te duidelijk dat de Inkwar
tieringswet, die de keus geeft van vordering
en inkwartiering per haardsteden, door ver
schillende autoriteiten zeer verschillend
wordi- toegepast. Ook wordt niet overal vol
doende toezicht gehouden of bij uitbetaling
van een vergoeding van 0.20 per dag en
per man, de kwartiergever wel alles geeft
waartoe de wet hem verplicht. Zoo worden
er duizenden guldens vermorst, feitelijk on
geoorloofd uitgegeven.
De eenige wijze van inkwartiering, die nu
zou mogen gelden, ware het vorderen van
legeringsruimte met toekenning van een
billijke vergoeding.
Ziehier een paar voorbeeldenniet de
eenie-e waarvan wij hoorden. Het is ons be
kend dat van hoogerhand reeds meermalen
verandering werd gelast in speciale geval
len; maar vele gevallen van gcldverkwisting
blijven daar onbekend.
Dc Onzijdigheid a an België.
Het „Hbld. v. Antw." de rede van Yon
Betihrnann Hollweg besprekende, merkt
o. a. op
Waar de „Köln. Ztg." het aan de Neder-
lan-dschc pers euvel heeft genomen, dat zij
aan de onthullingen der „Nordd. Allg.
Ztg." niet de waarde wilde hechten, die
men ex* in de Wilhelmstrassc aan hecht,
staat het natuurlijk buiten kijf, dat opmer
kingen van een blad uit het veroverde land
eveneens weinig instemming kunnen vin
den.
Doch wanneer wij aan onze bevolking
alle dagen het voorbeeld geven van zich
met waardigheid te gedragen raar de
eischen der verovering, meenen wij ook,
dat de veroveraar aan Belgen zal toelaten,
hun denkbeelden te doen kennen.
Wie de inzichten en opvattingen der Bel
gische regeering omtrent de door haar in
geval van een Wesrt-Europeeschen oorlog
aan te nemen houding kennen wil, neme
het door haar uitgegeven en nu voor ons
liggend grijsboek ter hand.
Die stukken bewijzen, dat negen dagen
alvorens Duitschland aan België zijn ulti
matum zond, België door zijn gevolmach
tigden aan alle nu oorlogvoerende mogend
heden zijn nauwgezette onzijdigheid had te
kennen gegeven.
Onze plicht was onzijdig te blijven, zooals
het ook onze plioht was, er mocht van ko
men wat wil, ons grondgebied te verdedi
gen.
Wij hebben ten slotte het onderspit moe
ten delvennog enkel een onbeduidend
stukje gjonds vertegenwoordigt vandaag
het onafhankelijk België. Daarom dragen
wij den rouw in het hart-, doch troost ons
■de overtuiging, onzen plicht vervuld te
hebben.
Niet evenwel zouden wij ons troosten,
hadde ons land in het verleden een valsche,
listige, dubbelzinnige rol gespeeld dat kun
nen, dat willen, -dat mogen wij niet geloo-
ven.
Typhos In het Doitschc Leger.
Beta inzëtadcfr in de „Times" schreef den
2den dëzeï, dat een stad in den Zuidoost
hoek van België, toen hij daar nog geen
"wfeek geleden vertoefde, veranderd werd in
leen gtroot hospitaal voor herstellende typhus-
zieken uit het Djuifsche leger: er waren er
1600 aangekomen en er werden toebcrcid-
rici en gemaakt om er nog 4000 te ontvangen.
Tal van huizen en ook de Engelsche kerk
werden er voor ingericht.
Zou de Maas al niet besmet, zijn? vraagt
i,N. R. Ot." naar aanleiding van het steeds
meer voorkomen van typhus. En zou het
hier te lande niet tijd worden de mensohen,
die water drinken uit rivieren, die uit Bel
gië komen, van. overheidswege aan te raden
het water te koken Wpj weten te Botter
dam, ald'ua de ,,N. B. Ot.", van dokters die
het al een poos geleden raadzaam achtten.
Dc Frausche Pers over het Geelboek.
liet officieel Fransohe geelboek, dat een
nieuw licht werpt op de diplomatieke voor
vallen! welke tot den oorlog leidden, wordt
in do geheele Parijscho pers druk bespro
ken. In het algemeen ia men van oordeel
dat de thans gepubliceerdo documenten dui
delijk bewijzen, dat Duitschland op een oor
log aanstuurde en dat het vastbesloten was
zich in de volvoering van het bestaande
plan niet door België's neutraliteit te laten
dwatsboomen.
De belangrijkste bespreking van het geel
boek is waarschijnlijk die van de „Petit
Journal" aan de hand van den gewezen
minister van buitenlandsche zaken, Pichon,
en die de feiten in het bosk omschreven
in de volgende zeven punten samenvat:
lo. Dat Keizer Wilhelm en zijn regeering
twee jaar geleden reeds tot eeu oorlog be
sloten hadden.
2o. Dat de bijzonderheden voor den veld
tocht waren vastgesteld.
3o. Dat besloten was tot een invasie van
België en zoo noodig ook van andere neu
trale landen.
4o. Dat de Frausche gezant en de militaire
attachés to Berlijn him regeering in kennis
stelden van Duitschland's bedoelingen en dat
do nieuwe militaire wetten, leidend tot den
driejarigen diensttijd in Frankrijk, alleen het
gevolg waren van de feiten tea' kennis van
do Fransche regeering gebracht.
5o. Dat van den dag af, dat Oostenrijk-
Hongarije het bewuste ultimatum aan Servië
stuurde, tot hot uitbreken der vijandelijk
heden Duitschland steeds zijn ware bedoelin
gen verborg door tc beweren, dab het vrede
lievende intenties had.
6o. Dat de Duitscho diplomatic er op re
kende Frankrijk te isoleeren nadat Busland
Vernederd was en zoowel Frankrijk als Bus-
land van Engeland to scheiden en dat deze
voornemens verijdeld werden door de Fra-n-
sch© diplomatie en
7o. Dat er geen twijfel bestaat over het feit
dat Duitschland en Oostenrijk, laatstgenoemd
zeer waarschijnlijk medegesloept door
Duitschland, de aanvallende partijen zijn.
In de „Figaro" zegt de Vroegere minister
van Buitenlandsche Zaken, Gabriel Hano-
tauz: „Dit boek is voor den keizer en zijn
dynastie een vonnis en zonder twijfel voor
de geschiedenis een veroordeeling."
In de „Paris Midi" zegt de heer Henri
BéïCnger, dat de indruk, dien men krijgt
na lezing van het geelboek, zeer beslist deze
is, dat do oorlog door Duitsoliland voorbe
reid was en ontketend werd. Oostenrijk was
in deze kwestie slechte bet werktuig en
Servië het voorwendsel.
De Ter. Staten en Frankrijk.
De nieuwe Amerikaanscihe gezant bij de
Frausche regeering, William Sharp, is Vrij
dag te Bordeaux door president Podncaré
ontvangen om zijn geloofsbrieven aan te
bieden. Sharp hield daarbij een toespraak,
waarin hij het bad over de tusschen de Ver-
eenigde Staten en Frankrijk bestaande duur
zame vriendschap en broederlijke liefde. Deze
genegenheid en de gebeurtenissen, die ze
hebben doen ontetaan, schenken mij aldus
de gezant de vaste overtuiging, dat zo
even lang zal loven als onze twee gïoote
naties. Gedurende mijn verblijf onder het
Frausche volk is mijn bowondering gegroeid,
nu ik do voorbeelden gezaon heb van moed
en vaderlandsliefde, die het geeft. Wanneer
ik voor dat volk wensch, dat de tegenwoor
dige beproevingen binnenkort mogen leide»
t-ot de voordeden van een langen en ge
lukkigen vrede, dan vertolk ik slechts de
vurige weuschen van mijn medeburgers.
President Podncaré zeide in zijn antwoord
tot Sharp, dat, zoo het van do Franschë
legeering alleen had afgehangen, de \rede
nimmer verstoord zou zijn. „Wij hebben ge
antwoord op een brutalen aanval, met dié
vaderlandsliefde en dien mood, waaraan gij
zoo vrienddijk waart hulde te brengen. Wij,
vervolgde de President, zijn besloten, odzcd
plicht tot hot einde toe te vervullen. Wil
een vrede lang en gdukkig zijn, en niet be
drieglijk en valsch, dan moet hij gewaar
borgd worden door een volledig herstel van
geschonden rechten en gevrijwaard zijn tegen
aanvallen in de toekomst."
Het Onderzoek in de Verwoeste
Russische Provincies.
Het Bussische blad „Rjetsj"' schrijft:
Dc voorzitter van het bijzonder© comité
van haar keizerlijke hoogheid, grootvorstin
Tatiana Nikolajewna, tot steun aan door
den oorlog lijdende burgers, het Rijksraad
lid A. B'. Nejdhardt is te Petrograd terug
gekeerd en deelde een vertegenwoordiger
van de „Betsj" het volgende mede:
Gedurende 17 dagen reisde ik in alle
plaatsen van het westelijk gebied, waar de
Duitschcrs en Oostenrijkers zijn binnenge
vallen en bezocht ook Wilna en Litauen en
later Lembcrg. Mijn indrukken kunnen in
enkele woorden worden saaragovat; do vij
and heeft overal alles verwoest wat slechts
verwoest kon worden Overal ziet men ver
brande dorpen, geplunderde landgoederen,
vertrapte velden enz. Dezo verwoesting
werd uitgevoerd met een methodische nauw
gezetheid de vijandelijke troepen worden
regelmatig gevolgd door vrouwonaf deelin
gen die al wat kostbaar was medenamen.
De Duitschers brachten uit het vaderland
speciale machines mede tot het rooien van=
aardappelen, voor den oogst en voor het
dorschen.
Een groot© ramp voor Polen is het bijna
volledig gemis van paarden. Het vee, vooral
de paarden, werden door den vijand wegge
nomen. De nood der bevolking is niet to be
schrijven, de geleden verliezen zijn onbere
kenbaar.
Om het economisch evenwicht van het
land tc herstellen moet men enorm veel geld
gebruiken. Vcor de voedingsverzorging det
bevolking, voor den aankoop van paarden,
voor het bezaaien der velden, den bouw
van woonhuizen voor do dakloozen, zuilen
verscheiden© millioenen noodig zijn.
Zooals vanzelf spreekt kan een dergelijke
hulp slechte door den staat geleverd wor
den, ons comité heelt een andere taak en
dat is een zuiver phil an tropische. Voor di|
doel belegde ik overal vergaderingen met
do voornaamste burgers, werkte mede aan
de vereeniging van alle stedelijke philantro-
pische organisaties, van welke vele reeds
subsidies gekregen hebben, terwijl andore
nog haar beurt afwachten.
Do beraadslagingen die ik teWilna ©d
Lit-aucn voerde, liepen hoofdzakelijk over
de hulp aan de vluchtelingen. Ik moet op-
merken, dat de werkzaamheid der betreffen-
de organisaties, waaraan vertegenwoordi
gers van alle klassen der bevolking, zonder
onderscheid van nationaliteit deelnamen,
boven alle lof verheven is.
Er zijn door mij speciale afdeelin
gen van ons comité opgericht. Te War
schau heeft ons comité zich in nauwe ver
binding gesteld met het central© burger- en
hot stedelijk comité. De werkzaamheden
van het laatste verdient bijzonder vermei'
ding.
Yan Polen en het gouvernement (Jholm
ben ik naar Lemberg gereisd. Het beeld van
Galicië is geheel gelijk aan dat van Polen;
overal dezelfde verwoesting van het land.
Ook hier veflbrandden en plunderden do te
rugtrekkende Oostenrijksche ti'oepen alles,
wat zij maar konden.
Voor het herstel van den normalen toe
stand in het door ons bezette Galicië, zal ook*
veel geld noodig zijn. Bovendien is direcbo
hulp voor do bevolking noodzakelijk, zooais
trouwens reeds door den gouvern.-gen. in
Lemberg verleend wordt
UIT HET ZWEEDSCH
van
ANNA W A H L E N B E R G.
Door PH. WIJSMAN.
(Nadruk verboden).
1)
EEBSTE HOOFDSTUK.
In dc groote slaapkamer heersebte een
gedempt liclii, want de rolgordijnen wa
ren slechts gedeeltelijk opgehaald.
Het was een gezellige kamer vol gemak
kelijke stoelen en zachte rustbanken, dik
ke kussens, sluimerrollen, tabouretteiii
spiegels en een aantal snuisterijen boven
dien. Het vloertapijt was zóó dik, dat de
voet onhoorbaar in het trijp zonkvoor
de vensters hingen dubbele overgordijnen
en binnenjaloezieën, die er op waren ge
maakt, dat men met gemak het licht ster
ker of flauwer in het vertrek kon laten
vallen. Alles in deze kamer was ordelijk
en zorgvuldig op zijn plaats gezet, met
grooter zorg dan gewoonlijk aan 'n slaap
kamer besteed wordt. Men kon hieruit
begrijpen, dat zij voor een grooter ge
deelte van het etmaal dan alleen de nach
telijke uren tot verblijfplaats dienen
moest.
Slechts het eene der twee breed© ledi
kanten was opgemaakt. In het andere lag
mevrouw Martha Hilding onder dc groe
ne zijden deken, hoewel het reeds tame
lijk laat op den voormiddag was. Aan het
hoofdeinde had zij een hoog kamerschut
laten zetten, om aldus haar zwakke, ver
moeide oogen ook nog voor het gedempte
licht te beschermen.
Een fijn, blank handje met dunne vin
gers rustte op de deken, half bedekt door
de kanten, die het laken versierden. Het
aangezicht op de kussens was bleek en
mageronder de halfgesloten oogleden la
gen donkerblauwe kringen en om den
fraai gevorraden mond was een droefgees
tige trek zichtbaar.
Zij lag stil en onbeweeglijk, hoewel zij
niet sliep. Men zou haar bezwaarlijk heb
ben kunnen aanzien hoe oud zij was. Zij
zou vijf en twintig jaar kunnen zijn, even
goed als vijf en dertig, of nog ouder.
Plotseling sloeg zij haar oogen op. Het
waren groote, mooie oogen, met een eigen-
aardigen glans en van een zeldzame don
kerblauwe kleur. Het gelaat kenteekende
eenige belangstelling. Mevrouw Hilding
luisterde. Zij had de schel aan de voor
deur hooren overgaan.
Dadelijk hierna kwam het kamermeisje
binnen en vroeg of mevrouw juffrouw Mark
wilde ontvangen. Zij had echter geen tijd
om het antwoord te brengendit werd niet
afgewacht, en een mooi, blozend en vroo-
lijk meisjeskopje vertoonde zich onmiddel
lijk na de aanmelding in de open deur.
Het bleek, dat juffrouw Mark er geen
oogenblik aan getwijfeld had een toestem
mend antwoord te zullen ontvangen, en
eigenlijk was het meer om een lijst aan
haar aardig figuurtje to geven, dat zij
nog even, als in een afwachtende houding,
op den drempel bleef staan, sierlijk de
portière opheffende, terwijl zij haar vrien
din met een frissche, zangerige stem
Goeden morgen!" wenschte. Zonder op
verlof te wachten, liep zij vervolgens vlug
naar het ledikant en begon zij „haar lieve
beste Martha" zoo hartelijk op mond en
wangen te kussen, alsof zij elkander mins
tens een jaar geleden voor het laatst had
den gezien.
„Lig je nu alweer zoo te bed, stumperd-
je?" zeide zij. „Het is t-och verschrikkelijk,
dat je niet weer tot krachten kunt komen
„Zoo heel erg is het niet. Ik gevoelde
mij vanmorgen alleen maar zóó vermoeid,
dat ik onmogelijk op kon staan", luidde
het antwoord van mevrouw Martha, terwijl
zij mat haar hoofd naar de bezoekster
omwendde.
„Ja, zeker moet je nog wat blijven lig
gen. Als men zteh zoo zwak gevoelt, moet
men zich vooral in acht nomen en voor
zichtig zijn".
Juffrouw Mark bad plaats genomen op
een laag stoeltje bij het ledikant, maar zij
stond dadelijk weder op, om de dekens
eens goed aan alle kanten in te stoppen
zij gaf Martha nog een kus en vertelde
haar, dat zij o zoo'n verlangen naar haar
lieveling had gehad 1 Het kon niet anders,
zij m o e s t er eventjes heen gaan, al was
het ook maar om haar even te sp*eken,
toen zij van haar man vernomen had, dat
Martha gisteren weder niet wèl was.
„Heb je mijn man dan gisteren gespro
ken?" vroeg Martha, eenigszins verwon
derd.
„Ja. Op het ijs. Ik ben lid geworden
van de nieuwe schaatsen reders-vereeni
ging. Heeft hij 't je niet verteld, dat ik er
ook was?"
„Neen".
„Zoo. Nu, men kan ook niet verlangen,
dat hij van mijn onbeduidend persoontje
notitie nemen zal en bet later nog out
houden, dat wij alkander hebben ontmeet
Van iemand, die, zooals hij, het leven en
de ziel van het geheele gezelschap is en
die omringd en bewonderd wordt door de
eersten van de stad, vooral niet. Wat is
bet toch jammer, dat je te zwak bent om
aan die dingen deel te nemen, Martha".
Mevrouw Hilding antwoordde hierop al
leen met een flauw, droevig lachje.
Maar om nu toch de arme zieke iets
te latdn mede genieten van de genoegens
der buitenwereld, begon het jonge meisje
te vertellen van allerlei aardigheden, die
zij op het ijs ©n bij andere gelegenheden
bad bijgewoond. Trouwens, zij was er goed
in thuis, in „de wereld, waarin men zich
vermaakt'
Hoewel de middelen harer ouders dezen
niet veroorloofden partijen te geven, om
haar bij „do vroolijke wereld" in te lei
den, ©n hoewel zij zelf met afschrijven,
lesgeven in het porselemschilderen, enz
de uitgaven voor haar toilet moest ver
dienen en voor haar klein© buitensporig
heden daarenboven, was zij tocb overal
bij. Haar vlug ©n aardig persoontje, haar
opgewektheid ©n vriendelijkheid hadden
haar een aantal, meest door het lot gun-
tig bedeeld©, vrienden verschaft, die haar
gaarne op hun feesten noodigden, zonder
de minste pretensie van wederkeerig bij
haar aan huis te worden verzocht. Ook
Martha behoorde tot de vriendinnen, die
het gezellig en opwekkend vonden haar
dikwijls bij zich te zien; zij was zoo lief
en zoo aardig
Nu was het wel waar, dat voor mevrouw
Hilding het gekeuvel, waarmede juffrouw
Mark haar thans bezighield, niet veel
i'ieuws behelsde.. Voor het grootste ge
deelte had zij die verhalen reeds van haar
man gehoord, die ook aan al die dingen
deelnam. Maar het jonge meisje vertelde
zoo levendig en wist de gewoonste dingen
zoo vermakelijk voor te stellen, clat haar
vriendin er soms recht hartelijk om moest
lachen. En dan zag men, dat zij nog een k
jong vrouwtje was. De groote oogen ver
kregen weer gloed en levenzóó was zij
bijna schoon. Maar straks hal zij weder-
om diezelfde vermoeide, onverschillige
uitdrukking op haar gelaat, en d3n was
zij niets anders dan de arme zieke van
zooeven. Soms had zij iets in haar wezen,
dat het vermoeden wekte alsof zij niet
luisterde naar hetgeen men haar vertelde.
Dit bleek thans ook het geval t© zijn.
vVant plotseling viel zij, te midden van een
pikant verhaal uit de groote wereld, haar
vriendin in de rede met de vraag
„Heb je dezer dagen ook een brief van
je aanstaanden man gehad, Ingeborg?" j
„NatuurlijkHij moest mij behoorlijk
de les lozen; dat begrijp je".
„Is hij dan jaloersch?"
„Jaloersch? Of hij jaloersch is? Vree-
selijk I Hij is zoo jaloersch als Othello,
de zwarte Moor Br Men zou geen itap;
buiten de deur moeten doen, als hij zijn-
zin krt^".
1) Jaloersch is in het Zweedsch
s v a r t s jli k, letterlijk zwart-ziek.
(Wordt vervolgd).