Vragen en Antwoorden. FEUILLETON. Gesn üissÈailffger. naast zich bij de keel en rolden spoedig met hen over den grond. Burel, aldus overrompeld, viel languit, op zijn rug. Hij liet echter zijn geweer los, kromde zich vliegensvlug, wierp zich op den buik, richtte zich op de knieën op en smeet den Duitschen vlieger met een „halven Nelson" hardhandig op den grond en trachtte hem vast te houden. De Duitscher, inziende dat hij het. onder spit. zou delven, trok zijn revolver uit de eeintuurtasch, maar Burel had het gebaar gezien, en wrikte de pols van zijn aanvaller om, terwijl hij met de rechterhand diens hoofd neerhield. Op dat oogenblik naderde Groleau, die nog niet had durven schieten uit vrees van zijn makker te zullen raken, en joeg den Duitschen luitenant bout portant een kogel door de hersens. Intusschen had Dubos zich van zijn aan valler weten te bevrijden en hem met een kolfslag tegen het hoofd neergeslagen. Maar de zeer sterke Duitscher stond dade lijk weer op de been en kwam met een lang dolkmes in de hand weer op zijn vijand los, toen een kogel in het rechter oog cn een bajonetsteek in den buik hem levenloos op een hoop keien langs den wegberm deden neerstorten. Guildhall. Men schrijft van geachte zijde aan de „Teh": De Guildhall van de stad Londen, waarin het banquet plaats vond, is een der meest merkwaardige gebouwen van het oudje ge meentebestuur. Daar zijn elk jaar op den negenden November de ministers der kroon, de leden van het corps diplomatique, de opperbevelhebbers van leger en vloot, de rechterlijke macht en tal van de meest voor name personen uit het land de gast van van den pieuwen lord-mayor van Londen en de rede van den eerstan minister ,,op den negenden" wordt altijd tegemoetgezien als een uiting van meer dan gewone betee ken is. Do Hall zelf is bij deze gelegenheid prach tig verlicht met een groot aantal elrctri- eche lampen. De tafels zijn kwistig versierd met bloemen en de gasten zijn allen in groot tenue. Achter den lord-mayor is een buffet, ■waarop het prachtige gouden servies van do stad. Boven dit alles welft zich het groote gebogen eiken dak, zwart van ouderdom. Do aanwezigheid van veel dames en do muziek van een militair orkest maken het geheel even schitterend als hot van belang is door zijn nationale bcteekenis en als be wijs van bet voortbestaan der openbare in stellingen van Engeland. Als het oog over dit merkwaardige tooneel gaat, wordt do aandacht getrokken door de herinneringen aan do groote mannen, die mede hebben ge holpen het Britsche rijk te maken tot wat het thans is. Hier is het standbeeld van Nelson, de ge liefde held van een zeevarende natie, daar is het standbeeld van Wellington, met do drie welsprekendo woorden op het voetstuk: „Plicht, eer, roem", elk omgeven door een lauwerkrans, en hier is ook het stundbe?ld van William Pitt, den groot-en tegenstander van den grootcn Napoleon Pitt, de En- gelscho staatsman, die, in de zwaarste cri sis van zijn land meer dan een eeuw ge leden woorden uitte, die historisch zijn ge worden: ,,Engeland heeft zichzelf gered door zijn inspanning en het zal Eurojja redden door zijn voorbeeld." Deze woorden zijn sindsdien nicer dan eens geuit en in dezelfde plaats door Balfour niet. veel jaren geleden en door Asquith nog onlangs, toen hij na het begin van den oor log zijn beroemde rede hield, oen beroep deed op de n%tie om het hoofd te bieden öan do moeilijkheden, waarin het gewikkeld was «en er de aandacht vanzijn hoorders op vestigde, dat Engeland meer dan een ecuvr geleden twintig jaar- lang oorlog had gevoerd, er bij voegende: ,,Laat ons hetzelfde deen". Bij deze gelegenheid was het banquet ook galenkwaaTdig door een afwijking vaji het eeuwenoud gebruik. Het is gewoonte alle leden van de leidende politieke partij te inviteeren, om op het banquet van den lord- mayor to spreken. Maar om te wijzen op de eenheid der natie, werd dit keer van deze gewoonte afgeweken en de leiders deir oppo sitie namen plaats naast de leiders der re geeringen als gasten der stad. Do Kozakken. De kozakken uit de Ukraine en van achter do Porogen, de stroomversnellingen van de Dnjester (de zoogenaamde Saporogischï ko-^ zakken), van wie alle kozakken afstammen, bestaan niet meer. Daarentegen heeft de regeering van den Tsaar, behalve aan den Don, ook vestigingen van kozakken gesticht aan de Kocban en aan de Torek in den Kaukasus. bij Orenburg, bij Astrakan, in Siberië, aan de Amoer en in Centraal-Azië. De Don-kozakken leveren negentien regimen ten, de Kooban-kczaklccn elf, de andere vestigingen zijn van minder belang. In vre destijd zijn er 53 kozakken-regimenten, in oorlogstijd moeten er 154 zijn. Het type vertegenwoordigen de Don-ko zakken, wier organisatie we hier zullen schet sen. Bij dc andereu bestaan Zekere afwijkin gen van ondergeschikte bcteekenis. Het gebied van de Don-lcozakken omvat 164,000 vierkante kilometer (is dus bijna, zoo „groot als half Druisen) en is bevolkt door tegen de drie milliocn menschen. Het heele land ressorteert niet onder binnen- landsclie zaken, maar onder het departe ment van oorlog. Bovendien heeft de be volking een uitgebreider zelfbestuur dan do gewonë gouvernementen. De dorpen, stanitzen genaamd, onderscheiden zich t:r- nauweruood van dc Russische dorpen uit naburige streken en do kozakken zijn gewone boeren. Daar zij echter nooit- lijfeigenen ge weest zijn, onderscheiden zij zich in hun zeden en gewoonten gunstig van de ge wone Russische moesjiks. Het land is het eigendom van het vrije kozakken-l?ger. Vreemdelingen kunnen ?r geen grondbezit verwerven. Zooals in de Russische dorpsge meente wordt het bouwland periodiek onder de families verdeeld. Dc grondbelasting be hoeven de kozakken niet te betalen, maar als zij in het leger treden, moeten zijzelf hun paarden en uniformen bezorgen, terwijl de staat slechts de wapens levert. Vroeger mag de vrijheid van belasting en heerendienst een privilegie geweest zijn, nu is de dienst plicht in dezen vorm een zware last, te meer, daar de diensttijd zeer lang is. De voor bereidende dienst begint met het achttiende levensjaar en duurt drie jaren. De jonge mannen leeren rijden en sclüeten, doordat zij do oefeningen in hun dorpen meemaken. Dan moeten zij vier jaar dienen en zijn vervol gens vier jaar met verlof. In dezen tijd moeten zij eclitcr hun paarden gereed houden, zonder ze voor den landbouw te mogen gebruiken. Daarna zijn ze vier jaar in de reserve en behoeven zij geen rijpaarden meer te houden. Ten slotte behoor211 zij nog vijf jaar tot de landweer. In actie ven dienst krijgt do kozak soldij, waarvan hij zichzelf en zijn paard onderhouden moet. Daar echter de soldij zeer laag is. gaat de man uit stelen. Vooral op paarden voer hebben zij het voor zien, want voor de paarden, die hun eigen dom zijn, zijn zij natuurlijk zeer bezorgd. Daarom zijn steden en dorpen, waar kozak ken in garnizoen liggen, steeds aan de on gelooflijkste gauwdievenstreken en plunde ringen blootgesteld. De staat heeft op dezo wijze een betrek kelijk goedkoope ruiterij, maar het kozakken- volk zelf verarmt cu dc kozakkenregimenfen zijn een plaag voor het land. Voor dc ko- zakkendorpen is het geen kleinigheid zeven jaar lang do rijpaarden te onderhouden en do leesten voor dc uitrusting, uniform, sabel enz. op te brengen. Daarbij wordt het land, in verband met dc vermeerdering der be volking, te klein, en dientengevolge worden do perceelen der onderscheidene families steeds kleiner. Hoe staat het nu met hun militaire be kwaamheid Daar de kozak eerst, voor hij in het front komt, reeds in den voorberei dingstijd leert rijden, ja, de eerzucht er hem tce drijft, zich reeds als knaap ijverig te oefenen, is iedere man ongetwijfeld een goed ruiter. Op do exercitie velden ziet men de manschappen vaak heel aardige kunststuk ken vertoonen. In vollen draf worden geld stukken van de aarde opgeraapt, de man schiet, staande op het zadel, of galoppeert onder den buik van zijn paard hangende. Dat is do zoogenaamde dzjigitowka. De paar. den zijn daarvoor meestal goed gedresseerd, reeds daarom al, omdat zij van jongs af voor den dienst opgevoed worden. Desniet temin is de kozak, evenals de bedouin, een ruwo ruiter, dat wil zeggen, hij verstaat niet de kunst, zijn paard te. ontzien, qn bij liet rijden het werk gemakkei ij kei' te maken. Militairen zijn daarom algemeen van meening, dat de kozakken rich niet met moderne cavalerie melen kunnen. Vooral liet paarden.materiaal is onvoldoeude. Het ko- zakkenpaard is een door Oosterseh bloed eenigszins veredeld steppen paard. Zijn grootste deugd is zijn bijna onuitputtelijk uithoudingsvermogen. Maar het is niet snel genoeg. Als het er op aan komt, vele honderden kilometers ui te leggen, zal een kozakken-regiment ieder do baas zijn. omdat de paarden het beter uithouden. Op liet Europcesche oorlógs terrein komt er dit echter zelden op aan, en wat snriheid op korte afstanden of charges betreft, wordt niet veel gepresteerd. Door «de verarming van het. kozakken-gebied is liet paardenma- teriaal in de laatste tientallen van jaren steeds minder geworden. Ten opzichte van de hoofdzaak van de mo derne cavalerie, den verkenningsdiehst, schie ten de kozakken volkomen te kort. De zoon van de steppen is stellig vindingrijk en sluw, maar de gecompliceerde toestanden van den Europeesehen oorlog eisehen iets anders dan deze Indianen.deugden, namelijk oordeel en' zelfstandig handelen onder alle omstandig heden. Daarover beschikt de kozak niet. De kozakken zijn daarom in de laatste oorlogen van Rusland hoofdzakelijk voor etappen- -dienst, dekking van de verbindingslijnen ge bruikt. De gevechtswjjze van de kozakken berust op de zoogenaamde lawa. Het is oen goed ingeoefende tak tack, dio bij het karakter van de troepen past-. Zij omzwermen den vij and in kleine groepjes, die vooruilrijden cn terugwijken, den vijand tot zich trekken en zoo den aanval voorbereiden, waai'bij zij zich bliksemsnel eoncentreeren en den vijand op diens zwakste plaats aanvallen. („Vorwarts.") x KORTE BERICHTEN. Verscheidene dames uit Essen meenden dezer dagen bij een bezoek aan een gevan genkamp niets beters te kunnen doen, dan de gevangenen uniformknoopen af to bede len; toen de wacht tusschenbeide kwam, lieten ze zich nog niet terugsturen. Daarop werden ze door een patrouille mee naar de keuken genomen en gedwongen .piepers te jassen". De schillen mochten ze als aan denken meenemen. Zooals bekend is, wordt aan de Duitsche grensstations van de reizigers, die het land binnenkomen, de afgifte van de in hun bezit zijnde vreemde conranten gevorderd. Hoe verlangend men is den inhoud daarvan te kennen, blijkt wel uit het feit-, dat sedert het uitbreken van den oorlog, tot voor en kele dagen, de 's avonds ingezamelde nieu we bladen, vooral de Fra-nsche, Engelsche en Nederlandsche, die van den Ylissing- sche-n mail trein werden gehaald, per ex tra-trein van een der grensstations naar Wesel werden gebraoht, ter beschikking van den militairen commandant- aldaar. De voornaamste Mohammedanen to Sier ra Leono verklaarden hun loyauteit en sympathie met Engeland in den tegenwoor- digen toestand. De „Norddeutscho Allgemeino Zeit-ung" deelt mede, dat de graanvoorraden in Duitschla-nd door soldaten van den land storm, die nog niet geheel afgericht zijn, be waakt worden, om brandstichting to voor komen. De ambtelijke Duitsche verlieslijsten zoo meldt een telegram uit Kopenhagen aan de „Times" geven eon totaal van 509,000 aan dooden, gewonden en vermis ten. Een lijst bevat alleen 29,281 namen. De meeste namen op de laatste lijsten hebben betrekking op verliezen, die in Sep tember geleden zijn, eenige duizenden dag- teekenen zelfs nog uit Augustus. Van Octo ber zijn cr nog maar weinig verliezen op gegeven. De „Nordd. Allgem. Zeit." schrijft: De Duitsche regeering heeft een nauwkeurig onderzoek gelast ter vaststelling van de schade, door de Engelschen veroorzaakt- door do vernieling en plundering van par ticulier eigendom, kort voordat de vesting Antwerpen werd overgegeven. Volgens de tot dusverre verkregen re sultaten van dit onderzoek bedraagt, blij kens particuliere mededeelingen uit Brus sel, de schade van Belgische en neutrale handelsfirma's minstens 200 niillioen franc. De Duitsche firma's hebben een veel ge ringer nadeel geleden. De Denen hebben veel paarden aan Duitschland verkocht. Zij hebben er ook op groote schaal paarden voor opgekocht in Noorwegen, tot daar de uitvoer beperkt werd. Nu laten zij de kleine paardjes van IJsland overkomen. Naar het heet, moeten deze dieren dienen voor den landbouw, die ze hard noodig heeft-, aangezien de boeren hun paarden, bij de hooge prijzen die ze konden maken, van de hand hebben ge daan. In „Punch" een wel onbillijke, maar, gegeven de in Engeland gangbare mee ning, op zich zelf goedgevonden hatelijk heid aan het adres der Duitschers. „Het luchtschipgevaar", is het onderschrift van een prent, waarop een eenzaam Londensch burger op het smalle dak van zijn huisje met- groote letters schrijft, ter waarschu wing van Duitsche luchtschepen „Dit is niet het Britsche Museum". Zelfs vestingbouwers houden wel eens van een grapje. Die van Maiiiz» zoo ver telt de „Frankf. Ztg.", had drie koppen in zijn gebouw gemetseldde buitenste stak zijn tong uit tegen den vijand, de middelste keek zeer ernstig, de derde kop boven de binnenste poort weende dikke tranen. De bouwmeester van de vesting Atrecht beeldde in een gevelsteen een kat af, die op een muis jacht maakt en liet er onder beitelen Les Francais prendront Arras Lorsque ce chat prendra ce rat. Toen de Franschen in 1610 de vesting innamen, lieten zij de p van prendont weg hakken; er stond dus: Les Francais rendront Arras Lorsque ce chat prendra ce rat. De „Frankf. Ztg." hoopt-, dat de p weer door de Duitschers zal worden hersteld t Men maakt zich in Amerika ongerust om trent den pantserkruiser „North Carolina" Op 2 November heeft dc gezagvoerder aan de Amerikaansche regeering geseind, dat het schip te Beiroet op de kust van Sirië was aangekomen en daar 350 marinesolda ten had aan land gezet voor de bescherming van Amerikaansche onderdanen en hun eigendommen. Op 7 November heeft de Amerikaansche regeering telegrafisch ver schillende vragen tot den commandant ge richt en daarop geen antwoord ontvangen. Het gerucht gaat, dat do „North. Caro lina" te Beiroet is in den grond geboord of opgeblazen. Het is een kruiser van 14,500 ton, loopende 22 knoopen, bewapend met vier 10 mch-kanonnen en zestien 6-inch snelvuurkanonnen. Hij werd gebouwd in 1908 en voerde een bemanning van 40 offi cieren en 821 minderen. Fel is de strijd, die in Duitschland wordt gevoerd tegen het gebruik van vreemde, meer speciaal van Fransche en Engelsche woorden. In de industriestad Goch prijken enkele winkelruiten met het opschrift „Hier wird kein „Adieu" gesagt". In een café voert de herbergier den strijd tegen de Fremdwörter door iederen bezoeker, die zich zulk een woord laat ontvallen, een bus je voor te houden met- het verzoek om een gave voor het Roode Kruis als boete voor deze onpatriottische uiting. Daar het woord „adieu" in Duitschland algemeen in zwang wras, kan op deze manier een aardig som metje bijeenkomen. In het Oostenrijksche leger strijdt een vrouw mede. De Oostenrijksche Staatscou rant meldt De keizer heeft mevrouw HelLa von Tur- nau, als blijk van waardeering voor haar dapper en succesvol gedrag tegenover den vijand, het ridderkruis van de Frans Josefs- orde aan het lint van het kruis van mili taire verdienste verleend. f Mevrouw von Turnau heeft haar echt- genoot, luitenant-kolonel von Turnau, naar het front vergezeld en strijdt als uitnemend schutter en ruiter aan zijn zijde. Zij is 48 jaar oud en in 1900 gehuwd. Vraag: Ik heb een huis gehuurd voor zekeren tijd met recht, om dit huis gedu rende den huurtijd voor bepaalden prijs to koopen. Nu is mijn huisbaas voornemens 1 het huis te verkoopen en wanneer zulks ge schiedt, kan ik natuurlijk de huur handha ven, maar heb ik nu het recht van koop ook tegenover een cventueelen nieuwen huisbaas In het desbetreffend huurcontract komt o. m. voor zonder moerde huurder heeft het recht gedurende den huurtijd het gehuurde te koopen voor de som van Antwoord: Wie eventueel kooper is van uw huis, doet niets ter zake, als een maal in uw koopcontract de clausule is op genomen, zooals gij die afschrijft.- Het zou wat moois zijn, wanneer door verkoop do wellicht voor u voordceligc koop zou te niet kunnen worden gedaan Het staat immers duidelijk in uw contract, dat ge het recht hebt tot koopen. Vraag: Verscheidene berichten vaji Berlijn worden door u geplaatst met op merking van twijfel, terwijl de berichten uit Londen blijkbaar met graagte worden opgenomen. De berichten uit Londen om trent het nemen van een 42 c.M. mortier werden door u zonder kanttcekoning ge plaatst. De „Matin" verneemt uit Londen, zie editie van 8 November j.l., dat oen der gelijk mortier genomen is en plaatst dit onder reserve. Zijn de Fransehen nu werkelijk zóó be scheiden, dat zij van "dit feit geen vermel ding willen maken, of zijn de Engolschen, die u blijkbaar zoo grif gelooft, zóó leugen achtig, dat zij dergelijke berichten uit hun duim zuigen 't Is toch meermalen gebleken, dat onze overburen het niet zoo „au serieux" nemen met berichten. Ontving u reeds bevestiging van Fran sche zijde Antwoord: Maken de Franschcxn in het algemeen ooit melding van het nemen van machine-geweren of kanonnen? Wij hebben er nog nooit melding van zien ma- kon. Bij elk gevecht vermelden do Duitschor» zóóveel machinegeweren, zóóveel gevan genen. De Fransehen zeggen nooit iets van ge vangenen of van kanonnen, een enkele maal deden de Engelschen het. Of de Engelschen het met berichten niet „au serieux" nemen, zult u hebben te bo- "w ij zen. Vraag: Wij zijn twee vrienden cn zou den gaarne willen dienen bij de genie in Utrecht. Kunt u mij ook zeggen hoeveel handgeld men krijgt, hoe lang ik dienen moet en waar ik mij moet melden Antwoord: Yoor het tegenwoordige is do werving gesloten. Overigens kunt u informeeren bij den garnizoenscommandant. Vraag: Ik heb een zoon, die tijdens de mobilisatie in dienst is, en milit.ieplichtig, en door omstandigheden wensoht te trou wen. Heeft zijn vrouw nu recht op vergoe ding van Rijkswege zoo ja, bij wien moot zij zich vervoegen Antwoord: Ja, na het huwelijk, kan zij zich tot het bekomen van vergoeding op het Raadhuis vervoegen. Vraag: Mijn neef is 31 Jqli 1.1. 17 jaar geworden, nu wil hij zich voor do reserve bij het leger opgeven. Wanneer moet hij zich aangeven en wanneer moet hij dan dienen Antwoord: Hij kan zich ten allen tijde aanmelden, bij den commandant van het garnizoen. Vraag: Moet ik de gevangenisstraf van' drio maanden, nog van vóór de mobilisatie, nog ondergaan? Ik ben nu onder do wape nen. Antwoord: Zeker, te zijner tijd zal men. u wel mededecling doen nopens het ondergaan van de straf. 4) Er trilden groote tranen aan haar wim pers en haar stem beefde. Nog altijd* had deze stem haar ouden, zachten klank, en terwijl ik haar hoorde spreken, bedacht ik, dat haar lach zeker ook nog even hel der en welluidend zou zijn als voor vijf jaren, wanneer het slechts een gelukkige mocht gelukken dien nog eens te voorschijn te tooveren. En daarbij ging mij door het hoofd, hoe heerlijk het toch zou zijn, als ik zelf wellicht die gelukkige was. Een bedompte atmosfeer van droefheid en zwaarmoedigheid scheen dit lage vertrek te vervullen waarlijk, het moest een dank bare taak zijn om die te verjagen en een frissche, opwekkende geest van vroolijk- hcid weer door deuren en vensters binnen te laten. En ik nam het besluit van nu af al mijn krachten daartoe aan te wenden. Ik vroeg of zij en haar vader reeds met vele menschen kennis hadden gemaakt en vernam, dat zij in dat opzicht in denzelf den toestand verkeerden als ik. „Wij gaan hier met niemand om", zeide Ilse zuchtend. „Een paar kennissen uit vroegere dagen, die in het begin zeer vriendelijk tegen ons wjren, heeft mijn vader, door zijn voortdurende prikkel baarheid, spoedig afgeschrikt, zoodat zij den omgang met ons geheel hebben afge broken. Ik voel mij hier te midden van al die drukte en dat gewoel zoo eenzaam, alsof ik moederziel alleen op een woest eiland zat". „Dat zal, hoep 1k, nu anders worden, juffrouw Ilse", liet ik mij ontvallen. „Het heeft mij zoo verheugd, dat uw vader mij opzocht, en mij dunkt, wij zullen nu op rechte vriendschap sluiten, evenals in den goeden, ouden tijd, nietwaar?" Ik had op een blijde toestemming ge hoopt en het bracht mij eenigszins van mijn ©tuk, toen Ilse in plaats daarvan als in droeve moedeloosheid het hoofd liet zinken. „Och, gij zult spoedig evenals de ande ren doen", antwoordde zij, zonder mij aan te kijken. „En gij zult dan wellicht met wrok aan ons terugdenken. Waarschijn lijk, zou ik beter gedaan hebben, wanneer ik vader in het geheel niet van uw ver blijf hier had verteld. „Wat? Het spijt u dus, dat gij mij hier ziet?" riep ik, ten hoogste beleedigd. „Gij zoudt het. aangenamer gevonden hebben, als ik onkundig van het feit ware geble ven, dat wij in dezelfde stad woonden?" Zij kreeg een kleur en maakte een ont kennende beweging. ,»U moet mij niet ver keerd begrijpen, mijnheer Weltlinger Juist omdat ik zooveel waarde hecht aan uw vriendschap, zou ik ons niet aan het gevaar willen blootstellen, die te verlie zen, zooals wij reeds de vriendschap van menig ander goed mensch verloren heb-, ben". Ik wilde haar door een onstuimige ver zekering in de rede vallen, doch Ilse zag met een smeekenden blik tot mij op, welke mij het zwijgen oplegde, en ging eenigs zins verlegen voort: „Het is niet meer zoo bij ons, als het ten tijde van onzen vroegeren omgang met u was. Vooral is mijn vader zeer veranderd. Al de beproe vingen der laatste jaren hebben hem ver bitterd en een wantrouwend, zeer prik kelbaar man van hem gemaakt. Hij denkt steeds» dat men hem met minachting be handelt, de minste tegenstand kan hem, ondanks zijn goedhartigheid, in hevigen toorn doen ontsteken en in zulke oogen- blikken is hij nauwelijks geheel meester o^ er hetgeen hij zegt of doet. Heb ik dus geen reden voor de vrees, dat hij ook u zeer spoedig zal \erjagen, ofschoon ik weet, dat hij van u veel meer houdt, dan van een der anderen, die zich zoo snel te ruggetrokken hebben?" „Voor zulk een gevaar, juffrouw Ilse, behoeft gij niet bevreesd te zijn. Ik heb in mijn beroep geleerd mij te beheersehen» ofschoon ik dat ten opzichte van uw a a- der niet eens zal behoeven te doen. Want mijn dankbaarheid en de eerbied voor zijn verdriet vrijwaren hem voor elke gevoelig heid van mijn kant. Slechts als ik u lastig mocht vallen „Mij?" Haar bruine oogen zagen mij met een verwijtenden blik aan. „Gij zoudt zoo iets niet zeggen, als gij vermoeden kondt, hoe ongelukkig ik mij in deze een zaamheid gevoel". „Nu, goed, dan zal ik u het bewijs le veren, dat mijn vriendschap toc-h eenigs zins hechter is dan die van uw te gevoe lige andere kennissen". Ik meende een glans van vreugde over haar mooi gezichtje te zien glijden, doch het volgende oogenblik keek zij weer even ernstig en zwaarmoedig, zoodat ik mijn waarneming voor een dwaling moest houden, waaraan mijn eigen wenschon het grootste deel hadden gehad. En tot ver dere waarnemingen werd mij geen gele genheid meer gegeven, want in de deur der woning werd een sleutel omgedraaid en met een mee. verschrikten dan vroo- lijken uitroep„Daar is mijn vader sprong Ilse op, ten einde hem te gemoet te gaan. Harders kwam mij nu nog meer over spannen en lijdend voor dan bij het eer ste weerzien, maar hij toon 'e zich zeer verheugd over mijn bezoek. „Vriendelijk van u, dat gij u zoo spoe dig bij ons laat zien", merkte hij op, ter wijl hij op zijn zenuwachtige manier da delijk in de kamer op en neer begon te loopen. „Gij zijt vermoedelijk een weinig verbaasd over het- kwartier, dat ik voor ons heb uitgezocht. Het is wel niet bepaald schitterend» maar het is toch tamelijk rus tig en voor mij zeer gelegen. Zoodra ik met mijn werk klaar ben, betrekken wij een villa aan de rivier". Hij keek mij bij die woorden wantrou wend aan, als verwachtte hij een uit drukking van twijfel op mijn gelaat te vinden. Daar ik mij echter wel wachtte, iets dergelijks te toonen, werd hij nog vriendelijker en zond ondanks mijn tegen stribbelen Ilse de kamer uit, opdat zij ons een smakelijke lunch zou voorzetten. „Al d'rink ik ook zelf geen wijn meer", zeide hij, „u weet immers om welke redenen, dan heb ik voor mijn vrienden toch nog altijd een druppeltje,» dat zich niet bepaald behoeft te verstoppen". Zoodra zijn dochter de kamer had ver laten, haalde Harders eenige couranten uit zijn zak en hield die mij met een triomfeerend gelaat toe. „Nu, wat heb ik u gisteren gezegd? Men zal nooit te weten koraon, wie het gedaan heeft, nooit 1" De moord, waarvan gisteren sprake was geweest, had mijn gedachten intusschen zoo weinig bezig gehouden, dat ik niet dadelijk wist, wat hij bedoelde, en mijn verbaasd gelaat scheen Harders eenigszins ongeduldig te maken. „Gij herinnert u toch zeker ons gesj - *k van gisteren", ging liij mei bijzonderen nadruk voort. „Uw vriend, de politie- dokter, was immers zoo vol vertrouwen, dat men den moordenaar, op grond van de voorhanden signalementen, gemakkelijk zou weten uit te vinden. Hij zal, denk ik, zeer spoedig tot de ontdekking komen, dat hij zich terdege vergist heeft. Hier, lees Wat ik gisteren voorspeld heb» komt let- teriijk uit. In de laatste vier en twintig uur zijn niet minde, dan drie personen in hechteni:; genomen, welke dien vernuftigen politie-agenten verdacht voorkwamen, wijl het een of ander kenteekeh op hen van toepassing was. De een had een grooten, roodblonden baard, de tweede verheugde zich in een gebogen rug en hinkte, en de derde, van wiens uiterlijk in de cou ranten niets wordt gezegd, was vermoede lijk genoodzaakt zich van een bril te moe ten bedienen. Natuurlijk konden alle drie heel spoedig bewijzen, dat zij met de zaak niets hadden uit te staan, en de verstan-? dige rechtsmannen waren eenvoudig drie pijnlijke ervaringen rijker geworden. Ik ben overtuigd, dat hét nog lang niet de laatsten zijn geweest, welke zij in deze aangelegenheid bleven". l' CWjwdt yen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 6