De Europeesche Oorlog. N«. 16772 Donderdag 39 October Tweede Blad. A0. 1914. Duitschland en Nederland. Tweede Kamer. FEUILLETON. Ju eer hersteld. LEIISCH MfrBLAB Omtrent het onderhoud, dat de onder: Itaatssecretaris van Buitenlandsclic Zaken Zimmetmann met mr. Troelstia had, be treffende Hollands onafhankelijkheid en onschendbaarheid, merkt de consenatieve Deutsche Tagesztg.' het volgende op: „Zimmcrmann geeft hiermede niet alleen lc opvatting van de Duitschc regeetiirg teer, doch ook the van de geheele Duit- ;che bevolking. Wij weten, dat de Neder landers slechts Nederlanders willen zijn en aieis anders. „Geheel afgezien daarvan worden wij ook geleid door de zuiver egoïstische Duitsdie overweging, dat een zelfstandig, in alle [opzichten souverein, vrij Nederland voor diet Duitschc rijk onder alle omstandighe den een betere nabuur zal zijn, dan een [Nederland, waarop men van Duitsche zij- ide, druk zou uitoefenen pf zou trachten uit te oefenen." Gister reeds meldden we, wat de „Tel." aanteekende bij de verklaring, die de Duits schc onderstaatssiecrelaiis, de heer Zim- roermann, aan mr. P. J. Troelstra had Over deze zelfde verklaring schrijft lie- lenochtend de ,,N. R. Ct." o. m. Gelijk reeds in ons Ochtendblad van gis ter is medegedeeld, heeft mr. Troelstra zichzelf een diplomatieke zending opge legd, en js hij aan den onderstaatssecre taris van Buitenlandsche Zaken te Ber lijn, den heer Zimmcrmann, gaan vragen, of, wat aan mr. Troelstra van andere zij den verzekerd was: dat Duitschland er niet aan dacht, de zelfstandigheid of inte griteit van ons land aan te tasten, inder: daad de stemming der Duitsche regeering ivertolkte, Hetgeen de heer Zimmcrmann aan mr. iTroelsUa geantwoord Jieeft, is van den meest geruststellenden aard al moeten wij erkennen, geen ander antwoord te lieb- ben verwacht. 1 Deze verklaring betreffende de T,politie: ke onafhankelijkheid" Ur.eeft dus geen an dere strekking, dan de verzekering te ge ven, dat, wat ook' de uitslag van den oor log'moge wezen, Nederland vour zccveel yan Duitschland afhangen mocht op hand- 'fc.iving van zijn tegenwoordige positie zal - kunnen rekenen. Dit is wat Nederland verlangt. Ons land heeft reeds sedert tien: tallen van jaren in Europa de positie be lt kleed van £en volkomen onafhankelijke, en in de groote internationale politieke j vraagstukken volstrekt neutrale, mogend- j heid. Eu ons land wénscht die positie, jvaarbii alléén zijn interne belangen volko- j men verzekerd kunnen zijn, te handha- I ven. Wij wenschen op goeden voet te ver- i koeren' met de ons omringende mogend- L heden, zonder tot een van haar in een i bijzondere betrekking te geraken. Dit weet men te Berlijn, dit weet men te Londen, I len dit kon men overal welen, ,daar de INederlandsche diplomatie daarvoor steeds openhartig is uitgekomen. Er gingen ech ter in den laatsten tijd in Duitschland wel eens stemmen op, waaruit zou moe ten wórden afgeleid, dat Nederlands po sitie nog niet door een ieder, die er over sprak, juist begrepen werd en aan deze Stemmen hoeft de heer Zimmcrmann dan nu liet zwijgen opgelegd. Ilij heeft daar mede misschien ook aan beangstigden in t>ns land een dienst bewezen." En verder: T.Politiek mogen wij dus aannemen Üreigl ons land geen gevaar. Ook niet [economisch? Hieromtrent heeft de heet Zimmcrmann zich in meer .omzichtige termen geuit. I Hetgeen de lieer Zimmermann hier voor spiegelt. iets, .dat naar zijn verzekering- slechts 7,op vriendschappelijke wijze" tot stand zou kunnen komen laat niets aan vaagheid te wenschen. In zooverre kan men hem .bijvallen- Dc verklaring laat aan fantasie ruim. baan. Alles is mo-? gelijk, en dat men zich iets, waarvan niei mand nog weet te zeggen wat het zal zijn, onmogelijk zou.de kunnen ^voorstel len," zullen wij niet verdedigen. Oeconoi mische toenadering tot andere landen is óók in de toekomst voor ons land zeer gewenscht, doch dan al weer op gelijke wijze, als thans, nu wij met alle mogend heden voortdurend hebben getracht in lian- delstractaten de grondslagen voor zulk een toenadering te leggen, zonder voorkeur Of zonder, in een bijzondere verhouding tot een van haar te geraken. Wij willen geen oeconomische gunsten of voordeelen toe kennen aan den ,een,- zonder ons bereidi te verklaren,- anderen op gelijken voet en onder dezelfde voorwaarden daarin te,doen deelen. Over deze toekomstige dingen nu, te gaan redekavelen en speculatieve rede-: neerjngen te gaan houden, lijkt ons ove rigens weinig geschikt en weinig prac. tisch." De Engelschen over het belang van Calais. Dc Engelschen schijnen er thans rekening mede te houden, dat Calais wel in handen der Duitschers zou kunnen vallen. De „Times" beschrijft den toestand en zjgt: De Duitschers vechten zeer dapper; zij hebben een talrijke, hoewel niet steeds goede artillerie; en volgens de gevangenen heb ben zij beslist bevel naar Calais te komen, heb koste wat het wil. Het scheen wel, dat de Duitschers in den waan verkeerden, dat zij de verbonden troepen met gemak uit Noord-Frankrijk zouden kunnen terugdrijven en dat zij niet alleen Calais zouden kunnen bezetten, doch ook het offensief en den opmarscli naai' Parijs zouden kunnen her vatten. Zij waren verbaasd Engelschen tegen over zich te vinden, en ook de sterkte van het. Belgische leger scheen hun volkomen onbekend Dc Duitsche troepen hebben dus beval zich van Calais meester te maken. De rede nen voor dat bevel schijnen meer van poli- tieken dan van militairen aard te zijn. De troepen meenen, dat zij vap de Fransche havens in en om het Kanaal onder betir voorwaarden Engeland kunnen aanvallen. Het denkbeeld is hetzelfde als dat van Napoleon; de Duitschers kunnen aan de kust batterijen opstellen en van Ostende, Duinkerken, Calais en Boulogne vlootbasis maken voor dc Duitsche vloot. Al gelooft de „Times" niet, dat het spoedig cn gemakkelijk zal gaan, het blad zegt toch: Als de Duitschers Calais nemen, moeten wij er op rekenen, dat er, onder bedekking der duisternis, batterijen kunnen worden aangelegd en zwaar geschut kan worden opgesteld. Dit te ontkennen kan alleen tot teleurstelling leiden. Ook moeten wij aannemen, dat Duitschë onderzeeërs die havens kunnen bereiken, omdat deze booten de gewoonte hebben van te komen en te gaan waar zij willen; ook is het niet onmogelijk, dat kleine torpedo- booten over rivieren, kanalen en per spoor die havens bereiken. Het Fransche kanalen- stelsel staat het vervoer van kleine torpedo booten van de cene haven naar dc andere toe. Eu de Duitschers zouden dus in staat zijn ons te plagen, met het spelletje, dat zij in hun hoofd hebben. Zij hopen zelfs, dat zij in staat zullen zijn hun zwaar ge schut in die havens op te stellen en een groot deel van het Kanaal onder vuur te kunnen houden. De „Times." betoogt echter, dat h)t bezit van Calais voor de D ui tochers van geen be- teekenis zou zijn; het beteekent wel meer dan het bezit van Ostende, maar het heeft geen levensbelang. De keizer verzaakt de beginselen van de oorlogskunst, waarop de Duitschers zoo prat gaan. Zijn kracht ver spilt hij op eon punt, dat ver verwijderd is van zijn ware bedoeling, en zulke fouten wreken zich. niet zelden. Hit bezit van Ca lais is goen vergoeding voor de onmogelijk heid om in Frankrijk of Rusland niet- ver der te kunnen doordringen. En het zal in het geheel geen indruk maken op 'het Britseho volk, dat er al reeds lang op voorbereid was de Duitschers geheel Noord-Frankrijk te zien bezetten en zelfs Parijs, zooals bolc blijkt uit het feit- dat Sir John French' zijn basis naar de Golf van Biscave hoeft overgebracht. De Engelsche bladen herinneren er ook nog aan, - dat ook Napoleon niet geslaagd is in zijn voornemen om met een leger naar Engeland over te steken. Het DuitschLuxcmbiirgscJi Tractaat over het gebruik der Xuxeniburgsehe Spoorwegen. Een Belgische medewerker sohrijft aan de „N. R. Ct.": Het is bekend, dat sedert den vrede van Frankfort. (1871) do Wilhelm-Luxcmburg- Spoorwog onder hot. beheer staat van de Keizerlijke Spoorwegdirectie Straatsburg. De Duitschers vonden het dan ook maar natuur lijk dat zij, reeds vóór de oorlogsverklaring, deze andere Luxemburgscho spoorlijnen met militairen zouden bezetten en sinds dien voor alle oorlogsdoeleinden gebruikten, 't Geval schijnt ook naast zoovele andere verdragscliondingen van grooter gewicht, weinig opzien te hebben gebaard. Maar het protest van de Duitsche bladen togen de tijde lijke sluiting van het Suez-lcanaal voor vij andelijke schepen bracht hot nu weer te binnen, en deed me oven de bepalingen na,- slaa.n van de overeenkomst tusschen het Duit sche Rijk en het Groothertogdom Luxemburg betreffende 't gebruik van bedoelden spoor weg. Art. 2 zegt: „De keizerlijke regeering ver plicht zich de door do algemeens spoorweg directie in Elzas-Lotharingen in„ bedrijf ge nomen Luxemburgscho spoorwegdcelento geonen tijde, voor het vervoer van troepen, wapens, oorlogsmaterieel en munitie te ge bruiken, en gedurende een oorlog, in welke Duitschland zou betrokken worden, zich voor de approviandeering van de troepen op geene wijzo te bedienen, welke de neutraliteit van het groothertogdom zou schenden, en in het algemeen bij het bedrijf handelingen noch to verrichten noch te dulden, welke niet ge heel zouden sfcrooken met de verplichtingen, welke het groothertogdom als onzijdige staat heeft na te komen." Do overeenkomst is nog van vrij jongen datum. Zij werd onderfceekend den llderi No vember 1902, op een oogenblik, dat Duitsch land reeds kon vermoeden, wat eenmaal ,,oor- togsnood" van dat land, zou vereisehen. Het zal Irenisch een imposante verzame ling van verscheurd papier zijn, als de bibliothecaris van het Vredespaleis al de in dozen oorlog geschonden volkenwotten en ver dragen zal hebben samengebracht cn als historische curiosa opgeborgen. De toestand te Reims. Een volkomen nauwkeurige schatting van de schrikbare stoffelijke schade, iclie te Reims is aangericht, kan zoo wordt uit Epernay aan (de „Times" gemeld nog niet gegeven worden, maar men kan er tenminste eenigszins een indruk van krij gen u,it (de volgende feiten, welke afkom stig zijn van de vele uitgewekenen, die uit Reims te Epernay zijn aangekomen. Ongeveer; 600 of 700 van de beu oners zijn door de Duitsche granaten gedood, een nog grooter aantal is gewond. Driehonderd huizen zijn door granaatvuur volkomen ver woest, liionderdvijftig zijn tot den grond toe afgebrand ,en behalve de Kathedraal, hebben vele openbare gebouwen zwaar ge leden. De gekleurde glazen in de kerk van St. Remy, oen kerk met historische her inneringen, die nauwelijks minder beroemd is dan de kathedraal, zijn vernield en zelfs op het voornaamste kerkhof is groote ver woesting aangericht. Gebarsten zerken ien verwrongen ijzerwerk ziet men alom. Van de bevolking van Reims, die in ge wone tijden ongeveer 110.000 zielen telt, zijn er nog maar 40.000. De overigen heb ben de vlucht verkozen boven de gevaren van het borbardement, dat hu,n huis ver nielde en hu.n zaak ten gronde lichtte - en omdat er hongersnood dreigt. Dagen lang hebben heele gezinnen in kelders van ze melen geleefd en velen zijn van ontbering bezweken. De bewoners van de stad zijn eigenlijk holbewoners en brengen den heelen dag in hun kelders-door. Gelukkig zijn die kelders geriefelijk ingericht. De protestantschekerk te Reims was ook spoedig verwoest en dc gemeente woonde daarna den dienst in den kelder bij. Lee ge champagne-kisten namen de plaats van de kerkbanken in. De correspondent van de „Morning Post" te Parijs seint, dat hij een bezoek heeft gebracht aan Reims, dat aanhoudend ge bombardeerd wordt en waar naar schatting reeds voor 1 milliard franken aan schade is aangericht. Van cle bevolking waren on geveer 40.000 nog in de stad. Straat aan straat ziet men tooneelen van algeheele verwoesting. De kathedraal is een ruïne, die nog af brokkelende is. Groote stukken verweerde steen blijven neervallen van de teere bo gen. De steen van den gevel is door het viiuf ingevreten Het bouwwerk is geheel ten prooi aan de elementen overgeleverd en staat nog slechts als een groot wrak overeind. Rusland en Bulgarije. Naar !t schijnt, gaat het tusschen Rusl tad en Bulgarije meer en meer spannen. 'Iet Sofiotische blad „Utro" meldt, dat de Bul- gaarsche studenten, die aan Russische uni versiteiten studeer en, last hebben gekregen, binnen uur Rusland te verlaten. j.iet Roemeeusche blad „Yitorul" beweert, cla-t Rusland de Bulgaarsche regeering r*; a ultimatum heeft gesteld, met de bedrei ging, de havens Warna en Boergas te be zetten indien Bulgarije voortgaat het trans port van uit Duitschland naar Turkije ge zonden minutie door te laten, Oorlogspostzcgels. Behalve de oorlogspostzegels voor België, Oostenrijk en Togo, zijn nog enkele welda digheidszegels verschenen, die al of niet voor frankeering zijn t-oegelaten. Ten bate van het Roode Kruis is in Frankrijk het tien-centimezegel met een rood kruis overdrukt en wordt dit zegel met een prijs- verhooging van vijf centimes verkrijgbaar gesteld. In Engeland zullen voor gelijk doel het halve- en het één-pennyzegel binnen enkele dagen met overdruk worden voor zien en verkrijgbaar zijn tegen dubbelen prijs. Voor het Roode Kruis zijn in dit land zeer versohillende zegels gedrukt, die tegen 2y» penny per serie aan de postkantoren verkrijgbaar zijn, doch niet ter frankeering zijn toegelaten. Zitting van gisteren. Aangevangen werd met de behandeling van de Indisclic Bcgrooting. erschiliende sprekers, o. a. de heer on TYDEMAN, FOCK en SCHEURER, spra ken vertrouwen nib in het beleid van de Regeering en in haar verdere waakzaamheid en verheugden zich in de lo.vale gevoelens van de Inlandsche bevolking jegens ons he- stuur. Over de aangebrachte bezuinigingen lie pen de meeningen uiteen. De lieer FOCK verheugde zich er over, wat de Minister blijkbaar niet deelde, het denkbeeld om de Indische Staatsspoor in te brengen in een Naamlooze Vennootschap. De lieer DE STUERS vroeg inlichtingen over de onlusten op Borneo, Flores en Hal- mahéira. De heer DE MEESTER bepleitte een streven om tot vermindering to komen mot de opium- en pandhuisregie en drong er op aan den termijn voor Djambi-concessies to verlengen, daar de te verwachten nieuw® regeling te lang op zich laat wachten. Vorder critiseerde hij den loop van zaken ten aanzien van den ingenieur Neeb, welke niet kan nalaten een ongunstige» invloed uit te oefenen op de houding der Indischo ambtenaren. Tea slotte bracht hij de jongste verande ringen op West-Borneo ter sprake, inlich tingen vragende naar a inleiding van het feit, dat die branden door Chineezen zouden worden gesticht. De heer VAN DEVENTER trad hieni* in nadere 'beschouwingen hierover. Hij zeide, dat na don oorlog de inlandsche bevolking als blijk van erkentelijkheid vooc haar houding medezeggenschap dient te worden gegeven in het boatuur, van Indiö overeenkomstig haar geestelijke ontwikke ling. De heer SCHAPER betreurde, dat door de bezuinigingen de traktementen van de lagere ambtenaren in het gedrang 'komen. Verder critiseerde hij den tragen gang van de maatregelen iu liet belang van de be volking, alles met een verkeerd beroep op zuinigheid, in welk verband hij ook de koo- lie-kwestóe besprak. De heer BOGAARDT bepleitte verbete ring van de positie der tegenwoordige amb tenaren en wenschte instelling van een ko lonialen raad. De MINISTER VAN KOLONIeN is door stremming van de scheepvaart en ontwrich ting van het postverkeer niet in stuab allo gevraagde inlichtingen te geven. Hij ver zekerde in verband met de klacht, dat niets gedaan wordt voor de koelies, dat maatre gelen zijn genomen om menschen te werk te stellen. Hem is voorts door bemoeiingen van hot gouvernement zoowel als van par ticulieren gelegenheid verschaft onderne mingen, wier bestaan door den oorlog be dreigd werd, nog in stand te houden, waar door werkkrachten konden worden behou den. Tem einde billijk te werk te gaan, heeft hij zonder uitzondering alle verhoo gingen van salarissen van hooge zoowel als van lage ambtenaren van do begrooting af gevoerd Hij betreurt, hetgeen de heer De Stuors heeft gezegd aangaande beschavings- politiek. Aan het gerucht, dat de branden door Chineezen zijn aangestoken, hecht hij niet veel waarde. De handhaving van de uitbrei ding van het ambtenaren-personeel is een eisch des tijds, daar de Staatsbemoeienis sen zich zoo reusachtig uitbreiden en men inderdaad handen te kort komt. 8) „Is u van plan met mij naar huis te gaan „Misschien straks", antwoordde deze, eerst zou ik u iets willen vragen en wel iets, dat den dienst betreft, zooals ik trouwens geheel als in dienst met u spreek". Koeber sloeg de hakken tegen elkaar ön bracht cle hand aan zijn muts. „(Jij kunt wel begrijpen", zeide de heer ïVou Zastrow, „dat wij, kapiteins, cle ta melijk onverbloemde berisping van den overste nu niet bepaald aangenaam heb- ben gevonden, vooral wijl het verwijt, 5 Volgens onze meening, niet geheel recht- C vaardig was. Ik geloof, en ik spreek j tevens uit naam der andere heeren dat 8'J niet volkomen kameraadschappelijk je- geus ons hebt gehandeldwaren het wer- kelijk de jassen der bevolen uitrusting, welke uw manschappen hadden aange- trokken?" .Zeker, kapitein". >,Ik vraag u dit, luitenant Von Koeber, als uw superieur". "Om u te dienen, kapitein". I >,Dan is het mij onverklaarbaar", ging de heer Von Zastrow voort; „want ik heb, terwijl gij u met den overste bij het ach- erste gelid bevondt, eenige jassen in het jeerst© gelid laten losknoopen en daarin _ld&n stempel III, die van de betere uitrus- ontdekt". De heer Von Koeber verschoot van kleur. „Ik-weet daarvan niets af, kapitein; mis schien hebben de kevels zich in cle haast vergrepen en de verkeerde jassen aange trokken". „Dat za-1 wel niet het geval zijn", be weerde de heer Von Zastrow. „Op mijn vragen kreeg ik ten antwoord, dat zij or der hadden gekregen de derde jas aan te trekken. Ik verzoek u, dadelijk een on derzoek in te stellen, wie dit bevel heeft g.geven .j n vanmild-j om vier u.on een rapport te zenden, hetwelk de zaak opheldert en clat ik tevens met het mijne den regimentscommandant kan doen toe komen". „Zeer goed, kapitein". „Dan dank ik u zeer". Daarmee was Koeber ontslagen en te vergeefs trachtte hij, thuis gekomen, zijn hevige gemoedsaandoeningen te verbergen. Niet zooals anders gold zijn eerste vraag, als hij den drempel had overschreden, zijn kinderen, en slechts vluchtig kuste hij de lippen zijner vrouw, die ze hem tot wel- komsgroet aanbood. Verschrikt keek zij hem aan. „Maar, Otto, wat hebt gij toch?" Verdrietig keerde hij zich van haar af. „Wat ik heb? Doe toch niet zulke domme vragen; gij weet toch, dat ik van zoo iets niet houd. Dat ik mij geergerd heb, kunt gij wel denken; het „waarover" gaat je niets aanbovendien zoudt gij het niet begrijpenwat weet gij, vrouwen, van den dienst af cn van alles, wat daarmee in verband staat?" Hij begaf zich naar zijn kleedkamer, ten einde van kleeding te verwisselen, en met vochtige oogen keek zijn vrouw hem na; hij was nog nooit onvriendelijk jegens haar geweest; dit was de eerste maal, dat hij zijn hart niet voor haar uitstortte, haar niet zeide, wat hem drukte. Zwijgend zaten de echtgenooten aan ta fel tegenover elkaar en terwijl hij anders zijn koffie in haar gezelschap gebruikte, stond hij nu dadelijk op, nadat hij de laatste bete had genuttigd, en beval, dat die hem op zijn kamer zou worden ge bracht; hij moest werken en wenschte niet gestoord te worden. Hij was voor zijn schrijftafel gaan zitten om hét verlangde rapport te schrijven, doch het eene kwartier na het an Ie re ver streek voordat hij de geschikte woorden vond." De schuld mocht niet aan het licht ko men, de schuldige niet bekend worden, want de schuldige was hijzelf. Hijzelf had het bevel gegeven om de slechte jassen der bevolen uitrusting tegen de eerstvolgende betere soort te verruilen. Wat had hem daartoe genoopt? Hij wist, dat de overste zeer op nette kleeding zag, en hij wilde, met het oog op zijn aanstaande bevordering, een berisping en daarbij nog wel een onverdiende, ont gaan, want hij hacl de zaken in den toe stand, waarin zij zich bevonden, overge nomen de verantwoordelijkheid daarvoor trof niet hem, maar zijn voorganger. Het was een dwaasheid, méér dan dat; met was een groote stommiteit welke hij hacl begaan en waarvan hij nu de gevolgen moest dragen. Waarin die bestaan zou den, daaromtrent misleidde hij zichzelven niet. Nu kwam het er op aan die af te we ren, zijn schuld als een vergissing voor te stellen. Hij mocht zijn schuld niet bekennen dat was ook de reden geweest, waarom hij den kapitein niet do waarheid had gezegd Eu toch zou alles goed zijn geweest, als hij tot den heer Von Zastrow had gezeg 1 „Ik heb verkeerd gedaan, kapitein; de vrees van elk soldaat, om er bij een in spectie, van welken aard die ook moge zijn, slecht af te komen, heeft, mij er toe gebracht, tegen het bevel te handelen". De daad zou door deze bekentenis niet als ongedaan zijn beschouwd, maar de heer Von Zastrow zou er zich mee tevreden heb ben gesteld, den jongen kameraad een ern stige vermaning toe te dienen, en hem ge noodzaakt hebben, den anderen compag niechefs om vergeving te vragen daarmee zou de zaak voor de kameraden uit de we reld zijn geweest; zij zouden er zeker niet op hebben gestaan, dat c'e overste er mee in kennis werd gesteld. Een oogenblik dacht Koeber er over, zijn schuld nu nog eerlijk te bekennep, maar dadelijk verwierp hij cle gedacht- weer «cis hij bekende, moest hij óf de gevolgen dra gen óf hij moest die daardoor trachten af te wenden, dat hij nu nog dengenen om vergeving verzocht, die om zijnentwil een berisping hadden opgeloopen. Hij had ge zien, dat de heer 'Von Zastrow, nadat hij hem hacl ontslagen, op de kapiteins was toegetreden, waarschijnlijk om hun den uitslag van ziju gesprek mee te deelen. Hij meende het oordeel te kennen, hetwelk over hem was geveldde-.stemming jegens hem zou nu niet de beste zijnhet was niet zeker of zijn daad hem nu nog zou worden vergeven en het is altijd een ver- I nederend gevoel te moeten smeeken, voor- al als men aan hot gevaar van een wei gering is blootgesteld. Zijn trots kwam daartegen in verzet. En als hij de gevolgen op zich nam'7 Hij werd heet en koud bij die gedachte, niet om zijnentwil, maar hij had vrouw en kin deren, die hij altijd zooveel in zijn vermo gen stond elk leed en elke onaangenaam heid had trachten le besparen. Hij zat urenlang voor zijn schrijftafel en dacht en peinsde. „Kapitein Von Zastrow laat mijnheer den luitenant om het rapport verzoeken". Hij keek naar dc pendule: reeds -vijf uur. Over een uur had hij den bepa«alden tijd overschreden. Hij greep naar cle pen en schreef, na even nagedacht te hebben: „Ik kan mij het voorval niet \erklaren; er schijnt een vergrijp of een misverstand ten opzichte van het door mij. gegeven bevel te be staan". Hij wist. clat dc aangelegenheid daarmee niet was afgedaan, niet afgedaan kon zijn, maar hij hoopte in een mondeling gesprek I met den overste het voorval als onbedui- I dend te kunnen voorstellen en zich zoo- I doende van cle zaak af te maken. „Buiten dienst gesteld'" Dat was het antwoord geweest op zijn j rapport. Wat hij niet had gewaagd to denken, had plaats gegrepen. Wie zou ove"r hem i oordeclen, de krijgsraad of cle rechtbank van eer of zouden beide een .oordeel over hem vellen (Wordt vervolgd;.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 5