FEUILLETON. Het Geheim van den Toren. Een waar vervolg op een Sprookje. Het gevecht bij den zilveren berk. Ik blijf Met niet .altijd bij je, want ik heb nog tal van fietsen te bezoeken. Maar ik zal je onder goede bewaking achterlaten, dat be loof ik je!" Dagen lang zat Paulientje daar nu ook in de as, wandelende ai en toe e*ns op en neer, maat had een vreeselijke benauwd gevoel. Zoo af en toe kon ze wel een streepje vaa de blauwe lucht zien, maar dat was dan ook al. Ze had er geen notitie van, waar ze ëigenlijk wel was! En op zekeren dag kwam een der fiets- feeijee daar dioht voorbij en vroeg haar, waairom ze zoo'n verdriet had. „Wel, dat ligt nog al voor de hand, hè? Denk je dat het pleazierig is, om: hier zoo gevangen te zitten klonk het wanhopend antwoord. En toen ons Prinsesje nu nog mjeer ver teld had, en o.a. ook, dat enkel Prins Haretia haar bevrijden kon, knikte het feetje vetel- beteekenend met het kleine hoofdje en sprak I „Wacht maar; ik zal wel zien, dat ik Jiier ©en ontmoeting bewerk." „Och, ma-ar dat zou nog niets geven," Antwoordde Prinsesje met nadruk. Hij kent pij immers niet en bovehdien ben ik maar Ven paar centimeter lang." „Maak je daar maar niet ongerust over. fccodra hij uit eigen vrijen wil je wiel aan haakt, heb je onmiddellijk weer je natuur lijke grootte bereikt." Intusschen was het in het paleis nu niet zoo heel rustig toege gaan, sinds het Prinsesje daar in haar eigen wijze bui was weggoloopen. In het eerst ▼atte Pnns Haretia haar afwezigheid nog al goed op, miaair toen zij aan de i lunch ©ok niet verscheen, betrok zijn gelaat toch *1 «enigszins. Maar niets kwaads vjtiïioo. tiende bespraken hij en haar koninklijke Vader de huwelijksvoorwaarden en waren al tot een schitterend© overeenkomst gekomen, toen op eenniaal een vorstelijke bode de vreemde tijding kwam brengen, dat de fiets der Prins?s daar buiten op den wog gevonden werd. maar dat het Prinsesje zelf spoorloos verdwenen was. Heel het land kwaan' nu in opschudding. Overal werd gezocht en ge- tpionneerd en de koning was wanhopend en de aanstaande bruidegom niet minder. Bij was er op gesteld, dat de fiets der prinses buiten op de veranda zou staan van de serie vertrekken, die de koninklijke gast heer voor hem besterad had, weinig vermoe dende, dat de Prinses daar zoo vlak bij ge vangen zati(i.il En op zekeren nacht voelde hij zich toch zoo ellendig, dat hij toch den slaap niet kon yatte en maar naar buiten trad op de ver. ®,nda, waar het rijwiel stond, 't Was net, of 81oti Maar Gladies zou haar nu zeker dat Ge. heim van den Toren wel oplossen, n.l. of daar in dat gedeelte onder den toren, wat preoies boven die soort „kast" was, nu ook misschien oen geheime doorgang was, en waar die hoen leidde, enz., enz.Daar moeten we dan toch ook eens doorheen! dacht Amy. Was Viva nu maar wakker!.... Ze heeft toch een boel gemist met dat suffe, saaie tlapen! Enfin, ze moet het zelf weten! Mor genochtend zal ik haar althans vroeg roe. pen, dan is ze alvast oen beetjë op de hoogt», ter Moeder thuiskomt!" Maar na nog eonige overpeinzingen was ze toch ook weer gauw in slaap gevallen en sliep toon een gat in den dag Viva was dus al halfgeklced, vóór zij haar oogen opsloeg. Juf was al heel vroeg gaan kijken, hoe de logé van het Kasteel het maakte en daarna had ze voorzichtig haar hoofd om de kamerdeur der meisjes gesloken fen ha/1 Viva gewaarschuwd: „Laat Amy ïiog maar wat slapen, want die had ocd heel slechten nacht!" Geen wonder dus, dat Viva een en al nieuwsgierigheid was naar wat „dio slechte nacht" wel beduidde Amy schrikt© geweldig, toen zo, trots hoor /oornemen om vroeg op te zijn, d© zus al Aoo'n eind op streek zag, met wassohen en fcleedenl hij daar op eenmaal een snik naast zich hoorde. p „Wie is daar?" riep hij. Geen antwoord. Andermaal dat snikkend geluid, gevolgd door een zucht. Ofschoon de jonge man natuurlijk in het minst niet wist met wien hij te doen had, sprak hij toch heel beleefd: ..Ik geloof, dat u zich in moeilijke om standigheden bevindt Mag ik u helpen?" „Ja, ik ben wel in zeer moeilijke omstan digheden," antwoordde een allerongelukkigst stemmetje. „Maar ik vre»s, dat u mij toch niet van dienst kunt zijn, want u zult mij niet eens kunnen zien „Dat is niets: U zult toch' niet altijd onzichtbaar blijven," antwoordde de Prin?. „O, nn ben ik zelfs niet geheel onzicht baarantwoordde zij. „Maar ik ben zoo klein, dat je mij haast niet kunt waarnemen en ik mag ook niet zeggen, waar u kijken moetMaar misschien wjlt u wol zoo good zijn, mij even op de hoogte te brengen, waar ik hier ergens ben en tot wien ik praat?" „Zeker, met alle genoegen," antwoordde do Pnns hoffelijk. ,,U bevindt zich op het oogen- blik in het. koninklijk paleis en spreekt tot Prins Haretia. Ik logeer da-ar, omdat mijn verloving zou gevierd worden, maar ten gevolge van een tegenspoed, kan die feeste lijkheid nog niet doorgaan." Het Prinsesje hield den adem in. „Hé, zoudt u mij da-ar wat meer van willen Vertellen," drong zij. „Ik zit gevangen in do as van het achterwiel. Als u nu mis. sehien zoo goed wilde zijn om even op den grond neer te hurken, dat kon ik duidelijk ieder woord verstaan." Dit deed de Prins goedmoedig en nu deelde hij hot volgende mee „Ik kwam hier eerst heel kort geleden, omdat mijn verloving zou plaats hebben met de koningsdochter, die ik nog niet kende. Bij mijn aankomst werd mij al dadelijk ge zegd, dat Mi nit fietsen was, maar dat Mj mét de" i lunch wëer thuis zou zijn. Dit was echter Diet hot geval ea ze is nog steeds niet terug. Wel werd haar rijwiel aan den kant van den weg gevonden. Geen spoor is er nog van haar ontdekt en ik blijf nog eenigen tijd hieirJ om haar Vader, den koning, te troosten, en leef steeds zelve nog in de hoop, cfa't zij toch wel weer verschijnen zaj, mijn liefst©!" „Uw liefste?" herhaald© het stemmetje. ;,En ik dacht, dat u haar niet kende?' „Neen, dat is ook zoo! Maar haar portret hangt bij mij in de kamer en haar uiterlijk alleen is mij al reeds zoo sympathiek, dat mij -..Lieve Hemelriep zij. JDat is ook een tegenvallerNu had ik mij nog al voor genomen om zoo gauw bij de hand te zijn Door Viva's vragen was zo nu weer onmid. del 1 ijk zelf op de hoogte van de omstandig heden en spTak tot haar nieuwsgierige zusje: „Had zij me maar geroepen! O, Viva, 't leek wel ïetö uit een boekEn toen begon zij alles te vertellen. „Ik geloof, dat ik erg bang was geweest," zei Viva voorzichtig. „Ja, dat geloof ik ook' Dan liadt je den boel loelijk in dol war kunnen schoppen!" Net kwam Juf weer binnen en deelde Amy ïnee, dat jongeheer O won heel wel scheen. Er was al een boodschap van het kasteel gekomen, om te informeer-en naar den staat van zijn gezondheid en tegelijk nog eens uitdrukkelijk te vragen, of de jongeheer en jongejuffrouw het ook nog al vrij wel maak ten „Wat grappig, hè," zei Amy. „Dat we nu al op zulk een vriend schap pel ijken vo©t zijn met de bewoners van het kasteel, dat ze zoo maar een boodschap zenden, om naar onzen welstand te informeeivu „Maar er blijven toc.h altijd nog een boel raadsels op te lossen," zei Viva, „ook zou ik graag eens willen weten, of die geheime doorgang al lang geleden gemaakt is en wat do eigenlijke bedoeling er mee was?" Zoo pratend waren de zusjes al in de ontbijtkamer beland en Karei, die deze op- marking dus ook gehoord had, antwoordde: „Ik geloof niet, dat iemand dat w©e>t! Ik heb liet O won gevraagd en die beweert althans, d^*. niemand dat met zekerheid zal oen onbeschrijflijk verlangen naar haar kwek en dat ik vast geloof, dat ik het nog b* sterven zal, als zij niet gauw terugkeert^ Hier barstte de kleine toehoorsters in snik ken uit. „Vertel mij eens even, riep de Prins, „ho* komt het, dat gij zoo bijzonder ontroerd zij^ bij mijn verhaal?" „Och, omdat hot alles mijn schuld is,** zuchtte het Prinsesje. „In een booze, door. drijverige bui wilde ik absoluut maar ui( fietsen gaan; toen werd ik onderweg bctoo, verd en moest hier in deze as van mijq achterwiel'verblijven. Ik ben Prinses Paulinq zelve en als alles goed gegaan was, zou ik nu al uw vTouwlje zijn geweest „Maar nu ik u aangetroffen heb, wil ik uw Vader toch vertollen, waar gij zijt. Dat op zichzelf zal den ouden man al eenigeq troost schenken." „Ik betn niet waard, hem weer te zien," snikte zij. „En bovendien, wat zou hij een ver. drict hebben, als hij me zoo klein en onbe duidend zag, terwijl ik juist zoo flink placht te zijn. O, ging ik maar daad!' De Prins strekte de hand uit en raakte met dé vingers zachtjes tusscihen de spaken van het achterwiel, zoodat.... opeens de Prin- ses weer in haar vorige gedaante voor bemi stond. Toen de Prins eenigszins van zijn verras, sing bekomen was, zei hij: „Waarom hebt gij mij niet eerder gezegd, dat ik op deze wijze de betoovering verlvre. ken kon. Dan had ik het immers al laaig gedaan. Maar wij weten wel, dat het Peetje er uit drukkelijk bij geboden had, dat de Prins „uit eigen vrijen wil" haar aan moest raken. Anders gaf het niets! Nu... Hot eind be grijp je wel: Prinses Pauline en Prins Ha retia werden een gelukkig paartje, en alom in den lande heerschte de grootste blijdsohap bij ,hun troonsbestijging Een wetenschap op zlclizelve. Dit is in Chinade kennis van het schrift. Als men eens bedenkt^ dat er op het oogenblik in China vijf soorten van schrift in gebruik zijn, waarvan drie soorten dienen A-oor de studie van ouch boeken en monumenten. Want evenals in Egypte was het figuratief schrift het eerste; in grove, onbeholpen lijnen gaf men de voorwerpen weer, die men wilde aanduiden. Vele ver- anderingen heeft heb Chineesche schrift dart ook moeten ondergaan, eer het zijn heden cl aagschen vorm had. Jaren van noeste vlijt en diepe studie zijn noodig, om door dien berg van taalge leerdheid alleen, al heen te komen. kunnen zeggen. Ze houden het er echter voor, dat dc gang eeuwen geleden, veel, veel langer ia geweest en in tijden van bur- geïoorlog gebruikt werd. Toen liet kasteel nu gebouwd werd, zooals het hior is, werd er nog die trap aan toegevoegd, die in de trrenkamer uitkwam en die gesloten werd door de bewuste, geheimzinnige deur." „Heeft Owen je niet nog iots anders ver. told „Neen. Hij heeft liever, dat zijn nichtje maar alles meedeelt, als Vader en Moeder weer thuis zijn. Het heele kasteel ook deze woning schijnt baar eigendom' t>e zijn, doordat zij van moederszijde alJes ©ride. Haar Moeder was de achterkleindochter van den Gra^af, die zoo met den hoed gezwaaid had, toen hij afscheid na.m van hot kasteel; je 1 weet wel, dat oude Gerrit ons dit nog ver- telde In don loop van den ochtend verscheen laatstgenoemde nog eens met een strandstoel, om .jongeheer O won mee naar huis te nemen en met een briefje van juffrouw Dane aan het adres van Amy, om te vragen wanneer dio dacht, dat het haar Moeder 't best ge legen kwam', om bezoek te ontvangen?" Ir overleg met Juf, vroeg Amy de lieve bezoekster op de thee, en toen Moeder wat later thuis kwam, vond zij dit ook heel goed. Toen freule Dane op het afgesproken uur nu ook verscheenwas Amy wel tegenwoordig bij dc ontvangst, maar wilde zich toen onmid. dellijk bescheiden terugtrekken. „Mag zij niet blijven vroeg de freule. En tot niet geringe voldoening mocLt ,,'t Lijkt net een sprookje!" zei Dolly. Ze zat in d)e kinderkamer, terwijl ze deze juiste opmerking maakte, met haar geliefd sprookjesboek op clen schoot en de uogen strak op het opgewonden gezichtje van haar broertje gericht. Edu, een ventje van een jaar of zes, droeg zijn fluweelen overjas, waarover de lange, blonde krullen hingen, in sierlijke wanorde. „Ga je mee, Dol? Moeder zegt, dat we mogen". ,,Ja?Maar eerlijk gezond, ben ik een beetje bang! Verbeeld je, dat het eens een reus was?Wat moesten we dan beginnen 1" „Neeu, dat is niet zoo. Want ik heb zijn stem gehoord en die klonk heel vriendelijk. Ik plukte neb die roos, die daar over den muur hing en toen riep hij ,,Wiie is daar?" Ik antwoordde maar heel eenvoudig Ik pluk een roos voor mijn zusje. Die houdt er zooveel van!" ,,Zoo?Nu, komen jullie dan bei den maar eens hier op bezoek, dan zal ik j© een arm vol rozen geven, zooveel, als je hebben wil't!". „Had je maar liever zijn gezicht gezien" riep Dolly nog altijd peinzend. „Ik trachtte wel door do heg tie zien, maar die was veel te dicht begroeid". „Kom, Dol. Wees nu maar niet bang en ga gauw mee!" Edu trok zijn zusje mee on voor meerde re gezelligheid nam die Adelaide, haar pop ook mee! Die was net gekleed als het Moedertje. En met! z'n drieën gingen z© toen naar het huis daarnaast. Langen tijd was dit onbewoond geweest, zoodat de kinderen hot al„de wildernis" gedoopt! hadden en gewoon waren, er maar ongevraagd, ongeweigerd de bloemen te plukken, die over hun heining groeiden. Ze gingen nu naar de huisdeur en werden daar onmiddellijk, heel beleefd ontvangen door een meid, die sprak „Mijnheer verwacht U alEn ze ging hen voor naar een kamer, waar de tafel gedekt was voor twee personen, met eert uitgezocht, menuvruchten, ijs, cake, room en tal van andere lpkkere dingen. Do meid hieflp hen het goed afdoen en schoof voor hen ieder een stoel aan tafel, terwijl ze uitlnoodigend sprak „Mijheor verzoekt LT, vast. het een en an der te gebruiken, totdat hij zelve tegen woordig zal zijn. Intussche-n komt Simon, ze dit ook. Na nog eerst de noodigc excuses gemaakt te hebben, begon freule Dane: „Owen en ik zijn vollo neef en nioht; beiden waren we weezen, en „ecnige kinde ren". Mijn vader was Grootvaders oudste zoon. Maar daar hij en mijn Moeder al ge storven zijn toen ik nog maar ccn heel klein kindje was, ben ik altijd bu Grootvader opgevoed. O wem is bij ons gekomen op zijn vijfde jaar, toon hij ook wees was geworden. Hij is zeven jaar jonger dan ik. Ik ben bijna vier en twintig. Zijn vader had Groot rader veol verdriet bezorgd en dus was de cudc man onwillekeurig wat vooringenomen tegenover den kinnen jongen. Het was een aardig ventje; ik had hem lief van het eerste oogenblik af; maar hij had natuurlijk, als wij allemaal, zijn gebreken: hij was wvl wat al to goedhartig en daardoor wat. al te licht verleid. Alios ging nog goed, tot hij naar kostschool gezonden werd en daar onge lukkig terecht kwam tusschen een groepje luie jongens. Hij zedf werd nu ook lui en raakte geheel onder den invloed van een zekeren Telford, die hem erg vleide, omdat hij dacht, dat Owen rijk was. Maar dat is mat zoo; hij is geheel afhankelijk van Groot vader! Wel had hij oen ruim weekgeld en daar profiteerde die Telford dan ook gi.cd vanDoor zijn weinig werken deed Owen Grootvader nu al erg veel verdriet, maar aog meer door hetgeen de oude man juist op de hoogte gebraoht werd, tam lüj erg ziek was: Owen had geld golvend van woe keraars, voor zoo'n jongen al ecu hoe Ie som en Mi Pipeeft beloofd Lebben, die terug to d«o knecht, U beiden op Uw wenken be dienen". Het klonk alles als een sprookje en be leefd vroeg Edu „Wil ik een lekker stukje cake op je bordje leggen, Dolly?" Maar zus Dolly vertrouwde het zaakje niet't Was al te mooi. „Ncpn, Edu ik ken heusch niet eten. Ik ge-loof echt, dat do Reus zóó zal komen en ik wou, clat we al maar weer veilig thuis zaten Edu voelcle zich veel meer op zijn gemak en tastte flink tioe: „Hè Dol? Wil je nu niet wat lekkere appelgelei, waar je juist zooveel van houdt? Kijk eens: een paar roomtaartjes staan er ook al Maar Dolly bleef steeds haar hoofdje schuddenEn opeens, daar gaf zo een vreeselijken schreeuw, want de dc i ging open, en binnen tradvolstrekt geen Reus, maar een kleine, dikke bedden- de, in livrei, met een heel vriendelijk go- zicht: Simon"zooals hij zichzelven voor stelde Toen Edu nu toch verder ook geen lust meer had, om zoo alleen tie zitten eten sprak Simon „Als do jongejuffrouw e>n de jongeheer nu maar eens hiernaast bij mijnheer in de kamer willen gaan?" Dolly beefde van het hoofd tot de voeten en drukte haar kind nog wat vaster in tie armen en met. onzekeren tred v lgde het twee- of drietal toen den buigenden knecht. Op cVc bank, naast het raam, zat: geens zins eon Reus, maar een heer in reiskos- stiuum, met een vriendelijk, goedig gelaat. „Hé, Oom Richard 1" riep Edu, die het eerst de verrassing in luet oog had gekre- kregen. Hij had Oom nu al in geen twee jaar gezien, maar tloch herinnerde hij zich di-ens gelaat nog heel goed. „Wel, jongen, hoe gaat het?" kwam Oom met uitgestrekte handen op hem toe. „En dit is Dolly Je ziet. wat bleek meisje ,,Ze was zoo bang voor U!" verklaarde Edu openhartig. „Ze dacht, dat U een reus zou zijn en...... èn „Wel, wat is dat nu? En moeder dacht jullie nog al te verrassen op deze manier". „O, mqa.r Oompje!" riep Dolly ,die nu op eenmaal al haar sluwheid afgelegd had. „LT is nu veeleer eon Prins „Dank je wel, kleine vletter!" Maar zijn wo nu weer goede vrienden? Dat doet me pleizier, hoor! Ik ga hier wonen, en maak hier vast alles in orde, om het huis betalen, zoodra hij. na. zijn Grootvaders dood ruimer weekgeld kreeg. Owen werd nu op eenmaal van school gehaald on ontkende dit alles, toen Groot vader nu (Jacht, dat hij er nog bij loog ook, werd hij zóó boos, zóó driftig, dat or eon geweldige scène plaats had. Hot eind was, dat Owen wegliep en iianr zee ging; en oen heel jaar lang hebben we niets van hem gehoord. Al dien tijd door bléC-f ik vast vertrouwen op den jongen en dat kon Groot vader niet uitstaan, hij verbood mij zelfs Owens nnn.m te noemen in zijn tegen woor- diglieid. Het volgend jaar bracht toen w-:©r nieuwe ellende: drie of vier maanden ge leden stierf mijn Oom, Grootvaders oenige overgebleven zoon, die langen tijd in Indié was geweest en g.en kinderen naliet. Owen was dus de laatste stamhouder en die was nu zoo in ongenade! Dat was ook wel heel hard voor Groot vader. Een paar weken later hoorde ik, van Owen, of liever van den kapi tein van het schip, waar hij mee uitgestoomd was, dat. de arme jongen ziek lag in hot hospitaal in de haven. Ik ging hem dadelijk opzoeken en bracht Jicm hierheen, waar ik zijn verblijf geheim wilde houden voor Groot vader. Toen gebeurde plotseling het wonder: Telford! Hij had zich voor Üwen uitge geven on had qp die manier geld weten los te krijgenHoe hij nu op eenmaal zoo eerlijk kwam, weet ik niet; maar eergisteren had dit. heuglijk feit eerst plaats. Van me vrouw Roche, dat was die dame, die je daar in het park tegenkwam," sprak freule Dane, „hoordo Grootvader toen, dat ik hem vte(rplpe«de eft rij gezellig lo maken voor je nieuwe Tante, die ik je geven zal „O, gaat U trouwen, Oom?" riep Edu, vol vuur. „Ja zeker beste jongen! en dan mogen jullie tweetjes bruidsjonker en bruids meisje zijn! Hoe vindt je dat?" „Verrukkelijk!" juichte het tweetal. „O, wat een heerlijk vervolg op het! sprookje, dat we lazen!" Het heele park was er van overtuigd, dat er te eeniger tijd een gevecht moest plaat# hebben. Er waren namelijk twee hertjes dia beide even sterk, trotscb en koppig warea dus zou het tot een uitbarsting komen tys- schen dat tweetal dat kon wel niet anders. Hun vrienden trachtten hen nu wel te overtuigen van de dwaasheid maar waö hielp dat? De hertea waren voel te eigenzinnig en hooghartig, om zich aan iemand te storen. Zoo schoon waren de dieren in hun jeug digen overmoed, dat toch ieder ze in stilta bewonderde en dol-graag goede vrienden met hen was. Zelfs dc fazanten en de rei gers konden niet nalaten hun vlucht even te onderbreken als ze dc fiere gewci-drager3 zagen aankomen. Je kunt zoo zien, kraaide ook de roek, dat ieder van hen, zich vast voor den groot ste en mooiste houdt, en omdat hij dan. zóózeer overtuigd is van eigen voortreffo-, lijkheid, kan hij er goen enkel ander iden op nahouden. Kau, kau, kauantwoordde nummer twee. Laten we als jc blieft maar zion, dat we ze een beetje uit den weg blijven, w ut een slag met die horens zou ons niets be vallen. Ja, en waarom verbeelden ze zich pigen- lijk zooveel? kraaide nu weer nummer drie. Zij cn wij doen toch heusch zooveel niet tor opluistering van het park, dat zija veel meer de zangvogels, die vroolijken heel do omgeving op met hun lustig gezang. Dat moet je nu weer niet zeggen de herten zijn ook wel degelijk ergens nut. toe; al was het alleen maar, dat. ze zoo mooi zijn Cn heel de wereld doen gehieten van hun schoonheid. Is dat dan ook een verdienste? Ivun- Dfin zij 't nu helpen, dat ze mooi zijn? Bo vendien bederven ze haar goed uiterlijk nog maar, doordat ze voortdurend zoo boos en verstoord kijken. Ik heb er althans geen lust in, om langer van die uitdagende blikken te genieten. Ik ga. liever luisteren naar mijn muzikale ^collega's. De herten trokken er zich niet hoel veel ook, dat Grootvader kwam, maar dot tele gram bereikte mij eerst toen ik al vertrokken was. Nu de rest is den bewoners bekeud: Owen opende het telegram, enz enz. Toen ik nu weer terug kwam, vond ik Grootvader half gek van angst, want vergeefs had hij overal naar Owen gezocht. Ik hielp hem toen moe; op z'n minst even radeloos, totdat oude Gei rit. ei n dol fik op het idee kwam, dat Owen in den on der aanbellen gang kon zijn." „Maar nu is alles weer in orde!" sprak do Moeder van Amy, ,.en Owx>n zal wel niet weer naar zee toegaan, veronderstel ik!' „Neen, dat geloot' ik ook niet," U-tuigde Gladies uit deu grond van haar hart. „En zoudt u mij nu ook nog willen ver. tellen, wie wij op dien middag daar voor het raam zagen, dat bleekt? gezicht, mot die witte kap „Dat. was de pleegzuster, die we voor Owen hadden," lachte Gladies. ,;Maar één dezer dagen moeten jullie ma-ar eens allen gezamenlijk komen om het heele kasteel te komen bekijken." „Hè, en mogen we dan den gang onder den Tore>n ook door?" juichte Amy Ja, zeker." antwoordde freule Dane Toen Amy dien avond verslag aflegde, van al wat zij gezien an gehoord had, sprak Dof uit aller naam heel plechtig: „Wil je nu wel gelooven, dat nog het. meest interessante sprookje niet haalt bij dit „GcJieira van den Toren?'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 8