FEUILLETON.
Het Geheim van den Toren.
Een waar vervolg op een Sprookje.
Het gevecht bij den zilveren berk.
Ik blijf Met niet .altijd bij je, want ik heb
nog tal van fietsen te bezoeken. Maar ik zal
je onder goede bewaking achterlaten, dat be
loof ik je!"
Dagen lang zat Paulientje daar nu ook in
de as, wandelende ai en toe e*ns op en neer,
maat had een vreeselijke benauwd gevoel.
Zoo af en toe kon ze wel een streepje vaa
de blauwe lucht zien, maar dat was dan
ook al. Ze had er geen notitie van, waar
ze ëigenlijk wel was!
En op zekeren dag kwam een der fiets-
feeijee daar dioht voorbij en vroeg haar,
waairom ze zoo'n verdriet had.
„Wel, dat ligt nog al voor de hand, hè?
Denk je dat het pleazierig is, om: hier zoo
gevangen te zitten klonk het wanhopend
antwoord.
En toen ons Prinsesje nu nog mjeer ver
teld had, en o.a. ook, dat enkel Prins Haretia
haar bevrijden kon, knikte het feetje vetel-
beteekenend met het kleine hoofdje en sprak
I „Wacht maar; ik zal wel zien, dat ik
Jiier ©en ontmoeting bewerk."
„Och, ma-ar dat zou nog niets geven,"
Antwoordde Prinsesje met nadruk. Hij kent
pij immers niet en bovehdien ben ik maar
Ven paar centimeter lang."
„Maak je daar maar niet ongerust over.
fccodra hij uit eigen vrijen wil je wiel aan
haakt, heb je onmiddellijk weer je natuur
lijke grootte bereikt." Intusschen was het in
het paleis nu niet zoo heel rustig toege
gaan, sinds het Prinsesje daar in haar eigen
wijze bui was weggoloopen. In het eerst
▼atte Pnns Haretia haar afwezigheid nog
al goed op, miaair toen zij aan de i lunch
©ok niet verscheen, betrok zijn gelaat toch
*1 «enigszins. Maar niets kwaads vjtiïioo.
tiende bespraken hij en haar koninklijke
Vader de huwelijksvoorwaarden en waren al
tot een schitterend© overeenkomst gekomen,
toen op eenniaal een vorstelijke bode de
vreemde tijding kwam brengen, dat de fiets
der Prins?s daar buiten op den wog gevonden
werd. maar dat het Prinsesje zelf spoorloos
verdwenen was. Heel het land kwaan' nu in
opschudding. Overal werd gezocht en ge-
tpionneerd en de koning was wanhopend
en de aanstaande bruidegom niet minder.
Bij was er op gesteld, dat de fiets der
prinses buiten op de veranda zou staan van
de serie vertrekken, die de koninklijke gast
heer voor hem besterad had, weinig vermoe
dende, dat de Prinses daar zoo vlak bij ge
vangen zati(i.il
En op zekeren nacht voelde hij zich toch
zoo ellendig, dat hij toch den slaap niet kon
yatte en maar naar buiten trad op de ver.
®,nda, waar het rijwiel stond, 't Was net, of
81oti
Maar Gladies zou haar nu zeker dat Ge.
heim van den Toren wel oplossen, n.l. of
daar in dat gedeelte onder den toren, wat
preoies boven die soort „kast" was, nu ook
misschien oen geheime doorgang was, en waar
die hoen leidde, enz., enz.Daar moeten
we dan toch ook eens doorheen! dacht Amy.
Was Viva nu maar wakker!.... Ze heeft
toch een boel gemist met dat suffe, saaie
tlapen! Enfin, ze moet het zelf weten! Mor
genochtend zal ik haar althans vroeg roe.
pen, dan is ze alvast oen beetjë op de hoogt»,
ter Moeder thuiskomt!"
Maar na nog eonige overpeinzingen was
ze toch ook weer gauw in slaap gevallen
en sliep toon een gat in den dag
Viva was dus al halfgeklced, vóór zij haar
oogen opsloeg. Juf was al heel vroeg gaan
kijken, hoe de logé van het Kasteel het
maakte en daarna had ze voorzichtig haar
hoofd om de kamerdeur der meisjes gesloken
fen ha/1 Viva gewaarschuwd: „Laat Amy
ïiog maar wat slapen, want die had ocd
heel slechten nacht!"
Geen wonder dus, dat Viva een en al
nieuwsgierigheid was naar wat „dio slechte
nacht" wel beduidde
Amy schrikt© geweldig, toen zo, trots hoor
/oornemen om vroeg op te zijn, d© zus al
Aoo'n eind op streek zag, met wassohen en
fcleedenl
hij daar op eenmaal een snik naast zich
hoorde. p
„Wie is daar?" riep hij.
Geen antwoord.
Andermaal dat snikkend geluid, gevolgd
door een zucht.
Ofschoon de jonge man natuurlijk in het
minst niet wist met wien hij te doen had,
sprak hij toch heel beleefd:
..Ik geloof, dat u zich in moeilijke om
standigheden bevindt Mag ik u helpen?"
„Ja, ik ben wel in zeer moeilijke omstan
digheden," antwoordde een allerongelukkigst
stemmetje. „Maar ik vre»s, dat u mij toch
niet van dienst kunt zijn, want u zult mij
niet eens kunnen zien
„Dat is niets: U zult toch' niet altijd
onzichtbaar blijven," antwoordde de Prin?.
„O, nn ben ik zelfs niet geheel onzicht
baarantwoordde zij.
„Maar ik ben zoo klein, dat je mij haast
niet kunt waarnemen en ik mag ook niet
zeggen, waar u kijken moetMaar misschien
wjlt u wol zoo good zijn, mij even op de
hoogte te brengen, waar ik hier ergens ben
en tot wien ik praat?"
„Zeker, met alle genoegen," antwoordde do
Pnns hoffelijk. ,,U bevindt zich op het oogen-
blik in het. koninklijk paleis en spreekt tot
Prins Haretia. Ik logeer da-ar, omdat mijn
verloving zou gevierd worden, maar ten
gevolge van een tegenspoed, kan die feeste
lijkheid nog niet doorgaan."
Het Prinsesje hield den adem in.
„Hé, zoudt u mij da-ar wat meer van
willen Vertellen," drong zij. „Ik zit gevangen
in do as van het achterwiel. Als u nu mis.
sehien zoo goed wilde zijn om even op den
grond neer te hurken, dat kon ik duidelijk
ieder woord verstaan."
Dit deed de Prins goedmoedig en nu
deelde hij hot volgende mee
„Ik kwam hier eerst heel kort geleden,
omdat mijn verloving zou plaats hebben met
de koningsdochter, die ik nog niet kende.
Bij mijn aankomst werd mij al dadelijk ge
zegd, dat Mi nit fietsen was, maar dat Mj
mét de" i lunch wëer thuis zou zijn. Dit was
echter Diet hot geval ea ze is nog steeds
niet terug. Wel werd haar rijwiel aan den
kant van den weg gevonden. Geen spoor is
er nog van haar ontdekt en ik blijf nog
eenigen tijd hieirJ om haar Vader, den koning,
te troosten, en leef steeds zelve nog in de
hoop, cfa't zij toch wel weer verschijnen zaj,
mijn liefst©!"
„Uw liefste?" herhaald© het stemmetje.
;,En ik dacht, dat u haar niet kende?'
„Neen, dat is ook zoo! Maar haar portret
hangt bij mij in de kamer en haar uiterlijk
alleen is mij al reeds zoo sympathiek, dat mij
-..Lieve Hemelriep zij. JDat is ook
een tegenvallerNu had ik mij nog al voor
genomen om zoo gauw bij de hand te zijn
Door Viva's vragen was zo nu weer onmid.
del 1 ijk zelf op de hoogte van de omstandig
heden en spTak tot haar nieuwsgierige zusje:
„Had zij me maar geroepen! O, Viva, 't
leek wel ïetö uit een boekEn toen
begon zij alles te vertellen.
„Ik geloof, dat ik erg bang was geweest,"
zei Viva voorzichtig.
„Ja, dat geloof ik ook' Dan liadt je den
boel loelijk in dol war kunnen schoppen!"
Net kwam Juf weer binnen en deelde Amy
ïnee, dat jongeheer O won heel wel scheen.
Er was al een boodschap van het kasteel
gekomen, om te informeer-en naar den staat
van zijn gezondheid en tegelijk nog eens
uitdrukkelijk te vragen, of de jongeheer en
jongejuffrouw het ook nog al vrij wel maak
ten
„Wat grappig, hè," zei Amy. „Dat we
nu al op zulk een vriend schap pel ijken vo©t
zijn met de bewoners van het kasteel, dat
ze zoo maar een boodschap zenden, om naar
onzen welstand te informeeivu
„Maar er blijven toc.h altijd nog een boel
raadsels op te lossen," zei Viva, „ook zou
ik graag eens willen weten, of die geheime
doorgang al lang geleden gemaakt is en wat
do eigenlijke bedoeling er mee was?"
Zoo pratend waren de zusjes al in de
ontbijtkamer beland en Karei, die deze op-
marking dus ook gehoord had, antwoordde:
„Ik geloof niet, dat iemand dat w©e>t!
Ik heb liet O won gevraagd en die beweert
althans, d^*. niemand dat met zekerheid zal
oen onbeschrijflijk verlangen naar haar kwek
en dat ik vast geloof, dat ik het nog b*
sterven zal, als zij niet gauw terugkeert^
Hier barstte de kleine toehoorsters in snik
ken uit.
„Vertel mij eens even, riep de Prins, „ho*
komt het, dat gij zoo bijzonder ontroerd zij^
bij mijn verhaal?"
„Och, omdat hot alles mijn schuld is,**
zuchtte het Prinsesje. „In een booze, door.
drijverige bui wilde ik absoluut maar ui(
fietsen gaan; toen werd ik onderweg bctoo,
verd en moest hier in deze as van mijq
achterwiel'verblijven. Ik ben Prinses Paulinq
zelve en als alles goed gegaan was, zou ik
nu al uw vTouwlje zijn geweest
„Maar nu ik u aangetroffen heb, wil ik
uw Vader toch vertollen, waar gij zijt. Dat
op zichzelf zal den ouden man al eenigeq
troost schenken."
„Ik betn niet waard, hem weer te zien,"
snikte zij. „En bovendien, wat zou hij een ver.
drict hebben, als hij me zoo klein en onbe
duidend zag, terwijl ik juist zoo flink placht
te zijn. O, ging ik maar daad!'
De Prins strekte de hand uit en raakte met
dé vingers zachtjes tusscihen de spaken van
het achterwiel, zoodat.... opeens de Prin-
ses weer in haar vorige gedaante voor bemi
stond.
Toen de Prins eenigszins van zijn verras,
sing bekomen was, zei hij:
„Waarom hebt gij mij niet eerder gezegd,
dat ik op deze wijze de betoovering verlvre.
ken kon. Dan had ik het immers al laaig
gedaan.
Maar wij weten wel, dat het Peetje er uit
drukkelijk bij geboden had, dat de Prins „uit
eigen vrijen wil" haar aan moest raken.
Anders gaf het niets! Nu... Hot eind be
grijp je wel: Prinses Pauline en Prins Ha
retia werden een gelukkig paartje, en alom
in den lande heerschte de grootste blijdsohap
bij ,hun troonsbestijging
Een wetenschap op zlclizelve.
Dit is in Chinade kennis van het
schrift. Als men eens bedenkt^ dat er op
het oogenblik in China vijf soorten van
schrift in gebruik zijn, waarvan drie soorten
dienen A-oor de studie van ouch boeken en
monumenten. Want evenals in Egypte was
het figuratief schrift het eerste; in grove,
onbeholpen lijnen gaf men de voorwerpen
weer, die men wilde aanduiden. Vele ver-
anderingen heeft heb Chineesche schrift
dart ook moeten ondergaan, eer het zijn
heden cl aagschen vorm had.
Jaren van noeste vlijt en diepe studie
zijn noodig, om door dien berg van taalge
leerdheid alleen, al heen te komen.
kunnen zeggen. Ze houden het er echter
voor, dat dc gang eeuwen geleden, veel,
veel langer ia geweest en in tijden van bur-
geïoorlog gebruikt werd. Toen liet kasteel
nu gebouwd werd, zooals het hior is, werd
er nog die trap aan toegevoegd, die in de
trrenkamer uitkwam en die gesloten werd
door de bewuste, geheimzinnige deur."
„Heeft Owen je niet nog iots anders ver.
told
„Neen. Hij heeft liever, dat zijn nichtje
maar alles meedeelt, als Vader en Moeder
weer thuis zijn. Het heele kasteel ook
deze woning schijnt baar eigendom' t>e zijn,
doordat zij van moederszijde alJes ©ride. Haar
Moeder was de achterkleindochter van den
Gra^af, die zoo met den hoed gezwaaid had,
toen hij afscheid na.m van hot kasteel; je
1 weet wel, dat oude Gerrit ons dit nog ver-
telde
In don loop van den ochtend verscheen
laatstgenoemde nog eens met een strandstoel,
om .jongeheer O won mee naar huis te nemen
en met een briefje van juffrouw Dane aan
het adres van Amy, om te vragen wanneer
dio dacht, dat het haar Moeder 't best ge
legen kwam', om bezoek te ontvangen?"
Ir overleg met Juf, vroeg Amy de lieve
bezoekster op de thee, en toen Moeder wat
later thuis kwam, vond zij dit ook heel goed.
Toen freule Dane op het afgesproken uur
nu ook verscheenwas Amy wel tegenwoordig
bij dc ontvangst, maar wilde zich toen onmid.
dellijk bescheiden terugtrekken.
„Mag zij niet blijven vroeg de freule.
En tot niet geringe voldoening mocLt
,,'t Lijkt net een sprookje!" zei Dolly.
Ze zat in d)e kinderkamer, terwijl ze
deze juiste opmerking maakte, met haar
geliefd sprookjesboek op clen schoot en de
uogen strak op het opgewonden gezichtje
van haar broertje gericht.
Edu, een ventje van een jaar of zes,
droeg zijn fluweelen overjas, waarover de
lange, blonde krullen hingen, in sierlijke
wanorde.
„Ga je mee, Dol? Moeder zegt, dat we
mogen".
,,Ja?Maar eerlijk gezond, ben ik
een beetje bang! Verbeeld je, dat het eens
een reus was?Wat moesten we dan
beginnen 1"
„Neeu, dat is niet zoo. Want ik heb zijn
stem gehoord en die klonk heel vriendelijk.
Ik plukte neb die roos, die daar over den
muur hing en toen riep hij
,,Wiie is daar?"
Ik antwoordde maar heel eenvoudig Ik
pluk een roos voor mijn zusje. Die houdt
er zooveel van!"
,,Zoo?Nu, komen jullie dan bei
den maar eens hier op bezoek, dan zal ik
j© een arm vol rozen geven, zooveel, als je
hebben wil't!".
„Had je maar liever zijn gezicht gezien"
riep Dolly nog altijd peinzend.
„Ik trachtte wel door do heg tie zien,
maar die was veel te dicht begroeid".
„Kom, Dol. Wees nu maar niet bang en
ga gauw mee!"
Edu trok zijn zusje mee on voor meerde
re gezelligheid nam die Adelaide, haar
pop ook mee! Die was net gekleed als het
Moedertje. En met! z'n drieën gingen z©
toen naar het huis daarnaast.
Langen tijd was dit onbewoond geweest,
zoodat de kinderen hot al„de wildernis"
gedoopt! hadden en gewoon waren, er maar
ongevraagd, ongeweigerd de bloemen te
plukken, die over hun heining groeiden.
Ze gingen nu naar de huisdeur en werden
daar onmiddellijk, heel beleefd ontvangen
door een meid, die sprak
„Mijnheer verwacht U alEn ze ging
hen voor naar een kamer, waar de tafel
gedekt was voor twee personen, met eert
uitgezocht, menuvruchten, ijs, cake,
room en tal van andere lpkkere dingen.
Do meid hieflp hen het goed afdoen en
schoof voor hen ieder een stoel aan tafel,
terwijl ze uitlnoodigend sprak
„Mijheor verzoekt LT, vast. het een en an
der te gebruiken, totdat hij zelve tegen
woordig zal zijn. Intussche-n komt Simon,
ze dit ook. Na nog eerst de noodigc excuses
gemaakt te hebben, begon freule Dane:
„Owen en ik zijn vollo neef en nioht;
beiden waren we weezen, en „ecnige kinde
ren". Mijn vader was Grootvaders oudste
zoon. Maar daar hij en mijn Moeder al ge
storven zijn toen ik nog maar ccn heel klein
kindje was, ben ik altijd bu Grootvader
opgevoed. O wem is bij ons gekomen op zijn
vijfde jaar, toon hij ook wees was geworden.
Hij is zeven jaar jonger dan ik. Ik ben
bijna vier en twintig. Zijn vader had Groot
rader veol verdriet bezorgd en dus was de
cudc man onwillekeurig wat vooringenomen
tegenover den kinnen jongen. Het was een
aardig ventje; ik had hem lief van het
eerste oogenblik af; maar hij had natuurlijk,
als wij allemaal, zijn gebreken: hij was wvl
wat al to goedhartig en daardoor wat. al te
licht verleid. Alios ging nog goed, tot hij
naar kostschool gezonden werd en daar onge
lukkig terecht kwam tusschen een groepje
luie jongens. Hij zedf werd nu ook lui en
raakte geheel onder den invloed van een
zekeren Telford, die hem erg vleide, omdat
hij dacht, dat Owen rijk was. Maar dat is
mat zoo; hij is geheel afhankelijk van Groot
vader! Wel had hij oen ruim weekgeld en
daar profiteerde die Telford dan ook gi.cd
vanDoor zijn weinig werken deed Owen
Grootvader nu al erg veel verdriet, maar
aog meer door hetgeen de oude man juist
op de hoogte gebraoht werd, tam lüj erg
ziek was: Owen had geld golvend van woe
keraars, voor zoo'n jongen al ecu hoe Ie som
en Mi Pipeeft beloofd Lebben, die terug to
d«o knecht, U beiden op Uw wenken be
dienen".
Het klonk alles als een sprookje en be
leefd vroeg Edu
„Wil ik een lekker stukje cake op je
bordje leggen, Dolly?"
Maar zus Dolly vertrouwde het zaakje
niet't Was al te mooi.
„Ncpn, Edu ik ken heusch niet eten. Ik
ge-loof echt, dat do Reus zóó zal komen en
ik wou, clat we al maar weer veilig thuis
zaten
Edu voelcle zich veel meer op zijn gemak
en tastte flink tioe:
„Hè Dol? Wil je nu niet wat lekkere
appelgelei, waar je juist zooveel van
houdt? Kijk eens: een paar roomtaartjes
staan er ook al
Maar Dolly bleef steeds haar hoofdje
schuddenEn opeens, daar gaf zo
een vreeselijken schreeuw, want de dc i
ging open, en binnen tradvolstrekt
geen Reus, maar een kleine, dikke bedden-
de, in livrei, met een heel vriendelijk go-
zicht: Simon"zooals hij zichzelven voor
stelde
Toen Edu nu toch verder ook geen lust
meer had, om zoo alleen tie zitten eten
sprak Simon
„Als do jongejuffrouw e>n de jongeheer
nu maar eens hiernaast bij mijnheer in de
kamer willen gaan?"
Dolly beefde van het hoofd tot de voeten
en drukte haar kind nog wat vaster in tie
armen en met. onzekeren tred v lgde
het twee- of drietal toen den buigenden
knecht.
Op cVc bank, naast het raam, zat: geens
zins eon Reus, maar een heer in reiskos-
stiuum, met een vriendelijk, goedig gelaat.
„Hé, Oom Richard 1" riep Edu, die het
eerst de verrassing in luet oog had gekre-
kregen. Hij had Oom nu al in geen twee
jaar gezien, maar tloch herinnerde hij zich
di-ens gelaat nog heel goed.
„Wel, jongen, hoe gaat het?" kwam
Oom met uitgestrekte handen op hem toe.
„En dit is Dolly Je ziet. wat bleek meisje
,,Ze was zoo bang voor U!" verklaarde
Edu openhartig. „Ze dacht, dat U een reus
zou zijn en...... èn
„Wel, wat is dat nu? En moeder dacht
jullie nog al te verrassen op deze manier".
„O, mqa.r Oompje!" riep Dolly ,die nu
op eenmaal al haar sluwheid afgelegd had.
„LT is nu veeleer eon Prins
„Dank je wel, kleine vletter!" Maar
zijn wo nu weer goede vrienden? Dat doet
me pleizier, hoor! Ik ga hier wonen, en
maak hier vast alles in orde, om het huis
betalen, zoodra hij. na. zijn Grootvaders dood
ruimer weekgeld kreeg.
Owen werd nu op eenmaal van school
gehaald on ontkende dit alles, toen Groot
vader nu (Jacht, dat hij er nog bij loog ook,
werd hij zóó boos, zóó driftig, dat or eon
geweldige scène plaats had. Hot eind was,
dat Owen wegliep en iianr zee ging; en oen
heel jaar lang hebben we niets van hem
gehoord. Al dien tijd door bléC-f ik vast
vertrouwen op den jongen en dat kon Groot
vader niet uitstaan, hij verbood mij zelfs
Owens nnn.m te noemen in zijn tegen woor-
diglieid. Het volgend jaar bracht toen w-:©r
nieuwe ellende: drie of vier maanden ge
leden stierf mijn Oom, Grootvaders oenige
overgebleven zoon, die langen tijd in Indié
was geweest en g.en kinderen naliet. Owen
was dus de laatste stamhouder en die was
nu zoo in ongenade! Dat was ook wel heel
hard voor Groot vader. Een paar weken later
hoorde ik, van Owen, of liever van den kapi
tein van het schip, waar hij mee uitgestoomd
was, dat. de arme jongen ziek lag in hot
hospitaal in de haven. Ik ging hem dadelijk
opzoeken en bracht Jicm hierheen, waar ik
zijn verblijf geheim wilde houden voor Groot
vader. Toen gebeurde plotseling het wonder:
Telford! Hij had zich voor Üwen uitge
geven on had qp die manier geld weten
los te krijgenHoe hij nu op eenmaal zoo
eerlijk kwam, weet ik niet; maar eergisteren
had dit. heuglijk feit eerst plaats. Van me
vrouw Roche, dat was die dame, die je
daar in het park tegenkwam," sprak freule
Dane, „hoordo Grootvader toen, dat ik
hem vte(rplpe«de eft rij
gezellig lo maken voor je nieuwe Tante,
die ik je geven zal
„O, gaat U trouwen, Oom?" riep Edu,
vol vuur.
„Ja zeker beste jongen! en dan mogen
jullie tweetjes bruidsjonker en bruids
meisje zijn! Hoe vindt je dat?"
„Verrukkelijk!" juichte het tweetal.
„O, wat een heerlijk vervolg op het!
sprookje, dat we lazen!"
Het heele park was er van overtuigd, dat
er te eeniger tijd een gevecht moest plaat#
hebben. Er waren namelijk twee hertjes dia
beide even sterk, trotscb en koppig warea
dus zou het tot een uitbarsting komen tys-
schen dat tweetal dat kon wel niet anders.
Hun vrienden trachtten hen nu wel te
overtuigen van de dwaasheid maar waö
hielp dat?
De hertea waren voel te eigenzinnig en
hooghartig, om zich aan iemand te storen.
Zoo schoon waren de dieren in hun jeug
digen overmoed, dat toch ieder ze in stilta
bewonderde en dol-graag goede vrienden
met hen was. Zelfs dc fazanten en de rei
gers konden niet nalaten hun vlucht even
te onderbreken als ze dc fiere gewci-drager3
zagen aankomen.
Je kunt zoo zien, kraaide ook de roek,
dat ieder van hen, zich vast voor den groot
ste en mooiste houdt, en omdat hij dan.
zóózeer overtuigd is van eigen voortreffo-,
lijkheid, kan hij er goen enkel ander iden
op nahouden.
Kau, kau, kauantwoordde nummer
twee. Laten we als jc blieft maar zion, dat
we ze een beetje uit den weg blijven, w ut
een slag met die horens zou ons niets be
vallen.
Ja, en waarom verbeelden ze zich pigen-
lijk zooveel? kraaide nu weer nummer
drie. Zij cn wij doen toch heusch zooveel
niet tor opluistering van het park, dat zija
veel meer de zangvogels, die vroolijken heel
do omgeving op met hun lustig gezang.
Dat moet je nu weer niet zeggen de
herten zijn ook wel degelijk ergens nut. toe;
al was het alleen maar, dat. ze zoo mooi
zijn Cn heel de wereld doen gehieten van
hun schoonheid.
Is dat dan ook een verdienste? Ivun-
Dfin zij 't nu helpen, dat ze mooi zijn? Bo
vendien bederven ze haar goed uiterlijk nog
maar, doordat ze voortdurend zoo boos en
verstoord kijken. Ik heb er althans geen lust
in, om langer van die uitdagende blikken
te genieten. Ik ga. liever luisteren naar mijn
muzikale ^collega's.
De herten trokken er zich niet hoel veel
ook, dat Grootvader kwam, maar dot tele
gram bereikte mij eerst toen ik al vertrokken
was.
Nu de rest is den bewoners bekeud: Owen
opende het telegram, enz enz. Toen ik nu
weer terug kwam, vond ik Grootvader half
gek van angst, want vergeefs had hij overal
naar Owen gezocht. Ik hielp hem toen moe;
op z'n minst even radeloos, totdat oude
Gei rit. ei n dol fik op het idee kwam, dat Owen
in den on der aanbellen gang kon zijn."
„Maar nu is alles weer in orde!" sprak
do Moeder van Amy, ,.en Owx>n zal wel niet
weer naar zee toegaan, veronderstel ik!'
„Neen, dat geloot' ik ook niet," U-tuigde
Gladies uit deu grond van haar hart.
„En zoudt u mij nu ook nog willen ver.
tellen, wie wij op dien middag daar voor het
raam zagen, dat bleekt? gezicht, mot die witte
kap
„Dat. was de pleegzuster, die we voor
Owen hadden," lachte Gladies. ,;Maar één
dezer dagen moeten jullie ma-ar eens allen
gezamenlijk komen om het heele kasteel te
komen bekijken."
„Hè, en mogen we dan den gang onder
den Tore>n ook door?" juichte Amy
Ja, zeker." antwoordde freule Dane
Toen Amy dien avond verslag aflegde,
van al wat zij gezien an gehoord had, sprak
Dof uit aller naam heel plechtig:
„Wil je nu wel gelooven, dat nog het. meest
interessante sprookje niet haalt bij dit
„GcJieira van den Toren?'