op eens in dien pilaar een zacht gedruisoli,
alsof er honderd fijne beiteltjes aan het werk
waren. Dat lerven maakte hem op eens klaar
wakker.
„Oom Itob, woot u wel, dat n witte
mieren in huis hebtt" riep hij nit.
„Kom, dat is niet waar, hoor jongen I"
xntwoordde oom, maar hij kwam toch bij den
pilaar staan om er naar te luisteren. Zijn ge
hoor was echter niet zoo heel scherp meer,
toodat hij niets hoorde* en toen ook niet
wilde gelooven, dat er iets van aan was.
„Je ooran suizen van vermoeidheid, beste
jongen. Ik zal je morgen wat lichter werk
opgeven," zei liij vriendelijk.
Dick zei niets, want hij wist, dat zijn
oom nooit van zijn meening afweek; maar
hij liep van pilaar tot pilaar en legde zijn
oor zelfs op de vloerplanlcen en overal hoorde
hij het zachte geritsel, dat witte mieren
bij hun knagen maken.
„Kom, jongen, maak je niet ongerust. Ver
leden jaar heb ik het huis nog door een
architect laten onderzoeken, die mij verze
kerd heeft, dat er geen witte mieren waren."
„Laat u hem dan morgen nog eens komen,
oem, en let dan op, wat hij zeggen zal,"
hernam Dick, die nu voor de tweede maal
zijn oom goedennacht wensohte en naar zijn
slaapkamer ging. Hij voelde zijn vermoeid
heid niet meer.
„Wat deedt je daar toch op de veranda,
Dick?" vroeg de gouvernante hem in het
voorbijgaan. „Was het een nieuw spel?"
„Neen, juffrouw Leighton, er zijn hier
witte mieren. Ik hoor ze hier overal aan het
werk, (maar oom is vanavond wat doof en
beweert, dat ik mij vergis."
„lieer mij eens, hoe je ze aan het werk
kan hooren, Dick vroeg de gouvernante
vriendelijk.
Hij «kracht haar bij een der pilaren en
verzocht haar oor tegen het hout te leggen.
„Ik hoor een onderdrukt gedruisch, het is
bijna niet t» hooren. Is dat hun knagen,
Dick?"
Hij knikte en voegde er hij:
„Ik h^b van een neger geleerd, hoe ik
naar witte mieren moet luisteren, maar men
moet er een aeherp gehoor voor hebben. Ik
heb oom gewaarschuwd en ik zal er op aan
dringen, idat hij morgen iemand laat komen
om h©t huis te onderzoaken."
„En vannacht dan?" vroeg juffrouw Leigh-
ton.
„0, iwij gaan nu rustig slapen, dat wil
zeggen, :als de storm het ons vergunt Hui
zen vallen niet bij den eersten stoot en wij
zullen maar niet al te gauw ons angstig
maken, (vindt u ook niet?"
Juffrouw Leighton rilde bij de gedachte
aan het witte gevaar. Zij was al lang ge
noeg in Queensland om bang te zijn van
witte mieren, die overal schenen te zijn,
zonder dat men ze. evenwel zag en in liet
duister hun vernielingswerk voortzetten.
Eindelijk trok Dick zich in zijn slaap
kamer terug, maar in plaats van naar bod
te gaan, onderzocht hij den vloer en de
muren ;van zijn kanuer.
Hoe ver was het kwaad aj. gevorderd?
Wanneer alleen de pilaren der veranda wa
ren aangetast, was het gevaar voor instor
ten nog vooreerst niet zoo groot.
Juist toen hij aan zijn nauwkeurig onder
zoek bezig was, gierde de plotseling opge
stoken wind om het huis en deed alle deuren
en vensters trillen en kraken.
Het zou moeilijk zijn geweest om te midden
van dat oorverdoovend leven een menschen-
stem te kunnen onderscheiden, laat staan het
iijno knagen der mieren.
Dick stond in het midden der kamer, niet
wetend wat te doen, toen een 'felle bliksem
straal de lucht doorkliefde, die een paar
seconden later door een heftïgen slag ge
volgd werd. Hij stond een oogenblik als
verlamd van schrik, maar had een vaag ge
voel, alsof een gedeelte van het huis in
stortte.
Kort daarop hoorde hij een doordringenden
gil om hulphierdoor herkreeg hij zijn
tegenwoordigheid van geest en rende naar
zijn deur in een groot verlangen om te
helpen. Nauwelijks was hij over den drempel,
of hij stootte tegen het oen of ander, dat hem
den doortocht belette; zijn hoofd kwam er
zoo onzacht mee in aanraking, dat de ster
retjes hem voor de oogen draaiden, en ook
zijn arm deed hein geweldig pijn.
Wat was er toch gebeurd?
Op dat oogenblik verhelderde een bliksem
straal de kamer achter hem, waardoor hij
met een oogopslag de verwoesting opnam.
Hetgeen hij gevreesd had, was gebeurd; de
houten pilaren der veranda waren geheel
opgegeten door de witte mieren, zij waren
door de donderslagen omgerukt en hadden in
hun val een deel van het dak meegesleept,
waardoor de uitgang van zijn kamer versperd
was.
De donderslagen volgden elkaar steeds snel
ler op; het geiieele huis schudde en kraakte
en heft was Dick onmogelijk eenig menschelij'k
geluid caider al dit geraas te kunnen ender-
eoheiden. Opeens was het doodstil; hij hoorde
alleen het water in zijn kamer druppen;
die stilte benauwde hem nog meer dan het
voorafgaande lawaai. En waarom riep nie
mand meer om hulp?
Haastig klom hij uit het venster van zijn
kamer en liep het nog in zijn geheel gebleven
gedeelte van de veranda oper was niemand.
Hij liep terug naar een der andere vensters.
Als een wanhopende rukte hij aan de blinden
en eindelijk gelukte het hem deze er af te
trekken. Met een sprong stond hij in de kamer
van juffrouw Leighton; zij was er echter
niet. Hij schreeuwde zoo hard als hij kon
en eindelijk hoorde een stem uit de verte hem
antwoorden: „Dick, ben jij het, kom toch
gauw hier!"
„Ik kom," riep hij zoo opgewekt mogelijk
terug. Er leefde dus al vast iemand in huis.
Hij nam de lamp op, die in do kamer der
gouvernante stond te branden, en liep verder.
Maar heel ver kon hij niet doorgaan, want eea
balk versperde hem den weg. Onder den
balk zag hij een schoen en den strook van
een blauwe japon. Dat was hem een teleur
stelling; hij had er zoo zeker op gerekend,
dat juffrouw Leighton hem bij het reddings
werk zou helpen.
„Ik ben hier met Lize en Willy," hoorde
hij een stemmetje zeggen, dat aan Betsy,
zijn jongste nichtje, een meisje van een jaar
of téen, toebehoorde.
„Ik kom je dadelijk helpen, Betsy. Maar
de arme juf ligt half onder balken bedol
ven, ik moet haar gauw bevrijden. Zijn Lize
em Willy dicht bij je?"
„Ja, maar zij zeggen niets, terwijl Lize
eerst hard schreeuwde. Daarna kwam juf
aangeloopeu, maar vóór ze bij ons was, kwam
de zolder naar beneden rollen."
Dick werkte wat hij werken kon, om de
balken weg te trekken, zoodat de gouver
nante bevrijd zou worden en er iemand uii
en in de kamer kon komen.
„Zeg, Betsy, als je er uit kunt, zou je
dan even naar mijnheer Grey willen loopen
om hem te vertellen, wat er gebeurd is?"
„Dick, ik durf niet. Het stormt en negeent
zoo en daar begint liet te onweeren," zuchtte
het kleine medsjo.
Ook Dick verloor bijna den moed. Zou
het huis nog verder instorten
„Neen, Betsy, je kunt niet gaan," stelde
Dick haar gerust
„Probeer, of je in jufs kamer kunt komen,
daar zal je veiliger zijn."
Weer trok hij een bólk een eindje Verder
weg en tot zijn groofee blijdschap waa juf
frouw Leighton bevrijd. Hij hoorde haar steu
nen en zuchten en sleepte naar tomy
eigen kamer. Toen ging hij terug een bet
gelukte hem ook Betsy in veiligheid te
brengen.
Hoewel hij doodmoe en zenuwachtig was,
gaf hij het reddingswerk niet op en ging,
terug naar do kamer van zijn nichtjes. Lize,
die een groote wonde §an het voorhoofd
had, veroorzaakt door een neervallenden baikj'
kon nog eenigazans loopen, maar Willy wag
flauw gevallen, zoodat hij* haar met grootq
moeite in de kamer der gouvernante trachtte
te sleepem Terwijl hij hiermee bezig was,
ratelde er een hevige slag, hij wist niet of
er weer een deel van het huis instortte, of
wat er eigenlijk gebeurde. Hij dacht aan niets
anders dan aan Wdlly, die hij zou redden,
al kostte bet hem ook zijn leven. Daar hoorde
De oude man sloeg de armen om zijn klein
zoon heen en omhelsde hem lang en innig,
als had hij hem teruggevonden.
Amy was totetranen bewogen en Juf had
ook alle moeite om zich goed te houden.
jKarel beet zioh maar eens op de lip en keek
den anderen kant uit.
Die weer het eerst haar zei fbeheersching
terug kreeg, dat was Gladies. Ze wendde zich
{tot Juf en bood die uit aller naam haar
verontschuldiging aan.
i „'t Spijt me, dat ik u allen zoozeer ver
schrikt heb," begon zij. En zooals u ziet,
(waren we nu nog zoozeer verdiept in onze
eigen belangen, dat ik nu pas met mijn excuus
Ivoor den dag kom I"
Juf wilde net beginnen iets te antwoorden,
teen de oude heer nog met den arm om
fcijn kleinzoon heen, nu ook inviel:
„Ja, zeker, wel mogen we excuus vragen,
voor deze nachtelijke stoornis. We zullen
den ouders van de kinderen alles wel nader
vei klaren, maar mijnheer en mevrouw zijn
uict thuis, is het wel?"
„Noem, mijnheer, morgen verwachten wo
te eerst"
„Gelukkig maar!" antwoordde Gladies.
„Mag ik Moedor dan alles, alles vertel
len," vroeg Amy, wat dichter naar de vrien
delijke jonge dame toekomend.
„Hoor eens, meisje.'' antwoordde Gladies,
„we zijn verplicht je ouders op de hoogte i
te brengen van al hetgeen er geschied is I j
Wees daar zeker van." En tegelijkertijd
drukte ze een kus op Amy's voorhoofd.
„Maar neem me niet kwalijk, juffrouw
Dane," viol Juf nu in, „ik geloof, dat we
allereerst voor jongeheer Owen moeten zorgen.
U wilt hem toch niet weer mee naar huis
nemen voor vannacht, is het wel? Kareis
bod is klaar en in een ommezien hebben we
een paar warme kruiken bij de hand en
al wat er vorder noodig is."
De arme Owen had nu waarlijk het eindje
in de hand, zooals men wel zegt. Maar met
behulp van ouden Gerrit, die nu veel zachter
en vriendelijker bleek, dan de kinderen ooit
van hem zouden hebben gedacht, kregen ze
hem heel gauw boven en werd hij neergelegd
in Karei s bed, terwijl die zoolang ais waker
dienst deed, op hot kermisbed naast het ledi
kant l
„0, ze zijn toch zoo goed voor mij geweest,"
fluisterde Owen, toen Grootvader hem goe
den nacht kuste. „Ik was vast en zeker
daar in die onderaardsclie gang flauw ge
vallen, als zij mij niet gauw te hulp waren
gekomen.''
De heer Dane schudde nu Karei hartelijk
de hand cn Gladies kuste hein, belovende
dien volgenden ochtend zoo gauw mogelijk
terug te koeren; of liever dezen ochtend nog,
verbeterde zij, want hot is immers al lang
na middernacht!
Toen was alles weer in diepen rust: Viva,
Doortje en Dolf hadden er trouwens toch
doorheen geslapen.
„Ik weet vast, dat ik tot morgenochtend
wakker zal blijven," betuigd© Amy tot Juf,
„Ik ben zóó vervuld van al wat wij nu
gezien en gehoord hebben!Wat kan
die O wen toch wel gedaan hebben, of waar
kan hij althans van verdacht zijn geworden,
dat zijn Grootvader eerst zoo schrikkelijk
boos op hom was En hoe vond hij ter wereld
uit, dat die jonge dame, die Gladies, hem
daar op het Kasteel verborgen hield
Juf schudde maar steeds het hoofd: k Amy,
Amy, hoe zou ik je nu antwoord kunnen
geven op al die vragen Wacht maar tot
dat Moeder er is, dan zal je zeker al die vragen
wel verklaard krijgen. Die juffrouw Dane
komt mij ook erg lief en toch flink voor en
zal zich best in je geval weten te verplaat
sen, dat wil zeggen, ze zal ook wel begrijpen,
hoo verlangend je bent, om van alles nader
opheldering te krijgen. Jullie hebt je kranig
gehouden, Karei en jij, en die inlichtingen
verdien je dus wel voor je moeite. Ga nu
maar gauw rustig slapen. De dag van mor-
gen zal wel de noodige verklaring brengen."
Gelijk je begrijpen kunt was Amy dolblij,
dat Juf piet verder op dat avontuur van
haar en Doortje gekomen was op dien be-
wusten middag 1 Al wat-er nu gepasseerd
was scheen haar als 't ware een verluchting
Hè .nu zou het geheim toch eens tot oplos
sing komen; ofschoon ze het aan den anderen
kant toch ook weer jammer vond, dat die
eigenaardige spanning nu voorbij zou zijn!
(Slot volgt.)