Wat er voor „Meerenberg" noodig is. Een nieuw veiligheidsapparaat. De Liefde in het Rijk van de Pinguins. Tweehonderd Dreadnoughts. Instrumentale muziek lij de dieren. buitengewoon goed had ontvangen. Hoe weer ze bet dorp naderden, hoe meer dor pelingen zich bij hen voegden. En zij ver telden „Odie huizen in de stad. Daar zijn net zooveel huizen, als er boomen staan in een boscb. Wat een trams! Wat een aanplak borden. En al die lantaarns. En het Mu- teuraP' Zij kwamen met droge keel thuis. Daar boorden zij, dat do Terlaans kwaad waren, «1 zij voelden zich te trotech, om zich het •Oret bij hen* te vertoonen. Maar toen de oodo Van Daal en vernam welk ongeluk ben aUen had getroffen, boog hij het hoofd. En ■ondor zijn toon aan te zien, zeide hij „Begrijp je dan niet wat er gebeurd izt Je moet toegeven." „Ik wil geen slaaf van mijn vrouw wor den." „Jo kunt toch nèt doen." ,,'t Kan me niet schelen." Men kon hem geen reden doen verstaan. Echter boden de Van Daalens Marie den volgenden dag een paar geschenken aau, die ze voor haar uit de stad hadden mede- gobracht. Mario was er, evenals haar ouders, blij mede. Tien dagen later kwamen de twee piano's aan. Twee karren voerden ze naar het dorp. en brachten ze op het plein, waar een soort van dansje was georganiseerd. Marie had haar groene japon aan, die zij alleen maar op feestdagen droeg, en zij had haar hoed mét witte veeren opgezet. Jan keek haar verwonderd aan, en zeide eindelijk: „Wat ben j© mooi!" „Dat is niet voor jou." Maar zij bloosde. Zij had slechts één wenschdat Jan met haar zou walsen. „Je zult eeDs zien, hoe de rust me heeft goed gedaan", zeide hij. Men spande de paarden van de karren. Men ging er toe over de piano's af te la den, en daarbij trok een der knechten zoo sterk, dat het zware instrument zijn even wicht verloor, tegen den grond smakte, en in zijn val Jan trof, die een smarfcelijken kreet uitstiet. „Mijn piano!" zuchtte juffrouw Van Doa- lcci. „Hij is kapot." Jan scheen bewusteloos neer te liggen. De boeren drongen op, Marie het eerst. Zij legde haar armen om het hoofd van haar verloofde, trachtte hem op te tillenzij fluistorde woorden van wanhoop en teeder- heid. Jan scheen in haar armen te ontwa ken, hij opende zijn oogen, zag haar lang aan. „Wat heb je?" vroeg zij angstig. „Van mijn beenen is, geloof ik, niet veel overgebleven", zeide hij pijnlijk. „Wat een dwaasheid, om een piano te koopen, die zwaarder is dan een buffet." Marie wilde, dat men hom in haar huis droeg. Op het plein waren de menschén aan het ruziën over het onderwerppiano's. Die waren te groot. Men kon ze geen enkel huis van het dorp binnen krijgen. Eindelijk be sloot men, zoowel de heele als de gebroke- e, naar een stal te "vervoeren, waar ze zou- en blijven staan tot het nieuwe huis was voltooid. Jan had twee maanden stil op het ziek bed gelegen. ,,'t Is voor ons kind", zeiden de Terlaans. „We willen hem behoeden voor do dwaas heden, die de menschen hiernaast er op nahouden." Jan onderwierp zich. Want Marie ver wende hem als een liefdezuster. Soms zagen tij elkander met blijden glimlach aan, be denkende, dat zij nu samen hun grond zou den bebouwen, en dat zij elkander steeds meer en meer liefhadden, na de beproeving. Sinds cenige maanden klonk plotseling piano-muziek naar zijn eenzame kamer door. Eiken keer beet Jan op zijn lippen, in schrik en woede. „Dat is de juffrouw van de school", zeide hem Marie eindelijk. „Trouwens, je zult zo niet meer zien, die meubelen, die jou dood wilden maken." „Hoe bedoel je?" „Ik zal 't je zeggen. Je vader heeft geen geld meer, en hij heeft die dingen moeten verkoop eru" 1s v. „Dus ik ben arm?" „Alle menschen bijna, die niet hebben gespaard, zijn arm geworden. Maar jij hoeft niet bang te zijn. Ik ben bij je. De Van Daalens en de Tcrlaans^kwamen weer samen. De Van Daalens voelden zich arm en verlaten. Het huis, dat zij voor hun zoon hadden willen bouwen, konden zij niet voltooien. Het zou als schuilplaats dienen voor de vagebonden en zwervers van den weg. „De huizen, die onze voorouders hebben gebouwd, zijn voldoende", verklaarde de oude Terlaan. „Mijn huis is solicd gebouwd. Ik ben de mier geweest, die men in den zo mer bespot en in den winster benijdt." Marie boog zich over haar jongen heen, die over de vervallen akkers staarde. Toen leunde zij tegen hem aan. Droomerig zei de hij „Dat is nu twee maanden geledenin je huis heb ik alles geleerd. Laat de. groote etad haar muziek hebben, wij hebben ook onze muziek, ik kan 't niet zoo zeggen, er is ook muziek Marie zag hem bewonderend aan. En de oude menschen voelden óók de mu ziek, die weerklonk in hun hart. Zij glim lachten, als oude menschen doen, héél stil, héél zacht. [Wij la^en 'door het Verslag', betreffende Ket gesticht ^Meerenberg" over 1913. Het bevat inderdaad veel interessants. Zal menigéén rich' wel een flauw dénk- bééld kannen vormen van wat er omgaat ïn dat dorp daar op zichzelf? Woj bedoelen in 't bijzonder den zniVeT Inaterieelen kant van de Verzorging* daar. Oin die samenleving vaü 1692 personen waarvan 1369 Verpleegden, 15 beambten en 308 mali personeel van hét noodig© té Voorzién,- was, Volgens! een voorloopigteü staat in 1913, hanoodigd ëen bedrag van f668.454.34. Voer .voeding Van dié bevolking wërdëïï in 1913 aangeschaft dé volgende hoeveelheden: 50571/* H L. Aardappelen; 2800 K.G. Aard- feppélmeél; 12072 L. Bier; 11547V2 K.G. bb- ter; 73705 K.G, Tarwebrood13716 K.G. Roggebrood: 88644 K. G. Ongebuild brood; '62170 K.G. .Waterbrood; 150920 st. Be schuit; i 85401 Brtrnks Kléin brood13560 K.G. Margariné141000 stuks Ei eren"; 3944 K.G. Suikerbakkérsstroop38101/» K.G. Leid- sche kaas 22761/? K.G. Goudsoh© kaas3308 sh Ontbijtkoek (diverse)75691 K. G. Rund- vléesch; 66981/* K.G. Kalfövleesch6979 K. G. Riindvet9931/* K. G. Argcntijnsoh1 vlëesch; 21840 K.G. Roggemeel; 125 st. jon ge Varkens; 8 vette Varkens; 214425 L. Zoetemelk; 45640 L. Karnemelk; 121 IJ.L. Bruineboonen14250 K.G. Zont; 1552 K.G. Rijst lstiö eoort; 13464 KG. Rijst 2de soort; 115 H.L. Capnoijners87 H.L. Groene erw ten; 7355 H.L. Gort; 3600 K.G. Thee; 8400 K.G. Suiker, witte; 5330 K.G. Suiker, bas terd; 1900 K.G. Gedr. appelen; 300 K.G. Gedroogde Peren; 378 K.G. Gembör; 8950 K.G. Koffieboonon290 K.G. Krenten; 3602 fl. Wijn,450 rol Stokvisch. Hier zijn niet genoteerd die artikelen, waar. van alleen hot "bestede bedrag is genotaard, als Kruidenierswaren tot 'een bedrag van f3566.55; Worst en andere vleeschwaren f3280.40; Wijn f613.17; gevogelte en wild, enz. Te zamen Werd een bedrag besteed van de voeding van f217218.34. Voor kleeding werd besteed een bedrag van f 11936 16x/ovoor huishoudelijk linnen en tafelgoed f2332.681/2. Voor do verwarming had men noodig: Steenkolen f40296.50; Gnscokcs £901.10, Bri quo tien f 17Diverse Brandstoffen f 173.70; Materialen en gereedschap pon f4045.27V2; Diversen f 364.26l/2totaal een bedrag van f45797.84; voor Mpdicijnen was noodig een bedrag van f2410.991/* en voor Verhandartikelen oen bedrag van f 1826.26. Dat hier zeker ook op de kleintjes moet gelet worden kan blijken uit het hoofdstuk: kleine huishoudelijke behoeften. Voor Borstelwerk werd besteed f 331.67 voor Toiletartikelen f 999.87voor Schoon maakartikelen f 1859.15; voor zachte Zeep 11323.56; [Was jan Terpentijn f2181.81 (wel ke huismoeder zou 'dat denken?); Tabak en Sigaren f2685.96; Diversen f6S8.77; totaal,' f 10250.49. Om een denkbeeld te geven van wat aan Glas- en Aardewerk benoodigd is. dienen d$ volgende getallen van dit jaar aangeschafte hoeveelheden: 2700 stuks' verschillende soor ten borden; 2400 glazen van allerlei soort 600 kamerpotten; 75 koffiekannen50 laan. petkannen; 3000 kommetjes; 200 kopjes bouillon met schotelt; 400 kopjes en scho- teltjes, aardewerk met oor; 400 kopjes én schoteltjes, blauw porselein; 500 kojtjes en' schoteltjes, graniet zonder oor; 500 kopjes en schoteltjes, wit porselein; 100 dekscha.. Ion, enz. Gebruikt werden 1200 pak luci fers; 100 doosjes odol-tandpasta en 50 pot jes tandpasta; 1200 doosjes poetspommade; 300 potjes en 800 doosjes schocncrême 155.000 Btuks sigaren, enz. Doch wij eindi. gen; de cijfers beginnen voor de oogen te schemeren. Toch is het aardig Tie Verschil lende cijfers ééns na te slaan. Hiram' Maxim, de bekende constructcutr en iiitvinder, heeft onlangs een apparaat vér-, Vaardigd, dat alle sohepen in staat zal stellen/ zelfs bij de diepste duisternis en bij nachti én mist, Veilig en zonder gévaar hun weg door zea te vervolgen. Maxim hééft zijn idee te danken aan.. de vleermuis. Hij1 Leeft namelijk opgemerkt,, dat vleermuizen daardoor zoo veilig in hetl donker vlie.gien, doordat ze uitgerust zijn met' één zeer ontwikkeld gevoelszintuig, dat hen; in staat stelt, op ©enigen afstand nog de geringste luchtverplaatsingen waar te nemén. Het gezicht van het dier is de drager 'van, dezjQ eigenschap. De ;,daode" voorwierpen, die, zich niet bewegen en op het gevoel van het diér geen invloed kunnen uitoefenen, neemt! het heel anders waar. De vleugelslag van de' vleermuis veroorzaakt bij het vliegen bepaal de luchtgolven. Deze golven stooten tegen de nabijrijnd© Voorwerpep. af,- hetgeen ook op hun beurt golven veroorzaakt, die do vleermuis op zijn wijze voelt. Het geheel ia dus te vergelijken met de werking van éen lamp, "Welker schijnsel elk voorwerp belicht; Waardoor wij het zien kunnen. De lamp néémt hier da rol ovér van djö vleugels, het licht; vervangt da golven, teweeggebracht door da beweging der vleugels, bet belichte voor-, werp is hét levenlooze object in de ffchaduw, én onze oogen zijn te Vergelijken mét belt be doelde zesde orgaan van de vleermuis, dat' Hiram' Maxim's aandacht trok'. Hij heeft een apparaat verzonnen', dat be. staat pit een afzender en een ontvanger én dat atmosferische trillingen veroorzaakt, ge.| lijkende op die der vleugcis van de vléermuis.| In plaats van de geringe energie van hét dier, wordt echter de energie van 300 P.K. aan.' gowend. Deze luchtgolven stooten af tegen' alle hindernissen, die een schip onder wegi kan ontmoeten, en kceren, bier treflecteerci.j terug tot den afzender, wei is waar mét min-, der kracht, doch nog altijd sterk genoeg,; om door oen overeenkomstig apparaat to wor.. don opgevangen. Een bijzonder voordeel van; het apparaat, dat de trillingen, door stoom; te voorschijn brengt, bestaat hierin, dat niet. alleen een schip in do duisternis hindernis.' ©en kan voelen, doch dat ook een soort tele-l grafisch verkeer tusschen de schepen, „that' pass in the night," mogelijk is. Het gevaar van onzuivere rauwe vrachten en groenten. In dit seizoen, waarin van rauwe vrucht n en salade een zoo ruim gebruik wordt ge maakt, is het voorzeker van belang op zeer interessante proefnemingen te wijzen, in ver band met het gevaar van besmetting, door onzuivere, rauwe gToenten en vruchten. In do eerste plaats, zegt het „Maandblad togen de Vervalscliingenkomt hierbij de besmetting door typhuskiemen in aanmerking on fliet kan geen verwondering baren, dat een dergelijke infectie kan voorkomen, in aanmerking nemende de soort meststoffen, die dikwijls gebezigd worden. Het is daar om zeer belangrijk, te wete-n, onder wolk© omstandigheden groenten en vruchten ty phus bacillen kunnen bevatten, die in of op dein, grond tot ontwikkeling zijn gekomen.. Typhus-bacillen blijven, zooals de experi menten bewezen hebben, bij gewone zomer, temperatuur zeer lang in leven, volgens som- J*igen va.n 65 tot 75 dagen. De laatste proef nemingen te dezer zake werden volgens „The Medical Press door dr. Creel genomen op de volgende wijze. Hij "zaaide sla- en radijszaad, en bespren kelde deze bezaaide oppervlakte twee dagen later met fecale stoffen, waarbij een versche cultuur van typhus.bacillen gevoegd was ge worden. In een bed, waarbij de planten gé- durende een gedeelte van den dag b'escha- duwd werden, konden typhusbacillen op de bladeren geconstateerd worden na een tijds- verloop van dertig dagen. Op de plaatsen, waar voortdurend heb volle zonnelicht kon schijnen, waren zij na tien dagen gedood. De meeste zorg werd besteed aan liet némen van slechts zeer zuivere bladeren. Een zeer interessante proef werd genomen in zake het effect van herhaalde wassching der bka deren. Een slablad werd driemaal achtereen in kiem vrij water gewasschen, en desniet tegenstaande werden tallooze typhuskiemen aangetoond. [Wij achten deze proefnemingen van zéér groot belang piet het oog op het opsporen va.n ziektegevallen van dikwerf raadselach tiger oorsprong. .Wie zekerheid wil hebben, kake zoowel groenten of vruchten terdege, en waar dit uit den aard der zaak niet ge. schiedt, zooals bijv. bij salade en sommige vruchten, (aardbeziën o. a.) is het uit een hygiënisch oogpunt van het grootste gewicht, dat de landbouwer zich bij de bemesting onthoud© van het bezigen van uitwerpselen van menscholijken aard, die de grootst© ver spreiders der besmetting geacht kunnen wor den. Waar kunstmest uit anorganische zouten bestaande, apngewend wordt, is natuurlijk gevaar buiten gesloten. Wie in de laatste Octoberdagen van kaap Adara op Victorialand den blik naar het Koorden richt; zal daar een onafzienbare rij merkwaardige gestalten opmerken, zich ver liezende aan den horizon, die als in een ganzenmarsoh oyer het ijs naderen. Zij zien er uit als kleine heertjes, in zwarten rok en piet wit vest; het zijn niets anders als dui zend-en en oog eens duizenden Adeliepin- guins, die met den terugkeer der lente rich weder naar hun oude broedplaatsen bege ven. Daar 'brengen zij nu vele weken door; zij denken aan niets dan aan liefde; zij eten zelfs niets als sneeuw om hun dorst te lee- sohen en wie gelegenheid heeft ze gade te slaan, is getuige van opwindende liefdesdra ma's en bekoorlijke idylles. De eerste uitvoerige beschrijving van het „leven en streven" dezer vogels is versche nen van de hand van den zoöloog der Zuid- pool-expeditie onder Scott, G. Murray Le- vick. Aan dit werk willen wij het een en ander over het liefdeleven der pinguins ont- leenen. Het duurt vele dagen voordat do broed plaats der Adeliepinguins vol is. Den eer sten dag, toen Levick pinguins zag, waren 't er slechts twee; den volgenden Uag was er een dozijn, daarna kwamen er honderden, duizenden on honderd duizenden. De eerste zorg van hen, die aangekomen zijn, geldt het maken van een nest. Sedert ontelbare jaren hebben zij daar gebroed en zoo zijn er bui tengewoon talrijke, nog bruikbare nesten. Wie het eerste komt, behoeft slechts bezit er van te nemen, en dat doen de wijfjes ook; dadelijk na aankomst leggen zij beslag op een nest en als een andere pinguindame het haar tracht te ontrooven wat dikwijls voorkomt, zelfs als onmiddellijk er naast een ander nest leeg staat, ontstaan er woe dende gevechten: de pinguin-juffrouwen of -mevrouwen bewerken elkaar met de sna vels van heb-ik-jou-daar en het gebeurt dikwijls, dat builen en schrammen de ge volgen van deze vechtpartijen zijn. Do nesten, waar zoo warm om wordt ge vochten, zijn gewoonlijk hoopen kleinere of grootere steeneD, waarvan de dieren een soort van bak hebben gemaakt. Als het pin- guinsrijlje ©en nieuw neet moet maken, drukt het zich eerst heel dicht tegen den grond, waarschijnlijk om dien wat hard te maken, en maakt de plaats dan schoon. Het brengen der steenen is het werk van het mannetje. De mannetjes, die zich nu laten gelden, vechten natuurlijk niet om de nestjes, maar om hun vrouwen; hun klop partijen zijn heviger dan die der vrouwen en worden ook anders uitgevoerd; bedienen zich de wijfjes van den snavel als wapen, de mannetjes gebruiken de vleugels; ze druk ken met hun witte borsten tegen elkaar en slaan heftig met één vleugel op den tegen stander los; is de kracht der eene helft van het lichaam uitgeput, dan komt de andere aan de beurt en is een medeminnaar uit bet veld geslagen, dan begint de overwinnaar onvermoeibaar met een nieuwen, maar ook do overwonnene zoekt zich zoo spoedig mo gelijk een pinguïn-haan als tegenstander. Honderden en nog eens honderden van zul ke gevechten vinden gelijktijdig plaats en de broedplaatsen zijn daarbij van het oor logsgerucht vervuld; het klinkt alsof men vlug met oen stok langs een traliehek strijkt. De overwonnen pinguinsmannetjes zijn dikwijls zoo uitgeput, dat zij een halfuur lang onbeweeglijk blijven liggen; hun wit pakje is dikwijls door 'bloed rood gekleurd, maar dat een gevecht doodelijk afloopt, schijnt Levïck niet te hebben gezien. De wijfjes gedragen zich tijdens de gevechten, der mannetjes tamelijk onverschillig en als een mannetje alle medeminnaars uit het veld heeft geslagen, wacht hem nog de taak de gunst der schoon© te verwerven, voor wie hTj zijn leven op het spe-1 heeft gezet. Hij maakt haar op buitengewoon lio^ o wijze het hof: de minnende pinguin schrijdt op het nest toe, neemt een steen in den snavel en legt dien voor zijn dam© neder. Soms is een woedende snavelhouw het antwoord, maar daarom bekommert zich het pinguin- mannetjo niet: deemoedig sluit hij de oogen en zwijgend duldt hij de slechte behande ling en als de opgewonden pinguin-dame rustiger is geworden, richt hij zich sierlijk weder op, strijkt zijn veeren glad. kromt den hals en zingt een soort van bescheiden lief deslied met diepe keelklanken. Is het paar één geworden, dan merkt men dikwijls een toestand van extase op, zooals Levick het uitdrukt, waarbij de pinguins dich naast el kaar staan, de snavels loodrecht in de lucht en den hals heen en weer bewegend. Toen in het jaar 1906 uit Engeland d© tijding van de éeïste „Dreadnought" kwam, zal niemand hebben kunnen denkon, hoe voor beeldeloos vlug dit sehéepsfcyp© in alle. zelfs in 'de kleinst© marines, ingang zou vinden. In het iaar 1908 waren er reeds 7, iu 1909 al 14, in 1910 steeg het aantal tot, 23. in 1911 to|fc 33, in 1912 waren er niet minder da.n 50 schepen van dit type ge reed, in 1913 goed geteld 68, en thans, in 1914, zijn er 87 gereed, 25 van stapel, 30 nog op siapel, voor 10 heeft men do noodiga conoesries en 48 zijn er in de toe- komstvlootplannen opgenomen, zoodat w© in d© komond© jaren een wereld.drcadnoug-ht- vloot zullen bézitten van achtereenvolgens 112, 142, 152 en eindelijk in 1918 van 200 stuks. Doz© 200 dreadnoughts v©rt«egtenwooTdioym 'dan een kapitaal van 6 milliard gld. Deze ontzettend© som overtreft echter nog niet de tot aal-kosten, di© Engeland sedert 1S9S voor zijn marine over had. Dat is oen kapitaal van 7 milliard gld. D© gchcelc dreadnought-vloot zal een be manning noodiig hebben Van meer dan 190.000 koppen; aan onderhoud eischeu ze per jaar ruim 120 milldoen gld.. waarvan voor kolen lal Icon al ruim 60 milLioen. Door de 200 schepen wordt, con plas water Verplaatst van 5.118.800 ton, hetgeen overeenkomt met. een kubus, met een zijde van 371 M.deze kubus bévat dan 51.IS millioen H. L. water, e>en hoe veelheid, waaraan de bewoners van een ge- middold© wereldstad te zamen 20 jaar lang genoeg zouden hebben. De som der arbeids kracht, di© d© machines dér 200 dreadnoughts ontwikkelen, bedraagt ©en klein© 7 millioen P. K., dat is 50_maal sterker dan de energie y)an dép [Niajga^wa/terval. Muzikale prestaties treffen wij in de eer ste plaats aan bij insecten en wel is het uitsluitend instlrum&ntale muziek, die deze dieren te hooren geven. De mannetjes bij de krekels wrijven hun vleugelschilden langs elkander en veroorza ken op die wijze hét bekende tsjirpen; dat men op zomeravonden zoo dikwijls kan hoo ren de sprinkhaan speelt viool, door de gehande binnenzijden van het bovenbeen langs d© vleugels te strijken. Veel soorten blad- en bolttorren maken muziek door de halsschilden tegen de vleugelschilden te wrijven, terwijl de andére een soort trom melvel aan het achteriijf bezitten, dat door een sterke spier in trilling kan worden ge bracht. Kruipende dieren, als slangen en hage dissen, zijn niet muzikaalzij kunnen slechts sissende geluiden voortbrengen. Alleen do ratelslang maakt hierop een uitzondering zij tracht n.l. haar aanvallers schrik in te boezemen door met een hoornen gjordel aan het eind van haar lichaam een ratelend ge luid tie verwekken. Dat de visschen stom zijn, is spreekwoordelijk, ofschoon ook hier misschien uitzonderingen dienen te worden gemaakt: Maar de vogels zijn allo door de natuur met stemvermogen bedeeld. Doch welk een groot onderscheid bestaat er bijv. tusschen heti primitieve t-sjilpcn en liet volmaakte gezang van den nachtegaal, tusschen het geschreeuw van den ekster en het gejubel van den leeuwerik. Doch naast de zangkunst wordt door sommige vogels ook de instru mentale muziek beoefend. In do eorsto plaats dient d© ooievaar ts worden genoemd, die met zijn snavel me.es terlijk weet te klepperen. Daarbij legt 't dier o>n kop achterover n steekt den snavq loodrecht. omhoog( al klepperend la-vt hij hem zinken tot hij tot op» zijn borst is ge daald. Dan begint het lied weer van voren af aan. De ooievaar kleppert bij elke gele genheidwanneer hij van de reis is terug gekeerd, kleppert hij, klepperend verklaart hij zijn liefde. Hij kleppert van vreugde, van woedé, van honger, van jaloezie, en als hij 's avonds een gemoedelijk gesprek houdt met zijn wijfje, dan klepperen beiden. Ook ander o vogels maken instrumentale muziek. Vooral dient, van hen de specht tp worden genoemd. Vroeger heeft men gedacht, dat. het bekende kloppen van dezen vogol ge-schiedide om de insecten uit. de boomen te kloppen. Dit is echter geenszins het ge ml. Het is slechts een liefdeslied z-md^r woorden. Hop sterker de tak is, die de specht met zijn snavel bewerkt, des te die per is de toon. dien hij te voorschijn bréngt, en deze trommelaar houdt er van zijn pau ken" af te wisselen. Het heelc leven van den specht is aan het hout gebonden, geen wonder dus, dat het dier zich een houten in strument heeft uilgekozen. Een zeereis in den tijd van den Groo$en Keurvorst. Wij, in onzen tijd van „Imperators", kun nen ons geen denkbeeld maken van de moei lijkheden en bezwaren, die vroeger onaf scheidelijk aan een zeereis verbonden wa ren. En als men in aanmerking neemt, dat wij, Nederlanders, van oudsher een zee varende natie waren, kan men zich voor stellen, welk een onderneming een zeereis bij andere volkeren, minder zeebevaren, was. Dit blijkt, wel uit. een reiszeebcschrij- ving, die onlangs in Duitschland versche nen is. Op het einde der 17de eeuw rustte de Groote Keurvorst, overtuigd van het ,,na- vigare neeesse est", in vereeniging met. dé Afrikaansch-Brandenburgscho Compagnie de fregatten „Chur-Printz" en „Morian" uit onder bevel van majoor Otto Friedrirh von der Gröben, om aan do kust van Nieu v- Guinea een vesting te bouwen. Reeds de beschrijving van de uitreis, die in 1682 van Hamburg uit geschiedde zal menig reiziger, die den Elbemond vanaf het promenadedek van een Hapagboot gezien heeft, interessee ren:. „Toen ik te Hamburg aangekomeo Trvivi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 12