'V 1 'ZONDAGSBLAD* IÊ1D5CH DAGB1AD RECEPT. ALLERLEI. No. 166*78. Zaterdag» 11 Juli. Anno 1914. X. VAN HE.T v DE MUZIEK. was, ben ik met mijn mannen op het fregat, „Ohur-Printz" gegaan, waarmee ik na en kele dagen in de Deonsche vesting Glück- stadt aangekomen ben. Te Glückstadt heb ben wij onze schepen volledig uitgerust, en de ankers geheschen en zijn naar Treyburg gezeild, waar wij door tegenwind het anker moesten laten vallenop goeden wind wach tend, hebben wij daar ettelijke dagen stil gelegen, vervolgens zijn wij naar Kocksha- ven (dat aan Hamburg behoort) vertrokken, waar wij weer met tegenwind langen tijd moesten ankeren. Bijna hadden wij een groot ongeluk gekregen, want toen wij van Kockshaven in zoo gingen, verhief zich een sterke wind, die ons noodzaakte om te kee- ren en ons bijna op een zandbank bracht. Het is zeer gevaarlijk de Elbe binnen of uit te loopen, als men niet een goeden loods heeft, daar er veel zandbanken in den mond van deze rivier zijn." Ook thans ligt nog in den Elbemond zand. Maar de loods op do commandobrug van een modern Hamburgsch zeekasteel vreest het niet en vaart van Hamburg naar Glück stadt in hoogstens drie uren cn niet in eeni- ge dagen, bit de zwakke „Chur-Printz" is in den loop der eeuwen de .Imperator" ont staan. Het devies der Hohonzollerns „Vom Fels zum Meer" heeft zich verwezenlijkt. Hai'taandoeningen by bet baden. Eeu bekend feit is het, dat reeds talrijke jongt, krachtige zwemine-rs door een onbe kende oorzaak tijdens het baden plotseling dood bleven. In dc meeste gevallen spreekt men dan van hartaandoeniugen door over spanning en verhitting. Ook de vollo maag geldt als oorzaak: met neemt dan aau, dat de doode, onder water zijnde, onpasselijk geworden is. Al deze verklaringen voldoen echter niet, warm oer men 'bedenkt, dat de zwemmers in den regel jonge, krachtige menschen zijn, meestal zeer geoefend, bij wie een hart kwaal zeer onwaarschijnlijk is. Ook bleek bij de meeste lijkschouwingen, dat aan het hart niets haprrde. Een en ander maakt de nieuwe theorie van dr. A. Güttick te Frankfort, bijzonder iotereasont. Dr.. Guttich vestigt de aandacht cg> óetn voorhof .van het inwendige oorsto ringen hiervan kunnen de oorzaak zijn van dniaeiighedd, onwillekeurig trill en van het oog em neiging tot onpasselijkheid. Derge lijke verschijnselen komen voor bij bepaalde menschell, on vooral bij hen, wier trommel- iee intact is, wanneer men hun kcud water ft) het oor spuit. Het plotselinge doodblijven in het water is nu te verklaren door derge lijke prikkelingen van den voorhof. Er zijn een massa menschen, die van hun jougd af een oude scheur in het trommelvlies hebben, zonder dat zij er iets van bespeuren. Bij een mislukten duiksprong kan ook het trom melvlies scheuren. Het koude water dringt dan door de uitwendige gehoorgang in de trommelholte èn prikkelt van hier uit den voorhof. Het gevolg hiervan is, dat men zich niet juist meer weet to orientocren, want zooals men weet, is de voorhof het statisch zinsorgaamten gevolge van do prikkeling der maagzenuwen langs zenuwen van uit de hersens, wordt dan de neiging tot onpas selijkheid opgewekt. Daarbij is een volle maag natuurlijk beter dan een leege. Dr. Guttich geeft thans den raad, alle menschen met trommelvlicsdefectcn te waarschuwenlaten zij vooral geen al te waagkalzige sprongen ondernemen of in koud water onderduiken. Een goed voorbe hoedmiddel is een propje watten, waarmee men het wnter den toegang tot het inwen dige oor belet. Aardappelsla. 000 gr. aardappelen, 4 eetlepels slaolie, B eetlepels azijn, een paar fijngehakte uitjes, tout en peper, wat fijngehakte peterselie. Bereiding: De aardappelon goed af- w&sschen, in de schil gaar koken, warm af pellen, in schijven snijden en op een sla bak schikken. Een sausje maken van de olie en azijn, fijngehakte, uitjes, zout en peper cn dit over de schijfjes aardappelen gieten. De massa een poosje dichtgcdekt laten staan en vóór het opdienen met wat fijngehakte peterselie bestrooien. Het nauwe muiltje. Sarah Bernhardt vertelt de volgende ver makelijke historie van een opvoering van Coppée's „Le Passant" door haar en Agar aan het Hof van Napoleon III. De vertoomng had plaats ter eere van de Koningin van Holland, Koningin Sophie, de eerste gemalin van Koning Willem III in gezelschap van haar zoon, den Prins van Oranje, Kroonprins Willem. Dien avond gebeurde er iets grappige. De Keizerin had verwonderlijk kleine voe ten. Om die nog kleiner te maken, had ze die gedrongen in te nauwe schoenen. Keizerin Eugónie zag er dien avond ver rukkelijk uit. Een diadeem van diamanten en turkoozen op haar glanzend haar. Haar kleine voetjes rustten op een kussen van zilver «brocaat. Gedurende de goheele voor stelling kan ik mijn oogen niet afhouden van dat kussen. Ik zag het onrustige der voetjes, en eindelijk het eene voetje heit andere, ongemerkt, uit het sohoentje wrin gen. Ik was benieuwd hoe dat voetje weer in den schoen zou komen, want in dergelijke gevallen zwelt de voet op en kan niet meer in den nauwen schoen. Toen het stuk uit was, werden we twee maal teruggeroepen. En daar het de Keize rin was, die het voorbeeld tot toejuiching gaf, dacht ik, dat zij het oogenblik tot op staan wilde uitstellen, want ik zag haar mooi voetje wanhopige pogingen doen om weer in den schoen te komen. Het tooneelgordijn sloot zich dra voor ons. Aan Mme Agar vertelde ik van het voetje on van het kussen. Wij beiden, nieuws gierig, tuurden door do roos wat gebeuren zou. De Keizer stond op en ieder volgde zijn voorbeeld. Hij bood de Koningin van Hol land zijn arm aan met den blik op de Kei zerin, die nog wat was blijven zitten. Ik zag dat liij wat zei tegen generaal Fleury, waar op terstond allo generaals en ordonnance-of- ficieren, die achter de souvereinen stonden, een halfrond vormden tusschen de Keizerin en de andere aanwezigen. De Keizer on de Koningin van Holland passeerden alsof zo niets van de angstige verlogcnhcid der Keizorin bemerkten. De Prins van Oranje, op zijn knie gaande lig gen, hielp do 8choone keizerin het muiltje .van Asschepoester aantrekken. Ik zag daarna de Keizerin den arm nemen van den Prins van Oranje en er op leunen meer dan haar lief was, want baar voetje deed haar geweldig pijn. Noach's a r k e. Een Engelsche scheepsspecialiteit, aange duid als een der „Cuirard" agonten, heeft zich de moeite gegeven, de cijfers van de Arke op te nemen., on ze te rangschikken, zoonis dit gebruikelijk is bij onze moderne scheeps-op gaven. Hij komt tob de volgende gegevens Lengte 600 voet. Breedte 100 voet. Hoogto eo voet. Dokken: drie. Duur van den bouw 120 jaren. Jaar van voltooiing: 2309 vóór Chr. Bouwstofhout. Naam van eigenaar of bouwmeester Noach. Domicilieniet aangegeven door de myi- wiomo contiróle uit dde jaren. Eerste vaart17 Februari. Plaats van vertrek: onbekend. Plaats van bestemming Berg Ararat. Duur van do vaart10 maanden, 14 dagen. Hoofd-richtingniet aangegeven in het logboek. Tegenwoordige plaatsgedokt op den Ararat, waar het Bchip zich nog bevindK De goede kennis. Op een avond ontmoet op straat een heei een beschonken man, die op hem toekomt, hem den weg verspert en tot hem zegt „Mijnheer Bruin, u k-k-kent me zeker niet?" „Neen", antwoordt de heer en probeert met de gelaatsuitdrukking van iemand, dio een dergelijke kennismaking niet wenscht, den beschonken e voorbij to loopen. ,,Ik b-b-ben do man van uw waschvrouw" bleef het dronken individu aandringen. „Nu, wat gaat mij dat aan „Ik z-z-zic wel, dat u iwi-niet a-a-alles weet", gaat de ma-n op vertrouwelijken tooD voort). „Wat weet ik niet?" „U weet niet, dat dat ik een van uw hem den dr-dr-aag Onmogelijk is het niet. Mijnheer H. van de geheime politie gaat op zekeren dag tamelijk laat naar huis. Opeens bemerkt hij aan een lantaarnpaal] iets wits, een biljet. „Ha, die schurken",' zegt mijnheer H., „zeker een opruiend ge schrift"... Hij gaat naar den lantaarnpaal, maar het biljet zit te hoog; slecht van ge zicht zijnde, kan hij hot niet lezen. In zijn ijver klimt hij tegen den lantaarnpaal op en leest: Voorzichtig, pas geverfd. Dabis iets anders. Vreemdeling (tot een op 't land werkenden boerenarbeider) „Kunt ge mij ook misschien zeggen, waar mijnheer Walter woont?" Arbeider„Ik weet 't niet, ik heb ook geen tijd". Vreemdeling (zich h^t zweet van het voor hoofd wisschend)„Kan men hier nergens iets te drinken krijgen?" Arbeider' (naar hem toekomend)„Zeker wel, al8 u t goed vindt, ga ik mee". Uit de school. Onderwijzer „Hoeveel reizen heeft Chris- toforu8 Columbus gemaakt?" Leerling: „Drie". Onderwijzer„Goed En na welke is hij gestorven?" Exoel sior. „Maar, meneer Goudman, als ge uw doch tertje voor haar eersten verjaardag al een gouden horloge met ketting geeftwat zal u haar dan voor haar verloviüg geven?" „Eenvoudig een torenklok met een kasteel er aan". Nog n i e tl Een jong dichter zal zijn eerste manus cript verzenden en informeert op het post* kantoor, hoeveel port er op moot?" Beambte: „Is het drukwerk?" Jonge dichter (schuchter): „Neen, me neer, nóg niet!" Ook een definitie, „Wat is een museum „Een museum is een plaats, waar men veel schoons ziet en veel bespottelijks hoort". Zonderling. „Het is een raar gevalniemand ont vangt mij graag en toch vraagt men mij telkens om nog eens terug te komen". „Hoo zoo?" „Ik ben kwitantielooper". Onder vriendinnen. EmmaMarie heeft haar verloving afge maakt". Louise„Dat dacht ik wel, want ze heeft altijd gecegdi, dat ze haar best zou dtoen, haar aanstaande gelukkig te ma door G. BEAUME. (Nadruk verboden). VWWWWWN/ De Van Daalens en de Terlaans vierden feest; want zij waren blij om het huwelijk hunner kinderen, Jan van Daalen en Marie Terlaan. In hun dorp golden zij als de rijk sten men schatte hun vermogen gelijk. Vóór hun woningen zaten de oudjes te praten. „Kijk eens aan", zei de oude heer Van Daalen, „ik wil het groot aanleggen, als do kinderen trouwengeen kosten zullen me te veel zijn." „Je moet oppassen", antwoordde de oude heer Terlaan voorzichtig, „oppassen". „Jo weet-, dat ik eon heel mooi huis zaï laten bou.vcn. 't Moot daar vroolijk toe gaan In oen van de beide salons zal ik een piano zetten, «Jat zal fijn worden." „Maar geen van de jongelui kan spelen." „Ze zullen het wel lecrcn, ze hebben er allebei aanleg voor. Bovendien kun je zeg gen, dat hex t> cubel onmisbaar is." „Waar wil je het koopen Pas op 1 Je hebt er geen verstond van." „Ik zal er vror zorgen." Vader Van Daalen begon te lachen. „Neen maarDio was good. Dc kacrel dacht, dat 't hem niet gelukken zou Als antwoord hief Terlaan het zware hoofd op. ,,A propos! Je mag er wel eens op let ten, dat jo zoon wat minder in de herberg komt „Dat schikt zich later in het huwelijk; dan zal hij wel bij zijn vrouwtje blijven." ,,lk ben bang, dat hij Marie in den stock laat 1" „Dat is onmogelijk. Ze hebben met elkaar van hua vroegste jeugd omgegaan. Dat be hoort bij elkaar, buurman. Kijk, daar komt mijn zoon al aan." Jan trad naderbij, 't Was een stevige ventfier-opgestreken waren zijn knevels. De muts hing hem over zijn ooren, een pijp zwengelde herp in den mond. Zachtjes wie gelde zijn gang. Hij hield zijn handen in de zakken, eu hij liet zijn fluweölen vest voor 'veders blik uitkomen. „Dag, Jan", zeide Terlaan. „Kom jo weer uit dv kroeg? Jo zou beter doen wat op je $eld te passen. Die luiaards-manieren beval len Marie niets." „Marie heeft ongelijk. Als ze me niet een beetje begrijpt, worden we alle twee on gelukkig." De oude heer Van Daalen glimlachte. Terlaan koek strak voor zich uit. Zij namen allen op de stoenen bank plaats die voor de stoep van het huis van Van Daalen stond. De twee vaders keken naar de kinderen op het pleintje, en beschouw den verder den wijden avond, den rossigen hemel aan den horizon. Jan zoog aan zijn pijp. Zóó bezig waren zij drieën, dat zij Marie's nadering niet be merkten. Zij hield haar handen achter den rug, en stond hoog en krachtig. Ze zag naar Jan, ze bekeek hem met jaloezie, zou men bijna zeggen haar blik bleef op hem rusten. De jonge man voelde haar oogen, hij hief zijn hoofd op. „Kijk eens aan 1" riep hij uit. „Je vader zegt, dat ik niet weet, hoe ik van je moet houden." Marie liet zich niet bidden, en bracht een stoel aan Zij nam dichtbij haar verloofde plaats. De twee oudere heeren gingen, om het paar niet te storen, een eind verder zitten, in den tuin. Jan had reeds de han den zijner Verloofde in de zijne genomen. Zij liet ze hem, onwillig. Zij had een andere natuur als haar vader. Zij mopperde niet. Zij vreesde niet hem de waarheid te zeg gen. „Laat me met rust", zcide zo. „Ik geloot, dat je van mc houdt; alleen neem ik géén genoegen met het leven, dat je leidt, om dat je in de kroeg je gezondheid en je geld verkwist." „Daarvan zul jo toch genoeg krijgen." „Jo spot er mee. Jo moet me gelooven 1 Als je 't niet doet, weet dan, dat ik nooit de vrouw van een dronkaard zal worden." „Je bent vanavond zoo ruw." ,,'t Kan me niet schelen, 't Ivan me niet 6clielen. Als je je niet betert, hoeft jouw vader voor mij geen piano te koopen." „Beken 't mij maar ronduit, dat je mijn vrouwtje wilt worden, cn dat het ongeduld je driftig maakt." Jan maakte grappen. Mario had niet meer de kracht hem te berispen. Zij naderden el- kandor en stil wisselden zij de ontroering hunner liefde, het verlangen altijd bij el kaar te zijn. Een weck later maakten de Van Daalens zich op, om in de hoofdstad een piaho voor het jonge huishouden to koopen. Dat was in het dorp hunner inwoning een groote ge beurtenis 1 Jan gaf Marie dc hand, om haar aldus moed in te spreken. Want zij vonden het een groot verdriet, dat zij van de ouders scheid den. Heel hun leven waren ze in het kleine dorp to zamen geweest. De groote stad viel de Van.Daalens te gen. Al die sombere straten, zonder hoo rnen, zonder tintelend leven van groen „We zijn hier gekomen, om te slapen en een piano tc koopen", zcide do oude Van Daalen. „We willen er een naar de laatste mode hebben." Al dwalende, vonden zij al gauw een ma gazijn. Zij traden binnen. Een gepommadeerde heer met gouden knoopen in zijn overhemd naderde met een dame, zwart van haar, dat zij hoog had op gemaakt. Zij begroetten de nieuwe klanten deftig. „We wouen wel graag een piano heb ben", zeide do boer. De twee kooplieden prezen de verschil- lendo instrumenten. De dame ging zitten cn speelde een weinig muziek voor hen. ,,'t Is niet mooi genoeg", riep de oude Van Daalen uit. De dame en de heer brachten het zonder linge paar naar een electrisch-verlichte zoal, waar slechts enkele piano's stonden. Toen zij de prijzen hoorden, werden zij na denkend gestemd. Eindelijk hief de oude, Van Daalen het hoofd op. „Die menschen denken ons met hun prij-, zen te overbluffen. Maar een stukje van on^ land is meer waard dan hun heele maga zijn." „Pas op! Ze zijn te belëefd." De Van Daalens hadden in hun dialect gesprokeu, zoodat de heer en de dame ia, den winkel hen niet begrepen. Plotseling; besloot dc oude man aan de zaak een eind to maken. Hij wilde toonen, wie hij was, al zou hij er door in het ongeluk worden ge-! stort* „Wij nemen twee piano's, één van vijftien honderd gulden voor het beste salon en één, vau duizend voor het kleine salon." Do dame en de heer keken elkander we der aan, wisten niet, of zij moesten lachen, of wantrouwen moesten koesteren. Maar do, oude Van Daalen betaalde duizend, gulden; vooruit en het overige kon men hem onder rembours 6turen. Juffrouw Yan Daalen bad haar blik naar den grond gericht, doch met doffe stem zei de zij, dat het goed wa6. Vijf-en-twintig, honderd gulden, dacht zij smartelijk. Maar, koninklijk vertrok zij met haar man. De géi pommadcerdc heer en de dame met hek zwarte, hoog-opgemaakte haar deden hun met duizend buigingen uitgeleide. Doch toen zij eenmaal buiten waren, ol hoo stil liepen zij naast elkander. Vijf-en- twintig honderd gulden om een beetje bluf. Dien avond zagen ze er van af, naar de ko medie te gaan. De lichten in hun hotel waren uit. Beiden lagen zij klaar wakker, en dach- teu aan hun dorp. De stilte, wanneer men, uitrust na de gezonde vermoeidheid van het werk, terwijl dc lauwe lucht geuren voert van het land. Den volgenden dag keerden zij naar hun dorp terug. Zij hadden gedacht, dat allen uit. het ge hucht hen zouden wachten, en zij waren verwonderd, dat alleen hun zoon Jan op het perron stond. Waar waren de Terlaans? Waren ze soms dood? In 't geheel niet, maar Jan had hen in de tien dagen zijnei vrijheid door zijn losbandig lcveh gebelgd, en zij waren vertoornd. Thuis drongen zij er bij hun dochter op aan, om hem vergiffenis te schenken, doch Marie was evem hard van hoofd als haar ouders. Om de waarheid to zeggen, rekende zij er op, dat Jan haar vergiffenis zou komen vragen, zoodra zijn ouders zouden zijn aangekomen. Zij reken de er des te meer op, omdat in dio veertien dagen een vreeselijk ongeluk was gebeurd en de oogst was mislukt. Do Van Daalens hadden to veel geld uitgegeven. Als rij hun nieuwe huis wilden bouwen, hadden zij de hulp van do Terlaans noodig, wien zij altijd hun gierigheid hadden verweten. Dus wachtte Jan alleen op de komst zijner ouders. De vader riep dadelijk uit: „Wat is.dflt nu? Heb je ruzie met de Ter- laans?" „Zo zijn riek", zeide Jan minachtend. De Van Daalens waren met dit antwoord, tevreden, daar zo geheel in beslag genomen! waren <hïor hun eigen gewichtigheid. Zij vertelden, dat men hen in de hoofdstad tooi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 11