FEUILLETON. Het Geheim van den Toren. De kleine, witte Convolvulus. Het Sprookje van de Vlier. Oplossingen der Raadsels. Nanny was kuiten zichzolve van vreugde. Maar Lotte voelde zich nu niet zoozeer ge- ïcepen de kennis voort te zetten. Ze bleef dus stilzwijgend met haar beentjes zitten bengelen en deed geenérlei poging tot na dere kennismaking. De families spraken nu. af, gezamenlijk het vuurwerk te gaan bijwonen voor dien 'avond en dit op zichzelf vond Lotte nu nog zoo onaangenaam niet. Als haar ouders dan maar flink Sn gesprek verdiept waTen, dan had zij meteen meer Vrijheid! Zoo waren 's avonds de tafeltjes weer be zet; de kapel deed dubbel haar best cn eindelijk kwam het vuurwerk. .Wat was dat prachtig s Terwijl de kinderen allerlei uitrolepen van ver- en bewondering deden hooren, onderhiel den de moeders zich kalm aan het tafeltje oyer hun kinderen. ï.Nanny sluit zich helaas toch zoo moeilijk bij andere kinderen aanklaagde de moeder yan het schuchtere dingetje. ■jjO, en onze Lotte is precies het tegendeel. Die wil altijd haantje.de-voorste zijnl" ;,Had onze Nan maar wat van Lotte's moed pn ondernemingsgeest ;,Nr, we hopen," eindigde nu Lotte's moe der, „dat de kindéren maar veel van eikaars 'goede eigenschappen overnemen door den omgang l" Net op dat oogenblik gaf Lotje Weer blijk jpKn dio geduchte „ondernemingsgeest". ;,Zeg, Nanny," klonk het. „Ik zal je eens wat zeggen, maar je moet het niet aan do jongens oververtellen." Nanny was zeer vereerd ipet die vertrou- wielijkheid, ofschoon ze wel wat ontstelde, teen Lotte sprak. ;,Ik ga heelemaal alleen dein b^rg* op. Dat plannetje staat zoo vast als een "muur bij ttjj!" Heelemaal alloen? Mag je dat dan?" ;,0, dat kan me niet veel schelen. Ik doé' ïet tochl" c Nanny was echt ontsteld. ;,Maar je mag eir heusch tegen niemand van spreken. Anders vind ik je een- leolijke klikspaan Nu, Nanny beloofde het, ofschoon ze de' Verantwoording dadelijk al zeer voelde. 1 Waarom vroeg je niet of een vaüje broers meeging?" stelde ze. nog. voor. ;,Ik zou je danken!' Dat alleen gaan is juist de aardigheid 1" Of de broers geroepen waren, kwamen ze nu juist naderbij en uit wat' het nu met die overgroot© vertrouwelijkheid! Gezamen lijk ging het nu paar buis en Nanny had dien avond lang werk om in slaap te komen; ;,Ze is zeker wit te veel vermoeid!" dacht moeder. \1) l „Wat is or, jongmensch begon Karei. „Jullie zijn met je allen erg dom ge weest: je hebt alleen maar do sleutels van die kamers geprobeerd en ik heb die van de stellen gehaald, want „die" zijn al véél ouder en dit is ook zoo'n oud slot". „Je kon wel eens gelijk hebben, ventje", keurde» «die groote broer goed. Geef eens op, Dof De kleine broer reikte twee sleutels overeen grooten en één middelsoort. „Dit is die van de staldeur buitenshuis en dft is er een van de deur tusschen do •tal en het koetshuis", verklaarde hij nader. Nu, de eerste werd dadelijk ter zijde ge legd, als zijnde veel te groot en te zwaar voor bet Joel. En nu nummer twee; ja, waarlijk die draaide netjes om! Ons heele gezelschapje stond verbluft en Dof rees niet zoetjes in aller achting! Maar als je nu soms denkt, dat de deur open ging, dan heb je het mis. ,,Watl bet eekent diat nu weer", riep Karei ongeduldig, terwijl hij diep over het slot gebogen stond, om do oorzaak van den nu nog geboden tegenstand te onder zoeken. ,.Aha!" riep hij eindelijk, „er moet zoo lets van con grendel zitten op den anderen Er verlippen nu eenigc dagen en nog maar steeds had Nanny niets meer gehoord van het voornemen van haar nieuwe vriendin. Ze is het misschien al lang weer vergeten! 1 dacht onze Nanneman bij zichzelve. Maar dan had ze toch buiten den waard gerekend. Ons Lotje was er nog steeds op bedacht, haar plannetje ten uitvoer te brengen en weldra, scheen de gelegenheid haar daartoe zeer gunstig te worden. Er kwam namelijk een familie op de doorreis de familie van Lotto, even een kort bezoek brengen. Do kinderen zouden dan ook moe gaan koffie, drinken, maar niet eten; dan zouden de ouders alleen nog daaj blijven. De kinderen aten dus alleen en na tafel zei Lotte tegen haar broertjes, da.t ze wat den tuin in wilde. Ons ondeugend meisje ontsnapte nu echter stil- letjcs naar den berg. Het was al zeer druk kend, toen zij op weg ging, zoodat onze kleine meid het erg, erg warm had 1En ziet, na een tijdje hoorde ons eenzaam meisje den donder rommelen en begreep zij, dat er écu dreigend onweer zou volgen! In het eerst wist zij niet, wat te doen,- want ze was* nu zoowat net op dehelft. Maar het onweer werd geweldig en einde lijk begonnen bij ons moedig „padvindstortje" toch de waterlanders te komen! Nu was het ook al bar.donker geworden en menig groober menscli zou de angst om het hart geslagen zijn. Maar nu begrijp je de ontsteltenis van Lotte's ouders, toen zij thuiskomende, hoor den, dat Lotte niet thuis was. Volgens do broers, die hun ouders al angstig te gemoet goloopen kwamen, was het kleine meisje don tuin i ngewandcld. Maar verder In zijn wanhoop giüg Lotte's vader nu! eens bij de ouders van Nanny aan en onder vroeg die, of zij ook sqms^ist?..w Onder angst-ten beven.-. vqcH: - de gevolgen biechte het kleino ding topn. wa-t zij wist. Dit was althans een pitkpipst. Beide hee- ren, Nanny's en Lotte's vader en de beide jongens gingen ieder een kant den berg op. Fin zoo mocht vader zijn lieveling nog te hulp snellen. Nu, Lotte had een les gehad voor het leven en weet jc wat. Nanny het eerst aanhaar strenge vriendin vroog „Weot je, Lotte, ik geloof toch wel, dat je een geheim verklappen moogfc, als iemands leven er' mee gempcid is Dit geloofde Lotte ook en dankbaar drukte ze haar vriendin do hand. £ij wist, dat zij niet jop haar plaats was daar, jlat arme con vol vul us fee tje. Maar zij was er nu eenmaal, hoe en waarom, dat wist zijzolve niet en trouwens niemand. .Vlak bjj een statigen palm stond zij;, én kant! der deur. Ja zeker, daar heb je hem, al. Ik zie het duidelijk, wat hooger op. Kijk jij ook maar eens Amy". „Hoe vervelend!" riep de zus in de grootste verontwaardiging. „Nu dacht ik al dat Dof een heelen knoop had toegehaald 1 Maar denk je niet, dat we het ding kunnen openschudden? Zoo zwaar zjet d)e deur er heusch niet uit!" K ar cd stelde een poging in het werk \n dien geest, maar er kwam geen beweging in. „Ik zie er geen kans toe, eerlijk gezegd steunde die sterke broer, zich het zweet van het voorhoofd afwisschond. „'tMoeti wel 'n geweldig zware grendel zijn, en roestig nog op den koop toeIn ieder geval zijn we or nu toch één ding wijzer door geworden, Amy, dat het daar binnen toegang moet geven tofc een soort' kamer; en niet tot een tr&p of een gang. Ook kan het geen kast zijn, want die grendel' je toch niet afs aan den binnenkant". Amy was zoo opgewonden als ooit want ze verkeerden dan ook waarlijk allen in groóte spanning, zooals je wel begrijpen kunt. „Maar moeten we het geheim nu ópge- ven, net nu hot op z'n interessanst begint te worden riep zo wanhopend. Karei zag ook niet veel uitkomst en vroeg enkel nog „Ja, en hoe moeten we nu met het slot doen Moet dlat open blijven? 'ti Is wel een boel gastvrijerals ze dan eens lust hebben ons t)o bezoeken van uit de gehcaroe de koning in zijn schitterend groene kloedij keek minachtend op de nederige convolvulus neer. De palmkoning voelde zich zeer beleodigdj door het bijzijn van zoo'n alledaagsche con-, volvulus en dat nog wel in zijn onmiddcl-; lijk© nabijheid. Hij vond 'het één geluk, dat hij1 er op neer kon zien, omdat hij zoo lang was. En Van af zijn statige hoogte wierp hij menigen ver ach tel ij ken. blik- op de onschuldige con volvulus. De andere planten in de sérte deelden de verontwaardiging van den koning, maar niet in zoo'n koogo mate, omdat zij niet zoo voornaam waren als de palm. dien zij steeds als den koning der serre beschouwd hadden.] Do arme, kleine convolvulus bloeide treurig' én bescheiden voort en vergenoegde er zich mee haar zachten geur in alle stilte rondon^ zich te verspreiden. Op zekeren dag wérd et in huis een groot diner gegeven en er moesten planten uit dej serre gehaald worden. Maar niemand dach^ er aan de kleine, witte convolvulus te nemen.j I>9 palm keek haar nog minachtender aauj dan te Voren en schudde zijn trptscb hoofd.' Toen hij weggehaald werd, lachte hij" sma-; del ijk tegen het arme bloempje, dat treurig alloen achterbleef. In de verte kon zij muziele en vroolijk gelach hooren. Zij za.t alleen inj haar witte kleedje en liet bedroefd het» kopje hangen. Een paar oogenblikken late^rt hoorde zij voetstappen naderen en toen zij opkeek, zag zij iets, dat haar bijna den ade-n^ benam. Een 'bediende bracht den palni teïu'g. Eq wat voor eon palm! Gekneusd, gebrokeni al zijn schoonheidvergaan, zoo werd hij weer op zijn vorige plaats teruggezet, vlak} naast de kleine, witte convolvulus. Er kwam een tweede knecht dichterbij; die aan den eersten Vroeg: „Hoe komt het toch, dat die palm en zoö uitziet? Hoe -jatamér,het is zoo'n kosw bare plant 1" - „Wel, dio nieuwe bediende liet een zwarén schotel op den top vallen. Wij laten heiq vanavond hier staan, maar mevrouw zed' dat de plant teveel gehavend is, om z$ te houden." Zij gingen heen en er heérschfe wéér een doodelijke stilte in de serre. De palmkoning stond daar in zijn geha- vende kleedij en zag er allerongelukkigst ,uit. Hij. liet zijn hoofd hangen, want a| Zijn trots was verdwenen. De kleine oonvolvulus, die er behoefte aajj aan had een woord van troost te laten hooren; richtte zachtjes haar kopje op. De palm zuchtte even en zei toen: ï^Je ziet er nu mooier uit dan ik. Morgei, kamer, öf wa.t het dan ook is, dan staat het hun altijd vrij Ons heer werd echter in de rede gevallen door een geweldigen angstkreet van zus, Viva, die lang niet' zoo gastvrij gezind scheen en met kracht betoogde „Zeg, zóó dwa&s zUllon jullie toch hoop, ik nieti zijn?Dqe dat alsjeblieft niet.,; want ik zou, eerlijk gezegd, geen raad weten ik zou geen oog dlurvcn dicht doen en ik; verzeker je, datJ ik het dan ook onmiddellijk' aan Juf zou vertollen, of het aan Moeder sobrijven". „Ik smeek jc Karei, sluit het' slot toch af en laat Dof de sleutels weer op hun plaats brengen". Karol lachte, maar hij deed het' toch, want hij had medelijden met den angst-, die op Viva's gezichtje te lezen stond. En,' ofschoon Amy minder bang was, vond zij; hoti toch ook een veel veiliger idéé, dat het slot maar goed en wel gesloten was. Dof was dus weer weggezonden met dei beide sle.utcl6 en Amy had maar werk om, het zeven of achttal, da.tJ zij overal vandaan gehaald had, weer in de respectievelijke] sleutelgaten te steken. Tot ieders genoegen bleef het niet !ang| zoo regenachtigden volgenden dag was het zelfs al een heek-boel beter, ofschoon* nog niet geheel droogMaar den dag ddiirop' was het tloeh zoo prachtig, dat Amy nu- heusch niet langer te houden was cn heb. vast! besluit in zich omdroeg, om. dien dag althans eens een heel eind verder te komen wat bothof het „geheim". üft- word ik Weggegooid. Nu zal je mij wel plagen en je wreken op mij, is 't niet?" Er was echter geen schijn van wraak- 'gevoel in haar vriendelijk hartje, alleen de ibegeerto om te troosten. Hooger en hooger klom zij op; voorzichtig ;kronkelde zij haar witte bloempjes om do Igeknakte stengels en bladen, en bedekte zóó de leelijk© plekken. Steeds hooger klom zij jtusschen de Wsvormde bladeren. Dankbaar en diep beschaamd over zijn vorig gedrag, trachtte de palmkoning haar ie bedanken voor haAr vriendelijke hulp. Maar de kleine, witte convolvulus maakte 'door haar liefkoozingen spoedig een einde ,'aan zijn dankbetuigingen en toonde daar door, dat zij hem alles vergeven had. Deze twee planten vormden zoo'n schoon 'geheel op déze wijze, dat niemand er moer aan daoht den palm weg te werpen. Zoo had de oonvolvulus getoond te woten, wat het Zeggen wild©Kwaad met goed ver gelden- Kleine El sa had haar Moeder al vele, vele jaren gelodlen verloren. Haar Vader kende zij nauwelijks die was over de zee 'naar Amerika gegaan. Zoo kwam het, dat -ons kleine meisje bij. een tante in huis was gekomen, tante Katkien, die echter heel onaardig voor haar was, of liever totaal ,geen slag had om met kindieren om te gaan. Na schooltijd was onze kleine meid altijd alleen ze mocht nooit eens met! andere kin> '.deren spelen en haar pop, haar lieveling, word slechts voor den Zondag toegestaan, 'maar op and-ere dagen zorgvuldig ach tier 'slot gehoudlen, zoodait Elsje haar pleizier 'wel óp konl 0 Als ze met haar schoolwerk klaar was, moest ze altijd nog een uurtje gaan zitten .-breien ze had dan het uitzicht op een ,'plaaJtsje, waar niet veel meer te zien was dan een vlierstruik, dfre gelukkig altijd ©ven vriendelijk bloedde en geurde. lederen dag als het. niet geregend had, begoot Elsje den struik zorgvuldig en i >o hadden dan kind en plant elkander lief gekregen- Ja, dat is niet-te veel gezegd, luister si echte Heti was in de maand Mei en ons kleine meisje was dan jarig; maar natuurlijk zon tante K abri en dien dag onopgemerkt laten voorbij gaan. Toon Elsa dus uit school kwam, was de oude vrouw uifc. Alleen moest Elsje toen haar sober middagmaaltje op- eden eem paar aardappeltjes met een hapje spinazie alles half koud! Toen ze een paar hapjes naar binnen gewerkt/ had, kwam hot HOOFDSTUK XI. Vreemde Indringen De morgon ging zoo geregeld voorbij als maar gewonscht kon worden. De kinderen hielden zich trouw aan do door zichzelve vast/ gesteldi© plannen voor lessen en ook gingen ze allen gedVrec mee met de „nette wandeling" Amy nam haar broer ee»n beat je terzijde en noodde hem voor een onder zoolangst »cht „met zn' beidjes alleen" zoo dien middag! Karei soheen echt/er plannen te hebben hij wilde gaan vissollen. „Ik ga niet mot je mee", sprak hij dus vast besloten. „Van ochtend sprak ik nog eons even met ouden G err it. Die was in bet geheel niet meer boosIk geloof eerlijk gezegd, Amy, dat hij met mij meer op hééft, dan met jou. Heusch, je hebt hem het vuur te nauw aan de scheenen gelegd met aJ je vragen! Nu, maar hij gaat vanmiddag zelve met mij mee on wij gaan dan een heel eind verder op aan de beek, wnar het water veol dieper is en daar mag ik visch vangen zooveel als ik maar verlang". Amy's geziéhtije betrok. „Jij mag ook mee, meisje, als je dat graag wilt", sprak Karei goedig. Maar Amy hoorde wel dat die uitnoodiging niet vam harte ging en dus sloeg zus die maar af. „Neen, dank '»je", antwoordde ze, „héél schoolwerk alweer gauw te voorschijneen paar vrij moeilijke sommen; althans ze gingen ons kleine meisje nieti heel handig af, en eon opstelletje. Hé, dat kostte Elsa wat! hoofdbrekens Op heti laatst word zo er zoo slaperig van, dat ze het hoofdje op haar armen liet glij den en op het punt was van in te slapen, tb-en zo zachtjes op dien arm voelde tiklcen. Onmiddellijk zat ze nu recht overeind want tegenover haar, op de beide openge slagen boeken en naast haar rekenschrift zati een wonderschoon schepseltje; klein en sierlijk en met twee zilveren vlinder vleugeltjes. Twee blauwe oogen blikten vriendelijk uit heti lieve gezichtje, en het goudblonde haar was versierd met een kransje vlier. „Ik ben Lena, de Vlier-elf", sprak zo, meti helder stemmetje. „Ik ben hier geko men om je hartelijk geluk te wenscheu met je verjaardag, watufc ik ken je heel goed. Ik woon daar vlak bij je, op den vlierstruik!" ,,Hè, wat zou ik graag een beetje ra it j« spelen", kon Elsa niet nalaten te zeggen. „Maar ik heb mijn schoolwerk nog n:et af, want dat wou maar niet vlotten!" Feotje Lena lachte eens en schoof haar het schrift/ toe, terwijl ze toen in een oogenblik klaar was, met die eigenaardig® hulp. „Nou meisje, nu komt het pleizier", sprak de fee, trad even op het plaatsje, boog rich over den vlierstruik en fluister de dien wat in. Onmiddellijk stond er nu een tia-feitje, midden in de kamer gedekt en daarop prijkten gllerlei verjaardagsp re gentjes. Nog nooit was Elsa zoo rijk be dacht geworden. Samen knabbelden ze een heerlijk tablet) chocolade op en aldus ver sterkt, gingen ze samen op de bank, op het plaatsje zitten uitrusten. Opeens hing daar een schommel tusschon het paar boomen en met vriendelijk gebaar noodde het Feetije Elsa uit, om daar plaat® te nemen. ,.Mijn onderdanen zullen je wel schom melen", sprak zij. Nadat de jarige zich dus kostelijk geamu seerd had, sprak Lena weer „Ziezoo, ga je mee naar mijn nicht: de Feeën koningin, die heeft je voor van avond uitigonoodigd". Een oogenblik later stonden ze in het) Feeënwoud, op het zachte groene mosta/- pijt en daar het reeds donker begon ts worden, bestraalde de Maan met haar zil veren schijnsel alles in hot ronde. Op een maal was het Elsa of ze iemand achter zich had hooren lachen, en jawel, toen ze het aardjg van jullie allebeiom je over mij te willen ontfermen, maar ik voel niet veel voor visschen". „Nu, zooals je wilt, meisje-maat", neu riede Karei. Blijkbaar was zijn teleurstel ling nieti zoo groot als de hare. In zich zetee sprak Amy „Nou, goed dan, als jij niet wiltIk zal wol alleen gaan, al is dat ook minder gezellig". En ze had wel degelijk een plannetje vóór, dat ze in hot eerst niet aangedurfd had, zonder Karel's hulp, maar dat ze nu vast besloten was, tóch door te zettenzo wild© het Kasteel nu van den anderen kant in oogenschouw nemen vanaf het dichte bosschage waaruit het hondje indertijd te voorschijn getreden was. Eén voordeel was nog, dat oude Gerrit tenminste in beslag genomen werd door Karel's vischpartij Alleen vond ze hert wel een beetje gék, dab ze zoo heel alleen aan dsn wandel zou zijn, als ze soms iemand tegen kwam toch was het totaal onnoodig. om Viva te vra gen om meo te komen die zou toch te moe zijn, of iet-s anders als excuus aanvoeren. Maar alsof het lot nu sprakdaar kwam net kleine Dora aangcloopen en die vroeg met smcokend stemmotije: „Hó, toe, Amy, wonneor neem je mij nu eens meo, om hot hondje nog een9 te zien „Nu, goed dan, Doki, maar clan zal ik eerst metl Juf afspreken we kunnen zoo maar niet gaan". Alles klopte toevallig uitetckend. Juf had naaiwerk te doen, waardoor ze niet met hoofd omwendde zag ze daar op eenmaal een eigenaardig wezentje op liet blad van het hooge varenkruid zittenhet was ge. heel in een wit, spinrag gewaad gekleed, de huid was doorzichtig als een rozenblad, de oogen glinsterden als diamantjes en op het hoofdje droeg het een fijn gouden kroontje, waar vanaf een sluier hing. „Ik ben de Feeënkoningin," sprak het teere schepsel tje. „Wees welkom hier in mijn rijk, nu zal ik je eens iet's moois laten zien". En de koningin wenkte met de hand, waarop on middellijk een feotje aangesprongen kwam, dat nu een bloemendans ging uitvoeren. Maar zóó schoon, als Elsa het nog nooit giezien had. Toen de koningin even met haar sluier wenktlq was de danseres ver dwenen. „Ga. nu wat rusten, Elsje. Wacht maar even!" cn het feetje brak een met dauw bedekten twijg af, sprenkelde het water in Elsje's oogen, en die viel nu in slaap. Toem ze ontwaakte lag ze in haar eigen bedje. Tante Katrien stond voor haar, maar met zulk een vriendelijk gezicht], dat Elsje haar haast niet herkende. „Gauw, sta op, kindje, je Vader uit Amerika is terugge keerd! En daar zag Elsje een doftügen heer in de kamer daar naast, die haar in de armen sloot en aan het hart drukte. Ze gingen nu in een mooi huig wonen met een prachtfigon tivin. Elsje's eerste werk was om te zien of er in den tuin ook vlier stond Waarom, dat verklaarde zij niet!; maar wij weten het wél... Hoe de vogels trekken. Groote vogels zooate ganzen en kraan vogels trekkem dikwijls in den V-vorm. Een der voornaamste redenen daarvan zal wel doaiyn gelegen zijn, dat zoo'n trekkende troep een hoofd of aanvoerder moeti heb ben, die door alle leden van den troep ge zien kan worden. Dit ia vooral van beteeke- nis voor jonge vogels, die voor het eerst trekken. Zoo'n aanvoerder wordt herhaal delijk afgelost/ door een der andere vogels. Dit zijn altijd oude, ervaren vogels, waarop do overigen zich, met gerustheid verlaten kunnen. Zoo'n aanvoerder heeft ee*n inge spannen werkje, wantl zij moot letten op den rechten koers en zij moet tegelijk waken tegen dreigende roofvogels. i. Na lijden komt verblijden. II. Naaimaohine. III. Klaproos. de kleinjes uifc kon cn Viva zei al te voren dati ze te moo was en dus vond Juf het nog heel aardig van Amy, d'at ze zich over haar kleino zusje ontfermen wildfe. „Als ze maar' zorgen zouden, datJ ze althans op theetijd' weer thuis waren", gaf Juf nog de waar schuwing mee. (Jm ongeveer drie uur ging het i weetai op wegbeiden wel wat zenuwachtig of schoon zo heti elkaar niet bekennen wilden. Amy begon do wandeling door den moes tuin. „Je hefoti toch nog nooit in de Boschjes gewandeld, bij het oude gedeelte van het Kasteel, waar de Toren in is, hè Dook?" inf0.1 meerde de groote zus. Neen, zoo ver had Dokie het nog niet gebracht en vol verlangen zag zij dezen ontdek kin gstiocht dus tegemoet. „O, wat een heerlijk bosch is het hier!" juichte het kloine ding. „Als Viva hier was zou ze zeker bang wezen voor slangen en wolven enMaar die zijn hier toch niet. hè?" „Wel neen, kindjestelde de groote zus gerust. Mot groote belangstelling zag Dokie nu om zich heen. „Wat is dat. voor een zwarte muur?' vroeg zo op eenmaal; op het. hek wijzend. ,,'t.ïs geen muur. Dook, het is een hek om hot deel van den Toren heen". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 8