FEUILLETON.
Het Geheim van den Toren.
De kleine, witte Convolvulus.
Het Sprookje van de Vlier.
Oplossingen der Raadsels.
Nanny was kuiten zichzolve van vreugde.
Maar Lotte voelde zich nu niet zoozeer ge-
ïcepen de kennis voort te zetten. Ze bleef
dus stilzwijgend met haar beentjes zitten
bengelen en deed geenérlei poging tot na
dere kennismaking.
De families spraken nu. af, gezamenlijk
het vuurwerk te gaan bijwonen voor dien
'avond en dit op zichzelf vond Lotte nu nog
zoo onaangenaam niet. Als haar ouders dan
maar flink Sn gesprek verdiept waTen, dan
had zij meteen meer Vrijheid!
Zoo waren 's avonds de tafeltjes weer be
zet; de kapel deed dubbel haar best cn
eindelijk kwam het vuurwerk. .Wat was dat
prachtig s
Terwijl de kinderen allerlei uitrolepen van
ver- en bewondering deden hooren, onderhiel
den de moeders zich kalm aan het tafeltje
oyer hun kinderen.
ï.Nanny sluit zich helaas toch zoo moeilijk
bij andere kinderen aanklaagde de moeder
yan het schuchtere dingetje.
■jjO, en onze Lotte is precies het tegendeel.
Die wil altijd haantje.de-voorste zijnl"
;,Had onze Nan maar wat van Lotte's moed
pn ondernemingsgeest
;,Nr, we hopen," eindigde nu Lotte's moe
der, „dat de kindéren maar veel van eikaars
'goede eigenschappen overnemen door den
omgang l"
Net op dat oogenblik gaf Lotje Weer blijk
jpKn dio geduchte „ondernemingsgeest".
;,Zeg, Nanny," klonk het. „Ik zal je eens
wat zeggen, maar je moet het niet aan do
jongens oververtellen."
Nanny was zeer vereerd ipet die vertrou-
wielijkheid, ofschoon ze wel wat ontstelde, teen
Lotte sprak.
;,Ik ga heelemaal alleen dein b^rg* op. Dat
plannetje staat zoo vast als een "muur bij
ttjj!"
Heelemaal alloen? Mag je dat dan?"
;,0, dat kan me niet veel schelen. Ik doé'
ïet tochl" c
Nanny was echt ontsteld.
;,Maar je mag eir heusch tegen niemand
van spreken. Anders vind ik je een- leolijke
klikspaan
Nu, Nanny beloofde het, ofschoon ze de'
Verantwoording dadelijk al zeer voelde. 1
Waarom vroeg je niet of een vaüje
broers meeging?" stelde ze. nog. voor.
;,Ik zou je danken!' Dat alleen gaan is
juist de aardigheid 1"
Of de broers geroepen waren, kwamen ze
nu juist naderbij en uit wat' het nu met
die overgroot© vertrouwelijkheid! Gezamen
lijk ging het nu paar buis en Nanny had
dien avond lang werk om in slaap te komen;
;,Ze is zeker wit te veel vermoeid!" dacht
moeder.
\1)
l „Wat is or, jongmensch begon Karei.
„Jullie zijn met je allen erg dom ge
weest: je hebt alleen maar do sleutels van
die kamers geprobeerd en ik heb die van de
stellen gehaald, want „die" zijn al véél
ouder en dit is ook zoo'n oud slot".
„Je kon wel eens gelijk hebben, ventje",
keurde» «die groote broer goed. Geef eens op,
Dof
De kleine broer reikte twee sleutels
overeen grooten en één middelsoort.
„Dit is die van de staldeur buitenshuis
en dft is er een van de deur tusschen do
•tal en het koetshuis", verklaarde hij
nader.
Nu, de eerste werd dadelijk ter zijde ge
legd, als zijnde veel te groot en te zwaar
voor bet Joel. En nu nummer twee; ja,
waarlijk die draaide netjes om! Ons heele
gezelschapje stond verbluft en Dof rees niet
zoetjes in aller achting! Maar als je nu
soms denkt, dat de deur open ging, dan
heb je het mis.
,,Watl bet eekent diat nu weer", riep
Karei ongeduldig, terwijl hij diep over
het slot gebogen stond, om do oorzaak van
den nu nog geboden tegenstand te onder
zoeken.
,.Aha!" riep hij eindelijk, „er moet zoo
lets van con grendel zitten op den anderen
Er verlippen nu eenigc dagen en nog maar
steeds had Nanny niets meer gehoord van
het voornemen van haar nieuwe vriendin.
Ze is het misschien al lang weer vergeten! 1
dacht onze Nanneman bij zichzelve. Maar
dan had ze toch buiten den waard gerekend.
Ons Lotje was er nog steeds op bedacht,
haar plannetje ten uitvoer te brengen en
weldra, scheen de gelegenheid haar daartoe
zeer gunstig te worden. Er kwam namelijk
een familie op de doorreis de familie van
Lotto, even een kort bezoek brengen. Do
kinderen zouden dan ook moe gaan koffie,
drinken, maar niet eten; dan zouden de ouders
alleen nog daaj blijven. De kinderen aten
dus alleen en na tafel zei Lotte tegen haar
broertjes, da.t ze wat den tuin in wilde. Ons
ondeugend meisje ontsnapte nu echter stil-
letjcs naar den berg. Het was al zeer druk
kend, toen zij op weg ging, zoodat onze
kleine meid het erg, erg warm had 1En
ziet, na een tijdje hoorde ons eenzaam meisje
den donder rommelen en begreep zij, dat er
écu dreigend onweer zou volgen!
In het eerst wist zij niet, wat te doen,-
want ze was* nu zoowat net op dehelft.
Maar het onweer werd geweldig en einde
lijk begonnen bij ons moedig „padvindstortje"
toch de waterlanders te komen! Nu was het
ook al bar.donker geworden en menig groober
menscli zou de angst om het hart geslagen
zijn. Maar nu begrijp je de ontsteltenis van
Lotte's ouders, toen zij thuiskomende, hoor
den, dat Lotte niet thuis was. Volgens do
broers, die hun ouders al angstig te gemoet
goloopen kwamen, was het kleine meisje don
tuin i ngewandcld. Maar verder
In zijn wanhoop giüg Lotte's vader nu!
eens bij de ouders van Nanny aan en onder
vroeg die, of zij ook sqms^ist?..w
Onder angst-ten beven.-. vqcH: - de gevolgen
biechte het kleino ding topn. wa-t zij wist.
Dit was althans een pitkpipst. Beide hee-
ren, Nanny's en Lotte's vader en de beide
jongens gingen ieder een kant den berg op.
Fin zoo mocht vader zijn lieveling nog te
hulp snellen. Nu, Lotte had een les gehad
voor het leven en weet jc wat. Nanny het
eerst aanhaar strenge vriendin vroog
„Weot je, Lotte, ik geloof toch wel, dat
je een geheim verklappen moogfc, als iemands
leven er' mee gempcid is
Dit geloofde Lotte ook en dankbaar drukte
ze haar vriendin do hand.
£ij wist, dat zij niet jop haar plaats was
daar, jlat arme con vol vul us fee tje. Maar zij
was er nu eenmaal, hoe en waarom, dat wist
zijzolve niet en trouwens niemand.
.Vlak bjj een statigen palm stond zij;, én
kant! der deur. Ja zeker, daar heb je hem,
al. Ik zie het duidelijk, wat hooger op.
Kijk jij ook maar eens Amy".
„Hoe vervelend!" riep de zus in de
grootste verontwaardiging. „Nu dacht ik
al dat Dof een heelen knoop had toegehaald 1
Maar denk je niet, dat we het ding kunnen
openschudden? Zoo zwaar zjet d)e deur er
heusch niet uit!"
K ar cd stelde een poging in het werk \n
dien geest, maar er kwam geen beweging
in.
„Ik zie er geen kans toe, eerlijk gezegd
steunde die sterke broer, zich het zweet van
het voorhoofd afwisschond. „'tMoeti wel 'n
geweldig zware grendel zijn, en roestig nog
op den koop toeIn ieder geval zijn we
or nu toch één ding wijzer door geworden,
Amy, dat het daar binnen toegang moet
geven tofc een soort' kamer; en niet tot een
tr&p of een gang. Ook kan het geen kast
zijn, want die grendel' je toch niet afs aan
den binnenkant".
Amy was zoo opgewonden als ooit want ze
verkeerden dan ook waarlijk allen in groóte
spanning, zooals je wel begrijpen kunt.
„Maar moeten we het geheim nu ópge-
ven, net nu hot op z'n interessanst begint
te worden riep zo wanhopend.
Karei zag ook niet veel uitkomst en vroeg
enkel nog
„Ja, en hoe moeten we nu met het
slot doen Moet dlat open blijven? 'ti Is
wel een boel gastvrijerals ze dan eens lust
hebben ons t)o bezoeken van uit de gehcaroe
de koning in zijn schitterend groene kloedij
keek minachtend op de nederige convolvulus
neer.
De palmkoning voelde zich zeer beleodigdj
door het bijzijn van zoo'n alledaagsche con-,
volvulus en dat nog wel in zijn onmiddcl-;
lijk© nabijheid.
Hij vond 'het één geluk, dat hij1 er op
neer kon zien, omdat hij zoo lang was. En
Van af zijn statige hoogte wierp hij menigen
ver ach tel ij ken. blik- op de onschuldige con
volvulus.
De andere planten in de sérte deelden de
verontwaardiging van den koning, maar niet
in zoo'n koogo mate, omdat zij niet zoo
voornaam waren als de palm. dien zij steeds
als den koning der serre beschouwd hadden.]
Do arme, kleine convolvulus bloeide treurig'
én bescheiden voort en vergenoegde er zich
mee haar zachten geur in alle stilte rondon^
zich te verspreiden.
Op zekeren dag wérd et in huis een groot
diner gegeven en er moesten planten uit dej
serre gehaald worden. Maar niemand dach^
er aan de kleine, witte convolvulus te nemen.j
I>9 palm keek haar nog minachtender aauj
dan te Voren en schudde zijn trptscb hoofd.'
Toen hij weggehaald werd, lachte hij" sma-;
del ijk tegen het arme bloempje, dat treurig
alloen achterbleef. In de verte kon zij muziele
en vroolijk gelach hooren. Zij za.t alleen inj
haar witte kleedje en liet bedroefd het»
kopje hangen. Een paar oogenblikken late^rt
hoorde zij voetstappen naderen en toen zij
opkeek, zag zij iets, dat haar bijna den ade-n^
benam.
Een 'bediende bracht den palni teïu'g. Eq
wat voor eon palm! Gekneusd, gebrokeni
al zijn schoonheidvergaan, zoo werd hij
weer op zijn vorige plaats teruggezet, vlak}
naast de kleine, witte convolvulus.
Er kwam een tweede knecht dichterbij;
die aan den eersten Vroeg:
„Hoe komt het toch, dat die palm en
zoö uitziet? Hoe -jatamér,het is zoo'n kosw
bare plant 1" -
„Wel, dio nieuwe bediende liet een zwarén
schotel op den top vallen. Wij laten heiq
vanavond hier staan, maar mevrouw zed'
dat de plant teveel gehavend is, om z$
te houden."
Zij gingen heen en er heérschfe wéér een
doodelijke stilte in de serre.
De palmkoning stond daar in zijn geha-
vende kleedij en zag er allerongelukkigst
,uit. Hij. liet zijn hoofd hangen, want a|
Zijn trots was verdwenen.
De kleine oonvolvulus, die er behoefte aajj
aan had een woord van troost te laten hooren;
richtte zachtjes haar kopje op.
De palm zuchtte even en zei toen:
ï^Je ziet er nu mooier uit dan ik. Morgei,
kamer, öf wa.t het dan ook is, dan staat
het hun altijd vrij
Ons heer werd echter in de rede gevallen
door een geweldigen angstkreet van zus,
Viva, die lang niet' zoo gastvrij gezind
scheen en met kracht betoogde
„Zeg, zóó dwa&s zUllon jullie toch hoop,
ik nieti zijn?Dqe dat alsjeblieft niet.,;
want ik zou, eerlijk gezegd, geen raad weten
ik zou geen oog dlurvcn dicht doen en ik;
verzeker je, datJ ik het dan ook onmiddellijk'
aan Juf zou vertollen, of het aan Moeder
sobrijven".
„Ik smeek jc Karei, sluit het' slot toch af
en laat Dof de sleutels weer op hun plaats
brengen". Karol lachte, maar hij deed het'
toch, want hij had medelijden met den angst-,
die op Viva's gezichtje te lezen stond. En,'
ofschoon Amy minder bang was, vond zij;
hoti toch ook een veel veiliger idéé, dat het
slot maar goed en wel gesloten was.
Dof was dus weer weggezonden met dei
beide sle.utcl6 en Amy had maar werk om,
het zeven of achttal, da.tJ zij overal vandaan
gehaald had, weer in de respectievelijke]
sleutelgaten te steken.
Tot ieders genoegen bleef het niet !ang|
zoo regenachtigden volgenden dag was
het zelfs al een heek-boel beter, ofschoon*
nog niet geheel droogMaar den dag ddiirop'
was het tloeh zoo prachtig, dat Amy nu-
heusch niet langer te houden was cn heb.
vast! besluit in zich omdroeg, om. dien dag
althans eens een heel eind verder te komen
wat bothof het „geheim".
üft-
word ik Weggegooid. Nu zal je mij wel
plagen en je wreken op mij, is 't niet?"
Er was echter geen schijn van wraak-
'gevoel in haar vriendelijk hartje, alleen de
ibegeerto om te troosten.
Hooger en hooger klom zij op; voorzichtig
;kronkelde zij haar witte bloempjes om do
Igeknakte stengels en bladen, en bedekte zóó
de leelijk© plekken. Steeds hooger klom zij
jtusschen de Wsvormde bladeren.
Dankbaar en diep beschaamd over zijn
vorig gedrag, trachtte de palmkoning haar
ie bedanken voor haAr vriendelijke hulp.
Maar de kleine, witte convolvulus maakte
'door haar liefkoozingen spoedig een einde
,'aan zijn dankbetuigingen en toonde daar
door, dat zij hem alles vergeven had.
Deze twee planten vormden zoo'n schoon
'geheel op déze wijze, dat niemand er moer
aan daoht den palm weg te werpen.
Zoo had de oonvolvulus getoond te woten,
wat het Zeggen wild©Kwaad met goed ver
gelden-
Kleine El sa had haar Moeder al vele,
vele jaren gelodlen verloren. Haar Vader
kende zij nauwelijks die was over de zee
'naar Amerika gegaan. Zoo kwam het, dat
-ons kleine meisje bij. een tante in huis was
gekomen, tante Katkien, die echter heel
onaardig voor haar was, of liever totaal
,geen slag had om met kindieren om te gaan.
Na schooltijd was onze kleine meid altijd
alleen ze mocht nooit eens met! andere kin>
'.deren spelen en haar pop, haar lieveling,
word slechts voor den Zondag toegestaan,
'maar op and-ere dagen zorgvuldig ach tier
'slot gehoudlen, zoodait Elsje haar pleizier
'wel óp konl 0
Als ze met haar schoolwerk klaar was,
moest ze altijd nog een uurtje gaan zitten
.-breien ze had dan het uitzicht op een
,'plaaJtsje, waar niet veel meer te zien was
dan een vlierstruik, dfre gelukkig altijd
©ven vriendelijk bloedde en geurde. lederen
dag als het. niet geregend had, begoot
Elsje den struik zorgvuldig en i >o hadden
dan kind en plant elkander lief gekregen-
Ja, dat is niet-te veel gezegd, luister
si echte
Heti was in de maand Mei en ons kleine
meisje was dan jarig; maar natuurlijk
zon tante K abri en dien dag onopgemerkt
laten voorbij gaan. Toon Elsa dus uit school
kwam, was de oude vrouw uifc. Alleen moest
Elsje toen haar sober middagmaaltje op-
eden eem paar aardappeltjes met een hapje
spinazie alles half koud! Toen ze een paar
hapjes naar binnen gewerkt/ had, kwam hot
HOOFDSTUK XI.
Vreemde Indringen
De morgon ging zoo geregeld voorbij als
maar gewonscht kon worden. De kinderen
hielden zich trouw aan do door zichzelve
vast/ gesteldi© plannen voor lessen en ook
gingen ze allen gedVrec mee met de „nette
wandeling"
Amy nam haar broer ee»n beat je terzijde
en noodde hem voor een onder zoolangst »cht
„met zn' beidjes alleen" zoo dien middag!
Karei soheen echt/er plannen te hebben
hij wilde gaan vissollen.
„Ik ga niet mot je mee", sprak hij dus
vast besloten. „Van ochtend sprak ik nog
eons even met ouden G err it. Die was in bet
geheel niet meer boosIk geloof eerlijk
gezegd, Amy, dat hij met mij meer op hééft,
dan met jou. Heusch, je hebt hem het
vuur te nauw aan de scheenen gelegd met
aJ je vragen! Nu, maar hij gaat vanmiddag
zelve met mij mee on wij gaan dan een heel
eind verder op aan de beek, wnar het water
veol dieper is en daar mag ik visch vangen
zooveel als ik maar verlang".
Amy's geziéhtije betrok.
„Jij mag ook mee, meisje, als je dat
graag wilt", sprak Karei goedig. Maar
Amy hoorde wel dat die uitnoodiging niet
vam harte ging en dus sloeg zus die maar
af.
„Neen, dank '»je", antwoordde ze, „héél
schoolwerk alweer gauw te voorschijneen
paar vrij moeilijke sommen; althans ze
gingen ons kleine meisje nieti heel handig
af, en eon opstelletje.
Hé, dat kostte Elsa wat! hoofdbrekens
Op heti laatst word zo er zoo slaperig van,
dat ze het hoofdje op haar armen liet glij
den en op het punt was van in te slapen,
tb-en zo zachtjes op dien arm voelde tiklcen.
Onmiddellijk zat ze nu recht overeind
want tegenover haar, op de beide openge
slagen boeken en naast haar rekenschrift
zati een wonderschoon schepseltje; klein
en sierlijk en met twee zilveren vlinder
vleugeltjes. Twee blauwe oogen blikten
vriendelijk uit heti lieve gezichtje, en het
goudblonde haar was versierd met een
kransje vlier.
„Ik ben Lena, de Vlier-elf", sprak zo,
meti helder stemmetje. „Ik ben hier geko
men om je hartelijk geluk te wenscheu
met je verjaardag, watufc ik ken je heel
goed. Ik woon daar vlak bij je, op den
vlierstruik!"
,,Hè, wat zou ik graag een beetje ra it j«
spelen", kon Elsa niet nalaten te zeggen.
„Maar ik heb mijn schoolwerk nog n:et
af, want dat wou maar niet vlotten!"
Feotje Lena lachte eens en schoof haar
het schrift/ toe, terwijl ze toen in een
oogenblik klaar was, met die eigenaardig®
hulp.
„Nou meisje, nu komt het pleizier",
sprak de fee, trad even op het plaatsje,
boog rich over den vlierstruik en fluister
de dien wat in. Onmiddellijk stond er nu een
tia-feitje, midden in de kamer gedekt en
daarop prijkten gllerlei verjaardagsp re
gentjes. Nog nooit was Elsa zoo rijk be
dacht geworden. Samen knabbelden ze een
heerlijk tablet) chocolade op en aldus ver
sterkt, gingen ze samen op de bank, op het
plaatsje zitten uitrusten.
Opeens hing daar een schommel tusschon
het paar boomen en met vriendelijk gebaar
noodde het Feetije Elsa uit, om daar plaat®
te nemen.
,.Mijn onderdanen zullen je wel schom
melen", sprak zij.
Nadat de jarige zich dus kostelijk geamu
seerd had, sprak Lena weer
„Ziezoo, ga je mee naar mijn nicht: de
Feeën koningin, die heeft je voor van
avond uitigonoodigd".
Een oogenblik later stonden ze in het)
Feeënwoud, op het zachte groene mosta/-
pijt en daar het reeds donker begon ts
worden, bestraalde de Maan met haar zil
veren schijnsel alles in hot ronde. Op een
maal was het Elsa of ze iemand achter zich
had hooren lachen, en jawel, toen ze het
aardjg van jullie allebeiom je over mij
te willen ontfermen, maar ik voel niet veel
voor visschen".
„Nu, zooals je wilt, meisje-maat", neu
riede Karei. Blijkbaar was zijn teleurstel
ling nieti zoo groot als de hare. In zich
zetee sprak Amy „Nou, goed dan, als jij
niet wiltIk zal wol alleen gaan, al is dat
ook minder gezellig". En ze had wel degelijk
een plannetje vóór, dat ze in hot eerst niet
aangedurfd had, zonder Karel's hulp, maar
dat ze nu vast besloten was, tóch door te
zettenzo wild© het Kasteel nu van den
anderen kant in oogenschouw nemen vanaf
het dichte bosschage waaruit het hondje
indertijd te voorschijn getreden was.
Eén voordeel was nog, dat oude Gerrit
tenminste in beslag genomen werd door
Karel's vischpartij
Alleen vond ze hert wel een beetje gék,
dab ze zoo heel alleen aan dsn wandel zou
zijn, als ze soms iemand tegen kwam toch
was het totaal onnoodig. om Viva te vra
gen om meo te komen die zou toch te moe
zijn, of iet-s anders als excuus aanvoeren.
Maar alsof het lot nu sprakdaar kwam
net kleine Dora aangcloopen en die vroeg
met smcokend stemmotije:
„Hó, toe, Amy, wonneor neem je mij nu
eens meo, om hot hondje nog een9 te zien
„Nu, goed dan, Doki, maar clan zal ik
eerst metl Juf afspreken we kunnen zoo
maar niet gaan".
Alles klopte toevallig uitetckend. Juf had
naaiwerk te doen, waardoor ze niet met
hoofd omwendde zag ze daar op eenmaal
een eigenaardig wezentje op liet blad van
het hooge varenkruid zittenhet was ge.
heel in een wit, spinrag gewaad gekleed, de
huid was doorzichtig als een rozenblad, de
oogen glinsterden als diamantjes en op het
hoofdje droeg het een fijn gouden kroontje,
waar vanaf een sluier hing. „Ik ben de
Feeënkoningin," sprak het teere schepsel
tje. „Wees welkom hier in mijn rijk, nu zal
ik je eens iet's moois laten zien". En de
koningin wenkte met de hand, waarop on
middellijk een feotje aangesprongen kwam,
dat nu een bloemendans ging uitvoeren.
Maar zóó schoon, als Elsa het nog nooit
giezien had. Toen de koningin even met
haar sluier wenktlq was de danseres ver
dwenen.
„Ga. nu wat rusten, Elsje. Wacht maar
even!" cn het feetje brak een met dauw
bedekten twijg af, sprenkelde het water in
Elsje's oogen, en die viel nu in slaap. Toem
ze ontwaakte lag ze in haar eigen bedje.
Tante Katrien stond voor haar, maar met
zulk een vriendelijk gezicht], dat Elsje haar
haast niet herkende. „Gauw, sta op,
kindje, je Vader uit Amerika is terugge
keerd! En daar zag Elsje een doftügen heer
in de kamer daar naast, die haar in de
armen sloot en aan het hart drukte. Ze
gingen nu in een mooi huig wonen met een
prachtfigon tivin. Elsje's eerste werk was
om te zien of er in den tuin ook vlier stond
Waarom, dat verklaarde zij niet!; maar wij
weten het wél...
Hoe de vogels trekken.
Groote vogels zooate ganzen en kraan
vogels trekkem dikwijls in den V-vorm. Een
der voornaamste redenen daarvan zal wel
doaiyn gelegen zijn, dat zoo'n trekkende
troep een hoofd of aanvoerder moeti heb
ben, die door alle leden van den troep ge
zien kan worden. Dit ia vooral van beteeke-
nis voor jonge vogels, die voor het eerst
trekken. Zoo'n aanvoerder wordt herhaal
delijk afgelost/ door een der andere vogels.
Dit zijn altijd oude, ervaren vogels, waarop
do overigen zich, met gerustheid verlaten
kunnen. Zoo'n aanvoerder heeft ee*n inge
spannen werkje, wantl zij moot letten op
den rechten koers en zij moet tegelijk waken
tegen dreigende roofvogels.
i.
Na lijden komt verblijden.
II.
Naaimaohine.
III.
Klaproos.
de kleinjes uifc kon cn Viva zei al te voren
dati ze te moo was en dus vond Juf het nog
heel aardig van Amy, d'at ze zich over haar
kleino zusje ontfermen wildfe. „Als ze maar'
zorgen zouden, datJ ze althans op theetijd'
weer thuis waren", gaf Juf nog de waar
schuwing mee.
(Jm ongeveer drie uur ging het i weetai
op wegbeiden wel wat zenuwachtig of
schoon zo heti elkaar niet bekennen wilden.
Amy begon do wandeling door den moes
tuin.
„Je hefoti toch nog nooit in de Boschjes
gewandeld, bij het oude gedeelte van het
Kasteel, waar de Toren in is, hè Dook?"
inf0.1 meerde de groote zus.
Neen, zoo ver had Dokie het nog niet
gebracht en vol verlangen zag zij dezen
ontdek kin gstiocht dus tegemoet.
„O, wat een heerlijk bosch is het hier!"
juichte het kloine ding. „Als Viva hier was
zou ze zeker bang wezen voor slangen en
wolven enMaar die zijn hier toch
niet. hè?"
„Wel neen, kindjestelde de groote zus
gerust.
Mot groote belangstelling zag Dokie nu
om zich heen.
„Wat is dat. voor een zwarte muur?'
vroeg zo op eenmaal; op het. hek wijzend.
,,'t.ïs geen muur. Dook, het is een hek
om hot deel van den Toren heen".
(Wordt vervolgd).