■ZOMDAG5B1AD IÊID5CH DAGBIAD No. 16666. Zaterdag1 27 Juni. Anno 1914 Hollandsere eieren te Londen. i tl|l»» iljln iê|lu ilflit eljlii ililml gli»'! t- VAN HET lil" Wat Liefde vermag. Door A. MULE. (Nadruk verboden). Langzaam ging de deur open. Op den drempel der spreekkamer stond een klein, bleek, blond meisje, van die groezelige bleekheid, welke kinderen hebben, uitgeput vóór zij op krachten kunnen komen. Zij was ongeveer tien jaar, gekleed in de strenge uniform der inrichting. „Alexandrine", zeide de oude dame, een goede oude dame, tot den inspecteur, die heden het „Huis voor Verwaarloosde kin deren" bezocht. Met zijn rechterhand wuifde de ambtenaar het weeskind welwillend toe. „Kom maar dichterbij, meisje!" zeide hij zachtjes. Het kind verroerde zich niet, al was de toon der stem vriendelijk geweest. „Wees niet bang, kindlief", hernam hij nog zachter, als wilde hij de vrees, die in haar zwijge'h was verscholen, aldus bedwin gen. „Ik kom hooren, wat er gebeurd is." Zij werd geheel gerustgesteld door dezen vriende«ijken klank. Zij kw<\m enkele pas sen nader, boog onhandig, doch eerbiedig, en toen stond zij rechtop, midden in de spreekkamer. Owelk een droevig, kaal vertrek. Het was stil. „Heb je geen enkel beleefd woordje voor mijnheer den inspecteur over, juffrouw?" yroeg de oude dame met geveinsden ernst. Zeker moest het hart van het kleine meis je luide bonzen. Haar bijna fluisterende stem beefde, toen ze eindelijk zeide „Dag, mijnheer dö inspecteur." Doch op hetzelfde oogenblik, als wilde zij de banaliteit van dezen laconieken groet herstellen, vestigde zij den klaren blik harer blauwe oogen op den ambtenaar, en er was een glimlach over den lijdenstrek van haar bleeken mond. „Is 2e niet ondeugend?" vroeg de inspec teur, die zijns ondanks getroffen was door het vertrouwen, dat het kind hem betoonde. „Neen, ondeugend is ze niet", sprak do oude dame levendig, „en ik ben er blij om, dat ik dit nu kan zeggen, omdat ik er drie maanden geleden niet op was voorbereid. Als u eens wist, welk een verdriet ze ons heeft gedaan. Alexandrine, we noemen haar anders, mijnheer de inspecteur, San- drine die u voor u ziet, zoo netjes, be scheiden, beleefd, was op 't oogenblik, dat zij bij ons kwam, een soort van pest." Toen de oude dame aldus over haar sprak, had het kleine meisje een oogenblik van liefelijke verlegenheid. Even stak zij den vinger in den mond, boog haar hoofd, en trachtte demblos, die over haar gezicht toog, te verbergen. „Wat ik met die ondeugende Sandrine moest uitrichten", ging de directrice voort, „wist ik niet. 't Is een angstige verantwoor delijkheid, waarvoor wij staan. We zijn er voor, om de zieltjes onder onze hoede tc bewaken. Eén rotte appel in de mand steekt alle andere aan. Het was een kwaje meid; zij loog, bedroog, was brutaal, kende alleen maar leelijko woorden, verzette zich tegen ons, en trachtte wanorde te brengen midden tusschen de gocd-opgevoede weeskinderen. Het lot, om het zoo eens te zeggen, had zich wel tegen Sandrine gekeerd. Haar moeder stierf, toen zij nauwelijks loopen kon, en haar vader hertrouwde met een feeks van een vrouw, die dadelijk het kind was begon nen te haten en haar meer slaag dan eten gaf, zooals Sandrine zelf zeide. Het kind zwierf over straat, was een vagebond. Er zijn ongelukkig op de wereld van die vrou wen, die geen greintje vrouwelijk gevoel hebben. De vader dronk meer dan goed voor hem was en bekommerde zich niet om zijn dochtertje. Als hij 's avonds dronken thuis kwam, vond hij zijn vrouw, die niet minder aangeschoten was, dan hij. U weet, wat zich in de donkere achterbuurten van een groote stad afspeelt, u kent de verhalen van de mannen en vrouwen zelf. Ik ga er niet ver der op in. Het kind leefde in een heltwist en strijd, vloeken en pannen en potten, die in scherven vlogen, om u de geschiedenis van ernstiger tooneekn te besparen. Op een avond kwam de man door alcohol be dwelmd thuis, hij vermoordde de Vrouw met hamerslagen en toen de vrouw dood ter aarde lag, ging hij heen men weet niet waar heen Zonder familio was het kind, zonder woning, zonder geld. Wat moest er van Sandrine worden? Buren brachten haar; naar den commissaris van politie, en deze verwees haar naar het comité." Terwijl de oude dame deze zoo droeve ge schiedenis vertelde, zoo hopeloos door haar kofede werkelijkheid, was het kleine meisje haar genaderd, haar aanziende met een wonderlijken blik, en zij dronk de woorden, die de directrice sprak. „Den volgenden morgen", ging deze voort, „was er een weldadige dame, de vrouw van een rijken industrieëel, die de treurige geschiedenis had gehoord. Zij vroeg of zij voor Sandrine's opvoeding mocht zoi- gen en haar een vak mocht doen leeren, op dat zij voor zichzelf in de toekomst zou zor gen, om van haar, in één woord, een goed meisje te maken. Op een mooien Septembermorgen kregen we bezoek van de dame en deze vroeg ons, of wij Sandrine wilden opvoeden volgens de overeenkomst, die zij met het comité had aangegaan. Zóó kwam het meisje in ons huis. Ik heb het u al gezegd, mijnheer de insp.-cteur. 't was een moeilijke tijd. Ik kan u verklaren, dat, zoolang ik kinderen heb opgevoed, een dergelijk exemplaar nog niet onder mijn handen was geweest. O, wat een ongedisciplineerd, onaangenaam kind! Onze zorgen, onze verwijten, onze slagen, ons verwennen, het had allemaal geen vat op haar. Tevergeefs riepen wij de hulp van haar weldoenster inhaar vermaningen, haar teedere woorden moesten, zoo dacht ik, op haar gedrag een heilzamen invloed hebben. Tevergeefs gingen wij in overleg met die dame bepalen, dat zij, als het niet beter werd, naar een strengere inrichting zou worden gestuurd. Niets baatte. Reeds wilde de juffrouw van haar klasse, de meest toegewijde van de medewerksters, iemand met een hart van goud en een efl»i gelachtig karakter, niet meer over haa», hooren praten, zóóveel pijn deden haar d* kwellingen van de kleine duivelin. Haar* schoolmakkertjes, die altijd door haar ge-/ plaagd werden, wilden niet meer met haar* spelen; ja zelfs niet meer met haar om-( gaan. Ik beken het, dat ik er ernstig over) dacht, om haar naar haar beschermster te-j rug te zenden. Deze moest dan maar zien* wat zij met haar deed Toen, ineens, ge-f beurde het. Er speelde zich hier een hevig tooneel ai^< dat het.hecle huis in opschudding bracht, en, Sandrine droeg er de schuld van. Ik weet niet, hoe het kwam, maar plot seling kreeg ik medelijden met haar, en diep in mijn hart was ik met haar begaan.' „Stoqte jSandrine", riep ik heel hard uit, „wil je dan niet, dat ik van je houd?" Ik nam haar in mijn armen, mijn tranen stroomden, ik omarmde haar, als een moe der de beste, de liefste van haar kinderen omhelst. Wonder boven wonder! Daar hield de drift van Sandrine op. Er kwamen tranen, snikken, en ze gaf me mijn liefkoozingen terug met een woestheid, die mij tot in het diepst van mijn ziel ontroerde. Zij beloofde' mij in het vervolg redelijk te zijn, en me te zullen doen vergeten, door liefheid en ge-t hoorzaamheid, al het kwaad, dat ze mij be-, rokkend had. En zie eens aan, mijnheer de inspecteur, hoe groot de macht van het be rouw kan zijn voor een karakter, dat diép in zichzelf goed is gebleven, niettegenstaan de de ellende des levens. Sinds dien tijd laat het gedrag van de lieve kleine Sandri-, ne niets meer te wenschen over." Zacht, met kleine passen, was het kleine, meisje de oude dame genaderd. Toen het heel dichtbij haar was, scheen het, dat het vreesachtig vogeltje bescherming wilde zoe ken in het kleed der directrice. En toen' het wreede verhaal uit was, 'dat heel haar historie had blootgelegd, ging ze op haar teenen staan, opende half haar bleeke lip*, pen, en scheen aldus om een gunst te smee- ken, die trouwens niet lang op zich dee<i« wachten. En onder de kussen, die de oudej dame haar gaf, fluisterde zij: „Nog meer, nog meer." „Zeg eens, kleine Sandrine", vroeg do inspecteur, diep-ontroerd door dit tooneel, „zeg eens, hou je van de directrice zoo veel „O, ja, mijnheer", antwoordde het kind, „nooit vóór dien tijd had iemand op de we reld me gekust." De Londensche berichtgever van het. „Hbld." schrijft d.d. 15 Juni: „In het voedings-uummer van do „Times" wordt met betrekking tot den eieren-handel op Londen vermeld, dat de invoer van i eieren hier voornamelijk plaats heeft uit Rusland, Denemarken, Nederland, Duitsch- land, Frankrijk, Italië en Oostenrijk. De waarde der eieren, te Londen dagelijks in- gevoerd, bedraagt gemiddeld £26,000. ter wijl de totale invoerwaarde van dit artikel in 1913 bedroeg 9,590,000 en het totaal der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 19