Het Geheim van den Toren.
Onze Boomkikvorsch.
De herkomst van een bekenden vogel.
„En dat roode lintje in jc knoopsgat
dan V'
„O, dat?Dat is liet eerekruis."
„En koe kom je daaraan?"
„Dat heb ik in het hartje van Spanje ver
diend, onder bevel van den generaal hier!"
„Ik ben heel blij, dat ik je hier zie, want
we zitten er erg mee verlegen."
Op dat oogenblik stapte de generaal nu
ook uit-, groette den heer Lo Bois en luister
de even naar het gesprek dat tusschen die
twee gewisseld werd.
„Wat maakt-, da-t jullie er zoo lcelijk in-
«att"
„Wel, die kleine kat, die HenriHij is nu
tóó groot- geworden, dat hij absoluut moet
bepalen, wat hij worden wil en hij houdt er
maar 6teeds aan vast, dat hij naar de Pol-
technische School wil."
„Nu, dat is eenvoudig genoeg. .Te laat
hem dfeelnemcn aan het toelatingsexamen."
„Jawel, maar 't is alleen maar jammer,
dat het zoo duur is!"
„Laten we daar liever binnen het gesprek
verder over voortzetten."
En met z'n drieën gingen ze toen het huis
je binnen van tante Geneveva.
„En waar is hij zelf, do kleine jongen?"
vroeg Jan.
„In den tuin; daar zit hij te lezen."
„Maar antwoordt u nu eens even, lieve
tante op één vraag, die de generaal u zal
Stellen.
En onmiddellijk viel dé hoog© militair
•u in
„Juffrouw, toen u het kind in uw ver
zorging naamt, heeft u toen onmiddellijk
gevonden, dat hij een zilveren gedenkpen
ning om den hals droeg?"
„Ja, mijnheer. Die draagt hij nog. Aan
den eencn kant staat een degen en aan dc
andere zijde een datum."
„Ja juist. Een datum, dien ik nooit ver
geten zal! 18 Mei!"
Henri kwam nu uit den tuin, onmiddellijk
op Jan afgeloopen met uitgebreide armen.
„Wacht eens even, vent!" sprak dc-pleeg
vaderDaarop maakte hij eerst Henri's
das los en haalde de penning ook waarlijk
te voorschijn „Nu béste jóngen," omhels al
lereerst je Vader!"
En Jan wees op den generaal.
„Zóó zóó!" riep de heer Le Bois leuk, die
nog de eenige was, een enkel woord te
uiten. „Maar hoe. zit dat nu eigenlijk in el
kaar?"
„Wel, als volgt", begon JaD
„De generaal als weduwnaar, kón zijn
zoon niet meenemen naar Rusland, waar hij
gevangen genomen werd en waar men het
er allemaal voor hield, dat hij ook gestor
ven was. Zoo kwam hij zijnerzijds ook niets
te weten van zijn kind, zijn jongen', die hier
in de nabijheid uitbesteed was. Do vader
FEUILLETON.
lli
Zij gingen juist den tegenovergesteldcn
kant uit, van dien ze gewoonlijk gingen vlak
langs het voorste deel van het. Kasteel. Het
was anders geen indrukwekkende laan,
maar slechts een gewoon zijpaadje, dwar»
over een veld en dat naar een doodgewoon
hek leidde midden in de heg.
„Laat ons dicht naar het hek gaan", zei
Amy. Dan konden we ook eens een beetje
van deze zijde van de ruïne zien."
Maar juf had er niet erg veel lust in, om
dat te doen! Haar ideëen van wandelen
waren al zeer beperkttc meer, daar zo
het voor zeer onbescheiden hield om zich
zoo met andermans zaken te bemoeien, zoo
als ze het uitdrukte.
„Ik begrijp ook niet Amy, waarom je. niet
tevreden zoudt zijn met je eigen buis en tuin
en voor de verandering eens een eindje
wandelen op den grooten weg?"
Amy, moest zich dus tevreden stellen met.
een blik op een afstand van het. hek en zo
wenschte zichzelf geluk, dat ze althans niet
meer dan eens hoefde deel te nemen nan
dergelijke wandelingen.
Ze zagen ook in dc verte een paar heu
vels en Karei kon nu toch niet nalaten op
te merken
van de min, .was namelijk na den dood zij
ner vrouw verhuisd met het kind, dat hij nu
ook voor een wees hield."
„Maar hoe is hij dit dan nu alles te weten
gekomen V*
„Wel op zekeren dag heeft de generaal
mij gevraagd, waar ik vandaan kwam. En
zoo raakten wij aan het praten en zei hij
dus, dat het hem niets verwonderen zou o!
ons Poesje was zijn zoon!"
„Ja, en nu is het eind van het lied dan,
dat de jongen bij ons weggaat?" weeklaag
de tante Geneveva.
„Wel neen, zeker niet!" betuigde de ge
neraal. „We blijven nu voortaan gczelligjes
allemaal bij elkaar."
En ziet": geen week later installeerde de
generaal zich op een prachtig landgoed in
de nabijheid van Fontainebleau, en daar
deed oude tante Geneveva het huishouden
voor hemof liever voor hen, want Jan
kwam er ook bij in en zoon Hcnri ging naar
do Polytechnische School,
Het fatsoeneeren der horens.
Do liefde van den Kaffer voor zijn vee
maakt, dat hij tracht het op verschillende
wijzen te versieren, waarvan enkelen clcr
dieren niet weinig pijn pioeten veroorz;ir
ken. Hiervoor is hij echter volkomen on
verschillig; hij pijnigt de dieren die bij
liefheeft dikwijls op een vreeselijke wijze
niet uit lust om hen kwaad te doen, maar
uit die volkomen onverschilligheid voor het
veroorzaken van pijn, die den onbeschaaf-
den volken nu eenmaal overal eigen is
De ooren van zijn koeion worden dan ook
overal in cis wonderlijkste vormen gesne
den nogal heel graag maakt hij er een
blad van, met diep-ingesneden randen.
Soms ook buigt hij de punten zóó naar
buiten, dat die bijna tob de schouders rei
ken, of omgekeerd zóó naar binnen, dat zij
een boog vormen
Symbolen op het Chineesch porselein.
Op een porseleinen voorwerp, bestemd
voor een dichter, schilderen de Chineezen
een parel, als zinnebeeld van het talonu
De strijdbijl vindt men op geschenken aan
beroemde krijgsoversten, terwijl een stuk
inkt en pensee] werden aangebracht om aan
te toonen, dat do onderschedding te beurt
viel aan een geletterde.
Die zinnebeeldige voorstellingen nu, kwa
men zoowel op do onderzijde, als op het
patroon voor. Waren ze vcrgczold van
scepters, vazen en bloemen of pauweveeren,
dan duidden ze op de hoogo positie van den
persoon, waarvoor bet geschenk bestemd
was.
„Wat zou dat prettig zijn, als we zoo'n
heuvel eons konden beklimmen, als papa
komt, mogen we dat zeker wel doen."
„Maar dan neem je mij toch eons mee?"
vleide Dora nu weer.
„Zeker, zeker hoor!" troostte dc oudste
zus; „en misschien zien we dan het aardig©
hondje nog wel."
„Je zult toch niet crp gevaarlijke plaatsen
gaan met kleine zus?" vroeg juf.
„Ik zal toch mijn belofte niet breken,
daar zie je mij toch niet voor aan 6prak
Amy verontwaardigd.
Maar in haar hart dacht zij, mama zei
nooit, dat wo door het hek mochten, maar
ik zal toch do vrijheid nemen om wat te ont
dekken
Ze gingen nu weer denzclfdcn weg terug,
dien zij gekomen waren.
HOOFDSTUK Vin.
Het slot omgedraaid en tóch
n i e t o pe d.
Toen ze clien avond thee gedrongen had
den, betuigde Viva, dat zc te moe was om
nog weer uit tc gaan. Maar goedhartig als
altijd, stelde ze toen voor, den kleintjes een
verhaaltjo voor te lezen wat dadelijk dank
baar aangenomen werd
Amy vond dit heel goed! Zij was dan
meteen vrij voor haar wandeling met Ka-
rel. En dio had ook geen bezwaar, vandaag
Ik had al dikwijls zoo'n kikvorschje suffig
op zijn laddertje in zijn glazen huisje zien;
zitten, zonder in de verste verte te vermoe-,
den, wat een grappig kereltje zoo'n groen
rok je zijn kan.
Door een toeval werd ik de tijdelijke,
eigenares va-n een boomkikvorsch, die mij
door zijn jcugdigeD meestér in de zomorva-
cantio toevertrouwd werd met de dringen
de opdracht hem nu en dan genoegen te
doen met een vliegje.
In het begin bemoeide ik mij weinig met
mijn nieuwen huisgenoot, toen nam ik hem
voor de aardigheid uit zijn glazen huisje,
zette hem op dc vensterbank, om hem eens
op mijn gemak te bekijken.
Het diertje voelde zich, zooals het scheen,
zeer behagelijk in mijn warme hand, want
zoodra hij in do vensterbank was neergezet,
kwam hij met een sierlijken sprong weer
op mijn hand terug.
Eerst schrikte ik er even van, maar toen
vond ik en later ook mijn andere huisgenoo-
ten het aardig, om hem op onze hand te la
ten zitten.
Hij zat daar op zijn doode gemak en liet
zich rustig in zijn „gouden" oogen zien.
Tegen het venster dansten vliegen. Als wij
nu onze hand met den kikvorsch er op on
geveer 'n d.M. afstand van de ruit hielden,
dan sprong het kereltje elastisch op zijn
lange, groeno beenen naar zijn buit in de,
hoogte en iedere vlieg verdween, zonder tel
missen, in zijn grooten bek. Nu werd onze
gast de algemcene lieveling. Daar hij al
leen maar koud, maar verder niet onaan-i
genaam aanvoelde, vond niemand het meer.
griezelig hem op de hand te nemen en hem;
naar een plekje toe te brengen, waar hij,
juist een „lekkere" vlieg kon te pakken-
krijgen.
Door het groote aantal vliegen, die hem
als in Luilekkerland als 't ware in den
mond vlogen, had onze kikvorsch te veel
van het goede genoten, want ook kikvor-
schen kunnen zich overeten! Op zekeren
morgen vonden wij hem ziek in zijn huisje
liggen. De witte kleur aan zijn kop was
matgeel geworden, de anders zoo helder'
oogjes stonden dóf en treurig en de vlieg,
die wij hem voorhielden, werd met kracht
van de hand gewezen. Ik zette den zieke in
het warme zonnetje en niettegenstaande
wij erg medelijden met hem hadden, moes
ten wij toch even glimlachen over de grap
pige manier van doen van het zieke kik
vorschje. Zou hij schele hoofdpijn hebben of
zijn maagje overladen?
Hij wreef met zijn slappe voorpootje over
zijn kopje en zijn treurigo oogjes en deed
zijn bek zoo dikwijls open om te gapen, dat
het aanstekelijk op ons werkte. Eindelijk,
namen ze toch immers allen vrijaf.
„Waarheen zal het gaan. Amy", vroeg
hij.
Het zusje antwoordde niet, maar een
goedo verstaander heeft immers een half
woord noodig? Zo sloegen dus den weg in,
dio vóór naar het huis leidde.
„En daar zijn we net geweest", was het,
eenigo wat Karei er nog tegen in te bren
gen wist. Zou je het niet beter vinden om,
door den moestuin het verborgen gedeelte,
even te onderzoeken?"
Nu, dat was juist Amy's bedoeling, maar
ze vond het veiliger om den broer uit zich
zelf dit plannetje te laten uitspreken!
„Laten we het veld overstekon, Karei, en
dan door het hek in de heg gaan. Ik geloof,
dat dit de officieelo toegang tot het Kas
teel is."
„Ja", zei Karei, „dat geloof ik ook. Laten
we even achter de heg blijven Amy, want er
mocht eens iemand aan de andere zij van de
heg zijn
Amy had daar niets tegen maar toch
bleek er geen enkele reden te zijn voor Ka-
rel's vermoeden. Het was doodstil daar bin
nen, zelfs dc vogels zwegen!
„Laten wc cons even binnen gaan", drong
het zusje.
Karei blaakte nu ook van onderneming»
lust, daar moest Amy dus van profit.eeren.
Zo drongen dus binnen en bewonderden do
uitgestrektheid van het Kasteel.
herkreeg hij zijn uitgeputte krachten en
's middags was onze patiënt geheel genezen.
Van toen af bleef hij gezond alleen een
extra dikke bromvlieg maakte hem een
beotje overstuur. Dan was het grappig om
te zien, hoe hij met zijn handje over de
maag streek alsof hij zich masseeren wilde.
Eén ding vooral vond hij, minder tot ons
genoegen, een aangename bezigheidom
pijlsnel in de tulen overgordijnen te klau
teren. Wij moesten dikwijls op een kamer
trapje gaan staan, om hem uit een eenigs-
zins moeilijke houding te bevrijden.
De behendige klauteraar met zijn lange,
groene achterpooten verschafte ons menig
vroolijk oogenblik Hij scheen dan heel lang
en kon in een zittende houding toch met ge
mak op een rijksdaalder plaats nemen.
Kort vóór zijn vertrek liet hij ons nog eens
hartelijk lachen. Wij hadden gasten en za
ten aan het dessert, toen wij plotseling een
kreet hoorden, die ons gesprek verstommen
deed. Sommigen van ons sprongen ver
schrikt van tafel op. Het klonk als een luid
blaffen of blaten uit de richting van de ven
sterbank, waar het bikvorschenhuisje stond.
Maar hoe was dat mogelijk? Kikvorschcn
kwaken, maar blaffen of blaten toch niet?
En zulk een geluid kon toch niet door zoo'n
diertje worden gemaakt?
Intusscheu overtuigde ik er mij van, dat
het kereltje werkelijk zoo'n eigenaardig ge
luid gemaakt had en ik droeg den held van
den dag onder het lamplicht en zette hem
onder het luide gelach der gasten op tafel,
waar hij dadelijk een rustig plekje op een
flesschenbakje uitkoos en vandaaruit de
wereld door zijn heldergroene, verstandige
oogjes bekeek.
Later hoorde ik, dat alleen de mannetjes
onder de boomkikvorschen zulke krachtige
stemmen hebben en die nu en dan laten
weerklinken, als een teeken, dat zij zich
heel behagelijk gevoelen.
Het was dus een teeken, dat onze gast er
volstrekt geen spijt van had bij ons zijn tij-
delijken intrek te hebben genomen mis
schien was het wel ziju manier om ons voor
onze gastvrijheid te bedanken.
Kermis op bet eiland.
Op Marken is het op Pinksteren kermis en
dan vertJoonen d» Markers zich in de klee-
ron van hun voorouders, die al eeuw in,
eeuw uit van vader op zoon zijn overge
gaan. Slechts een keer in het jaar ein wel
op dien tweed-en dag van Pinksteren trok
ken zij die kl een-en aan. Ze beschouwden ze
ads heilige reliquieën en zijn er zoo aan ge
hecht, da niemand or zich van zou willen
ontdoen, zelfs wannoor hij in gebrek en
armoede verkeerde. Liever zouden zij alles
willen lijden, dan van dit erfgoed afstand to
doen.
„Maar ik begrijp niet hoe er hier nog
een deel bewoond moet zijn, daar ziet het
heelemaal niet naar uit. 't Lijken alles wel
ruïnes al zullen ze nu niet dadelijk in el
kaar vallen
„En er is geen deur!" viel Amy nu
weer in.
„Ja, daar links af heb je zoo'n overdekt
poortje, dat waarschijnlijk naar een deui>
leidt."
„O, verbeeld je, dat er oens iemand
kwam", begon zo weer.
„Ja, dan hadt jo maar nietbegon
Karei, maar vóór dat hij nog gelegenheid
had zijn zin te voltooien, werd er een ge
luid vernomen en beiden stonden in af
wachting. Dc seconden leken wel minuten,
tot er plotseling een gestalte zichtbaar
werd onder de poort, die echter het vol
gende oogenblik weer verdwenen was! Zoo
vliegensvlug was dit alles in zijn werk ge
gaan, dat ze onmogelijk een van beiden kon
den gezegd hebben hoe do gestalte er uit
zag in ieder geval was het. Diet oude Ger-
rib geweest!
„Was het een man of een vrouw?" infor
meerde Amy buiten adem.
„Ja, dat weet ik óók niet", antwoordde
Karei. Ik zag niets dan een hoofd met iets
donkers er op."
„Jawel, maar ik zag iets wits ook", be
tuigde Amy. ,,'t Zal een non zijn geweest."
„Och kom, jij haalt je altijd zulke vrecni-
De kalkoen is ontwijfelbaar een geschenk
van een Amerikaan en werd omstreeks 1530
naar Europa overgebracht. In dierenpar
ken van aanzienlijke heeren werd hij een
zeldzame nieuwe bewoner; het was echter
alleen nog als curiositeit, maar niet voor
nut. Maar dit zou spoedig veranderen,
want omstreeks het midden der 16de eeuw
moet de kalkoen o. a. in de omgeving van
Rouaan veelvuldig gefokt zijn geworden,
daar hij in dat jaar reeds op den disch voor
kwam. Maar in ons land en in Duitschland
is de kalkoen nooit een bepaalde nutvogel
geworden - Ons klimaat leeut er zich niet
toe. Maar in Spanje en in Frankrijk heeft
zich de kalkoenenteelt tot een belangrijken
tak van bedrijf ontwikkeld en dit is dan ook
geeD wonder, als men bedenkt, dat tenmin
ste op één dag in elk jaar, in elk berger
huisgezin deze vogel als feestmaal moet
verschijnen; zoo in Engelaud op Kerstdag
cd in Amerika den vierden Juli.
In Frankrijk is de kalkoenenteelt in som
mige streken, bijv. in Normandië, voor den
export naar Engeland vaD veel beteekenis
en vooral voor Spanje heeft zijn teelt een
bijzonder belang: op de onvruchtbare hoog
vlakten vindt men kudden van honderden
kalkoenen die, dikwijls slechts door een
klein meisje gehoed worden.
De doctoren in ons land op do helft der
16de eeuw waren zeer tegen het eten van 1
kalkoen gekant; het vleeseh was slecht ver
teerbaar en moest volgens hun beweren wel!
meiaatschheidveroorzaken.... Columbus
heeft geen gewag gemaakt van den kalkoen,
maar toch moet die vogol van Amerikaan-
schen oorsprong zijn. In Mexico was hij bij
do verovering zóo menigvuldig, dat de
Spanjaarden zich op menig stukje vleeseh
trakteerden. En daar do bewoners van
Mexico geen ander viervoetig huisdier be-
halve den hond hielden, ook om door hen
te worden gegeten, bleef den Spanjaar
den geen ander dierlijk voedsel over, dan
tamme vogels. In vele deel en van de nieuwe
Wereld wordt de kalkoen nog in bet wild
aangetroffen.
Onze meeste huisdieren stammen echter
uit het Oosten en Amerika dankt weer
zijn huisdieren aan de Europeesche volken;
ze zijn na de ontdekking van Columbus naar
Amerika gebracht. Toen de Europeesche
gelukzoekers later ook het paard in het
Westelijk halfrond brachten, is het déar
verwilderd en de roodhuid heeft de edele
rijkunst geleerd. Men zon allicht geneigd
zijn te vragen, hoè de Indianen zich dan
gered hebben vóór dat sij het paard kenden?
Zelfs bet rendier was nog geen huisdier, en-
do dingen in je hoofd! Het zal eenvoudig
de vrouw van oude Gerrit. zijn geweest."
„Maar beloof me één ding, Karei, ver
tel er niets van aan Viva."
„Waarom niet?" vroeg hij.
„Och, die is altijd zoo kinderachtig, die
zou het aan juf vertellen en die zou er dan
heel wat van denken
„Weineen, dat zullen wc dan maar niett'1
„lk begrijp nog altijd iriet, wat die dame
praatte, dio wij toon in 't. park ontmoetten,
die zei toen zoo iets, van dat daar hoel veel
moed voor noodig was, ook zei ze nog zoo
iets, van „erg verlaten" en dat de dorpelin
gen er „bang" voor waren."
Zij stonden nu weer op den grooten we&
en Amy was haar schrik geheel vergeten j
zoodat ze alweer plannetjes maakten voor
een nieuwen ontdekkingstocht.
Ik zal maar niet vertellen waar Amy dien
nacht allemaal van droomde Waar
schijnlijk zou zij ook niet erg graag gehad
hebben, dat anderen er van geweten had
den, want het was een echt spel der ver
beelding.
Twee dagen lang hadden ze nu heel geen
gelegenheid voor verdere ontdekkingstoch
ten en kwamen dus niet veel verder. Voor
eerst was het weer omgeslagen en ofschoon
liet tegen den middag wel wat opklaarde,
wilde juf toch niet hooren van „in de nat
tigheid loopen", zooals zij beweerde. De
cenigo afleiding, die Amy zich dus wist te
bezorgen wasallo sleutels bij elkaar te
kei de bond. Maar die kon toch niet als
rijdier gebruikt zijn?... Voordat Columbus
Amerika bezocht had, scheen daar zelfs het
rund geen huisdier te zijn, melk kenden zij
dus ook niet. Voor meet. behielpen de volks
stammen die den landbouw uitoefenden,
zich met mossels en kleine visschen. En
eigenaardig: tegenwoordig worden de run-,
deren in de Nieuwe wereld juist in zoo'n
verbazende hoeveelheid .gefokt, dat dit
machtig werelddeel een groote concurrent is
van Europa in dierlijke productenals daar
zijn vet, huiden en vleeseh
Waarom werd toch hot oude kolfspel
verdronpen
Wel spreken we tegenwoordig van het,
golfspel, maar waarom werd toch eigenlijk
het oude kolfspel verdrongen. Die uit
spanning werd door onze voorouders toch
ook, gedeeltelijk in de open lucht gehou
den. De kolfbaan n.l. was in den regel aan
alle zijden open; de buitenlucht had er
dus vrijen toegang. De vloer was tusschen;
de 12 a 13 meters lang en moest zéér vlak,
effen cn vast zijn. Men sloeg met lange
6tokken, die aan het eenc eind een kolfje
hadden, naar een bal van sajet, wol of
paardenhaar gemaakt, die in den regel met
leer overtrokken was. Deze bal moest langs
den effen vloer voortrollen en de kunst
was, om dien bal zulk een richting te geven,
dat hij cén der twee paaltjes, die zich in
den vloer bevonden, raakte. Natuurlijk wa-(
ren dit lang niet alle regels, die in het.
oog dienden gehouden te worden en boven
dien hoorde er heel wat oefening toe, om
goed tc kunnen kolven!
Klein maar dapper.
Do kolibrietij es, die kleine peuter-vogel
tjes, laten zich heusch de kaas niet van het
brood eten In den tijd, dat ze jongen heb
ben, wagen nj het dikwijls zich met, moed
tegen veel grootere roofvogels te verdedi
gen. Hun verbazende behendigheid en hun
lange, puntige snavels, doen hen niet /.el-
den op een veel grooteren vogel de over
winning behalen.
De voormalige Hcidonsche bewoners van
Mexico versierden hun afgodsbeelden met
do veeren dezer vogeltjes. En nu nog dra
gon do Mcxicaansohe dames dikwijls opge
zette kolibries aJs sieraad in haar ooron.
Do indianen dooden doze diertjes met
kogeltjes van klei, dio ae door bouten
buisjes he en blazen. Het woord kolibrie *tr
een oud-Mexicnansch woord on betcekent
„bloemenzuiger", en dat ze dien naam
kregen, ia niet te verwonderen
verzamelen, die zij maar ©enigszins ver
moedde dat op die deur in de leorkamcr
zouden passen, om dan daarmede eens haat
geluk to beproeven. Maar het. was alles
vergeefsDe meeste exemplaren pasten
niet eens in het slot en de twee of drie,
waarmede ze het nog zoo ver bracht, kon zo
met geen mogelijkheid omdraaien, dus
kwam ze niet veel verder. Amy deed dit
volstrekt, niet in het geheim, maar waar ze
allen bij waren ofschoon Viva stond tc tril
len als een espenblad bij iedcren nieuwen
sleutel die weer geprobeerd werd.
„Nu, 't is toch allemaal voor niets", ga!
Amy ten slotte op. ,,'t Is toch eigenlijk te
gek om een deur in je eigen huis'te hebben,
die je niet eens open kunt krijgen! Zou je
i r ouden Gerrit niet eens naar vragen Ka-
rel?"
„Oude Gerrit? Ik zou je bedanken, die
wordt steeds stugger eu boozer als ik hom
tegen kom. Hij kijkt mij aan of bij bij zich
zelf denkt: wat doe. jij eigenlijk hier? Jij
hebt heel geeD recht om hier te Wezen. Ik
hoop, dat het niet zijn' vrouw was. die
Amy keek hem aan met waarschuwenden
blik, en gelukkig waren die laatste woorden
niet opgemerkt, want daar kwam Dof aan
mol een heel gewichtig air, terwijl hij iets-
in de hand hield, dat de anderen blijkbaar
niet zoo gauw mochten rien.
(Wordt vervolgd).