Het Geheim van den Toren. Onze Boomkikvorsch. De herkomst van een bekenden vogel. „En dat roode lintje in jc knoopsgat dan V' „O, dat?Dat is liet eerekruis." „En koe kom je daaraan?" „Dat heb ik in het hartje van Spanje ver diend, onder bevel van den generaal hier!" „Ik ben heel blij, dat ik je hier zie, want we zitten er erg mee verlegen." Op dat oogenblik stapte de generaal nu ook uit-, groette den heer Lo Bois en luister de even naar het gesprek dat tusschen die twee gewisseld werd. „Wat maakt-, da-t jullie er zoo lcelijk in- «att" „Wel, die kleine kat, die HenriHij is nu tóó groot- geworden, dat hij absoluut moet bepalen, wat hij worden wil en hij houdt er maar 6teeds aan vast, dat hij naar de Pol- technische School wil." „Nu, dat is eenvoudig genoeg. .Te laat hem dfeelnemcn aan het toelatingsexamen." „Jawel, maar 't is alleen maar jammer, dat het zoo duur is!" „Laten we daar liever binnen het gesprek verder over voortzetten." En met z'n drieën gingen ze toen het huis je binnen van tante Geneveva. „En waar is hij zelf, do kleine jongen?" vroeg Jan. „In den tuin; daar zit hij te lezen." „Maar antwoordt u nu eens even, lieve tante op één vraag, die de generaal u zal Stellen. En onmiddellijk viel dé hoog© militair •u in „Juffrouw, toen u het kind in uw ver zorging naamt, heeft u toen onmiddellijk gevonden, dat hij een zilveren gedenkpen ning om den hals droeg?" „Ja, mijnheer. Die draagt hij nog. Aan den eencn kant staat een degen en aan dc andere zijde een datum." „Ja juist. Een datum, dien ik nooit ver geten zal! 18 Mei!" Henri kwam nu uit den tuin, onmiddellijk op Jan afgeloopen met uitgebreide armen. „Wacht eens even, vent!" sprak dc-pleeg vaderDaarop maakte hij eerst Henri's das los en haalde de penning ook waarlijk te voorschijn „Nu béste jóngen," omhels al lereerst je Vader!" En Jan wees op den generaal. „Zóó zóó!" riep de heer Le Bois leuk, die nog de eenige was, een enkel woord te uiten. „Maar hoe. zit dat nu eigenlijk in el kaar?" „Wel, als volgt", begon JaD „De generaal als weduwnaar, kón zijn zoon niet meenemen naar Rusland, waar hij gevangen genomen werd en waar men het er allemaal voor hield, dat hij ook gestor ven was. Zoo kwam hij zijnerzijds ook niets te weten van zijn kind, zijn jongen', die hier in de nabijheid uitbesteed was. Do vader FEUILLETON. lli Zij gingen juist den tegenovergesteldcn kant uit, van dien ze gewoonlijk gingen vlak langs het voorste deel van het. Kasteel. Het was anders geen indrukwekkende laan, maar slechts een gewoon zijpaadje, dwar» over een veld en dat naar een doodgewoon hek leidde midden in de heg. „Laat ons dicht naar het hek gaan", zei Amy. Dan konden we ook eens een beetje van deze zijde van de ruïne zien." Maar juf had er niet erg veel lust in, om dat te doen! Haar ideëen van wandelen waren al zeer beperkttc meer, daar zo het voor zeer onbescheiden hield om zich zoo met andermans zaken te bemoeien, zoo als ze het uitdrukte. „Ik begrijp ook niet Amy, waarom je. niet tevreden zoudt zijn met je eigen buis en tuin en voor de verandering eens een eindje wandelen op den grooten weg?" Amy, moest zich dus tevreden stellen met. een blik op een afstand van het. hek en zo wenschte zichzelf geluk, dat ze althans niet meer dan eens hoefde deel te nemen nan dergelijke wandelingen. Ze zagen ook in dc verte een paar heu vels en Karei kon nu toch niet nalaten op te merken van de min, .was namelijk na den dood zij ner vrouw verhuisd met het kind, dat hij nu ook voor een wees hield." „Maar hoe is hij dit dan nu alles te weten gekomen V* „Wel op zekeren dag heeft de generaal mij gevraagd, waar ik vandaan kwam. En zoo raakten wij aan het praten en zei hij dus, dat het hem niets verwonderen zou o! ons Poesje was zijn zoon!" „Ja, en nu is het eind van het lied dan, dat de jongen bij ons weggaat?" weeklaag de tante Geneveva. „Wel neen, zeker niet!" betuigde de ge neraal. „We blijven nu voortaan gczelligjes allemaal bij elkaar." En ziet": geen week later installeerde de generaal zich op een prachtig landgoed in de nabijheid van Fontainebleau, en daar deed oude tante Geneveva het huishouden voor hemof liever voor hen, want Jan kwam er ook bij in en zoon Hcnri ging naar do Polytechnische School, Het fatsoeneeren der horens. Do liefde van den Kaffer voor zijn vee maakt, dat hij tracht het op verschillende wijzen te versieren, waarvan enkelen clcr dieren niet weinig pijn pioeten veroorz;ir ken. Hiervoor is hij echter volkomen on verschillig; hij pijnigt de dieren die bij liefheeft dikwijls op een vreeselijke wijze niet uit lust om hen kwaad te doen, maar uit die volkomen onverschilligheid voor het veroorzaken van pijn, die den onbeschaaf- den volken nu eenmaal overal eigen is De ooren van zijn koeion worden dan ook overal in cis wonderlijkste vormen gesne den nogal heel graag maakt hij er een blad van, met diep-ingesneden randen. Soms ook buigt hij de punten zóó naar buiten, dat die bijna tob de schouders rei ken, of omgekeerd zóó naar binnen, dat zij een boog vormen Symbolen op het Chineesch porselein. Op een porseleinen voorwerp, bestemd voor een dichter, schilderen de Chineezen een parel, als zinnebeeld van het talonu De strijdbijl vindt men op geschenken aan beroemde krijgsoversten, terwijl een stuk inkt en pensee] werden aangebracht om aan te toonen, dat do onderschedding te beurt viel aan een geletterde. Die zinnebeeldige voorstellingen nu, kwa men zoowel op do onderzijde, als op het patroon voor. Waren ze vcrgczold van scepters, vazen en bloemen of pauweveeren, dan duidden ze op de hoogo positie van den persoon, waarvoor bet geschenk bestemd was. „Wat zou dat prettig zijn, als we zoo'n heuvel eons konden beklimmen, als papa komt, mogen we dat zeker wel doen." „Maar dan neem je mij toch eons mee?" vleide Dora nu weer. „Zeker, zeker hoor!" troostte dc oudste zus; „en misschien zien we dan het aardig© hondje nog wel." „Je zult toch niet crp gevaarlijke plaatsen gaan met kleine zus?" vroeg juf. „Ik zal toch mijn belofte niet breken, daar zie je mij toch niet voor aan 6prak Amy verontwaardigd. Maar in haar hart dacht zij, mama zei nooit, dat wo door het hek mochten, maar ik zal toch do vrijheid nemen om wat te ont dekken Ze gingen nu weer denzclfdcn weg terug, dien zij gekomen waren. HOOFDSTUK Vin. Het slot omgedraaid en tóch n i e t o pe d. Toen ze clien avond thee gedrongen had den, betuigde Viva, dat zc te moe was om nog weer uit tc gaan. Maar goedhartig als altijd, stelde ze toen voor, den kleintjes een verhaaltjo voor te lezen wat dadelijk dank baar aangenomen werd Amy vond dit heel goed! Zij was dan meteen vrij voor haar wandeling met Ka- rel. En dio had ook geen bezwaar, vandaag Ik had al dikwijls zoo'n kikvorschje suffig op zijn laddertje in zijn glazen huisje zien; zitten, zonder in de verste verte te vermoe-, den, wat een grappig kereltje zoo'n groen rok je zijn kan. Door een toeval werd ik de tijdelijke, eigenares va-n een boomkikvorsch, die mij door zijn jcugdigeD meestér in de zomorva- cantio toevertrouwd werd met de dringen de opdracht hem nu en dan genoegen te doen met een vliegje. In het begin bemoeide ik mij weinig met mijn nieuwen huisgenoot, toen nam ik hem voor de aardigheid uit zijn glazen huisje, zette hem op dc vensterbank, om hem eens op mijn gemak te bekijken. Het diertje voelde zich, zooals het scheen, zeer behagelijk in mijn warme hand, want zoodra hij in do vensterbank was neergezet, kwam hij met een sierlijken sprong weer op mijn hand terug. Eerst schrikte ik er even van, maar toen vond ik en later ook mijn andere huisgenoo- ten het aardig, om hem op onze hand te la ten zitten. Hij zat daar op zijn doode gemak en liet zich rustig in zijn „gouden" oogen zien. Tegen het venster dansten vliegen. Als wij nu onze hand met den kikvorsch er op on geveer 'n d.M. afstand van de ruit hielden, dan sprong het kereltje elastisch op zijn lange, groeno beenen naar zijn buit in de, hoogte en iedere vlieg verdween, zonder tel missen, in zijn grooten bek. Nu werd onze gast de algemcene lieveling. Daar hij al leen maar koud, maar verder niet onaan-i genaam aanvoelde, vond niemand het meer. griezelig hem op de hand te nemen en hem; naar een plekje toe te brengen, waar hij, juist een „lekkere" vlieg kon te pakken- krijgen. Door het groote aantal vliegen, die hem als in Luilekkerland als 't ware in den mond vlogen, had onze kikvorsch te veel van het goede genoten, want ook kikvor- schen kunnen zich overeten! Op zekeren morgen vonden wij hem ziek in zijn huisje liggen. De witte kleur aan zijn kop was matgeel geworden, de anders zoo helder' oogjes stonden dóf en treurig en de vlieg, die wij hem voorhielden, werd met kracht van de hand gewezen. Ik zette den zieke in het warme zonnetje en niettegenstaande wij erg medelijden met hem hadden, moes ten wij toch even glimlachen over de grap pige manier van doen van het zieke kik vorschje. Zou hij schele hoofdpijn hebben of zijn maagje overladen? Hij wreef met zijn slappe voorpootje over zijn kopje en zijn treurigo oogjes en deed zijn bek zoo dikwijls open om te gapen, dat het aanstekelijk op ons werkte. Eindelijk, namen ze toch immers allen vrijaf. „Waarheen zal het gaan. Amy", vroeg hij. Het zusje antwoordde niet, maar een goedo verstaander heeft immers een half woord noodig? Zo sloegen dus den weg in, dio vóór naar het huis leidde. „En daar zijn we net geweest", was het, eenigo wat Karei er nog tegen in te bren gen wist. Zou je het niet beter vinden om, door den moestuin het verborgen gedeelte, even te onderzoeken?" Nu, dat was juist Amy's bedoeling, maar ze vond het veiliger om den broer uit zich zelf dit plannetje te laten uitspreken! „Laten we het veld overstekon, Karei, en dan door het hek in de heg gaan. Ik geloof, dat dit de officieelo toegang tot het Kas teel is." „Ja", zei Karei, „dat geloof ik ook. Laten we even achter de heg blijven Amy, want er mocht eens iemand aan de andere zij van de heg zijn Amy had daar niets tegen maar toch bleek er geen enkele reden te zijn voor Ka- rel's vermoeden. Het was doodstil daar bin nen, zelfs dc vogels zwegen! „Laten wc cons even binnen gaan", drong het zusje. Karei blaakte nu ook van onderneming» lust, daar moest Amy dus van profit.eeren. Zo drongen dus binnen en bewonderden do uitgestrektheid van het Kasteel. herkreeg hij zijn uitgeputte krachten en 's middags was onze patiënt geheel genezen. Van toen af bleef hij gezond alleen een extra dikke bromvlieg maakte hem een beotje overstuur. Dan was het grappig om te zien, hoe hij met zijn handje over de maag streek alsof hij zich masseeren wilde. Eén ding vooral vond hij, minder tot ons genoegen, een aangename bezigheidom pijlsnel in de tulen overgordijnen te klau teren. Wij moesten dikwijls op een kamer trapje gaan staan, om hem uit een eenigs- zins moeilijke houding te bevrijden. De behendige klauteraar met zijn lange, groene achterpooten verschafte ons menig vroolijk oogenblik Hij scheen dan heel lang en kon in een zittende houding toch met ge mak op een rijksdaalder plaats nemen. Kort vóór zijn vertrek liet hij ons nog eens hartelijk lachen. Wij hadden gasten en za ten aan het dessert, toen wij plotseling een kreet hoorden, die ons gesprek verstommen deed. Sommigen van ons sprongen ver schrikt van tafel op. Het klonk als een luid blaffen of blaten uit de richting van de ven sterbank, waar het bikvorschenhuisje stond. Maar hoe was dat mogelijk? Kikvorschcn kwaken, maar blaffen of blaten toch niet? En zulk een geluid kon toch niet door zoo'n diertje worden gemaakt? Intusscheu overtuigde ik er mij van, dat het kereltje werkelijk zoo'n eigenaardig ge luid gemaakt had en ik droeg den held van den dag onder het lamplicht en zette hem onder het luide gelach der gasten op tafel, waar hij dadelijk een rustig plekje op een flesschenbakje uitkoos en vandaaruit de wereld door zijn heldergroene, verstandige oogjes bekeek. Later hoorde ik, dat alleen de mannetjes onder de boomkikvorschen zulke krachtige stemmen hebben en die nu en dan laten weerklinken, als een teeken, dat zij zich heel behagelijk gevoelen. Het was dus een teeken, dat onze gast er volstrekt geen spijt van had bij ons zijn tij- delijken intrek te hebben genomen mis schien was het wel ziju manier om ons voor onze gastvrijheid te bedanken. Kermis op bet eiland. Op Marken is het op Pinksteren kermis en dan vertJoonen d» Markers zich in de klee- ron van hun voorouders, die al eeuw in, eeuw uit van vader op zoon zijn overge gaan. Slechts een keer in het jaar ein wel op dien tweed-en dag van Pinksteren trok ken zij die kl een-en aan. Ze beschouwden ze ads heilige reliquieën en zijn er zoo aan ge hecht, da niemand or zich van zou willen ontdoen, zelfs wannoor hij in gebrek en armoede verkeerde. Liever zouden zij alles willen lijden, dan van dit erfgoed afstand to doen. „Maar ik begrijp niet hoe er hier nog een deel bewoond moet zijn, daar ziet het heelemaal niet naar uit. 't Lijken alles wel ruïnes al zullen ze nu niet dadelijk in el kaar vallen „En er is geen deur!" viel Amy nu weer in. „Ja, daar links af heb je zoo'n overdekt poortje, dat waarschijnlijk naar een deui> leidt." „O, verbeeld je, dat er oens iemand kwam", begon zo weer. „Ja, dan hadt jo maar nietbegon Karei, maar vóór dat hij nog gelegenheid had zijn zin te voltooien, werd er een ge luid vernomen en beiden stonden in af wachting. Dc seconden leken wel minuten, tot er plotseling een gestalte zichtbaar werd onder de poort, die echter het vol gende oogenblik weer verdwenen was! Zoo vliegensvlug was dit alles in zijn werk ge gaan, dat ze onmogelijk een van beiden kon den gezegd hebben hoe do gestalte er uit zag in ieder geval was het. Diet oude Ger- rib geweest! „Was het een man of een vrouw?" infor meerde Amy buiten adem. „Ja, dat weet ik óók niet", antwoordde Karei. Ik zag niets dan een hoofd met iets donkers er op." „Jawel, maar ik zag iets wits ook", be tuigde Amy. ,,'t Zal een non zijn geweest." „Och kom, jij haalt je altijd zulke vrecni- De kalkoen is ontwijfelbaar een geschenk van een Amerikaan en werd omstreeks 1530 naar Europa overgebracht. In dierenpar ken van aanzienlijke heeren werd hij een zeldzame nieuwe bewoner; het was echter alleen nog als curiositeit, maar niet voor nut. Maar dit zou spoedig veranderen, want omstreeks het midden der 16de eeuw moet de kalkoen o. a. in de omgeving van Rouaan veelvuldig gefokt zijn geworden, daar hij in dat jaar reeds op den disch voor kwam. Maar in ons land en in Duitschland is de kalkoen nooit een bepaalde nutvogel geworden - Ons klimaat leeut er zich niet toe. Maar in Spanje en in Frankrijk heeft zich de kalkoenenteelt tot een belangrijken tak van bedrijf ontwikkeld en dit is dan ook geeD wonder, als men bedenkt, dat tenmin ste op één dag in elk jaar, in elk berger huisgezin deze vogel als feestmaal moet verschijnen; zoo in Engelaud op Kerstdag cd in Amerika den vierden Juli. In Frankrijk is de kalkoenenteelt in som mige streken, bijv. in Normandië, voor den export naar Engeland vaD veel beteekenis en vooral voor Spanje heeft zijn teelt een bijzonder belang: op de onvruchtbare hoog vlakten vindt men kudden van honderden kalkoenen die, dikwijls slechts door een klein meisje gehoed worden. De doctoren in ons land op do helft der 16de eeuw waren zeer tegen het eten van 1 kalkoen gekant; het vleeseh was slecht ver teerbaar en moest volgens hun beweren wel! meiaatschheidveroorzaken.... Columbus heeft geen gewag gemaakt van den kalkoen, maar toch moet die vogol van Amerikaan- schen oorsprong zijn. In Mexico was hij bij do verovering zóo menigvuldig, dat de Spanjaarden zich op menig stukje vleeseh trakteerden. En daar do bewoners van Mexico geen ander viervoetig huisdier be- halve den hond hielden, ook om door hen te worden gegeten, bleef den Spanjaar den geen ander dierlijk voedsel over, dan tamme vogels. In vele deel en van de nieuwe Wereld wordt de kalkoen nog in bet wild aangetroffen. Onze meeste huisdieren stammen echter uit het Oosten en Amerika dankt weer zijn huisdieren aan de Europeesche volken; ze zijn na de ontdekking van Columbus naar Amerika gebracht. Toen de Europeesche gelukzoekers later ook het paard in het Westelijk halfrond brachten, is het déar verwilderd en de roodhuid heeft de edele rijkunst geleerd. Men zon allicht geneigd zijn te vragen, hoè de Indianen zich dan gered hebben vóór dat sij het paard kenden? Zelfs bet rendier was nog geen huisdier, en- do dingen in je hoofd! Het zal eenvoudig de vrouw van oude Gerrit. zijn geweest." „Maar beloof me één ding, Karei, ver tel er niets van aan Viva." „Waarom niet?" vroeg hij. „Och, die is altijd zoo kinderachtig, die zou het aan juf vertellen en die zou er dan heel wat van denken „Weineen, dat zullen wc dan maar niett'1 „lk begrijp nog altijd iriet, wat die dame praatte, dio wij toon in 't. park ontmoetten, die zei toen zoo iets, van dat daar hoel veel moed voor noodig was, ook zei ze nog zoo iets, van „erg verlaten" en dat de dorpelin gen er „bang" voor waren." Zij stonden nu weer op den grooten we& en Amy was haar schrik geheel vergeten j zoodat ze alweer plannetjes maakten voor een nieuwen ontdekkingstocht. Ik zal maar niet vertellen waar Amy dien nacht allemaal van droomde Waar schijnlijk zou zij ook niet erg graag gehad hebben, dat anderen er van geweten had den, want het was een echt spel der ver beelding. Twee dagen lang hadden ze nu heel geen gelegenheid voor verdere ontdekkingstoch ten en kwamen dus niet veel verder. Voor eerst was het weer omgeslagen en ofschoon liet tegen den middag wel wat opklaarde, wilde juf toch niet hooren van „in de nat tigheid loopen", zooals zij beweerde. De cenigo afleiding, die Amy zich dus wist te bezorgen wasallo sleutels bij elkaar te kei de bond. Maar die kon toch niet als rijdier gebruikt zijn?... Voordat Columbus Amerika bezocht had, scheen daar zelfs het rund geen huisdier te zijn, melk kenden zij dus ook niet. Voor meet. behielpen de volks stammen die den landbouw uitoefenden, zich met mossels en kleine visschen. En eigenaardig: tegenwoordig worden de run-, deren in de Nieuwe wereld juist in zoo'n verbazende hoeveelheid .gefokt, dat dit machtig werelddeel een groote concurrent is van Europa in dierlijke productenals daar zijn vet, huiden en vleeseh Waarom werd toch hot oude kolfspel verdronpen Wel spreken we tegenwoordig van het, golfspel, maar waarom werd toch eigenlijk het oude kolfspel verdrongen. Die uit spanning werd door onze voorouders toch ook, gedeeltelijk in de open lucht gehou den. De kolfbaan n.l. was in den regel aan alle zijden open; de buitenlucht had er dus vrijen toegang. De vloer was tusschen; de 12 a 13 meters lang en moest zéér vlak, effen cn vast zijn. Men sloeg met lange 6tokken, die aan het eenc eind een kolfje hadden, naar een bal van sajet, wol of paardenhaar gemaakt, die in den regel met leer overtrokken was. Deze bal moest langs den effen vloer voortrollen en de kunst was, om dien bal zulk een richting te geven, dat hij cén der twee paaltjes, die zich in den vloer bevonden, raakte. Natuurlijk wa-( ren dit lang niet alle regels, die in het. oog dienden gehouden te worden en boven dien hoorde er heel wat oefening toe, om goed tc kunnen kolven! Klein maar dapper. Do kolibrietij es, die kleine peuter-vogel tjes, laten zich heusch de kaas niet van het brood eten In den tijd, dat ze jongen heb ben, wagen nj het dikwijls zich met, moed tegen veel grootere roofvogels te verdedi gen. Hun verbazende behendigheid en hun lange, puntige snavels, doen hen niet /.el- den op een veel grooteren vogel de over winning behalen. De voormalige Hcidonsche bewoners van Mexico versierden hun afgodsbeelden met do veeren dezer vogeltjes. En nu nog dra gon do Mcxicaansohe dames dikwijls opge zette kolibries aJs sieraad in haar ooron. Do indianen dooden doze diertjes met kogeltjes van klei, dio ae door bouten buisjes he en blazen. Het woord kolibrie *tr een oud-Mexicnansch woord on betcekent „bloemenzuiger", en dat ze dien naam kregen, ia niet te verwonderen verzamelen, die zij maar ©enigszins ver moedde dat op die deur in de leorkamcr zouden passen, om dan daarmede eens haat geluk to beproeven. Maar het. was alles vergeefsDe meeste exemplaren pasten niet eens in het slot en de twee of drie, waarmede ze het nog zoo ver bracht, kon zo met geen mogelijkheid omdraaien, dus kwam ze niet veel verder. Amy deed dit volstrekt, niet in het geheim, maar waar ze allen bij waren ofschoon Viva stond tc tril len als een espenblad bij iedcren nieuwen sleutel die weer geprobeerd werd. „Nu, 't is toch allemaal voor niets", ga! Amy ten slotte op. ,,'t Is toch eigenlijk te gek om een deur in je eigen huis'te hebben, die je niet eens open kunt krijgen! Zou je i r ouden Gerrit niet eens naar vragen Ka- rel?" „Oude Gerrit? Ik zou je bedanken, die wordt steeds stugger eu boozer als ik hom tegen kom. Hij kijkt mij aan of bij bij zich zelf denkt: wat doe. jij eigenlijk hier? Jij hebt heel geeD recht om hier te Wezen. Ik hoop, dat het niet zijn' vrouw was. die Amy keek hem aan met waarschuwenden blik, en gelukkig waren die laatste woorden niet opgemerkt, want daar kwam Dof aan mol een heel gewichtig air, terwijl hij iets- in de hand hield, dat de anderen blijkbaar niet zoo gauw mochten rien. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 8