ZONDAG5B1AD
ISID5CH DAGBIAD
4- VAM MË.T -
Dieren-geneeskunsf.
Zijn de sterren bewoonbaar.
ALLSELEI.
No. 16648.
Zaterdag 6 Juni.
Anno 1914.
AAI lil
Ka douh nav uoj
Om d© primitiefste methoden van gene
zing der mensohen in haar waarde en be-
teekenis te leeren kennen, zou men moe
ten nagaan, hoe de dieren te werk gaan,
leest men in het Medisch Weekblad".
Evenals bij het dier zouden die pogingen
van den primitieven mensch ab origine zijn
geweest. „Tricbbewegungen", d.w.z. in
stinctbewegingen als reactie op het onlust
gevoel, of wel eenvoudige reflexbewegingen
Die instinctbowegingen van het dier be
staan in hoofdzaak uit het zich krabben,
zich wrijven, belikkcn. zich schuren of wen
telen over den grond, zich tc water of in
het slijk begeven, het zuigen aan of het
blazen op de wond
Sommige diereD, zooals bepaalde apen,
plegen reeds ingedrongen vreemde be-
etanddeelen, zooals splinters en doornen^
uit hun eigen lichaam en bij c-lkaar uit
het lichaam te trekken. Dr. Ker-
bert deelt mede, dat Sultan, de orang
oetan in „Artis", een stuk ijzerdraad ge
bruikt, om daarmede voedsel reeten uit zijn
kiezen te verwijderen.
Yolgens een notitie uit het dagboek van
Livingstone trekt de toko, gelijk de go
rilla in Centraal-Afrika bij do inboorlingen
heet, een speer, waardoor hij getroffen is,
uit zijn lichaamhij plukt vervolgens eeni-
ge bladeren en stopt die in de wond, om
de bloeding tot staan te brengen.
Enkele andere voorbeeldenBekend is
bijv. de gewoonte van honden, om bij jeuk,
door een eigenaardige sohurende en schui
vende beweging over den grond, de wur
men uit den edelarm te verwijderen, die
de jeuk veroorzaken. De dassen bezitten
een bij den anus gelegen klier, waarvan de
inhoudt dient tot het aanlokken van het
andere geslacht. Wanneer de klier gevuld
is en daardoor het gevoel van onaangename
spanning ontstaat, wrijven deze dieren den
anus tegen den grond of een steen, ten ein
de den inhoud te ontlasten. Paarden en
koeien belikken niet alleen hun eigen won
den, maar ook die van hun soortgenooten.
Door het speeksel schijnt de pijn te ver
minderen en de wond spoediger te gene
zen. Bij insectensteken kan het alcalische
speeksel van het paard waarschijnlijk door
neutralisatie van eventueel gevormde zu
ren vermindering der pijDgewaarwording
bewerken.
Verwonde olifanten plegen hun wonden
met den slurf te bestrijken met modder, ten
gevolge waarvan de pijn schijnt te vermin
deren en de wond spoediger schijnt te ge
nezen.
Om zich van vliegen, muggen en luizen
te ontdoen, gaat het hert urenlang in het
water staan ook de buffels en neushoorns
begeven zich daartoe to water of in het
slijk, slechts hun neus ziet men even boven
de oppervlakte te voorschijn komen.
Aanvankelijk nu zou de primitieve
mensch zich op dezelfde wijze gered hebben
als het dier; eerst langzamerhand zullen
deze methoden zich verbeterd hebben, voor
al toen daartoe van bepaalde instrumenten
gebruik gemaakt kon worden.
kiiraaeajQoz© remmen.
De uitvinder ven een op een afstand be
stuurbare boot, de leeraar Wirth, te Neu
renberg, heeft, zoo lezen wij in de „IJzer-
6D Staalkroniek" voor eomgen tijd een
systeem uitgedacht om spoortreinen door
middel van electrische golven te remmen.,
hetwelk bij la den Laatsten tijd gedane
proefnemingen, goed heeft voldaan.
Van uit het station, een wachthuisje of
van de lijn wordt in geval van gevaar het
automatische rcmtoe-stel in werking ge
steld. Het zendstation bevindt zich, zoo
als de ,,Ztg. cl.Ver. Dcutschcr Eisenbahn-
Verw." mededeelt, in het stations- of blok-
geoouw, de ontvanger van de electrische
golven is in de treinen aangebracht. Als
i-antenne dient de spooiweertelefoon-
leiduig, de ontvang-antenne bevindt zich
op het dak van don bn gage wagen. Daar men
i^rbij met zeer gecompliceerde toestellen
ft te doen, heeft de uitvinder er een con
trole-apparaat aan toegevoegd, hetwelk
door regelmatige slagen op een klok aan
geeft of het toestel voor het bedrijf gereed
is. Is aan de toestellen iets niet in orde, dan
klinkt er een automatisch signaal. Ook hcoft
Wirth een automatische snelheidsregula-
teur geconstrueerd, welke den machinist er
door slagen op een klok opmerkzaam op
maakt, dat de hoogst toe te laten snelheid
overschreden iswordt er geen acht op dat
waarschuwingsteeken geslagen, dan treedt
na verloop van ongeveer tien seconden een
automatisch remtoestel in werking.
Het voornaamste deel van deze inrichting
stelt niet alleen den noodrem in bedrijf,
maar het kan aan de treinbeambten reeds
van te voren door middel van een signaal te
kennen geven, dat er iets buitengewoons te
verwachten is.
Ten slotte neeft de uitvinder ook beproefd
het voorbij rijden van haltesignalen door
middel van een railcontact onmogelijk te
maken, een middel, dat bij electrische trams
bijv. te Berlijn, reeds gedurende langen
tijd toegepast wordt. Do hoofdzaak wordt
echter overgelaten aan de werking van het
controle-toestel.
Is van de duizenden en nog eens duizenden
«terrein geen enkele bewoond, leven alleen
op de aarde planten, dieren en menschen?
Deze vraag is reeds dikwijls opgeworpen en
meestal wordt zo aldus beantwoord, dat de
sterren te heet of to koud zjjn, om leven mo
gelijk te maken. Ook het gebrek aan water
en licht wordt als roden opgegeven en slechts
van de planeet Mars, die het dichtst bij de
aarde otaat, zou men kunnen aannemen, dat
daarop bewoners zijn.
De buitengewoon interessante vraag naaf
de bewoonbaarheid der sterren wordt in den
laatsten tijd weer veel door de astronomen
besproken. De moeste vroeger gegeven ant
woorden op deze vraag zijn met vooroordeel
ingegeven, en wanneer men ze geheel zonder
vooroordeel overweegt, komt men tot de
overtuiging, dat, naar de tegenwoordige we
tenschap, niemand met zekerheid beweren
kan, dat leven op de sterren onmogelijk is.
Tot bewijs hiervoor zou men kunnen wij
zen op de jongste onderzoekingen omtrent
wezens, dio onder omstandigheden kunnen
leven, waaronder men vroeger meende, dat
gv.cn leven mogelijk zou kunnen zijn.
Hoe verder men met deze onderzoekingen
gaat, des te verder men de grenzen moet
trokken, waarbinnen men nog leven vindt
en als zeker geldt nog slechts de stelling,
dat zonder organische stoffen geen leven
mogelijk is, waarhij dan organische stoffen
in den chemischen zin ab uit niet volkomen
geoxydeerde koolstof bevattende stof moet
worden opgevat. De levensprocessen ui
trekken zich aan deze organische stoffen.
Vroeger ilam mon aan, dat deze processen
bij dieren en planten verschillend zouden
zijn. Diere®, zoo zeddo men, oxydeeren kool-
stofhoudendo brandstof, terwijl planten met
behulp van het zonlicht organische uit niet-
organische stof op bouwen. Aan de kleinste
levende wezons heeft men echter opgemerkt,
dat de verhoudingen veel ingewikkelder
zijn. Ook op andere wijze kunnen wezens do
tct leven noodige energie verkrijgen. Er zijn
bijvoorbeeld bacteriën, die als planten le
ven. doch zonder licht noodig te hebben, en
waar vandaan krijgen die diertjes nn de
noodige arbeidskracht t
De Ncderlnndsche bacterioloog Beverinck
heeft deze „athobios", zooais ze worden ge-
noomd. nauwkeurig onderzocht. Men heeft
sl°chts een weinig helder water, waarin men
wat kaliumfoefaat oplost, in e- d flesch te
doen en mot wat grondwater te vermengt n.
om na ewnigen tijd 00 ceri vlies deze wezen
tjes te vork vgen. Zo zien er onder een mi-
croscop, nis fijne, korte, onbeweeglijke
staafjes uit.
P°zc bacteriën moeten van de koolwater
staf fon loven, die zij in hun omgeving vin
don.
Zelfs heeft men wezens ontdekt, die tt"*
min<ler noodig hebben, bijv waterstofgas,
knalgas, enz. Wel ia hieruit niets af te lei
den omtrent de mogelijkheid tot leven op
andere hemellichamen, maar toch kan wor
den gezegd, dat leven aan stofwisseling ge-
t>on en is; of echter de temperaturen op,
aarde en de stoffen, die de ons bekende we
zens tot zich nomen noodig zijn, hierover kan
niets met zekerheid worden gezegd.
Ma jesteit-schennia.
Waarde O. de S., Gij hebt den koning
van Denemarken gezien 1 Elink uit dq
kluiteD gewassen, met waar?
Hanna Verbena in wie wij alle goed©
eigenschappen van een lieve Hollandsche
vrouw dachten vereenigd te zien, zong hen*
ten Hove toe:
Klein, klein kleuterke, wat doet ge in
mijn hof
Die Hanna Verbena
Zoo lezen wij in „Onder de Streep"'- in
het „Hbld.'-
Ben slimmerd.
In een klein dorpje woonden twee sla
gers in dezelfde straat. De een prijsde zijn
worst op 30 cents per pond en de ander gaf
ze toen voor 25 cente.
Groote borden in hun winkelraam brach
ten die prijzen ter kennis van het publiek.
No. één zette er toen nog bij, dat men niet
kou instaan voor worst onder 30 cents. No.
twee beantwoordde dit dadelijk door er
onder te zetten: „Wij leverden worst aan
de Koningin".
Maar toon stond er den volgenden dag in
bot raam van den overbuurman: „God be
hoede de Koningin."
Groene ouderdom.
„Gar$on."
V'
Chateau' Margaux 1895 „Grand Urn".
De wij-n wordt gebracht. De oude heer
proeft, zet een zuur gezicht en informeert of
het wel dc goede is: „1895, Grand Cru"?
Inderdaad bevestigt de kellner.
„Benijdenswaardige wijo, die ai zoo oud
is en daarvan toch zoo weinig laat mer
ken I"
Onvoorzichtige vrouw.
Mevrouw Wimss komt jammerend de
studeerkamer van baar mao oploop en. „O,
Jan, o Jan, ik ben mijn diamanten ring
kwijt I Waar vind ik dien terug 1"
„Maak je niet dik, Jeanne, ik heb bem
toevallig gevonden (glimlachend) in don
zak van de pantalon die ik gisteren heb
aan gehad."
Alt ij d nog beter.
De effectenmakelaar, dio peinst over do
slechte tijden en de mogelijkheid van ver
mindering zijner kantoorkosten, besluit
voortaan zeer goedkoop te gaan eten en
wandelt naar een onaanzienlijk, klein res
taurant, waar hij zich voor een paar kwar
tjes een karig maal bestelt. Als hij opkijkt,
herkent hij met verbazing in den kellner een
voormaligen collega van de Beurs.
„Hé, Willem," zegt hij verbluft „ben je
zoo diep gezonken?"
„O, mij gaat het heel goed. Ik bedien
hier maar alleen, maar ik eet hier niet."
Heel wat and ©ra.
Bij het schijfschieten krijgt een soldaat
ccn standje van zijn officier, dat hij telkens
mis schiet.
„Wat ben je in je dagelijksch leven t"
vraagt de l'JStenant.
„Kleeimaker, iuit'nt." maar dan hou ik
•ii'n naald wscn driehonderd meter vin m'n
l raad af l
Bedenkelijke aanbeveling.
Bezoeker: „Wat kun je me van de spijs
kaart aanbevelen, kellner P"
Kellner: „Er wordt h.et minst geklaagd
over gebakken biefstuk met al*."
'j
**"N!1 p" 1 \J*'
Door H. DE PLESSAO.
(Nadruk verboden.)
„Mijnheer", zei de eigenaar van het hotel
op zeer beleefden toon, „wilt u misschien
zoo goed zijn, om do reizigerslijst in te
vullen? 't Is maar een formaliteit, doch
de politie vraagt het. We moeten dus."
„Geef u maar hier", antwoordde de rei
ziger, een heel groot en ernstig man, die
wel een wcindg te plcohtig deed.
Hij ging met deftigheid zitten, dacht
eenigo oogenblikken na, en schreef ten
slotte in het hem voorgelegde boek
Jan Frederik Willem Penning, 35 jaar,
leeraar Ld het Sanskriet aan de particu
liere soüool te M., geboren in M., wonende
ia M. en komende van M.
„Komt mijnheer hier voor de tentoon
stelling?" vroeg de hotelier.
„Neen", zei de beer Penning en hief
hoogmoedig het hoofd op, „ik kom hier
als lid van het Internationale Congres
dor voorhistorische talen, waar ik ben uit-
genoodig, om een leering te houden. Ik houd
me niet met kleinigheden op."
't Was do beste man van de wereld, een
hart uit duizenden, een geweten uit hon
derd duizenden. Hij was hooggeacht in de
plaats zijner inwoning, om zijn wetenschap,
om de strengheid zijner moraal, om zajn
geheel© persoonlijkheid 1
De heer Jan Frederik Willem Penning
was een model van een man.
De aanblik eener vrouw zou hem hebben
doen blozen, zoo hij zich verwaardigd had,
haar met zijn aandacht te vereeren. Maar
noodt had hij van een barer notitie geno
men, daar hij haar allen hoonend beoor
deelde, van Eva ai, wior leven hij vooral
met striemende woorden van verachting
geeselde.
Hetgeen zeer ondankbaar van hem was,
daar er geen enkele taal zelfs niet het Sans
kriet, zonder Eva zou hobbcn bestaan.
Eens had een zijner oollega's hem voor-
geeteld, hem met zijn schoonzuster te doen
trouwen. Jan Frederik Willem had dit aan
bod als een doodelijke bcleediging ontvan
gen, en sinds dien had hij geen woord meer
tot zijn vroegeren vriend gezegd.
't Was een aanvaJ op zijn principes ge
weest.
Hij wilde zioh geheel aan zijn studie wij
den, en aan zijn lezing over het Sans
kriet, die hij eens per week hield voor een
klein, maar uitgelezen publiek. Er was
slechts een enkele toehoorder. Maar welk
een algeheel© overgave bij dezen eenen
man! Met wolk een bewonderenswaardige
standvastigheid was hij daar, van de ope
ning tot aan do sluiting van den cursus.
Nooit hooft Jan Frederik Willem Pen
ding begrepen, dat de zaal, waar hij zijn
lezing hield, uiterst aangenaam was, warm
in den winter, frisch in den zomer Nooit
heeft hij begrepen., dal zijn ©enig© toer
hoorder doofstom waa, on or geen eigen
huis op nahield.
Al6 gij, waarde lezer, ooms den profes
sor in hot Sanskriet tegenkomt, ontneem
he-m zijD illusies niet
Daar het aantal leeraren in het San»-
kriet uiterst gering ia, was de reputatie
van den heer Penning tot in de verste
uithoeken van het land doorgedrongen.
Daarom was de bescheiden en deugdzame
professor uitgenoodigd, om een conferentie
te houden voor een schare uitgelezen taal
kundigen uit alle landen der wereld. Met
welk een zorg had hij zich gereed gemaakt,
om voor deze allerwegen beroemde geleer
den rijn lezing te mogen houden, een le
zing van pure wetenschap en vol van de
schoonheid der machtige taal.
Hij was zes weken bezigDo lezing waa
vol van ouxi Sanskriotsc.ho woorden, vol
komen onbegrijpelijk, maar daardoor te
interessanter.
Midden-ia waa de zin, waarvan Jan Fre
derik Willem zich het grootste effect voor
stelde.
„Mijne hoeren", aou hij op pabhetischen
toon uitroepen, ,-,ia er ooit op de wereld
iets 6ohooners, heerlijkers, meer poëtisch
geweest dan bepaalde uitdrukkingen in de
taa.1 der oude tijden 1 Zij zijn vervuld van
een vreemde gracie. Hoort naar den her
der der weidende kudden, hij ia gezeten
aan den voet van een antediluviaansahen
eik, midden tussclien het reusaohtige gras,
midden tussohen de bloemen, waarvan wij
niet meer de kleur kennen, noch den geur
en hij zegt tot de boschnimf, die hem na
dert Ki douh nav uoj 1 Ki douh nav ouj
Nu begrijpt men beter de liefde van twee
menschenkinderen hoe verschillend van de
flauwhartigheid dezer dagen, mijne hceren
Ki douh nav ouj Ki douh nav ouj
Nadat hij zijn manuscript voor de hon
derd zevenen-vijftigste maal had overge
lezen, deed Jan Frederik Willem zijn ge
kleed© jas aan, strikte zijn das met een
ontroeringwekkcnde zorgvuldigheid, die
bewees, dat wetenschap en coquetteric el
kaar niet altijd vijandig zijn, en hij ging
naar het gebouw t waar hij zijn lezing moest
houden.
Daar het echter zeer warm was en de ge
leerde alle vermoeidheid vreesde, besloot
hij de tram te pakken, en dit besluit was
het, dat over het levenslot van den jon
gen, beroemden professor besliste.
Want op weg naar de halte zag hij in de
verte een klein, rose puntje.
Een klein, rose puntje.
Dab puntje had op hem hetzelfde effect
als een leeuwerik op een vergenoegden
wandelaar. Hij kon er zijn oogen niet af
houden.
Nu is 't geen kwaad, om een ie punt te
bekijkenHet is de kleur van de koningin
dor bloemen, van den horizon, als de zon
opgaat in het Oosten. Men mag een ver
maard geleerde zijn en van rose houden.
Toch is er een ontzaglijk gevaar aan ver
bonden.
Want. al» naar gewoonte, waa dit roe©
puntje een deeJ van bet geheel, en 1» dit
verband waa het een deel van een roee ja
pon.
Pas op! Jan Frederik Willem, denk aaai
uw deugzame beginselen, aan uw San»-,
kriet, kruip onder de beschermende vlet*
gelen der Wetenschap.
Helaas
Hij dacht aan niets anders dan aan heq
rose 6tipje. Hij wilde weten, wat 't waa.
De geleerden deinzen voor niets terug.
Hij verhaastte zijn schreden, zoodat het ros»
stipje en hij tegelijkertijd aan de halte der
tram kwamen.
Daar voelde hij wel iets van gewetene
wroeging, hij, de beroemde man der we
tenschap, in beslag genomen door een
vrouw in een rose japon.
Gelukkig kwam de tram er net precies
aan, die ^om zeker zou schei den van dit,
benauwend visioen, dio hem zou voeren tot;
zijn plicht, hem ontrukken aan de afdwa
ling van een oogenblik, en hem terug zou
voeren tot zijn maohtige overpeinzingen.
Hij stapte ijlings naar binnen.
Bijna terzelfder tijd volgde hem de dame
in de ros© japon.
Jan Frederik Willem waa verloren.
De dame in de rose japon was ongetwij
feld heerlijk om te aanschouwen. Zij waa
een mengeling van ernst en vroolijlcheid,
van rustige overpeinzing en van diep ge
voel. Haar blik brandde en streelde. Ze
glimlachte. Haar glimlach vertelde van haar
oneindige goedheid
Gelijk alle openhartdgo mcnschcn, keek
se allen in de tram oven aan en nadat"
ze hen al'le® had beschouwd, rustte haar
blik ten slotte op het gelaat van den ge
leerde, dat haar scheen te interesseer on.
Jan Frederik Willem detailleerde haar
overigens niet minder. Eerst had bem do
rose japon aangetrokken, thans magneti
seerden hem haar donkere oogen, haar
mond, rose als haar japon Ja, rose. Al
les scheen hem rose toe. Rose do reizigers,
roe© de conducteur, het rijtuig was vol van
een rosen nevel, en, nadat hij zich had om
gekeerd, om een standbeeld te zien, be
merkte Jan Frederik Willem, dat ook dit
rose was, en hij aanschouwde ontzaglijke
bouquetten roe© rozen, die het zouden ver
sieren.
H til aashet wa© het einde van zijn
droom.
Do dame in de rose japion stapte uit do
tram, en verdween in de menigte.
Doch het kwaad was gesclued Het Sans
kriet was vergeten. De Hindoes waren in
de lucht opgelost.
De nietigheid had de Wetenschap over
wonnen! Professor Jan Frederik Willem
Penning was zoo verliefd, dat er voortaan
niets anders dan de liefde voor hem be
stond. Toen hij echter voor het gebouw,
waar hij zijn lezing moest houden, was aan
gekomen, had hij zijn tegenwoordigheid van
I geest herwonnen.
Hij begreep, dat hij voor de élite der go-
leerden had te spreken Hij had den roem
van het Sanskriet, rijner universrUut, en
van uji< "igen naam w verdedigen.
1 Toe© ujn boort *uiihr*k, om op bet