JJe ontevreden Winkelier.
FEUILLETON.
Eet Geheim van den Toren.
'oude heer plechtig. „Het is mij een genot
je op doze wijze voor je ouders te kunnen
behouden I"
Die zoo sprak was ook een Duitsch ge
leerde van naam: een zekere dokter Wendler,
bh de ander was ook schrijver en dichter.
De geredde was naar jelui al begrijpen
ruit, de bewuste: Theodoor Körner. Iiij
was bij den eenvoudigen tuinman weg moe
ten gaan, op bevel van diens hoer en meester
immers en onmiddellijk was hem nu weer
een onderkomen aangeboden bij den vriend
van zijn vader. Nu moet je niet denken, dat
.hem dit afscheid van het goede tuinmans
gezin niets gekost had IEn van den
'(anderen kant werd de logé ook zeer be
treurd. Vooral door den zoon des huizes:
j.Gottfried, die in zijn leegen tijd een kistje
gesneden had voor den heer Korner, wat
deze ook altijd zijn levenlang bebaarde!
En hoe het nu verder ging met den „bri
gand noir"
Nog steeds hield Napoleon hem in het
oog I Maar Theodoor Korner kwam door de
liefderijke verpleging aan huis bij dokter
Wendler al heel gauw bijen na een ver
blijf te Karlsbad was hij weer geheel do
oude.
Maar toen waagde hij zich ook onmid
dellijk weer en zoo was het geen wonder,
dat hij toch door een vijandelijken kogel
het leven eindigde, n.l. 26 Augustus 1813,
in een gevecht bij Gadebusch.
Toen hij den kogel voelde, riep hij nog:
„Da-ar heb ik er óók een! Maar 't is
niets 1" Eenige oogenblikkcn daarna was
hij echter al een kind des doods.
De Duitschers hebben echter het aanden
ken aan hun jongen vaderlandslievcnden dich-
ter zeer in eere gehouden!
Er leefde eene in Gaïro een winkelier,
Hamed geheeten. Hij had jaren achtereen
in denzelfden winkel gezeten en tapijten
verkocht. Hij had en bloeiende zaak en
had een aardig fortuintje verzameld.
Op zekeren dag werd Hamed echter plot
seling ontevreden over zijn lot en morde er
over, dat hij niet meer was dan een han
delaar in tapijten, terwijl anderen gewich
tige betrekkingen bekleedden.
„Jaar in, jaar uit, heb ik karpetten ge
kocht en verkocht, en niettegenstaande
ik gelukkig in mijn zaken geweest ben,
blijf ik toch dezelfde winkelier zonder
eenig vooruitzicht, iets van belang te wor
den in de maatschappij."
8i
„Ja, maar dan moet je ons eerst eens bo
ter aanwijzing geveu wat het verboden deel
ia"
„Kom nou maar eerst van die muur af,
Juffie, en dan praten we wel weor eens
.verder'", bromde Uerrat. En zóó vastbeslo-
aloten zag hij er uit, terwijl hij die woorden
sprak, dat het ook maar het eenige leek,
vai er in dit geval te doen zou zijn."
„Wat een ouwe brombeer," beklaagde
Amy zich, terwjjl ze met behulp van baar
broer van den muur afklom.
Karei glimlachte slechts eens phiioso-
phisch.
„Waarom lach je nu?" klonk zus' verwon
derde vraag.
„Wel, nou ben je toch eigenlijk een beetje
met jezelve in tegenspraak. Je brandt van
verlangen, dat er hier een geheim zal zijn;
maar dan moet je je toch ook met verwon
deren, dat die ouwe tuinman het tot zijn
eersten plicht rekent, ons daarvan verwij
derd te houden."
„O, 't heeft net iets van een boek I"
juichte Amy nu weer, en ze word nu weer
zoo opgewekt als iets, in het heerlijk voor
uitzicht, van de draad van verhaal mis
schien op het spoor zijn.
Ouwe Gerrit stond over de aspergebed
den gebogen, op zijn spade geleund, en
met de overige gereedschappen naast zich
op den grond liggend, blijkbaar nog niet
Zoo zat hij met een ontevreden gezicht
aan den ingang van zijn winkel en wacht
te op klanten met 't voorkomen van iemand
die geen belang stelde in de dingen om zich
hoen. Op het gewone uur sloot hij zijn win
kel en ging naar zijn huis, dat in een
der buitenbuurten van Oaïro lag. Maar
zclfe zijn huis, dat alle gemakken aan
bood, die iemand met een tevreden hart
zich maar kon denken, scheen Hamed plot
seling armoedig toe. Zijn kamers waren
met de prachtigste kleeden en tapijten ver
sierd, die zelfs in een paleis op hun plaats
geweest waren, toch bleef hij ontevreden.
Niets deed hem genoegen en terwijl hij zoo
om zich heen keek, zei hij in zichzelf.
„Als ik maar voor een paar dagen
iemand anders kon zijn, dan zou het mij
niet kunnen schelen, voor de rest van mijn
leven winkelier te blijvendan was ik
waarschijnlijk „weer tevreden met de din
gen, die mij nu zoo vervelen."
Nauwelijks had Hamed dit gezegd, of de
geheel kamer werd vervuld met de geur
van branden aloëhout en te midden van
dien rook verscheen een geest.
„Uw wensoh zij vervuld op een voor
waarde", sprak de geest plechtig.
„O, goede en sohoono geest," riep Ha
med uit, zoodra hij eenigszins bekomen was
van zijn verbazing over deze verschijning.
„Ik wil met vreugde iedere voorwaarde
aannemen, die mij in staat stelt, voor eeni-
gen tijd tenminste, te vergeten, dat ik
slechts een winkelier in Cairo ben."
„Dat moet gij mijn bevelen stipt navol
gen,"' sprak de geest.
Hamed beloofde alles te doen, wat er
van hem verlangd werd en de geest her
nam
„Onmiddellijk na zonsopgang zult gij
naar do Zuiderpoort gaan en daar zult
gij den eersten persoon, die uit de moskee
komt uw verlangen te kennen geven en
die wensch zal vervuld worden."
Met deze woorden verdween de geest,
en Hamed werd aan zijn eigen gedachten
overgelaten. Hij had nooit zoo'n voorrecht
bezeten en hij besloot er een goed gebruik
van te maken. Maar zoodra hij er ovci
nadacht, wat hij dan zou willen worden,
merkte hij, dat het nog lang niet gemak
kelijk was tot een besluit te komen. Geen
enkele betrekking voldeed volkomen aan
zijn verlangen en na eenige uren vruchte
loos gepeinsd te hebben, besloot liij vast
naar do Zuiderpoort te gaan en daar te
wachten.
Hij bereikte de poort eenigen tijd na
vast besloten, wat nu wel Eet eerst aan de
beurt zou komen.
„Je hoeft nu toch niet dadelijk aan het
werk te gaan'i" begon h.arel. „We hadden
zoo graag, dat je ons allereerst eens den
weg wees; in welk uool we nu vrij mogen
rondloopon en in welk deel niet?
„Dat wu misschien toch maar het beste
zijn, als de freule je dat zelve wees; dat
gaf meteen geen aanleiding tot vergissin
gen."
„Kom, u kunt ons toch ook wel zeggen,
h.- ver we mogen gaan?" opperde Karei
weer.
Met gelaten air ging de oude man den
kinderen nu voor tot aan den uitersten
hoek van den uitbouw, waarin zij zoolang
huizen zouden; vlak bij den Toren. D-r
was een heel laag deurtje, dat heelemaal
begroeid was met allerlei klimplanten en
d^* dus wel moeilijk te zien was, maar
daarom og niet afgesloten werd gevonden.
Door het oplichten van een klink gaf het
toegang tot de andere zijde.
„Lieve Hemelriep Amy, oen en al ver
bazing en verontwaardiging over haar
eigen domheid. „Als we dat nu toeh gezien
hadden waren wo er gemakkelijker geko
men."
„Toch is 't maar goed, dat we er geen
g^oruik van hebben gemaakt," fluisterde de
broer haar toe. ,/Want waarschijnlijk zou
het ons niet eens zoo heel vriendelijk zijn
afgenomen, als we er zoo ongevraagd door-
h. .n waren gegaan. Ouwe Gerrit volgde do
kinderen en sloot zorgvuldig het deurtje
achter zich dicht.
„Ik kan me haast niet begrijpen, hoe jul-
zonsopgang zonder bijzondere dingen on
moet te hebben en wachtte met ongedul
den eersten persoon af, die de moeke
zou verlaten.
Nu wilde het toeval, dat de eerste, di
uit de moekoe kwam, een deftige oude mo
was, die het geheimzinnige hoofd der W'
lees (of heilige) was. Hamed wist d
echter niet. De winkelier smeekte hem i
iemand anders te veranderen. De oud
man vervulde onmiddellijk zijn wensch e
gaf hem de macht van een Walee en ve
trouwde hem de 6traat Darb-el-Almar e
de buurt ten zuiden daarvan aan zijn ho<
de toe.
Hamed was zeer verheugd in een Wale
veranderd te zijn en op deze wijze gehein
zinnige macht gekregen te hebben, dinge
te zien, die voor gewone stervelingen ve
borgen bleven. Hij ging dadelijk naar zij
district en een oogenblik later werd zij
aandacht getrokken door een man, di
boenen uit een groote, ijzeren pot te koe
aanbood. Zonder te aarzelen nam de nie
we Walee een steen op en gooide daarme<
den pot in duizend stukken. De boonei
koopman werd woedend over deze vreemc
handelwijze en riep uit:
„Ik zal je leeren, je met eerlijke mei
sohen in te laten, die geen kwaad doen.
Hij viel den Walee aan en gaf hem zoo
pak slaag, dat de omstanders tusschc
beide moesten kimen, want zij vreesde
dat Hamed gedold zou worden.
Toen de woede van den boonenkoopnii
tot bedaren was gekomen, begon hij t
stukken van den gebroken pot bijeen I
verzamelen en bemerkte, dat er een slai
ingezeten had. Daarop begon hij zichze
te slaan uit berouw, dat hij een Wal<
mishandeld had, dien zooals hij nu merkt
verhinderd had, dat hij vergiftig voedt
verkocht had.
Den volgenden dag ging do Walee, d
nog niet geheel bekomen was van de r
we behandeling, die hij gisteren onjergaa
had, naar zijn straat toe. Onderweg z.
hij oen man met een groote kan me
zitten, die hij aan de voorbijgangers U
verkoop aanbood.
„Gij moet die melk niet meer verko
pen," zei Hamed.
„Zeker zal ik ze verkoopen, als ik er
gelegenheid toe heb," zei dc melkverkoopi
on voegde er dreigend bij„Let op
eigen zaken." r»G
„Ik verbied je één enkele droppel va
die melk te verkoopen", zei de Walc
„ze is niet goed om te drinken."
lie er nu wat aan zoudt hebben, als je hi.
al vrij ronddwaalt, want het lijkt wel ee
wildernis; behalve in de onmiddellijke di
bijheid van het eigenlijk slot. Een einaj
verder op is het veel mooier; midden in ht
bosch. Daar is zoo'n soort beekje, waar no
al wat visch in moet schuilen, zooals ze m
verteld hebben. Erobeer daar je gelu
maar eens."
„Jawel", zei Karei droogjes, „dat zulle
we ook wel eens doen. Maar voor het oogei
blik is onze vraag alleen maar, hoe ver v
nu tot vlak bij de ruine mogen, zonder ve
boden grondgebied te betreden. Als je od
dat maar een keer gewezen hebt, zullen
j ekeusch nooit meer lastig vallen. „Ou*
Gerrit had blijkbaar gehoopt, dat de kii
deren onmiddellijk gretig van die uitnood
ging, om te visschen hadden gebruik gi
maakt-, maar dan had hij toch buiten de
waard gerekend. Met een minder vriendi
lijk gezicht en zonder een woord te zegge:
sloe.g hij links af e.n ging den kindeken we<
een heel nauw paadje voor. Amy's ooge
schitterden van blijde verwachting.
„Hij tracht ons maar zoo ver mogelij
van de ruines af te houden," fluisterd
Amy haar broer in.
„Hoe boozer hij nu kijkt, hoe veel bol<
vender het voor mij wordt I"
Een eindje verder op kwamen ze aan ee
h 1 wat ruimer pad, dat bijna wel een op
rijlaan had mogen heeten, nis het niet na
weerszijden zoo dicht begroeid was geweeS
met struikgewas. Met veel krommingen
bochten liep het ten slotte regelrecht oj
een groot houten hek aan, dat aan weert
zijden nog begrensd was door palen val