De Deensche Vrouw. X Het Kopenhaagsche meisje is door en door gezond en behoort thuis op de fiets. Karin Michaelis gaf indertijd van haar deze schets: „Agnete Wedel is een en twintig jaar oud, verveelt, zich nooit cn lijdt nooit aan Weltschmerz of hoofdpijn. Haar verliefdheid duurt op zijn hoogst een week en zelfs wanneer zij het meest vuur en vlam is, kan zijn de verzoeking niet weer staan met hem een beetje te spotten, zoo wel in zijn gezicht als achter zijn rug. Zij drinkt alleen zuiver water. Haar vader zegt van haar„Agnete vreest God noch duivel". Deze korte schets is teekenend voor de kerngezonde natuur van de Decnsche vrouw, die geen tijd heeft voor Welt schmerz, omdat zij altijd bezig is. Tot wol kon 6tand zij behoort, zij werkt, zij ver richt betaalden arbeid, bij voorkeur in han del of industrie, gedurende vijf h. zes uren daags, en wijdt haar verderen dag aan sport, muziek of talen. Aan visites verspilt zij niet veel tijd, maar geen vrouw ter wereld beweegt zich zoo gemakkelijk als do Deensche, die de kunst heeft verstaan haar vrouwennatuur harmonisch te ontwikkelen, al behoorde zij tot de eerste, die de vruchten plukte van het feminisme. In Denemarken doet de vrouw minder dan elders mee aan de mo de van studeeren en titels halen. Zij dankt aan deze onthouding vermoedelijk haar li- ;chamelijke en geestelijke gezondheid, die frissche opgewektheid, waarvoor zij be roemd is. Daarentegen verzuimt geen vrouw te Kopenhagen de uitstekende kook- en huis houdscholen te bezoeken, waar theoretisch en practisch onderwijs wordt gegeven in de Kunst, die iedere vrouw, die zachzell eer biedigt, behoorde te kennen. Wil de vrouw echter studeeren, dan staat de gelegenheid voor haar open en ook op de middelbare scholen en gymnasia heb ben meisjes toegangmaar afzonderlijke openbare scholen, waar meisjes het voor bereidend hooger onderwijs wordt gege ven., bestaan niet. Wel kunnen meisjes, zoo goed als jongens, als zij op 15-jarigcn leeftijd de school van meer uitgebreid la ger onderwijs verlaten, kosteloos toegang krijgen tot de „Nojere Almenskoler", waar ook leeraroesen kunnen lesgeven, maar niet aan hot hoofd staan. Aan de Kopen haagsche gemeentelijke lagere scholen zijn daarentegen vijf vrouwelijke hoofden. Twee van die scholen hebben een afzonderlijke af deeling voor meisjes en jongens. Vooral de laatste jaren, nadat de oplei ding voor de vrouw is verbeterd, zijn de vrouwelijke salarissen toegenomen. Toch 'zijn zij o.a. bij post en telegrafie lager dan .die van den man, maar er is een verbete ring merkbaar sedert de vrouw het ge meentelijk kiesrecht kreeg, in 1909. Het eerste jaar, dat de vrouwen dit kies recht uitoefenden, stemden 50 pCt., in 1913 56 van haar. In geheel Denemarken )ehalve Kopenhagen zijn thans 100 vrouwen lid van den Gemeenteraad, te Kopenhagen 13 van de 55 leden. Zoodat in Denemarken geleidelijk, maar zeker, de vrouw in hes bezit komt van haar rechten, zonder dat zij daartoe haar toevlucht behoeft te ne men tot buitensporige daden. Zij is im mers in staat haar invloed rechtstreeks te oefenen, want nergens is de omgang tusschcn beide geslachten zoo vrij en on gedwongen, en het feit, dat vrouwen uit alle standen arbeiden tegen bezoldiging, 'maakt, dat onder de vrouwen in het alge meen sterker de behoefte wordt gevoeld aan deelneming aan het openbare leven, dan in landen, waar een aanzienlijk percent van de dames geen andere belangen ken® dan van haar eigen kring. De vrouwen vin den er niet die vijandige tegenwerking bij haar eigen geslacht, zij behoeven geen vooroordeelen te overwinnen en verdeelen daarom vrij haar leven tussohen haar ar beid en het tennisveld. Haar tint moge er bij inboeten, haar gezondheid wint er bij. Overigens zijn er heel wat werkende -.uwen, die in haar vrijen tijd van kunst of letteren genieten. Zoo vindt men onder de telefonisten, wier arbeidstijd 6 uren daags bedraagt, zeer veol meisjes uit goe de familie, die drie talen kennen en viool spelen. De telefoniste geniet een salaris tussohen 30 en 150 kronen in de maand en na 29 jaren diensttijd een pensioen gelijk aan 2/3 van haar salaris. De meeste feest dagen is zij vrij, jaarlijks heeft zij 14 da- gen verlof, bij ziekte kan zij tot twee maan den verlof krijgen, met behoud van vol salaris, en daarna nog 6 maanden tegen balf salaris. De Deensche gehuwde arbeidster heeft vrije beschikking over haar verdienste. In- tusfschen is de moeder, die bemiddeld is ot een bezoldigde betrekking heeft, verplicht voor haar land to zorgen, indien de vader daartoe niet in staat is. Kan deze d© op voeding wel bekostigen, dan rust op hom de eerste verplichting. Nog dient vermelding een eerst dit jaar in werking getreden wet, de zoogenaamde weduwenwet-, dio zich het lot aantrekt van de allerarmste weezen. De weduwe krijgt daarbij 100 kronen voor ieder land beno den de 2 jaar, 80 kronen voor elk kind be neden de 12 jaar en GO kronen voor ieder kind beneden de 14 jaar. De kosten woruen voor de helft door den Staat, voor de helft door de gemeenten gedragen. Alles welbeschouwd is Denemarken dus nog niet het paradijs voor de vrouw, maar heeft d© Deensche vrouw het niet het zwaarst onder haar zusteren. Vandaar, dat zij er opgewekt bij blijft, het leven niet te zwaar neemt en een goed voorbeeld geeft van een moderne vrouw, die haar even wicht weet te bewaren. En wordt het leven haar te zwaar, dan wipt zij op haar fiets en vergeet alle aard- 6ohe zorgen. De koperen bekkentjes by den barbier. Onze voorname „coiffeurs" en welke uitheemscke titels zij verder nog voeren hebben ze niet meer buiten de deur hangen aan een haak, die gladgepoetste koperen bekkentje, maar de minder voorname kap pers en haarknippers en scheerders dood gewone menschen hebben ze nog. Het moet wel eens opgemerkt zijn, dat er in den regel twee opgehangen worden. Met een zekere plechtigheid worden ze 's morgens buiten gebracht en met niet minder ernst worden ze 's avonds ingehaald. Evenals in zooveel handelingen zit hierin een stukje „oude gebruiken". Waarom han gen bij een barbier koperen bekkentjes bui ten de deur? Misschion meent iemand, dat het scheerbekkentjes waren, de aanduiding van het vak. Er zit wat waars in dat ver moeden, maar het is toch niet heelemaal juist. Nog een vraag: Hoe kom£ het, dat ten plattelande in Duitschland de baard scheerder „Bader" heet? Het antwoord op de eerste vraag en dat op de tweede hangen met elkaar samen. In de Middeleeuwen zoo vertelt een medewerker van de „Köln. Ztg." kende men nog niet zulke sierlijk ingerichte bad inrichtingen als tegenwoordig. In eenvou dige badkamers bevrijdde men zich van het stof van den dagelijkschen arbeid; de eige naar of ondernemer van zulk een inrichting heette in Duitschland „Bader" of „Stüb- ner" en de stad Ulm kende er in het jaar 14S9 niet minder dan 168, een bewijs, dat men toen toch ook wel aan de schoonma-aJr aan de „Wassenaarsche kermis", deedook een bewijs, dat het zaakje nogal winstge vend was, want er werd maar eenmaal per week gelegenheid gegeven om de kuur te ondergaan en wed op Zaterdag tont com- me che2 nous! de uitwendige reiniging ging samen met de reiniging der ziel als voorbereiding voor den Zondag. De „Bader" wij zullen ze maar met den Duitschen naam blij-ven aanduiden zoch ten natuurlijk hun badgelegenheid zoo goed mogelijk en zoo genietbaar mogelijk te ma ken. Daar men zich echter van hout moest bedienen, om het water warm te maken en warm te houden, was het. een dure geschie denis. die veel zorg vereisehte. Reeds vroeg i in den morgen begon de „Bader" te stoken, geholpen door zijn leerlingen. Was het water warm en in voldoende hoeveelheid te krijgen, dan moesten de klanten verwittigd worden. Kranten waren er niet en die zou den in dat geval ook niet geholpen hebben. De „meester" zond zijn leerlingenhelper^ met twee metalen bekkens de straat, op, om in alle hoeken en gaten door het tegen el kaar slaan der bekkens den volko kond en te weten te doen, dat het water warm was en dat er gelegenheid was een warm bad te nemen. Kwamen de leerjongens van hun muzika- len rondgang door de stad terug, dan wer den de bekkens buiten de deur opgehangen en daar bleven zij zoolang het water warm genoeg bleef. Waarom Om ook aan bezoe kers van de stad, die de oorverdoovende boodschap niet gehoord hadden of niet had den kunnen vernemen, bekend te maken, dat het bad bruikbaar was. Eerst als er op gee-n; Verdere bezoekers gerekend werd of als het water beneden temperatuur was, worden de bekkens binnengehaald. Ze deden dua tweeërlei dienst: als luidruchtige aankondi gers en als stomme uitnoodigers. Later, vooral na de kruistochten en ia, de dagen van groot zedenbederf, kwamen; de „Bader" in verval. De badgelegenbeden, werden soms verkeerde plaatsen en er werdj tegen gewaarschuwd, ook al omdat zij soms, besmettingshaarden werden. De „Ba-der" in. den eigenlijken zin verdween en werd opge-, volgd door of veranderde zich in den bar-, bier, dio echter uit ouder gewoonte nog al- tij de bekkentjes behield en ze buiten hing; als een reclame voor zijn zaak. En nogj steeds hangt hij ze 's morgens bniten en; haalt hij ze 's avonds weer in, zooals zijn. voorganger, de „Bader" van eeuwen gele*; den, het deed. De oorspronkelijke beteeke* nis is geheel verloren gegaan en de hoog mo-( derae „coiffeur" en „friseur" heeft edgenliikj groot'gelijk, dat-'hij de koperen dingetjes niet meer bnitenhangt. De Trekvogels. Reeds tijdens Aristoteles gold het trekken der trekvogels als een oud probleem. De1 vraag „welke wegen volgen de trekvogel* op hun tochten?" ia een der interessantste, maar ook een der moeilijkste kwesties. Ei zijn trekvogels, die alle te zamen trekken, en deze volgen steeds een bepaalden weg, welke de jongen door overlevering leer en kennen. Zoo doen de zwaluwen, de wild© ganzen, de ooievaars, enz. Een aardig bewijs voor de onderstelling, dat de vaste wegen, die thans door de trekvogels worden gevolgd, niets anders zijd dan de wegen, die oudtijds, door de vogels, gervalgd worden, wordt geleverd door de Europeesche en Amerika.ansche trekvogels, die op Groenland den nomer doorbrengen.; Want terwijl de eerste over Groot-Eritan- nië en Ierland langs de Westkust van Euro pa Zuidwaarts trekken naar hun winter kwartieren daar hu.'a voorouders denzelf- den weg, die vroeger waarschijnlijk door meer land verbondeD was, volgden, trekken de Amerikaansche soorten over Labrador langs de Oostkust van Amerika, een weg, die klaarblijkelijk destijds voordeelen voor die dieren aanbood. Bij veel vogelsoorten echter trekken de jongen naar een ander land op een <Jijd, dat er g^en ouders bij zijn om hun den tveg te wijzen. Uit onderzo®-1 kingen meti trekvogels, die meD van een teeken in den vorm van een alluminiuroring, had voorzien, is gebleken, dat dezelfde vo gels in verschillende jaren op scheel ver schillende ti/fjen en langs verschillende we gen tVel:kr.si. En verder is gebleken, dat het versehi}" in barometerstand van Noord en Zuid-EiJropa als aanleiding van het trok ken in den herfst kan worden beschouwd. De ver sry lillen in luchtdruk en de winden, die dan.'-van het gevolg zijn, ziin dus de bolan gr^iksto oorzaken van het trekken dsr vogels* De weg wordt- daarbij in hoofdzaak annvfvgeven door de windrich'ior M'/n mag wel aannemen, dat het trek ken veel meer instinctief dan bewust ge- I sch/edrt. Het beste bewiis hiervoor is wel. de/, de vogels peen bepaald winferver- b'ijf op-Tooken. maar zich in hoofdzaak door j de windrichting laten leiden bij hun tochten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 21