RECEPT. ALLERLEI. Wat de jonge meisjes bereiken. Nog veal tie weinig is bij de jonge meisjes het begrip doorgedrongen, dat licht» athlötiek goed voor haar is. Het staat niet, meenen velen. Het past niet, vinden anderen. Die sport is met vrouwelijk, oordeel en weer anderen. Past het niet voor meisjes, dat ze zich in vlugheid en rapheid oefenendat ze op een gegeven oogenblik alle energie weten te concentreeren in een snelheddspoging Past liet niet, dat ze, als het noodig is, over een sloot zouden kunnen sprangen of over een heg? Wat is het dan toch anders in Amerika Waarom kunnen dkiar dan weJ de jonge meisjes die sport beoefenen en hier niet? Jong measje blijft toch jong meisje. Haar vorming, haar karakter, haar op- vooding» mogen verschillen, de speciale eigenschappon van jong measje verschillen niet. Wat hoort- men hier te lande van meiejee- sport, op lawn tennis en hockey na? Ja, door sommige der Delftsche meis jesstudenten, wordt, als we ons niet ver gissen, nogal veel geroeid. Prachtig. Maar wat vorder Laten onze jonge meisjes eens een voor beeld nomen aan haar Amerikaansche susj es. Op de meisjesoolleges en seminaria, als Yasser College te Pougshkeepsie, Bryn Ma ut Oollege tie Bryn Maure, Lake Erie College te Painesville, National Park Seminary te Forest Glyn, wordt heel veel gedaan aan de lichamelijke ontwikkeling. En daar worden praeetafcies verricht, waar we respect voor moeten hebben ja, waar menig jongmensch het bij moet afleggen. Zoo liep W. Fanny James 7 Mei 1904 de 60 yards (45 M.) in 6 1/5 sec., en Mary Thorton 14 Mei 1910 do 100 yards (90 M.) in 12 sec. De 220 yards werden 17 Mei 1903 door Agnes Wood afgelegd in 30 3/5 ■ec., terwijl Virginia Baraum het 17 Mea 1913 in 18 sec. klaar speelde met de 120 yards hindernis. Miss Swain sprong 16 Mei 1911 zondier plank 1.45 M. hoog en Ruth Spencer 15 Mei 1911 zonder aanloop 1.23 M_ In het vèrspringen met aanloop haalde miss Crensham 4.63 M. en zonder miss Cure 2.4S M. Een ijzeren kigel van 3.625 K.G. wierp miss Young 10 M. ver, terwijl miss Hardin een basebal 62.36 M. ver slingerde. Laten onze jonge meisjes daar een voor beeld aan nemen. Het kan slechts tot haar bestwil zijn (>rN. Ct") Boschbrand door wind. Reeds lang werdt verteld, dat droge boomtakken, door een sterken wind langs elkaar geschoven, een vlam kunnen doen ontstaan. Eerst nu is echter een nauw keurig bericht van een ooggetuige van dit verschijnsel ingekomen. De heer T. J. Eldridge verbleef eenigen tijd op een klein eilandje dicht bij de Chineesche kust. Het wordt bemest door vogels en is daarbij begroeid met schrub, d.w.z. dicht struikge was, waarvan de stammen slechts een voet hoog zijn, doch de takken wei een meter of vijf hoog komen. Deze takken groeien door en tegen elkaar aan. Meermalen ge beurde het nu, dat plotseling brand ont stond, zonder dat een i- mschelijk wezen in de buurt was. De heer Eldridge zag einde lijk, dat de wind uit de tegen elkaar ge wreven takken een vlam voortbracht, die de droge bladeren, welke in de oksels lagen, aanstak. Het vuur duurde echter telkens een paar seconden, zoodat alleen het zeer brandbare verteerd werd, zonder eenig spoor van vuur achter te latien. Waarschijnlijk wordt de ontbranding ver gemakkelijkt- door liet fijne poeder, dat bij wrijving van droge takken tegen elkaar afvalt. Het zou dus dit poe*der zijn, dat. evenals het ten onzent bekende vuurwerka ontbrandt zonder zichtbare 6poren achter te laten. Do vraag is nu, of zulke vlammen onder andere omstandigheden bo6chbrand kunnen doen ontstaan, en of de menscb er door op de gedachte kan gekomen zijn vuur te maken door wrijving. Het Laatste is weinig waarschijnlijk, daar natuurvolken altijd vuur maken door draaiing, wat nog weetr heel iete anders is. Het eerste is echter voor loop ig als mogelijk te .rken- nen. Gestoofde eieren. 10 hardgekookte eieren, li L. melk, l£ L. room, zout, fijngehakte peterselie, 25 gr. bloem, 25 gr. boter. Bereid in g: Boter en bloem fruiten, onder voortdurend roeren langzaam koken de melk, room, peterselie, zout en de in vieren gesneden eieren toevoegen en op een zacht vuurtje ruim een kwartier laten sto ven. Haar toiletje. Suze had, in haar bakvissohen-leeftijd, veel studie gemaakt van de toiletjes barer vriendinnen. Haar vader, een braaf, eenvoudig man, moet hard werken, om het gezin het hoofd boven water te houden. Toch schijnt hij op- elag of een kleine erfenis te hebben gehad want Suze draagt è-jour-kousen. In gezelschap van haar moeder is zij voor twee maanden naar een badplaats ver trokken, met een coupé derde klasse in 'n trein met ook tweede-klas-wagens waar in Suze zoo graag had gezeten, omdat het zoo sjiek staat. Mevrouw Duré omhelst bij het afscheid- nemen haar echtgenootSuze steekt haar frisch-blozende wangen toe. Mijn vriend Duré blijft in de stad aoh- ter, ik zie, dat de arma drommel bedroefd is, en ik stel hem voor, samen te gaan di- neeren. Ik neem hem mede naar bet res taurant, waar de inrichting niet weelderig maar waar de keuken uitstekend is en de ter tafel gebrachte porties groot zijn. Men vriend Duré lacht van pleizier hij geeft een formidabelen eetlust ten beste. Wij praten gezellig over alles en nog wat en de brave kerel vertelt me van zijü las ten en zorgen. Ik vraag hem „Wat is je dochter melankoliek. Je be derft ze nog twee maanden naar een zee badplaats! Toen ik haar een compliment maakte over haar toilet, heeft ze slechts eventjes geglimlacht.' Duré antwoordt, met een overkropt ge moed „Ach, dat toilet, Suze denkt aan niets anders En haar moeder helpt haar daarin niet weinig. Gedurende twee maanden geleek het huis wel een mode-atelier. Ik heb zien komen en gaan, japonnen, hoeden, mantels, linten, ceintuurs, veelkleurige kousen, en... ik heb rekeningen mogen betalen aan bijna alle magazijnen van de stad Enfin, dat zal haar gedurende twee maanden bijblijven." „En toch, de zeelucht..." „De zeelucht! Zij heeft maling aan de zeelucht! Het theater, tennisen, de bals, dat moeteü ze hebben. Stel je voor, een bal, en dat in onzen stand „Kom, kom, je zit toch niet heelemaal zonder geld." Hij zucht, beklagenswaardig „Als je wist, wat we ruim twee maan den gegeten hebben varkensvleesch en al tijd maar varkensvleesch. Dat komt, om dat mevrouw en mejuffrouw geen tijd had den, zich met de keuken te bemoeien het samenstellen van de kleedij nam iedere mi nuut tusschen opstaan en naar bed gaan in beslag." Toen lachte hij weder en zeide, naief, ge lukkig, vertec-derd „Je moet toch bekennen, dat Suze een- aardig meisje is, hè!' Ik zie toe, hoe hij eet. Hij is uitgehon gerd. Ik denk mot droefheid aan aJ die ar me papa's, als hij, die vergeten te dinee-, ren, om hun dochters &-jour-kousen te koo-i pen. En ik denk ook aan 't treurige gezicht/ dat Suze zal zetten in haar coupé derde' klasse. Een latinist uit de oude school. In het midden der 17de eeuw vestigde zich, te Middelburg als „Schoorsteenveger en, Potsenmaker" zekere Petrus Josephus Be-; ronicius, die de verwonderlijke gave bezat om zijn potsen te debiteeren in het Griekach en Latijn, en in het Nederlandsch voor de. vuist zijn verzen te maken. Nog wijst men op de markt te Middel burg het huis aan, dat voorheen herberg was en waar deze Beronicius, genoemd „de^ vuile straatslijper", of „mismaakte rond-, reizende dichter", zijn incomparable impro*. visaties" in het Grieksch of Latijn hield. Gewoonlijk maakt-e deze herberg hem dron-, ken, doch dit belette niet, dat de geleerde] heeren hem dikwijls in hun gezelschap nood den, en dan deed hij hen verstommen van wege zijn schoorsteenvegers-geleerdheid onder deze geleerde heeren waren zelf*1 mannen als Antönides van der Goes. Bekend is Beronicius' gedicht De Boe ren- en Overheidsstrijd", behandelende het; oproer der boeren in 1672. Hij viel ten) slotte als offer van Bacchus en 6moorde, in de gracht van Middelburg, waaruit zijn, lijk 24 Februari 1673 op het oude kerk hof werd begraven. Een anekdote van hem is, dat hij, zoo klein, gebocheld en nietig van voorkomen^ als hij was, te Leiden in de Gehoorzaal1 binnentrad, terwijl professor Gronoviua' een rede hield in het Latijn. Toen de hoog-,' geleerde spreker Beronicus zag binnen-, scharrelen, wees hij zijn gehoor op het ge-! bocheld manneke, citeerend Vergiiius' be kende woorden„Monstrum horrendum,' informe, ingens" (een verschrikkelijk wan-' staltig ontzettend groot monster). Maar eer de professor in zijn statige voor dracht de volgende dichtwoorden kon. uit spreken, had het kromme schoorsteenvc-* gertje ook den vinger naar hem uitgesto ken met de woordeh, waarmee Vergiiius' vers vervolgt„cui lumen ademptum"- (wien het licht is ontnomen). De Leidsche hoogleeraar had toevallig één oog. Van sop en kool. Verontwaardigd reiziger (tot een spoor weg-autoriteit) „Mijnheer ik heb een stuk je kool in mijn oog gekregen van één uwer locomotieven en het heeft me drie gulden voor den dokter gekost om het er weer uit' te krijgen. Welnu, wat denk u in deze te doen De spoorweg-autoriteit: „Niets, mijn waarde heer, niets. We hebben het stuk je kool niet noodig on u moogt het wel houden. Natuurlijk, strikt genomen, bent u er met onze bezitting vandoor gegaan, het stukje kool kwam u niet toe maar. we zullen er geen werk vaü maken., hoor, de sop is hier de kool niet waard. Wees u nïaar gerust." Man van zaken. Vrouw: (verontwaardigd): „Ik zoa wel eens willen weten, wat jij aangevat hadt, zoo je geleefd hadt toen de raenschen voor 't eerst hun brood moesten verdienen in 't zweet huns aanschijns." Man„Ik zou een zakdoekenwinkel ge opend hebben." Uit een sc.hooibriefje. „Hiermede verklaar ik alsdat mijn zoon Karei zijn huiswerk en geschiedenisopstel geheel alleenig heeft gemaak, ik heef hem alleenig een beetje geholpe aan de Ver woesting van Jeruzalem hoogachtend W Jansen, in brandstoffe. Uit een politi e-r a p p o r t. „Bij do politie zijn inlichtingen te be komen omtrent de volgende gevonden voor werpen Een portemonnaie, inhoudende eenig geld en een wit hondje met ruigen 6taart."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 18