fcïet gebruik van petroleum in de middeleeuwen. Het algemeen branden van petroleum ia nog betrekkelijk zoo kort in zwang, dab men allicht geneigd is aan te nemen, dat ont dekking en gebruik er van hoogstens uit de vorige eeuw datearen. Weinig is onjuister dan dit vermoeden petroleum immers be hoort tot cl'3 oudst bekende en gebezigde stoffen. Reeds in de tweede eeuw onzer jaartelling toch werd zij in aanmerkelijke hoeveelheden uit Perzië naar het westen geïmporteerd! en o.a. in Konstantinopel gebruikt tob het verhitten der door keizer Septimius Severus (193211) gebouwde pronk'oaden. En na de verovering van Perzië in do 7de eeuw door de Arabieren nam bet vervoer van petroleum naar het Perzische woord naft naphtha" ge noemd zelfs in zeer aanzienlijke mate toe. Bij de middeleeuwsche schrijvers komen dan ook telkens opgaven betreffende petro leum voor. Li de „Ckem. Zeitung" deelt de vermaar de kenner der geschiedenis van de chemie een en ander dienaangaande mede. Uit zijn mededeelingen blijkt, dat petToleum soms al voor zeer interessante doeleinden diende. Zoo berichten de arm al 3D van clen geschied schrijver Fabari (S39923), dat de naar 'Indië en China zeilende Arabische koop vaarders steeds luitjes aan boord hadden, ervaren in het bestrijden der zeeroovers door middel van het z.g. Grieksche vuur. Dit laatste was een door den Syrischen bouwkundige Kallinikos uitgevonden meng sel van petroleum of petroleumverbindingen piet gebrand© kalk, dat, in aanraking met water gebracht, ontbrandde. Id de 7de eeuw was dit Grieksche vuur al in Konstan- Jüinopel bekenden volgens den in 869 overieden polyhistor AI. Gahiz hadden de Arabieren het van de Grieken leeren ken nen- Ook de Chineezen, die in de 7de en 8e eeuw op de havens in de Perzische Golf voeren, beddenden zich van naphtha tegen de veelvuldigo overvallen der piraten. Als geducht oorlogswapen deed petroleum trouwens méér dienst. Wüstenfeld memo reert bijv. in zijn „Geschichte der Fntimfden Khalifen" een vertelling, volgens welke die beheerscher aller geloovigen in den oor log tegen dien kalif van Egypte in 1015 Üe-gon dezen een vloot uitzond, die, wel is waar, slechts uit 25 schepen bestond, maar welvoorzien was van oorlogsmateriaal ©n naphtha, zoodat in den zeeslag bij Raschid (Rosette, bij d© monding van den Nijl) bet grootste deel der vijandelijke vloot ver brandde. De Europeesche berichtgevers uit den tijd der kruistochten hebben het zelfs zéér druk over het veelvuldige en succesvolle gebruik, dat de Saracenen maakten van petroleum en soms ook van het Grieksche vuurhier mede staken zij n.1. de belegeringstorens en de stormwerktuigen der kruisvaarders in brand. Het door Wüstenfeld vertaalde anonyme Arabische verzamelwerk ,,Het boek van bet krijgswezen der Moslems", dat wel van omstreeks 1300 dateert, doch grooteindeels over veefl ouder tijden han delt, maakt) eveneens melding van werp- machines waarmee brandende naphtha werd geslingerd. Zelfs bestond er volgens dit werk een spe cial© afdeelmg van soldaten te voet: de slingeraars van naphtha en mengkruiken", welke laatste, zooals uit de niet heel h©ldere uiteenzetting kan afgeleid worden, met een mengsel van naphtha, zwavel, groene ijzer steen f), urine en azijn schijnen gevuld ge weest te zijn. Verder diende naphtha ook tot vervaardiging van vuurpijlen. Zoodanige kwamen reeds omstreeks het jaar 400 voor. Ten minst© Ammianus Marcollinus, een geschiedschrijver uit dien tijd, merkt op, dat keizer Julianus Apostate, er gebruik van maakte die pijlen bevatten een bepaalde hoeveelheid brandende naphtha en mochten slechtte met matige snelheid worden afge schoten, opdat ze met tijdens de vlucht nitdoofdecL Ook het Arabische compüeer- work ,,Fihrist", dab uit de 10de eeuw da teert, momorcert, op grond van nog andere geschriften, het gebruik van naphtha en naphthasproeiers in dten oorlog, evenals het slingeren van vaten met naphtha, die dan door middel van vuurpijlen in brand gescho ten werden. Overigens werd petroleum ook in de ge neeskunde gebruikt, als zalf en ontsmet tingsmiddel, met name in den vorm van het dikwerf zeer geprezen naphthazoutfeen stcenzout uit de natuur dat met naphtha gedrenkt was. Reeds in d© 9de eeuw werd deze toepassing aangetroffen en later vindt men het middel sterk aanbevolen, o.a. bij Ibn-Al-Awan in 't ,,Landbouwbook" (om. streeks 1250)ook in cla veeartsenijkunde werd dit naphtazout gebruikt. Onder zuive re" naphtha schijnt men hier t© moeten ver staan de klare, heldcr-gckleurde vloeistof; want gedistilleerde die Dimeschi in 1300 noemt schijnt nog niet zoo vroeg vervaar digd t© zijn. De Europeesche artsen dier tijden, die heel goed bekend waren met den artsewj- schat der Arabieren, maken er ten minst© geen molding van. Voor verlichtingsdoeleinden maakte men van petroleum óók al zeer vroeg gebruik 't eerst schijnt als zoodanig gebruik in de 9de eeuw be zijn voorgekomen. Men brandde pe troleum toon ook reeds in lampen. (Terloops zij vermeld, dat 't Fransclie chandelle is af te leaden van het Arabische kandil." Kaars, bougie, stamt van Bugia, den naam eener haven in Noord-Afrika, die in de middeleeuwen vermaard was om haar uitvoer van kaarsen). Omstreeks 1100 en 1200 schijnt hot brandten van petroleum in lampen toch nog vTij zeldzaam te zijn geweest. Voor het gewone volk althans had do zaak nog iets zeor geheimzinnigs. Zoo had men bijv toen in de ,,kerk van het heilige graf" te Jeruzalem een „wonderlamp" hangen, die, naar het verhaal liep, op hooge feest dagen vanzellf aanging. Naar de Arabische schrijver Al. Karafi (gestorven in 1285) vermeld heeft, droeg zich de geschiedenis in werkelijkheid heel wat meer prozaïsch toe e<r was n.l. een lange, dunne, met naph tha bestreken draad, die buiten de kapel werd aangestoken en zoo het vuur naar de wonderlamp leidde. Maar op een afstand bemerkte de toeschouwer daarvan niets. Na de wederinneming van Jeruzalem heeft d© Sultan aanvankelijk dit zgn. wonder verbodenten ©inde echter niet het geld van de van alle kant toestroomen den t© missen, kwam hij later op zijn verbod terug. Overigens mag hier wel even geme moreerd worden, dat reeds ten tijde van Alexander den Grooten de Perzische too- v an aars eir soortgelijke vuurkunstjes op nahielden, na de inneming van Ecbatana hoe totaal onbekend naphtiha toen nog aan de Grieken was, blijkt wel uit de opgave, dat het vinden van „olie" in het zand van den oever van den Oxus gold als een buiten gewoon gunstig voorteek en aangezien, naar Plutarchns' woord, er „heinde en ver geen (olijf) olieboom te zien was." In zeor groofcen omvang schijnen de ver kwistende Egyptische kalifen van de Fa- tamiden-industrie petroleum te hebben be trokken en opgehoopt, en zulks niet alleen om or in tijd van oorlog gebruik van te maken, doch ook ter voldoening hunner weeldezucht). Zoo trok bijv. in 1002 een troep soldaten, blijkbaar de lijfwacht van den heerscher, op „met baande-ndc fakkels" om trent 't jaar 1077 vermeldt de kroniek, dat bij een opstand Het paleis van den kaJif te Kaïro door brand verwoe-st word, waarbij niet alleen tal van kostbaarheden vernield werden, doch ook niet minder dan 10,000 kruiken en evenzooveel flesschen met naph. tha teloor gingen. Al bevatte elke flesch slechts 5 L., dan zijn hier toch totaal 100,000 L. petroleum verbrand, wel een bewijs, dat het winnen en verzenden van dit artfikel toentertijd reeds op groot© schaal plaats vond. Dat petroleum toen betrekkelijk nog heel duur was, is hieruit af te leiden, dat ze tot de schatten, in het slot van den kalif bewaard, behoorde. Herinneringen aan Jules Veras. In de „Tamps" publiceert Félix Duquea- nel eeinge persoonlijke herinneringen aaq Jules Verne, den beroemden auteur va^ „De reis oan do Wereld in tachtig dagen"' en ander© fantastisch© romans, met wiea hij bevriend was, toen Verne nog onbekend uit zijn geboorteplaats Nantes ais jon^ student in de rechten te Parijs kwam. De juridische studie vermocht den jon* gen Verne niet te boeien, als een s.-rei*| lokte hem het theater. Dumas fils leeria hem kennen en door diens bemiddeling werd in 1850 in het Thé&tre Historique een! één-acter in verzen van den 22-jarigen dei butant opgevoerd. Het stuk had een zeker, succes en verscheen ook in druk. Dumaa, kocht het eerste exemplaar. „Dan zult ga ten rniDste één kooper hebben", meende hij lachend. In 1854 werd Jules Verne secretaris vaa not Théatre Lyrique en schreef in sameu- werking met Michiel Carré libretti voor) Aristide Hignard, een bekend componist., Maar deze bezigheid scheen den jongen Jules niet geheel te bevredigen, want con dor zich geheel van het tooneel los te ma-, ken, werd hij makelaar in wissels en l op de Beurs. Hier bleef Verne geruimen tijd, deed weinig zaken, maar amuseerde door zijn geestige invallen en zijn ironia een zekere groep Beursbezoekers des t4 meer. Daaronder bevonden rnr-h ook de] directeur van het Credit Mobilier Wallutü de graaf van Cardaillac en vel© and*réj mannen, die zich zoowel met Beurszak end als met literatuur bezighielden. Op zeke-j ren dag verscheen Jules Vera© met een zeldzaam ernstig gelaat in den kring zijnen Beurscolilega's ©n zedde„Jongens, üj geloof dat ik mij ga terugtrekken. Ik boa van meeniDg, dat ieder mensch verplicht ia, zijn fortuin t© maken. Ik heb een roman geschreven. Als hij succes heeft, dan twij-] fel ik er niefi aan, of ik heb de ad or van ecu, goudmijn ontdekt. Ik geloof, dat ik meen geld zal verdienen dan gij met het koopenj en verkroop en van effecten. Mem lach te. natuurlijk en dacht aan i grap. i „Lach maar, zei de hij, wij raGen spoedig zien, wie gelijk heeft." Eenige weken daarna kwam de roman „Vijf weken in een luchbaHon" Had het grootste succes en werd rn aBe talen) overgezet. Jules Verne had gelijk. Do goudmijn was ontdekt. Yeüe^oontf i*eesa In de „Gazette des Hópitairx" vertelt een, medicus van eemge vrouwelijke patiënten, die aan „telephonophobie^' (telefoonvrees)| lijden. Het aantal slachtoffers van. dezo nieuwste vrees, die, hoewel minder lastig ia 't dagolij~ksch leven dan plemenvreea, grach tenvrees, of kale-wegen-vrees, toch voor do huisgenooten zeer onaangenaam kan worden is niet gering. Een overigens kerngezonde Parijsobe vrouw wordt, zoodra zij het rmgaringeringj van de telefoonbei hoort, aangegrepen door. een vreeselijkem angst. Het geluid kan haar aan den grond nagelen en slechts zelden ia( zij in staat, zichzelf te dwingen, den hoorn; op te nemen. Slaagt ze hierin, en weet ze. met wie ze spreekt, dan is alle angst plot*, verdwenen en kan ze genoeglijk een kwar-j tiertje blijven keuvelen. Het moet daarbijl niet gebeuren, dat de telefoonjuffrouw tus- schenbeide komt. Dan dringt zich aan haar. opnieuw het ..unheimische" gevoel op voori den verradelijken indringer, die telefoon, heet, en kent ze slechts ééD beweging: de microfoon weg te leggen. Een andere natiente ..slaan de zemuven op do keel." Bij haar uit zich de telefono- phobie in een drukkend gevoel op de sla pen, benauwdheid, en verandert de stem. Met geen mogelijkheid is zij in staat, door de telefoon te spreken met haar gewone stem. De klank is geheel anders. De Parijsche medici zijn er nog niet in geslaagd, deze vrees, die volgens hen als een z'pk+everschijnsel te beschouwen is. te ge nezen. („V. m.")

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 17