Huiselijkheid in Frankrijk!
X
Pierre FEmite schrijft in de „Croix" en
de rrN, Tilb. Crt." vertaalt:
Sedert den dag, waarop zijn huwelijk
door echtscheiding „ontbonden" was,
sprong Octave in zijn kamer heen en weer,
als een merel in zijn kooi.
Dat was de eerste maal, dat men hem
had durven weerstaande eerste maal,
dat zijn geld hem niet had kunnen helpen
de eerste maal, dat hij de nederlaag had
geleden.
En van wie.
Van dat koppige nestdie kleine Lu-
eefcte Poirier, die in zijn armen beefde als
een blad, op den dag van hun huwelijk
en die hij met één vuistslag zou kunnen ver
morzelen...
Enfin...
De rechtbank had hem verlof gegeven
cïjn dochtertje bij zich te hebben, den eer
sten van iedere maand van 's middag»
twaalf tot des avond acht, en de geheel©
fcfgeloopen week had hij zich telkens de
vraag gesteldAls ik een klein meisje was
van negen jaar, en men wilde mij op een
middag ontzettend veel genoegen doen,
wat zou ik dan willen? Bioscoop?... Bon
bons?Een pop?Een harlekijn?...
Gaan wandelen?... Of alles te gelijk?
Weer was hij daarmee bezig, toen zijn
knecht tikte en hem een spoedbestelling
bracht, waarvan hij het 6chrift dadelijk
tkerkende
Parijs, 31 December.
Mijnheer,
Aangecien Jean nine zware koorts heeft,
zal zij morgen niet bij u kunnen komen.
Aanvaard de betuiging van mijn leedwe
zen.
LUOETTE POIRIER.
Dat kwam zoo onverwacht, dat hij in een
opkomende vlaag van woede bijna een der
Japansche vazen in zijn salon had stukge-
smeten „Wat, Jeannine zal niet hier ko
men, op Nieuwjaar... Neen maar... Dat
zullen we zien. Die grappenmakerij is al
te grofNu heeft ze de koorts, zooals
haar moeder vroeger migraine... Dat is na
tuurlijk een truc van dit vrouwmensch,
om m'n kind bij me vandaan te houden op
Nieuwjaar. Maar 't zal niet lukken... O,
neen maar... wacht even.
Hij valt weer voor zijn bureau en be
gint te schrijven. Zijn pen beeft dermate
in zijn vingers, dat hij het papier open
haalt:
Mevrouw,
TV geloof geen woord van het geen u be
weert. Ik zal Jeannine morgen laten halen
precies twaalf uur, of ze de koorts heeft
of niet.
OCTAVE L.
Maar twee uur later ontvangt hij een
antwoord, geschreven door een onbekende,
rustige hand... een mannenhand; maar zie,
het is gepost in de buurt, waar zijn vrouw
woont.
Met één ruk scheurt hij het couvert
open.
Mijnheer,
Uw dochtertje heeft 39 graden koorts.
Misschien is het nietsmaar de mogelijk
heid bestaat, dat het ernstig wordt. Ik acht
het als geneesheer men plicht haar gedu
rende enkele dagen het uitgaan te verbie
den, vooral met dit koude weer.
Met beleefde groeten,
Dokter B.
Met starre oogen en gefronste wenkbrau
wen herleest Octave den brief, beziet hem
aan de achterzijde en verfrommelt hem
tusschen zijn vingers.
„Ik snap het... Die dokter zit in 't kom-
plot... Dat spreekt Dat wordt een for- i
meele veldslag... Welnu, vooruit Voor
eerst, dat briefje beteekent niets... Dat is
krankzinnig... onbestaanbaar... Als Lucet-
te me. daarmee denkt te bedotten... Zij weet
wel hoe ik en...
Weer zit hij voor zijn bureau.
Mevrouw,
U is wèl handig. Maar ik doorzie uw
spel. Mijn eigen dokter komt morgenoch
tend om negen uur Jeannine bezoeken, en
hij zal uitmaken of zij morgenmiddag al
of niet bij mij kan komen.
OCTAVE L.
Twee uur later, nieuwe spoedbestelling.
Ditmaal is het het schrift van zijn vrouw,
maar een schrift, zóó woest, dat de regels
er uitzien als opgeheven armen, die om
hulp smeeken.
De slag is raak geweest; hij voelt het.
Hij heeft een indruk, als- had hij daar tus-
schen de dunne velletjes van den brief een
arm, klein vogelenhartje, dat onder zijn
vingers trilt van schrik.
Mijnheer,
Het is onmogelijk, dat uw dokter bij mij
komt, de temperatuur van Jeannino is ge
stegen, op de enkele mededeeling, dat de
dokter zou komen, on toch, zij kent hem
en houdt van hem. Zoo juist heeft zij, tij
dens het onderzoeken, een zenuwtoeval ge
had. Ik heb alle mogelijke moeite, haar
heur drankjes te laten innemen. Ik smeek
u, ons van het bezoek van uw dokter ver
schoond te houden. Hij is leelijk en zal
haar doen schrikken. Ik zweer u bij het
hoofd van mijn moeder, dat Jeannine niet
uit kan gaan, en bezweer u, te gelooven,
dat ik niet overdrijf
Maar hij... hij trekt zijn dunne lippen
in een lachplooi als een goed schutter, die
doel heeft getroffen.
„Ah, mevrouw, u meende, dat ik ont
wapend en uitgeput was... Niet zoo vlug...
ik ben er nog... En ik zal het u bewij
zen
Dan neemt hij den telefoonhoorn van den
haak
„Hallo... Bent u het dokter?Wilt
u, zonder manke eren, morgenochtend uit
mijn naam eens naar mijn dochtertje gaan
kijken? Zij is niet ziek... Dat is een voor
wendsel, om haar te beletten den Nieuw
jaarsmiddag bij mij te komen "doorbrengen.
Ik geef u volle toestemming haar ernstig te
onderzoelcen... Hallo... U zegt! U zoudt
gaarne zien, dat de dokter van mijn vrouw
er bij was?... Dat kan makkelijk. Ik zal
hem opbellen... Wat? Wat?; er met mijn
advocaat over spreken?... O, dat is best.
Maar laat u vooral niet beïnvloeden. Ja,
ja, dat spreekt... u belt me dadelijk op,
als het afgeloopen is... Tot morgen
Bonsoir, dokter."
En hij wreef zich de handen van genoe
gen.
Den volgenden morgen, tegen tien uur,
werd cr voor het eerst opgebeld.
„Hallo... Spreek ik met mijnheer L.
Ja... Ik kom er zoo juist vandaan... Het
kind ligt te bed... hoogrood© kleur... Ik
heb niets kunnen doen, zoo bang als ze
van me was... mijn collega was er ook. 't
Wil me voorkomen, dat ze zeer veel last
heeft van bloedaandrang naar do herse
nen... Ik geloof werkelijk, dat het niet
voorzichtig zou zijn, haar te laten uitgaan...
Wind u niet op... Ik zeg, wat ik meen...
D© koorts?... O, die heeft ze zeker... Er
morgen maar naar toe?... Nu, het is een
teer© geschiedenis Ik vind het geen pret
tige boodschap... Ja, als u 't bepaald wilt
hebben..."
Maar de dokter behoefde er niet meer
heen te gaan want den eigen avond tegen
vijf uur rinkelde de telefoon door het groo-
te, leege vrijgezellenhuis... een akelig ge-
bel als meldde het een catastrofe.
Het was de andere dokter, die van de
moeder die met bewogen stem sprak
door de telefoon.
„Ten gevolge van de opwinding van de
zen morgen, is de koorts, die gisteravond
gedaald was, plotseling gestegen tot 40
graden. Uw dochter schijnt me verloren...
Kom spoedig, zoo gij* haar nog in leven
wilt aantreffen..."
Een uur later.
In een kamer, die overhoop ligt, staren
een man en een vrouw met verwilderde
oogen elkaar aan, over ©en klein bedje
heen, waarin een kind het gezichtje heel
bleek tusschen de blonde haren zach
jes ligt te sterven.
En de dokter kijkt bespiedend van de
een naar den ander, want hij vraagt zie
met ontzetting af, of hij of zij niet op h<
punt staat, den ander naar de keel te vlu
gen.
Vernieling van kabels door mieren.
Uit Adelaide wordt a&a de „Elektrc
technische Zoitschrift" gemeld, dat d
witte mieren (termieten) hun vernieling:
werk niet tiot de houten masten van telc
foon-, telegraaf- en electrische geleiding©
bepalen, maar dat zij ook de telegraaf
kabels aantasten door den looden mant';
er van aan te vreten. Do te Adelaide be
werkte verwoestingen stickken z£ch u:
tot over een lengte van meer dan 6 Me te
bij een in Februari 1907 gel egden kabel
In September 1911 werden de eerste be
scJuacligingen aan den kabel ontjlekb, h
do nabijheid van een tegen invreting doo
mieren beschermden telegraafpaal, di
ongeveer 18 Meter van den kabel ver wij
derd was. Daar het kabel kanaal uit 7.
10 c.M. dik metselwerk bestaat, kon me:
maar niet begrijpen hoe de mieren be
klaar hadden gespeeld om het kanaal bir,
non te. dringen. Men ontdskte echter na cei
nauwkeurig onderzoek een kleine scheur ii
het metselwerk, dio den diertjes als poor
van inval gediend had. Van hier uit warti
do termieten verder getrokken, daar hm
tegenwoordigheid ook in andere ka^lka
na'en bleek. Om zich van de gevaar iijk<
Imagers te ontdoen, stopt)© men alle op&
ningon met klei toe on liet toen in de ka
nal en kool-oxydegas stroomen een maatre
gel, che onmiddellijk het gewenschtle ge
volg had.
Uit Perth en Sydney kwamen gelijke be
richten over het vernielingswerk van do
witte mieren. Het gesshiedt echter niet
door knagen, maar door afscheiding van
miereimiur, dat oplossend op het metaal
werkt.
De uitvinder der stoommachine.
De eerste uitvinder van de stoommachine
heeft een droevig einde gehad. Een groot
deel van zijn loven heeft hij doorgebracht
in een kooi, waar men hem in gezet had,
omdat men dacht, dat hij gek was De
bokende Marion de Lorme schreef in het
midden van de zeventiende eeuw een brief
aan Dossiat de Cinq-Mars, welke als volgt
luidde.
Mijn lieve Dessiat, terwijl gij te Narbonne
bezig zijt mij te vergeten en u overgeeft
aan de vreugde van het hofleven, neem ik
in Parijs, volgons uw wensch, de honneurs
waar bij Lord Worcester. Wij wandelen
samen van de eene merkwaardigheid haat
de andere. Gisteren nog waren we in,
Bicêtire, waar we een heel wonderlijken
krankzinnige hebben ontdekt. Toen wij door
deal tuin gingen en ik mij half dood van
angst tegen mijn geleider aandrukte, kwam
plotseling achter d)e ijzeren stangen een
leelijk, afschuwwekkend gezicht t>© voor
schijn.
„Ik ben niet krankzinnig, ik ben geen
gek", schreeuwe het, „ik heb een ontdekking
gedaan, welke het land, dat er gebruik van
maakt, rijk moet maken." Ontzet over de
vertwijfeling, welke uit hot gelaat van dat
mensch sprak en over de droefenis, welke
uit zijn hulpgeroep klonk, vroeg ik aan den
wachter, (he ons cLn weg wees, wat dan
eigenlijk de ontdekking van dezen man was.
Hij lachte, trok de schouders op en vertel
de ons, dlat de nar met behulp van kokend
water, zware lasten wilde opheffen en
velerlei andere wonderlijkheden meende t©
kunnen verrichten. Hij heette Salomon de
Caus en was vier jaar geleden naar Parijs
gekomen, om den Koning een verzoekschrift
en een beschrijving over te reiken. Riche
lieu stuurde den man echteer weg, en van
toen af volgde de man hem voortdurend, tel
kens smeckend, dat men toch eons een proef
zou nemen en zijn geschrift zou onderzoe
ken.
Dat duurde zoolang, tot 't «Jen kardinxal
ging vervelen en hij den man liet opsitrrten
in het gekkenhuis van Bicctra