ZON D AG5 BLA D LÊID5CH DAGBLAD RECEPT. "fo. ICS©3. Zaterdag' 13 April. Amo 1914 HARTESCHULD. hooren, is insgelijks ee/pj trekvogel, die bij na gelijktijdig met d&n koekoek komt en vertrekt, terwijl bij even vlug en schuw van «aard is. Ook hi,^ is bet onderwerp van menig lied en meirjge fabel, maar staat in de volksgunst nieJ* zoo hoog aangeschre ven, als zijn mee.'fiber en metgezel, de koe koek. De organisatie, der misdadigers in Indië. Britscb-Ind'/ë, hot uitgestrekte keizerrijk in het Oosten, met zijn driehonderd mil- lioen inwc/ners, is het land der organisa ties bij uitnemendheid. Op schfx>l hebben wij geleerd, dat de In diërs in drie „kaaten" verdeeld waren, de priesters, de krijgslieden en do ambachts lieden, e>n dat daaronder dan nog de Pa ria's f/fconden. Wie, met dat begrip voor ooger4j de Indische samenleving gadc- slaatAj begrijpt er niets van. In plaats van drie of vier vindt hij meer dan twee dui zend kasten. Wat de leden van zulk een kaf,te bijeenhoudt, is van den meest ver- Aiillenden aard, beroep, stand, godsdienst, T^ationaliteit, enz., enz. Overal, waar ten onzent een ve ree ui ging zou kunnen worden opgericht, geeft dat in Indié aanleiding tot de vorming eener kaste. Deze gewoonte om geheimzinnig te doen en zich nauw aan een te sluiten tegenover de buitenwereld is natuurlijk al bijzonder aangenaam voor allen, die reden hebben, iets te verber gen. Zoo bestaat er ook in allen vorm een mis dadige rskaste in Indië, of eigenlijk ve-r- soheidene zulke kasten, die feitelijk niots anders zijn dan rooversbenden. Zij wonen bij elkaar, soms in takkenhutten, en zijn soms in het bezit van eigen kudden buffels. Elke dievenkaste heeft haar eigen werk methode, zoodat een ervaren politieman dadelijk zien kan, welke firma een bepaal de inbraak gepleegd heeft. De hoeren heb ben overigens geheel dezelfde gewoonten en opvattingen als hun Europeesche colle ga's. Geheime teekens, op de deuren aan-, gebracht, geven inlichtingen wachtposten staan op den uitkijk. Komt er onraad, da«n hoest de wacht en geeft door krabbelen -op het hoofd of door een ander onschuldig 6chijnond teeken te kennen, van welden kant het gewaar nadert, nooit door dirroct wijzen. Evenals ten onzent zijn de dieven uiterst bijgeloovig. Door het niet eten, van bepaalde spijzen of door liet uitvoeren van geheimzinnige gebaren mecnen zij zich to gen ontdekking te kunnen behoeden Vrucn&enürsanrïeï op stiAaat en bacteriën. Een menigte onderzoekingen hejfcft bewe zen, welke grootc gevaren er verbonden zijn sisiji het verkoopen van vruchten, op straat. In Now-York heeft dr. Elf ee/n proefko nijntje ingespoten met water, waarin Jiij aardbeien gewaaschen had, die, bij aan een naburig stalletje gekocht had:.'het konijntje werd tuberculeus. i In Londen heeft iemand meer dan een millioen bacteriën gevonden in een pond perziken, die hij bij een koopman gekocht had. In Weoncn heeft dr. Sdburr typlius in geënt op eenige marmotjes, door water, waarin druiven gedompeJd waren geweest. Deze waren gekocht in '<ten straat, die- naar een ziekenhuis leidde. In Parijs hebbon twee onderzoekers 575,000 bacterieën gevonden per kub. cM. gedistilleerd water, nadat dit water ge bruikt was voor het a#wasschen van druiven, cËe om drie uren "s'•namiddags in een win kel in een 7\ M. brf/ede straat gekocht wa ren. Tegelijkertijd vond men bij druiven, dio in een zindel ijlven winkel, in een straat van 30 M. breedte gekocht waren, slechts 58,000 bacteriën. Op andere vruchten, ge kocht in een noriwe, stoffige straat met druk karrenver&.eer bij dezelfde methode 3,200,000 bacteri/ën. Hieruit wor<Yfc voldoende aangetoond hoe gevaarlijk het is vruohte-n, waarmee langs drukke stratcm gevent wordt, tc eten, zon der ze eerst Hink en langdurig te wasschon. De gepommadeerds Ghineezen. Sedert in Europa bij de mannen de mooie gekrulde lokken en de zorgvuldig over den sohedel gekamdo haren geen mode meer zijn, en door de korte haardracht is vervangen, is de pommade bijna overbodig geworden. Men gebruikt vele haarwatertjes om het hoofd te wa-sschen, maar de mode, het haar door allerlei vette middeltjes te plakken, is geheel verdwenen; tot groot nadeel van de pommade-fabrikanten, die er zich bij neer te leggen hebben, dat hun min of meer geurende pommade geen aftrek meer vindt. De politieke omwenteling in China heeft hen echter schadeloos gesteldDoor deze omwenteling worden de zakken der pomme- nade-fabrikanben weer gevulcf! Sedert de Chineezen hun vlecht afgesneden hebben en zij de Europeesohc haardracht volgen, zijn. zij de beste pommade-afnemers geworden, daar de haren aan de vlecht gewend, oij- zonder weerspannig zijn en alleen door pom made in bedwang gehouden kunnen worden. Vandaar dan ook, dat, volgens de laatsto statistiek, de pommade-invoer in Ohina, ge- durendo het eerste halfjaar van 1912, 210,000 ton heeft bedragen. Dat is een wereldrecord! Zelfs wajineer men aanneemt, dat de ge zamenlijke bevolking van China ruim 400,000,000 mensehen bedraagt, komt men toch nog per persoon, por maand, op 100 gram pommade. Tien geSjotóen cfier natuur. 1. Gij zult der natuur, die u door haar schoonheid verheugt, geen nadeel toebren gen. 2. Gij zult haar niet verontreinigen door weggeworpen papier, glasscherven, blikken bussen en anderen afval. 3. Gij zult de vreedzaamheid der natuur niet door geschreeuw en gejoel verstoren. 4. Gij zult geen planten mot do wortels of knollen uittrekken, of uitgraven. 5. Gij zult van hoornen en heesters geen takken afscheuren noch afbreken. 6. Gij zult boomstammen noch rotsen als 6tambock gebruiken. 7. Gij zult slechts zooveel bloemen ter her innering mcdeneinen als gepast is. 8. Gij zult geen verzamelingen 'maken van planten, insecten en andere natuurvoorwer pen, wanneer gij u daarmede niet ernstig wilt bezighouden. Vogeleieren moogt gij in het geheel niet verzamelen. 9. Gij zult geen hagedissen, salamanders kik vor sell en en andere cfieren kwellen of dooden. 10. Gij zult kinderen on onverstandige vol wassenen opwekken tot bescherming der na tuur. Paling in citroensaus. H K.G. paling, 1 Liter water, 2^ d.L. azijn, 7 gr. zout, 2 citroenen, 75 gr. boter, 65 gr. bloem, 2 eierdooiers. Bereiding: De visch schoonmaken, in mooten snijden, afwasschen en in 1 Liter kokend water opzetten, met den azijn, het zout en do dun afgesneden schil van een goed gewasschon citroenin een kwartier is de paling gaar. De boter in een pannetje smelten, daarbij de bloem voegen en lang zaam een gedeelte van het kooknat van de paling. Deze saus, roerende, eenige minuten laten doorkooken, het citroensap en voor zichtig het geklopte eierdooier toevoegen en de paling daarin nog even laten stoven. A3LEs]EaSÏ,Xa!ïE!]I« Geen wonder! Op de palen van eon hoogspanningsnot in Duitschland staat: Aanraking hoeft on middellijk den dood ten gevolge Wie te gen het voorschrift handelt, wordt vervolgd on beboet. Nog nooit is cr iemand vervolgd cf be boet. - catft'rteueSaLi. Sterk. In een gezelschap, waar men tegen el? kaar zat op te snijden, vertelde iemand „Ik werd eens door een wild dior aan gevallen, toen tot overmaat van ramp mijn ammunitie op was. Toen ik aan de mijnen thuis dacht, kwamen de tranen in mijn, oogen, ze vielen op mijn hand en bevrorei^ tot knikkers. Ik kreeg een gelukkige gc-, dachte, nam de bevroren tranen, lïtaddo daarmee mijn geweer, doodde het dier en; toen, heeren, toen de anderen hadden, de kamer verlaten. Sterk staaltje van verstrooid-^ h ei d. In een kapperswinkel komt een zeer kortzichtig, bejaard professor, neemt- plaats, logt zijn bril af en laat zich sche ren. Als hij roods lang klaar is, blijft hij» nog altijd zitten. Maar de kapper heeft zijn stoel noodig, en in de meening, dat de; hooggeleerde is ingesluimerd, wil 6alonnior, hem wekken. Waarop de prof. „Neen vriendlief, ik slaap niet; ik ben, alleen maar zoo kortzichtig. Daar ik nu' mijn brif afnam, zag ik mijzelf niet meer! in den spiegel zitten, en toen dacht ik, dat ik al weg was De proef. Pedant studentje: „Wel, tuinder, wat is zwaarder, een pond lood of een pond vee- ren?" Tuinder: Laat het allebei maar eens op jo teenen vallen, jongc-hecr, dan kan je 't zelf voelen." Zichzelf v erraden. Sergeant: „Wie was dc dame, met wie jc gisteravond arm in arm liep?" Recruut: „Het was mijn zuster!" Sergeant: „Zoo en heeft ze nog meer broers?" Ilecruut: „Maar, sergeant, wat denkt u' wel Vierhandig De oude dienaar, die do jonge freules vierhandig pia.io ziet spelen, zegt hoofd-1 schuddend tot zijn vrouw „Ik begrijp maar met, dat mevrouw de barones, die toch zoo rijk is, niet voor ieder van de freules een piano koopt!" Hotnaast. „O, liefste!" zuchtte een jongmensch, „weet je, wat me van alle dingen het naast aan het hart ligt?" „Neen, dat weet ik niet", antwoordde zij, „maar ik zou donken, je flanellen hemd." Zij was hem te practisch en het ongage ment word verbroken. G 1 i j k e n i s. „Wat doen me je gedichten veel a-ui die van Da Costa denken „Zoo!" riep de jonge dichter verheugd ©n gestreeld, vindt u?" „Ja, j© gobruikt dezelfde komma's en pun-ten." Hot jawoord. Briefje van een vader aan het school hoofd „Mijnheer, Mag ik u verzoeken om het jawoord alsdat Johanna van school mag?" Stijl. Toen de beide Vorsten in een open rij tuig door de straten reden, straalden de aangoziohten dor bewonors van vreugdo; al leen de lucht zag er, helaas, zeer betrok ken uit. O! Dame: „U komt me zoo bekend voor. Is u niet do bontwerker, aan wien ik in het vorige jaar men pelsmantel te reparee- ren gegeven heb?" Heer: „Neen, ik bon beambte bij de Bank-van-LeoninfT' .5. VAN HE.1 o Aii Door J. MONTAS. (Nadruk verboden „Dokter! zog me de waarheid. Bon ik doodziek?" De geneesheer boog zich over de leger- stode. „Mijn waarde heergeen der voorna me organen is aangetast..." „Maar de algemeene toestand is treurig, nietwaar? Zeg me alles! Ik voel, dat ik con verloren man ben. Ik ben nooit sterk geweest cn die koorts heeft mijn laatste •krachten gesloopt. Als mij nog maar eeni ge tijd te leven overblijft, wil ik het graag weten, want ik wil mijn boel in orde heb bon. Dan zal ik rustig sterven.'' „In dat geval," hernam do dokter, „kan jk u alleen maar aanraden, uw besohik- Jringen te treffen. Daar gaat u niet dood van en „Alleen, hoe vroeger hoe beter", besloot do zieke op oen ironischcn toon „Ik dank u voor uw openhartigheid. Vaarwelik durf u niet meer een „tot weerziens" toe roepen. De dokter liaaldo zijn schouders op, op zijn gelaat- was niet to lezen, wat er in hem omging. Hij murmelde een paar vage iwoorden, dio alles beteekondon, wat men maar wilde, en hij ging heen, er van over tuigd, dat hij voor dc laatste maal de hand vn«n den hoer,Do Bont bod gedrukt. Nauwelijks was de heer Do Bont alleen, of hij drukte op een olectrische schel. Da delijk kwam een jong meisje binnen, en hot 'ging naar hot ziekbed, liet jonge gezicht isomber en vol medelijden. „Heeft u gescheld, ploegvadertje?" vroeg ze teeder. „Verlangt u iets van me „Graag wil ik met je praten, kindlief, antwoordde de zieke. „Sluit de deur en kom bij me zitton." Getroffen door de plechtigheid zijner stem, gehoorzaamde ze. ,JLicv© Tonie," zeide dc heer Dc Bont, „een stervendo spreekt met je. Mijn ©ogenblikken zijn geteld Het jonge meisje vouwde haar handen. „O, zeg dat niet." Hij zuchtte. Toen zeido hij met een stem, waarin zich al zijn energie concentreerde „Ik moet het je wol zeggen mijn Jcind opdat jo begrijpt, hoe belang rijk het verzoek is dat ik tot jc richt (dat ik in mijn graf den ocnigen troost mee neem dien ik kan gevoelen Toni© had haar oogen gesloten. Zij streed togen haar tranen. „Zeg u me alles. Ik zal alles doen, wat u wilt." Dc heer Do Bont nam haar hand in do rijnc. „Ik verwachtte het van je, Tonia. Jouw ^art zal do schuld voldoen." Er gleed oon zenuwachtige trek over \aar gelaat, even maar. De ziek© be merkt© het niet. Vervuld van zijn ge dachte ging hij voort „Je hebt 't al geraden, 't gaat om Ber tha, mijn lief, klein dochtertje! Ik kan de gedachte bijna niet verdragen, dat ik haar moet verlaten. Niemand kan me bij haar vervangen, haar die voortdurende teeder- heid geven, die ze noodig heeft. Ik heb geen bloedverwanten. Jij ben de eenigste, dio ons kan helpenAls jij er niet was, zouden we niets dan onverschillige vreem den hebben, die onze goederen zouden be- heeren. Maar gelukkig, jij bent er!" Tonie scheen met moeite adem te ha len. „Wat kan ik doen, ik, die ook eenzaam ben? ik ben jong." „Jij bont twintig jaar, Bortha tien. Dat verschil van leeftijd ia voldoende Mijn tes tament is zoo gemaakt „Als het dat is, mijn lieve peetoom," zei- de Tonia warm, „ben ik heclomaal tot uw beschikking. Ik ben er zeker van. dat ik uw vertrouwen verdien." Maar de zieke scheen nog niet voldaan. Hij ging voort: „Het is heel goed, mijn kind. Je moet me het beloven je moet je heelemaal wij den aan do taak, die ik je toevertrouw." „Ik beloof het u." „Jo mag niet aan de toekomst denken, niet aan een huwelijk." „Lieve pleegvader," zeide zo met- beven de 6tem, „ik zal op Bertha passen, zooals u op mij, en als ik getrouwd ben, zullen mijn man en ik „J© weet niet, wat je zegt. Als j© ge trouwd bent, zul je geen oog meer voor mijn kind hebben. Ik kan die godachto óók niet verdragen." Hij smeekte nu op kalmeren toon „Tonie, mijn lief pleegkind, wil je niet wachten Maar tion jaar. Dat is niets. Dan zal Bertha twintig jaar zijn." „En ik dertig." „Wat is dertig jaar? Op dat oogenblik heeft de vrouw haar grootst© schoonheid bereikt. Neen! daarom zul je mijn verzoek inwilligen. Je weet, dat je niet het recht hebt mij iete to weigeren. Je hebt een grooto schuld tegenover mij, ©en heilig© sohuld, een harteschuld Hij viel op zijn oorkussen terug. Tonio boog haar hoofd. „'t Is goed vader," zeide zo met een stem, die ze zelfs nauwelijks hoorde. „Wees gerust, uw wil zal geschieden." „Zweer je 't me?" „Ik zweer 't u." „Wees er voor gezegend." Eenige wekon la-ter Tonie was in zwo ren rouw gekleed kwam het dienst meisje met oon visitekaartje binnen. Het jongo meisje nam het aan, las: „Philip de Graaf." „Laat mijnheor in het salon," zeide zo. „Mijnheer is er al." „Goed? Vraag of hij een oogenblik wil wachten." Zo was alleen. Zc liot haar hoofd in haar handen zinken. Binnen een minuut had ze haar eed te verdedigen. O! de zware strijd. Hoe klopte hot arme haa-t..^ Zij trad het salon binnen. D© jonge maa die haar wachtte, boog diep. „Mejuffrouw," zeide hij, „ik het> de eer ste welcen van uw droefheid gerespecteerd^ maar ik bon niet in stoat langer t© wach? ten. Ik ben hier gekomen, om u te zeggen^ wat u al weet, dat ik u liefheb." „Mijnheer", zeide Tonia met bevendq ©tem, „ik ben door uw gevoelens getrof? fen als ik vrij was, zou ik geen anderesj man dan u willen hebben." De jongeman verbleekte en riep uit: „Als u vrij was. O! ben ik te laat geko men Tonia glimlaahte droevig. „Neon, integendeel." „Ik begrijp 't niet." „U zult liet begrijpen." En allee vertelde ze hem. „Is het dat?" riep de jong© man. „O 4 Tonie, ik zal wachten." „Ja, zweer je het me?" „Ik zal wachten. Maar ik vertrek vajr hier, want in jo nabijheid houd ik het niet, uit. Een van mijn vrienden heeft me voor-; gesteld met hem meo tc gaan, omdat hij mei als ingenieur kan gebruiken bij den aanlegi van 'n spoorweg in Abcssinië. Nog is hot tijd! mijn weigering terug tc nemen. Binnen tien- jaar zal ik weer in het vaderland zijn,' rijk, misschien boroemddan zal ik je nog, waardiger zijn. Is dat afgesproken?" Als antwoord viol ze hem in zijn ar men. En tien jaar wachtte ze. Toen kreeg ze zijn brief. „Eindelijk zal ik j© we©rzten. Na bijna tien jaar zal ik j© mogen winnen, nog een paar uron en ik zal dicht bij je zijn. Mijn' hart klopt fel; als ik aan hot hek van je', grooten tuin vol bloemen zalstaan Tonia hield dezen brief in dc hand, bleek' van geluk. Zij hnd gemeend, dat *e nooit 't eind zou zien van dezen tijd, deze tien jaar. En hot einde was vreugde ©n liefde. Haar correspondentie met Philip was haar leven gowocst. Ze had zich aan hem, den ©enigen man, met geheel haar nol gehecht en ze glimlachte nu bij d© gedachte, dat' zo vroeger gemeend had hem lief t© heb bon. Zij sliep niet, dien nacht, 's Morgens vroeg stond z© op. Een wmnig later kwam Bertha bij haar. Even klonk de scheL Te midden der bloemen stond Tonia. Zachtjes beefde zo. „Nu al." Zij schoof behoedzaam haar hoofd tus- 6chen de bloemen. Bortha dicht bij het hek, opende. Zichtbaar was ze verbaa-sd, dat ze een jongen, grooten, slanken man bemerkte. Hij kwam naar haar toe, de armen wijd geopend. „Tonia." Bertha deinsde terug. „Wat, bent u mijnheer De Graaf?" vroeg ze. Toen hernam haar natuurlijke vroolijk- heid haar recht. Ze schaterde het uit. „U vergist u, mijnheer. Ik hoot geen Tonia. Ik ben Bertha, de kleine Bertha. U

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 11