FEUILLETON.
Eet Geheim van den Toren.
LOMPE TOM.
nieuwe Raadsels.
Elly barstte in luid snikken uit en was
niet tot bedaren te brengen, want of de
jongens nu al verzekerden, dat ze de ruiten
uit hun eigen zak zouden betalen, daarmede
was het reseda-struikje niet gered 1
Vader was in het eerst ook écht boos en
het kostte Moeder heel wat overredings
kracht, om hem wat tot bedaren te bren
gen.
„De kinderen zullen écht in gevaar zijn
geweest", pleitte zij.
„Och, kom! ^Nonsens! Ondeugendheid was
Ket, baldadigheid 1 Anders nietl Ze moeten
»et altijd doen wat je niet verlangt 1 En
el ze nu al nog zoo boetvaardig al huü week
geld aanbieden, daar heb ik mijn reseda-
«truikje niet mee terug 1"
Dat was wtórl
Bind dien tijd herinnor ik mij niet meer,
dat Vader ons ooit alleen heeft gelaten.
Maar wie was nu feitelijk de schuld aan
dat alles 1Toch niemand anders dan die
ondeugende Jumbo, is het nietP
Gestreng en Zacht.
Er woedde eens in 't voorj aar,
Wel weken achtereen,
Een strenge wind uit 'l Noorden.
Hij drong door merg en been.
De woest'ling sloeg en zweepte
De boomen van het woud
De naakte takken klaagden,
Zij hadden 't nog zoo koud.
Een stem vroeg zacht en schuchter
„Waarom toch, Noordenwind,
Schudt gij zoo de arme boomen
Heeft woede u dan verblind
Maar 't Noorden lachte schamper
De vraagster luidkeels uit,
En zei,,Ik schud ze, opdat dan
Het groen wat eer ontspruit." -
Doch vruchteloos was 't pogen
Van den geweldenaar.
Geen knop wilde openspringen,
Beducht licht voor gevaar.
Toen kwam de Lente schuchter,
En zweefde een poos in 'trond,
Zacht kuste zij de -noppen;
Ze ontsloten zich terstond.
Nu lachte Lente glunder,
Bij hare wond're macht.
Zij sprak,,Wilt ge ieus zien bloeien,
Behandelt het dan zrcht."
i)
HOOFDSTUK I.
Welkom nieuwe.
Wae een echte saaie regendag; maar
Bfaeods viel het water in stroomen neer
en zóó grijs wae de lucht, dat e** geen kans
was van opklaren
In den ochtend hadden de kinderen er
iiiet zooveel om gegevenvooreerst om
dat ze toen nog met loeren bezig waren
en dan ook omdat in den ochtend een
ieder altijd frisscher is en dus meer kracht
hoeft, om het een en ander te verduren.
Maar nadat hun gewone tijd van wandelen
▼oorbij was, en het nog wel twee uren zou
duren eer ze gingen eten, werden ze erg
droefgeestig gestemd.
„Ja, 't is nu nog eens zoo hatelijk!" be
gon Amij, „omdat het nu voorjaar is en je
er dan toch onwillekeurig op rekent, dat
het wat helder en zonnig zou worden."
Ze zat op een schommelstoel maar schom
melde niet
,,'t Kan toch ook niet altijd zonnig cn
mooi zijn," philosofeercle Viva. „Zelfs mid
den in den zomer heb je wel van die da
gen dat het voortdurend giet. Weet je nog
welV'
„Ja, dat geeft wat," viel Amij haar zusje
'driftig in de rede. „Als je nu vandaag pijn
het»fc> trooet het je dan veel, (Kt je mie-
Boekenmishandeling.
Een welbekend Engelsch uitgever, die
een grooto eerbied voor boeken had, heeft
cenige staaltjes verteld van ergerlijke
boekenmishandeling, die zelfs in groote
bibliotheken en kerkelijke boekerijen voor
kwam.
Zoo verhaalde hij o.a. het volgende. In
eon groote universiteits-bibliotheek in En
geland was een der vensters kapot en uit
onachtzaamheid niet hersteld. Het klimop
had zich door de opening gewrongen en was
langs de bovenste rij boeken gekropen,
waaronder exemplaren waren, die duizen
den guldens waard waren. Telkens als het
regende, droop het water langs de takkeo
en blaren en zoo in de boeken, die op deze
wijze in den grond bedorven waren. Ook
haalde hij nog een andör treurig voorbeeld
van mishandeling aan. Door een opening
in een dakvenster drong voortdurend het
regenwater naar binnen en bediorf de boe
ken, die op een zolderkamertje bewaard
bleven. Een van die boeken, hoe bedorven
het ook was, werd later voor vier en twintig
honderd gulden verkocht. Wat zou het in een
behoorlijken toestand dan wel waard zijn ge
weest
Een eJecr.scfte dans.
De meesten van jullie weten, d»t een
glassbaaf of lakstang, nadat men haar eeni-
gen tijd met een wollen doek heeft gewreven,
do eigenschap verkrijgt, lichte voorwerpen,
zooals papiersnippers tot zich te trekken of
gelijk men dan pleegt te zeggen, elect risch
is. De papiertjes vliegen or echter ook weer
af door een natuurkundig verschijnsel, dat
optreedt, zoodra de voorwerpjes met de
electrische staaf in aanraking komen. Men
krijgt dus een aardige vertooning van dan
sende papiertjes.
Nog komischer wordt de dans als men de
snippertjes den vorm geeft van levende
wezens en verschillende kleuren er aan
geeft.
Neemt men een glasplaat, die men op twee
naast olkaar liggende boeken laat vustcD,
zóó dat er ruimte is, om onder de plaat de
lichte poppetjes te leggen en wrijft men
dan mK een wollen of liever nog met een zij
den doek den bovenkant van hot glas, dan
heeft men al gauw „do poppen aan 't dan
sen."
Houdt men op met wrijven, dan duurt
6chien verleden jaar om denzelfden tijd
nog moor leedt?"
Tegen dit argument was Amij niet opge
wassen. Ze vond haar zusjo altijd zoo bar
knap en van zichzelven daoht ze maar heel
nederigjes. Amij van haar kant voelde
weer veel respeot voor "Viva's ideeën.
„Jawel, maar ik heb het nu niet alleen
over dezen regendag, ging de oudste zus
doormaar over ons hecle leven. Dat
vind ik zoo saai. De eene dag lijkt precies
op den anderenOntbijt, eten, theedrin
ken geschiedenis, aardrijkskunde, Fransch,
Duitsch een som, een blad schoonschrift;
en daar ga je heen
„Twee keer per week toch in ieder ge
val dansles", bracht Viva er bescheiden
tusschon in. Voor haar waren die uurtjes
althans een uitkomst, waar zo van den
eenen keer op den anderen naar uitzag.
En dan heb je soms vacantie
„Ach ja, je begrijpt mij weer niet!" ver
zuchtte Amij. Er is wel af en toe eenige
afwisseling, maar ook die is zoo regelma
tig nooit beleven wij eens zoo'n avontuur
tje, als er in de boeken wel sprake van
is."
„Ja: feeën zijn er niet meer," klonk er
op eenmaal een stem uit een hoekje. Als
je dat ter-minste bedoelt! En een diepe
zucht volgde.
Dc snreker was Doffie of zooals hij
eigenlijk heette Adolf. Dit jongmensch
was eerst acht jaren oud, en om niets
ter wereld gaf hij zooveel, als om een
sprookje. Hij zat nu met de boenen opge
trokken als een „kikker op een kluitje" in
de breede vensterbank; want ze bewoon
de wilde dans nog eenigen tijd voortstaakt
de plaat haar aantrekkende werking, dan
is het voldoende, haar evontj es met cfe hand
aan te raken, om do wezentjeB weer nieuwen
levensadem in te blazen.
üe jaloersche Papegaai.
Zooals bekend is, zdjn papegaaien zeer ja-
loersch van aard. Een dame, die een grooten
groenen papegaai bezat, had eens een kana
rie van een vriendin, die op reis ging, in be
waring.
Den eersten keer, dat zij het diertje vrien
delijk toesprak, wond de papegaai zich zoo
vreeselijk op, dat hij in een paar dagen niet
eten wilde en zijn meesteres in den vinger
beet, als zij hem üefkoozen wilde.
Op een zekeren zonnigen morgen zong de
kanarie zijn vroolijkste liedje, waarnaar de
papegaai met aandacht luisterde. Toen geel
tje even op adem moest komen, zei de pa
pegaai goedkeurend: „Mooi gedaan!" Daar
op barstte hij in zulk een smalend gelach uit,
dat de kanarie verschrikt in een hoekje van
zijn kooi kroop en niet meer durfde zingen.
Het was, alsof de papegaai berouw had
over zijn lof en dien door zijn Bpotgelacb
ongedaan wilde maken.
De »8ang en dj GolfspeSer.
Golfspelers zien er, evenals jagers en
hengelaars, niet tegen op hun avonturen
met een beetje overdrijving te vertellen
Maar het volgende verhaal is werkelijk waar.
In een klein plaatsje in Australië speeldo
een Engelschman op zekeren middag golf.
Niettegenstaande hij een uitstekend speler
was, had hij het ongeluk zijn bal in de
verkeerde richting te slaan; deze kwam in
het hoogo gras naast het speelterrein te
recht. Hij had eenige moeite zijn baJ te
vinden, toen hij opeens.iets om zijü been
zich voelde slingeren. Hij keek er naar en
merkte tot zijn ontsteltenis, dat het een
slang was. Hij had de tegenwoordigheid van
geest zijn golfstok op de hoogte vaD zijn
been te brengen. De slang wikkelde er zich
om en met kracht wierp toen de speler de
slang een eind van zich af en had het geluk
met een heftigen slag van den stok den
kop van het dier te verbrijzelen. Toen onze
held de slang naderbij bekeek, merkte hij,
dat het een zeer vergiftige was en hij du6
aaD een groot gevaar ontkomen was.
den nog zoo'n echt-óudcrwotscb huis. Op,
de knieën hield hij een exemplaar van
Grimm, zijn meest geliefd Sint Nicolaas-
cadeau
„Neen, DofFeeën bedoel ik heusch,
niet. Maar wacht, daar heb je Karei,
zei Amij, die haar oudsten broer nu zag
binnenkomen. „Karei", begon ze, „ben jij
het ook niet met ons cons, dat we een
vreeselijk saai leven leiden?"
Karei doed de oogen wijd open en toen
liet bij de boekon vallen, die hij in een
zeiltje bij elkaar had. Hij viel nu neer in
den schommelstoel en riep
„Ik weet nog niet goed, waar jullie hert,
over hebt. 't Regent ja. Maar mij kan dat
nu zoo bijzonder niet schelen, omdat ik
toch altijd blij ben, dat ik Woensdag een
uur eerder kan weggaan."
Daaruit zal je allicht opmaken, dat Ka-
rel van school was gekomen. Maar dat was
niet zoo: Hij had thuis les en werd klaar
gemaakt voor een school, waar hij eerst
het volgend jaar naar toe zou gaan.
Amij's gozichtje betrok, maar haar groo
ten broer durfde ze niet zoo scherp ant
woorden. Kalm vroeg ze dus:
„Hè, toe Kare\, houd nu eens op mot
schommelen en hoor eens goed. De klein
tjes begrijpen mij toch niet!" Dit laatste
doelde op den kleinen broer, die er zich
echter in het minst niet aan ergerde, daar
hij veel te zeer in de Grimmsehe historie
verdiept was. „Ik zei daar Det, dat ons
leven zoo bar-saai vind, zoo sleurig
„Ja, ja", zei Karei, „dat ben ik met je
eene
„Zoo altijd precies detzelfide dag gelijk
Tom's rader was rijk, en Tom woonde
buiten, in een groot huis. Hij had een hit,
en allerlei andere lievelingsdieren en droeg
keurigo kleederen. Tom was zeer trotsch
op al die mooie dingen, door zijn vader ge
kocht. Hij begon te gelooven, dat rijk-zijn
beter dan goed-zijn was. Hij werd zeer
lomp en was vooral heel ongemanierd tegen
de dienstboden. Ook de waakhond moest
het ontgelden. Hij gaf het dier een schop,
maar de hond bromde zóó onheilspellend,
dat Tom hem ten minste voortaan met rust
liet.
Op zekeren dag, dat hij in den tuin
speelde, zag hij een jongen bij het hek
staan. Hij was in lompen gekleed, zijn hoed
was gedeukt en hijzelf blootvoetsmaar
hij had een aardig, vriendelijk gezicht. In
de eene hand droeg hij een emmer, half
gevuld met boschbessen.
„Ga weg!" zeide Tom, op het hek loe-
loopende. „Wij zijn rijke menschen en wil
len hier geen vuile jongens hebben."
„Och, geef onj wat te drinken", a-ut-
moordde de knaap, „als gij zoo rijk zijt, kan
er wel een glas water op overschieten."
„Wij kunnen je niets geven," snauwde
Tom, „en als je niet maakt, dat je weg
komt, laat ik de honden op je los."
De jongen begon te lachen eu liep weg
onder het voortgaan met zijn emmer
twaaiendo.
„Ik zal ook eens boschbessen gaan pluk
ken", dacht Tom. Hij liep het hek uit cn
een laantje door, dat naar een plek leid
de, waar hij wist, dat er gewoonlijk te vin
don waren. Maar men scheen hem daar
reeds voor te zijn geweestalthans, hij ont
dekte in het eerst niets meer dan dc strui
ken, tot hij er op eens een menigte zag han
gen, aan de overzijde van een sloot.
Gewoon als hij was, zich tot alles ir. staat
te achten, twijfelde hij er geen oogenblik
aan, of die sloot zou een jongen, zoo flink
als hij, niet in den weg staan.
Vol zelfvertrouwen nam hij een grooten
sprong. Ongelukkigerwijze was de sloot
veel breeder dan hij gedacht had, zoodat
hij inplaats, van er overheen te gaan, er
midden in terecht kwara. De modder was
zeer dik en week. Tom zakte er tot don
gordel toe in.
Nu ontstelde hij toch hevig en begon om
hulp te schreeawen, maar hij was zoover
van elke woning afgedwaald, dat hij niet
veel kans had, door iemand gehoord te
zulleD worden. Hij gilde voort, tot hij geen
aan den anderen heelemaal niet, zooals
je dat in boeken altijd leest."
„O, maar in boeken vertellen ze zoo
maar wat!"
„Toch niet altijd! Denk maar eens aan
die geschiedenis uit de Fransche revolutie
en van nog veel langer geleden... Toen
viel er eerst wat voor."
„Nou maar: Dank je wel, meisje, Toch
zou ik niet graag geleefd hebben
„Je moet dat nu ook maar niet al te
letterlijk opvatten ik bedoel alleen maar,
dat ik eens wat meer vertier wilde heb
ben iets geheimzinnigs bijvoorbeeld. Zoo'n
huis met een geheime trap, met torenka
mertjes gevangenholen enz., waarin je nog
eene gezellig verdwalen kan
„Gezellig verdwalen!"spotte Ka-
rel.
En toen beschermend„Nou maar kind,
ik begrijp bost wat je bedoelt. En ik heb
ook wel eens een huis gezien zooals jo
bedoelt. Verleden zomer, toen ik bij oom
Frank gelogeerd was! Keimissen van hem
wonen in het mooiste oude kasteel, dat je
je maar denkeD kunt en als we daar eens
allemaal konden wezen dat zou echt zijn...
Je hadt er zoo'n wapenzaal met allerlei
harnassen cd pieken ed hellebaarden
En dan die antieke schoorsteen en
„Nou juist, zie je, zoo iets bedoel ik! Ik
ben zeker, dat jo daar nog wel eens het
een of ander avontuurtje opdoedt", zei
Amij, met schitterende oogoo.
„Zooals bijvoorbeeld va^i „Tafeltje dek
U" kwam er een stem uit het kozijn.
„Wfclaoetfx Dof laffe dingen bedoelen wij
stem meer had en reeds begon bij te vree
zen den ganschen nacht in dien podderpoel
te zullen moeten doorbrengen, toen hij
voetstappen hoorde naderen. Vol vreugde
keek hij uit en zag den door hem wegge
jaagd en jongen.
„Och, help rhij hier uit!" jammerde
Tom: „Ik zal je twee kwartjes geven."
„Ik behoef de kwartjes niet te hebben,"
zeide de knaap, die plat uit op het gras
ging liggen. Hij reikte Tom beide handen en
trok hem uit zijn benarde positie. Tom
was overdekt met slijkhij had zijn hoed
verloren en een zijner schoenen was in den
modderpoel blijven steken.
„Wie is na vuil?" vroeg de knaap
lachtend.
„Ik," antwoordde Tom beschaamd, „maar
ik dank je wel; dat je mij verlost hebt en
het spijt mij je van het hek te hebben weg
gejaagd." e
„De volgende maal zal je mij misschien
beter behandelen", zeide de knaap en liep
door.
Den volgenden dag, toen Tom hem langs
het hek zag komen, riep hij hem binnen,
toonde hem zijn konijnen, duiven en kleine
eendjes en liet hem eens op zijü hit rond
rijden.
„Wel", zeide jongen ten slotte, ver
baasd: ,,je hebt goede manieren, nu!"
„Ja", antwoordde Tom een beetje verle
gen „ikvond ze in de sloot!"
De duizend in één Placht.
Wie van ons heeft niet genoten van de
duizend en één nachli-ver Lellingen, die in
het Arabisch lieetienKitab Alf laila
wa-lai'la
"Volgens Perzische overlevering hebbeD die
haaa- ontstaan te danken aan de volgende
vertellingEen Perzisch koning, die zeer
wreed was, had de gowoonto, om haast
iederen ochte.nd een van zijn vrouwen te
laten dooden.
Dit was nu aJ wekenlang zoo doorge
gaan en geen wonder, dat dus ieder jong
meisje in het land bang was, dat zij soms
uitverkoren zou worden om tot Koningin
verkozen te worden. Ten slotte echter
trouwde hij Prinses Shirazad, die heel knap
was iD het verhalen vendellen en die nu
's morgens eindigde met haar vertelling,
op zulk een spannend moment, dat c&e Ko
ning absoluut de rest van die historie nog
wilde hooren. Duizend nachtetn duurde dit
zoo voort en zen slotte had de vorst zijn
vrouw zóó lief gekregen, dat hij haar het
leven schonk
niet!" snauwde Karei! Maar Dof was al
weer aan een andere Grimm-hisrtorie be
gonnen.
„Wat ik nog 't leukste zou vinden", zet
te Karei de bespreking tot zijn oudsto
zus voortdat zou zijn een avontuur met
smokkelaars of zoeroovers, dio zich dan er
gens verscholen hielden in de een of an
dere ondcraardsehe gang."
„Och ja", zuchtte Viva, „ik zou willen...
willenMaar dat geeft allemaal
niets! Stilletjes hier maar zitten hangen en
hangen dat is al wat er op zit!"
Nog had zo dien laatsten sin niet vol
tooid, of een klein meisje kwam binnen-
gedribbeldDora, de baby van de fami
lie. Ze zag or uit of zo vijf was, maar telde
toch al zevenZe leek op haar grooten
broer had althans datzelfde donkere haar
maar haar oogen waren grijs en met een
melancholieke uitdrukking. Op de zusjes
leek ze althans niet, want die hadden een
heerlijke, frisschc. kleur en bruine levendige
oogen.
„Wa.t. heb jij uitgevoerd, Door," viel
Amij dadelijk op haar aan.
„Jij hebt lekker den heelen middag bij
moeder gezeten hè?"
„Ik heb niks gedaan betuigde ons klein
tje met klem. „Ik heb enkel naast mama
gezeten met mijn schelpen. Maar moesje
komt jullie hier wat vertellen."
„Wat vertellen?" echode Amij; wel een
voet hoog van den grond ipringcnd ter
wijl zo dit zei. „Iets leuks? Zeg op, Door-
tje!"
„Neen, dat mag ik niet!" antwoordde de
kleine't Is een geheim".
PoppenmoedeHje»
I. I
Babbel toch 2500 veel niet popje,
Want gerust mijn hoofd loopt om.
Vat je 't niet? Schudt je je kopje?
Ben je soms een beetje dom?
Ik wacht gasten, moet je weten.
En liefst zeven in getal;
Allen' zullen straks hier eten
Daarna is er een groot bal-
Wie e>r komen? Puck, Minetjö,
Fidel en Broers Harlekijn,
Zusje Do, Mie, Fi en Bet je,
Wat zal dat een drukte zgnf
IL
Ja, ik moet voor alles aoagen,
Braden, koken, heel alleen;
Waar heb 'k mijn servies geborgen
En de glazen 'k Zie er geenl
Popje, popje, houdt je stil toch,
Help je moeder liever wat;
Kijk eens of er krenten zijn nog
In dat groote, groene vat.
Dtan zal ik een pudding koken-
Plof Wat doe je, stoute meid?
Heb je weetr een glas gebroken?
Nu, ik zie dat het je spijt.
in.
'k Zal 't voor dezen keer vergeven;
In 't vervolg dus opgepast 1
Schrei nu niet meer, wat een leveni
Wat bezorg je me veel last!
Lieve tijd, daar wordt gebeld aJ,
Gauw mijn boezelaar afgedaan.;
Kijk eens vlug wie of dot zijn zal
O, daar kermen ze al aan
Lieve gasten, treedt maar binnen,
Alles is baast kant en klaar;
Straks ,zal het diner beginnen,
Praat maar vast wat met elkaar!
HERMAN NA.
Inge®, door Leentsje Kranenburg.
I.
Mijn geheel bestaat uit 10 letters en is
naam van een stad.
7, 5, 5, 9 is een dier.
6, 5, 5, 9 gebruikt de schoenmaker.
5, 6 is een lengtemaat.
3, 2, 5, 9 is een andere naam voor beest.
9, S, 10 is een lichaamsdeel.
1, S, 4 is een inhoudsmaat.
j
„Een geheim?Ha; gelukkig!"
Net trad mama binnen
„Hè, moesje, U hebt ons een geiem te,
vertellen, beweert Doortje."
„Ja, kinderen," sprak mevrouw Landor
en nam nu plaats op den schommelstoid,
dien Karei dadelijk beleefd zijn moeder
aanbood.
„Ic-ts prettigs?" informeerde Amij weer,
die trilde op de beenen van ongeduld
„Ja; jullie moet zelf maar oens oordoe
len hoe je er over denkt", begon moeder.
„Zie je: dat is toch wel leuk!" begon
Karei nu weer. „Amij was net zoo gewel
dig aan het mopperen, dat, alles hier in
huis zoo saai was en ik ben het volkomen
met haar eens. Dus houden we ons aanbe
volen vooral wat maar op eenige veran
dering lijkt1"
„Nu. een verandering is het!" zei me
vrouw Landor, „we hebben dit huis ver
kocht- cn het nieuwe zal niet klaar zijn
voor October a.s En omdat de nieuwe be-,
weners hu-r nu dadelijk in willen komen,
zulleD we dus een tijd dakloos zijn
Viva keek moeder verschrikt aan en zei;
„Maar dat vind ik nu heelemaal niets
prettig, wat U daar vertelt-, moeder
„Kunnen we zoolang niet in een woon
wagen huizen", vroeg Dof.
„Zóó erg is 't nog niet-, kindersstelde
moeder gerust. „Ik geloof wel, dat ik er
wat op weet."
„Hè, wc moesten naar dat oude kasteel
gaan, waar jij met oom Frank geweest
bent," sprak Viva!
(Wordt vervolgd).