Het aantal treffers bij veldslagen
Vagelijk* men het aaixtel patronen, dat in
r liliUftnn wordt gebruikt, met de dooden,
die daarbij Kielen, dam komt men tot een
i nanri resultants Dan merlct men namelijk,
dat, de groot© verbetering der ge
weren, het treffers steed* geringer
wordt. Naar verhouding worden de dooden,
die er in de veldslagen vallen, kleiner in
aantel. Van veraobillende veldslagen weet
m«n( ho©veel patronen er gebruikt werden,
en ook hoeveel mensctien daardoor werden
getroffen, soocbat bet niet moeilijk was te
ooaetateeren, dat in den loop der tijuen die
vorttesen, due bet aantal treffers, vermin,
derfc.
In den slag bij Waterloo waren de verlie
zen niet minder dan 24 procent. Dat per
centage was in den slag van Sedan gedaald
tot 12 pCti Men rerklaart dit feit hierdoor,
dat de afstanden, waarop geweer-gevechten
worden geleverd, grooter zijn geworden. In
dat geval ziet men het doel natuurlijk man-
der goed en ia het aantal treffers geringer,
ook al worden meer patronen gebruikt en
zijn de geweren beter.
Over het algemeen kon men het aantel
treffers in een slag toch niet hoog noemen.
De Transvaalsohe boeren, die toch zeer goede
schutters waren, hadden in den alag bij Co-
lenso slecht® één treffer op de 600 schoten,
terwijl de Engelschen, die zeer slechte schut
ters waren en bovendien heelomaal niets
van hun vijanden zagen, een treffer hadden
op de 5000 schoten. Toen de Marokkanen m
1897 streden tegen Raisuli, gebruikten zij
niet minder dan 80.000 patronen, gaven 800
schoten met hun maohine-geweren, wierpen
120 granaten en hadden ondanks dat geen
enkelen treffer. Zoo zijn er meer voorbeelden
hoewel dit van de Marokkanen dan wel heel
sterk is. In dien slag bij Zarobrod op 2-1 No
vember 1889 losten de Serviërs 20,000 scho
ten op de Bulgaren. Die twintigduizend ver
mochten niet meer dan 68 Bulgaren te tref
fen, nog niet eens alle te dooden. In 18v8l
gebruikten de Franschen in een gevocht bij
Cbellala 35,000 patronen en losten zij 41 scho
ten met hun artillerie-kanonnen, om 70 Ara
bieren buiten gevecht te stollen.
Naar aanleiding van deze resultaten heeft
een Engelsohman zich de moeite gegeven een
soort van statistiek samen te stellen. Hij
komt daarbij tot de conclusie, dat een leger,
hetwelk gemiddeld op 6CÖ schoten één treffer
heeft, gerekend mag worden te zijn het beste
leger van de wereld. Intusecfien is het mot
gemakkelijk uit te maken of dit wel juist is
en of daar geen andere omstandigheden zijn,
die men in aanmerking moet nemen. De ge
weren van tegenwoordig zijn veel beter dan
die van vroeger; zij zijn ook zuiver op zeer
grooten afstand. Wordt dus het geweer-ge
vecht tegenwoordig op grooteren afstand ge-
voord, het aantal treffers moest nog gToo-
ter zijn, omdat d© geweren veel zuiverder
werken. Men heeft zich echter afgevraagd
of de soldaat van tegenwoordig wel met de
zelfde liefde oorlog voert en zijn medemen-
sahen doodmaakt als die van vroeger. Velen
zijn geneigd aan te nemen, dat de haat, clie
tegenwoordig in geval van oorlog onder de
strijdende soldaten wederzijds bestaat', met
zoo groot ia, dat de soldaten zich werkelijk
ernstig toeleggen op het ernstig vernietigen
van elkanders levens.
De gegevens van den bewusten Engelsoh
man zullen spoedig weinig meer waarde heb
ben, als de oorlog voor een groot deel in de
lucht zal worden gevoerd. Er zullen dan
weer andere, moderne geraffineerd-gevon
den vuurwapenen zijn, waarmee men vele
slachtoffers te gelijk kan maken en die wel
licht wel zoo goed te richten zijn, dat het
percentage van in het gevecht gedoode men-
echen weer aanmerkelijk zal stijgen. De mo
derne luchtvaart brengt een omwenteling te
weeg in de manier van strijdvoeren. De aan
val van boven zal zeer gevaarlijk zijn, terwijl
men van beneden minder kans hooft om het
.vliegtoestel te treffen. Maar niettemin zal
do moderne techniek dan wel weer een mid
del weten te vinden om de monschen bene
den op aard'e te beschutten tegen de pro-
jeotielen uit de vliegtoestellen.
MARMERLICHT.
Dezo naam is wel aan het nieuwe artikel
gegeven, maar die naam is onjuist: hij zou
aanleiding kunnen geven tot de meening,
dat men begonnen was marmer te verbran
den, zooals de kaars verbrand wordt om
kaarslicht te hebben. De bedoeling is, dat
marmer gebruikt wordt om het licht te
verstrooien; marmer is het medium tus-
schen de lichtbron en ons oog, en die licht
bron behoeft geon andere te zijn dan die wij
gewoonlijk gebruiken.
Maar al is de naam taalkundig niet juist,
diafc behoeft nog geen kwaad te beteekenen
voor de zaak, die door het woord wordt
aangegeven.
Reeds lang is het bekend, dat marmer
mooie lichtefloeten vertcont, als het licht er
door schijnt. Maar zulk© dunne marmer
platen te maken, dat er voldoende licht van
onze gewone lampen wordt doorgelaten en
er niet te veel wordt onderschept, is zeer
moeilijk en dus ook zeer duur.
Nu is het in den laateten tijd gelukt om
marmerplaatjes van 3 tot 20 m.M. dikte,
door ze in een mengsel van verschillende
stoffen, waaronder oliën, te drenken, door
zichtig te maken. Zelfs is de doorzichtigheid
of doorschijnendheid van aldus toebereide
marmerplaten grooter dan bij hét bekende
melkglas, dat zooveel tot omhulsel van licht
bronnen wordt gebruikten de platen van
de boven aangegeven dikte geven nog
mooier klourschakeeringen dan de dunnere
platen, die het oliebad niet noodig hebben
om doorschijnend te zijn. Waarschijnlijk
zal het aldus toebereide marmer zeer ge
schikt zijn voor reclame-belichting en voor
kamerversiering, daar het witte licht zich
roodachtig violet vertcont.
Wanneer men een gloeüicht insluit in een
lantaarn van zulke marmerplaten, moet
men een prachtig gekleurd licht verkrijgen,
dat bovendien het oog prettig aandoet.
Ook wordt de warmte voor 'n goed deel door
het marmer geabsorbeerd, zoodat deze
verlichting ook uit hygiënisch oogpunt aan
beveling verdient.
Het schijnt, dat het geheim om marmer
platen aldus te prepareeren in Hamburg
ontdekt is.
Getaalsversiering.
Bij vrouwen, door vele tijden heen, heeft
do zin voor „schmink" geheerscht. Niet
alleen in tijden van verval van den Ko-
meinsclien keizertijd en de Rococo bestond
die smaak, zij schijnt tot het „ewig weibli-
che" te bohooren.
Reeds in den Middeleeuwcchen riddertijd
verneemt men van het schminken in den veel
gelezen Roman van de Roos.
In da 15de en 16de eeuw bereidden dames
van stand haar „schmink" zelf. Zij gebruik
ten daartoe 'n mengsel van kalfs- en varkens
vet. Mogelijk was dit middel minder ge
vaarlijk dan de huidige crèmes.
Men streefde zooveel mogelijk naar een
blank-bleek© tint.
Toen in den Spaansehen tijd het overma
tige poederen in zwang kwam, waardoor de
schoonen doodsbleek geleken, moest het lip
penrood do tegenstelling versterken.
De vrouwen toentertijd beschouwden het
als een teeken van rouw, indieu zij haar ge
laat niet poederden en schminkten. Zoo
verscheen Anna van Oostenrijk na den dood
van haar gemaal Lodewijk XIII in haar na
tuurlijke gelflatekieur, om aldus de diepte
van haar smart te kennen te geven.
Schmink en poeder werd beschouwd als
een noodzakelijk klcedingstuk, zonder het
welk een vrouw zich niet aan vreemden ver-
toonen kon. Zelfs legde men zich aldus ver
sierd te bod en werd m-n gelegd in een
doodkist. Het is bekend, dat Fransche prin
sessen na haar dood nog een dergelijk
eerbewijs ontvingen.
De tijd van den laten barokstijl, o.ngeve» r
1700, gaf de vrouw een masker, dat haai'
werkelijk uiterlijk onder een dikke h ag
versiersel verborg.
Meer dan een uur had de dame dagelijks
noodig om het versiersel tot stand te bren
gen. Mevrouw had haar verf potje eo pek-!
seel, evenals een schilder. Met het zw
beschilderde zij de wenkbrauwen en vor-,
grootte zij de oogenover de wangen ver
spreidde zij een dikke laag rood. Blauw
word aangewend om door een fijn net van
blauwe adertjes het adellijke bloed'te doenl
herkennen. De klemreneombi natie werd tot
harmonieus geheel gebracht door een laagj©.
poeder.
Meermalen por dag qioest de versiering
gerestaureerd worden. In een taschje wer
den werktuigen en hulpmiddelen daarvoor
steeds meegevoerd.
De Rococotijd bracht een discretere wijze
van gelaatsbeschildering. Ook de kleurlie-
vende dames van heden schilderen zich min,
der merkbaar.
VGGELHEftSENS.
Weegt men een intellect naar bet gewicht
zijner hersenen, men zal deze methode gron
dig moeten herzien 5f erkennen, dat het
vliegend en kwee lend volkje onzer boaEcheoj
en tuinen, procentegewijze laten we.
althans een slag om den arm houden 1
even intellectueel ia als de homo sapiens.
De „Scotsman" vertelt ons, dat naar ver
houding van het lichaam de hersenmassa bij
vogels zeer gToot is. Volgens de zoocvea
vermelde recleneering (herseaxgewicht ia in-
teilecbueele gowichtigheadj), zegt ook dat
blad, zouden we moeten erkennen, dai de
goudvink ons allen de baas is.
Dit vlugge, slimme en bedrijvige baaaje
heeft een hersengewieht, dat 1/14 van zijn*
heele lijfje bedraagt. Maar de „Scotma-n"
komt ons prestige redden door een reei«|
vergelijkende cijfers: het hersengewicht vaa
den mensch wisselt van 1/22 tot 1/33 van Mb
geheele lichaamsgewicht; bij den vriend on
zer tantes, den kanarievogel, is dit lit-rsen-
gewicht 1/14; bij den straatjongen onder
de vogels, de musch, 1/25, bij de boekvink
1/27; bij het roodborstje 1/32; bij de lijster.
die wij tueschen twee haakjes al in Jauu-*
ari in onzen tuin hoorden zingen, nog vóór
de korte ijsvreugd-periode, is het ge
wicht 1/68.
Dan doen wij ineens een grooten sprong
en zien wij ons vooroordeel, tegen de <otsad
aan wier Franschen neef wij bovenxfcea
als journalist ,,den duvel gezien hcbfee&r'
wetenschappelijk bevestigd; het heraenge-
wiclifc van de eend ia slechts 1/257 Van het
g&heele lichaamsgewicht. Maar wiev had ge
docht, dat de... adelaar nog bij de -eend
zou achter staan? Toch is het roo; alls ten
minste de „Scotsman" het bij foet redht©-
eind heeft, want dit blad vervelt, dat nde-.
laars hersens slechte 1/260 van het- gewicht1
van een hcelen adelaar halen.
Prettig voor de Duit-schors, Oostenrij
kers en Russen, dio aan dit toch al weinig
sympathieke be&st (is hij niet verwaand,
deze roofvogel, en een ongezellige Nurks
daarboveD op zijn rots?) het- zinnebeeld van
hun natie hebben ontleend. Zouden de Oos
tenrijkers en Russen bet geweten hebben,
van die 1/260? En daarom hun adelaars
twee koppen heisben gegeven
De domheid van de gans, wier hersens
1/360 van haar gewicht wegen, V3 echter nog
fenomenaler dan die van de eend, al heeft
het redden van het Cap!tooi dezen domoor
onder de vogels steeds een soort adelsbrief
meegegevenMaar de kroon in domheid
spant toch nog wel onze huiskip. die maar
1/412 haalt, een schitterend© rechtvaardi
ging voor ons scheldwoord „kuiken".
Het lijstje van de „Scotsman" is verre
va 1 volledig. De raaf ontbreekt er op bijv.
maar van haar zegt het blad: Sommigen
achten de buitengewoon slimme raaf den
meest ontwikkelde onder cle vogels. Haar
meed is zoo groot, dat zelfs d© adelaar er
ontzag voor heeft, en haar verstand belofc
haar zich in gevaar te begeven, welk© zij
niet ziet, maar toch vermoedt.