FEUILLETON. Een Tocht vol Gevaren. bij de koningin op echoot, speelde met den paarlen ketting en luisterde met een gretig gezichtje naar de verhalen, die haar gast-' vrouw haar vertelde. In die vertelsels kwam altijd iets van vleermuizen voor; de prinsesjes hadden zulke dieren nog nooit gezien en toén de koningin haar een plaatje liet zien, waarop een vleer muis stond afgebeeld, zeiden zij, dat zij het leelijke dieren vonden, die zij in haar land gelukkig niet hadden. Op een bepaald uur in den middag liet de kóningin haar altijd alleen. De prinsesjes vroegen, waarom zij dai deed, aan een der hofdameè, die vertelde haar, dat de koningin dan in het bosoh naar een afgelegen plek ging Wandelen. De prinsesjes wilden ook graag in het bosch wandelen en dat werd haar toege staan, als zij maar niet ait het gezicht der hofdame Verdwenen. Den eersten keer bleven zij gehoorzaam in het begin van het park rondloopen, maar toen op zekeren dag de hofdatoe niet op de prinsesjes lette, slopen deze naar 't afge legen plekje en hoorden de koningin met iemand spreken. „lederen avond ga ik naar de put, maar ik hoor niet altijd goed wat hij zegt. Zou den wij de schildpad niet kuünen gevangen nemen") vroeg de koningin. „Neen Majesteit, dat zou Voor de prinses jes heel gevaarlijk zijn". Dezen keken elkaar met bleeke gezichtjes aan. ?)Wij moeten er dus voor zorgen, dat de prinsesjes belang stellen in vleermuizen", hernam de koningin, „anders valt er niots aan te dóen". De prinsesjes slopen stilletjes heen en mochten van dien dag af niet meer alleen uit wandelen gaan,, daar zij veel te laat waren thuisgekomen. Zij haatten vleermuizen meer dan ooit en begonnen te stampvoeten van boosheid, als de koningin weer iete over vleermuizen ver telde. 0 Op Zekeren ochtend klom het jongste prin sesje op haar schoot en fluiaterdo de koniu- gin, die zelfs onder het vertellen altijd een treurig gezioht opzette, in het oor, dat ze wel van vleermuizen hield. De vertelster streek liefkoozend over het plonde haar van het kind en vertelde haar beel zachtjes een verhaal, waarvan de andere prinsesjes tot haar spijt niets konden ver ft aan. 's Avonds, toen iedereen in het paleis sliep, deed het jongste prinsesje 't venster fan haar slaapkamer open en zag do vleer- 10 Maar de uren verliepen en nog steeds A'&s er geen spoor te ontdekken van bevrij ders! Prins Starikoff, die door de betoonde stoutmoedigheid, het hart gewonnen had van den commandhnt, maakte nu van een gunstig oogenblik gebruik, om dezen te bewegen, dat hij de ijzeren kist toch weg mocht halen van de barricadedie den kostbaren Koran bevatte. Hij e*i Michaël waren juist bezig, den weer pas verworvèn schat in een diepen kelder onder het pa leis te begraven, toen ze Skobeleff tegen kwamen, wiens gelaat al bijzonder ern stig stond. „Wat is er aan de hand", riep de prins, „dat je zoo donker kijkt!" Skobeleff keek om zich heen of hij bang was, dat de muren ook ooren hadden, en toe® sprak hij snel „Er komt gebrek aan water Hoe nuchter Starikoff na ook altijd we zen mocht, hier schrikte hij toch geweldig van. „Ben je daar zeker van?" was al, wat hij ?n het eerst nog slechts kon uitbrengen. „Ik heb het zelf gezienPersoonlijk heb ik het zaakje onderzocht en ik moest juist den commandant op de hoogte gaan stel len van den toestand! Als we het rantsoen op de helft brengen, zal de voorraad mo gelijk nog twee dagen langer durenÉn muizen om het Venster vliegen. Zij rilde toch van angs't en kon, zelfs niet ter wille van de koningin, er toe besluiten ze aan te spre ken. Zij keek even Uit het Venster én zag iets duisters beneden op de steen en kruipen. ,>Dat is zeker de schildpad, de verschrik- kelijkë tooVenaar", zei bet prinsesje rillend en greep naar een reukfleschje met een zwa re gouden stop. Zij leünde uit het raam en wierp de Resell met inhoud op de Bteenen, deed vlug bet yenatér dicht en kroop onder de dekensi Het fleschje was stuk gevallen, maar ook de schildpad behoorde niet meer tot de le venden. Hij was vermorzeld door den val der flesch. De faian, die eiken morgen het voorpleiil inoest opvegen, vond de schildpad dood ep de steenen liggen. De koning en de koningin warén er heel bedroefd over, want zij vreesden dat het raadsel der betoovoring nu nooit opgelost Zoli worden. Dén geheelen dag lang sprak de koningin over niets anders dan vlëermUiZen en vfeen- de. Het jongste prinsesje weende met h&ar. 's Avonds stond het kleintje, toen iedereen in slaap was, op, opende het Venster en keek uit naar de vleermuizen. Den er Vó.n kwam heel dicht bij haar ge zichtje, zoodat zij verschrikt achteruit week. Zij vatte echter rnocd, deed haar oogjes dicht en kuéte het dier. Allo vleermuizen schreeuwden) en het prinsesje Ook, want, zie, daar stond vóór haar een allerliefst jongetje met lang krul haar. De koningin was komen aanloopen en sloot het kereltje in haar armeü, alsof zij het liooit weer wilde loslaten. Het hecle paleis was in een oogwenk in rep en toer; de koning kwam in allerijl aan in de gedachte dat er brand was. Eu te luidden Van al dat rumoer ylogen er nog vijf vleermuizen zenuwachtig heen en weer. Onmiddellijk gaf de koning het bevel de vijf andore prinsessen in de groote zaal te brengen. Dit geschiedde en nauwelijks hadden zij het voorbeeld tan haar jongste zusje ge volgd of dé andere vleermuizen veranderden in vijf aardige jongetjes, met blond krulhaar. Den volgenden morgen ging de koningin weer naar het afgelegén plekje in het bosch en zette de pad uit dankbaarheid een kroon tje met paarlen en diamanten op den kop waardoor hij tot koniDg der padden uitge roepen werd. als er da® geen hulp komt opdagen ja, dan weet ik het niet! Het ergste is het nog voor die arme gewonden, daar in het hospitaalvoor hèn is het heusch het ergst, bij wie® de tong aan het verhemelte kleeft en die ieder oogenblik smachten naar een koelen dronk water!Maar houdt je in Godsnaam stil, want als de sol daten er achter kwamen, dat er gebrek aan drinkwater komt, dan laten ze hecle- maal den moed zinken, en als de comman dant dus verstandig is, dan volgt hij mijn raad en zegt enkel, dat er wat spaarzaam met het water moet worden omgegaan, om dat het beleg misschien wel langer zal duren, dan in het eerst vermoed werd. De officieren moeten óók op half rantsoen gesteld worden, want als die maar het voorbeeld geven, dan volgen de soldaten vanzelf. Intuschen vortrouw ik vast en zeker, dat het geheim bij jullie beiden vei lig is, nietwaar?" Nuclit geschiedde ook en slechte de „Polkovnik" (kolonel) en de drie man wisten van de vreeselijke bedreiging af. Als om dc ellende nog te vermeerderen, was het den volgondcn dag ondragelijk heet, zöodat cr juist eer naar wat extra drinken zou zijn verlangdDo schildwach ten hielden althans looden kogels in den mond, om verhemelte en lippen maar te bevochtigenmaar de zieken en 'gewon den riepen steeds om meer wator in hun pijn en koorts! Skobeleff en Starikoff spaarden nog de helft van hun gehalveerd rantsoen en over zulk een opoffering moe- Groote voorliefde den Oosier Isitgen voor* gezette nature! Toeü Shah Nasr-ed-Din, op hot laatst vorige eeuw, heel plechtstatig werd ontvS gen door den president der Fratische fid bliek, gnf hij al Weer duidelijk blijk vanfl toorliefde der Oosterlingen vcor geze 1 naturen. Bij zijn komst boden in bet gekleede jongo dameö den Sliah bloet.^ aan, die doze in een mand wierp, door zijner officieren gedragen. Op een gegeven moment stond de St^ tegenover èen groep dames, do vrouv van hooge ambtenaren, onder wie de grol i Eegelbe waar der. Zij was Zeer mooi, nU tamelijk gezet. Dé Shah was een en al verrukking, ti| al de bloemen uit de mand en legde deze de> armeiu Van gotioétod© dame. Een algemeen gelach volgde, waarin Shah ook spoedig deelde, evenals zij, c er het. voorwerp van was. Geïuks-Profeten. Ooievaars schijnen vooraf eën ongjluk do gemeente, waar zij broeien, te kenncS Zoo wérd dé moéd der Hunnen aangew-| kerd, toen zij bij de belegering vaii AiquilcS zagen, dat de ooievaars de stad verliet^: en hun jongen naar het veld droegen. Atilla riep de zijnon toe„Ziet naar daken, hoe de ooievaars van htin nest wegvliegen zij weton, hoe spoedig deze stj in de vlammen zal opgaan, daarotn vooru Tot een nieuwen aanval, wie handen t voeten heeft!" Napoleon's eerste triomf. Toen Napoleon als tienjarige jongen vos hot eerst op de militaire school te Brienf: kwam, voelde hij ér zich niet gelukkig, da de meeste jongens hem vreemd eoi vijand gezind waren. Eerst in den winter van b jaar 1783 kwam hierin een veranuerit Terwijl de SDeeuw toen vior voet hoog laj Wr^rd hij door hen zelfs tot aanvoerder g kozen bij den aanval in de verdediging Vil de uit sneeuw gebouwde wallen. En het zijn eerst© triomf geweest, toon dc béwouc uit Brienne naar zijn snécuw vesting kwam< aden. Geschiedenis, aardrijkskunde en wiskuna waren Napoleon's best© vakkon en daar maakte liij groote vorderingen, maar in d talen bloef hij een kruk en zijn schrift v: bijna onleesbaar. ten wij «niet gering denken, ofschoon nog maar weinig kon uitrichten, voor die arme patiënten Steods werd er met verlangen uitgezi naar heuvels in het Noorden, waar de hui vandaan moest komen kis ze althans n kwamMaar de moed werd nu langzair. hand opgegeven en de vijand was op hl punt, tot een nieuwen aanval over te gaa En als ze dan toch moesten sterven, di hadden ze nog liever, dat het gauw moo gaan en dat ze ten minst© niet van hong' en dorst behoefden te vergaan „Nu, kinderenriep de Russische k lonel, „laat die honden maar eens 2ien hc wij weten te sterven Het. gevecht begon en 't was het afgf selijkste, dat nog nooit een der mannt had bijgewoond! Als gekken vochten z! niet wetende, wat er om .hen heen voci viel en er later zeker niet van kunnen' navertellen Tot driemaal toe herhaalden de Bohj riërs hun aanvp.1, maar steeds werden teruggeslagende Iiussen weken ge-I duimbreed „Nu zien ze er toch wel naar uit, of i er genoeg van hebben", sprak Veresbj chagin, toen de aanval ten derde male t' gon." En dat is maar gelukkig ook, w£ ik heb nog maar één schot over." „Ik óók", riep prins Starikoff. Juist op dit oogenblik, dat de victor voor de Russen nabij scheen, werd de out commandant in den schouder gewond dat bracht nu een geweldige opschuddk;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 16