Zaterdag 28 Maart. Tweede Blad. A°. 1914. Offieieele Kennisgeving. PERSOVERZICHT. Ingezonden. Gemengd Nieuws. N<>, 16592. LEID Voorjaarsscltonw. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien artikel 17 der verordening van denr6en Juli 1899 (Gemeenteblad no. 15) laat stelijk gewijzigd bij de verordening van den 0en Februari 1913 (Gemeenteblad no. 4); Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat te beginnen raet Woensdag 1 A p r i 1 e. k. zullen geschouwd wordenalle wegen, lanen, paden, Btraten, kaden, pleinen hofjes, stegen sloppen of poorten en gan gen, benevens de daarin gelegen of daartoe behoorende bruggen en andere kunstwerken, voor zoover die bijzonder eigendom zijn, en, zonder verhindering door of vanwege rechthebbenden, voor het publiek verkeer openstaan; en alle wateringen en slooten, en de riolen ter vervanging daarvan gemaakt, benevens de daartoe behoorende sluizen, duikers, bui zen, toegangskokera en dergelijke werken, voor zoover die bijzonder eigendom zijn. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. A. VAN HAMEL, Weth. lo. Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 5 Maart 1914. Ni e t d o e nzet „D e Standaard" boven het volgende: Van meer dan één kant hoorde men reeds van Kerkeraden, die den oud-Minister, maar ook oud-predikant T a 1 m a weer in zijn ouden staat van leven herstellen wil den. En nu kwam heiusch. de heer Talma zelf op Patrimonium's jaardag den Kerke raden schier vragen, om een beroep op hem uit te brengen. Deze oude liefde voor heb zoo rijke ambt eert hem gowisselijk. En toch zouden we den Kerker aden willen toeroepenNiet doen t Op het politieke erf kunnen we hem een- voudig missen. Onze keurbende van Staatslieden is toch al zoo bitter klein. Vooral een vocaal als Talma mag er niet uit wegvallen. Dat onze afgetreden Ministers nu wat uitblazen, misgunt niemand him, maar aan uittreden uit de gelederen mag geen hiinner denken. Straks weer voor het front l In een drie&tar Op kapitaal en op rente zegt „De Standaard": Ook in onzen kring vindt liet vrij alge meen afkeuring, dat men er nu toe over wil gaan, om Inkomstenbelasting en Vermo gensbelasting naast elkander te laten loe pen, en wel zoo, dat de rente van de effec ten, enz. bij het inkomen meetelt. Stel, iemand heeft een vermogen in ef fecten van f 50.000, waarvan hij f 2000 aan rente trekt, en geen verdere inkomsten, dan zal hij eerst zijn belasting moeten be talen over de f 50,000 kapitaal, en clr.n nog eens apart zijn belasting van de f 2000 aan rente van ditzelfde kapitaal. Hier komit men tegen op. Men vindt er iets onbillijks in, om op die wijs tweemaal belast te worden voor eenzelfde bezit. Het ie of men iemand eerst betalen liet voor dien oogst van zijn land, en dan nog eens voor dat land zelf. Eerst voor den pluk van zijn boomgaard, en dan nog eens voor de hoo rnen, die in dien boomgaard staan. VVel geeft men toe, dat het op hetzelfde neerkomt, of men zoo uit twee potjes snoept, dan wel het ééné potje laat staan, en uit bet andere potje zooveel meer neemt; maar men houdt aan met die klaoht, dat het dan toch ronder en opener toegaat, en dat het nu een kunstmiddel wordt, om langs twee wegen hetzelfdo bezit met de grijpende vingers van den belostingheffer te benaderen. Ook ons lacht de>ze wijze van heffing niet toe. Het maakt op het betalend publiek een hinderlijken indruk, omdiab znen het niet fair \indft, op die manier het mes van twee kanten te laten snijden. Toch is het geen kwestie om er een „gran- de question" van te maken. Geplukt moeten we tooh terdege worden, veel gevoeliger dan we geplukt zouden zijn, aoo heb tarief ons in het gevlij ware geko men. Doch dat hebben ook velen onzer kiezers nu eenmaal niet gewild. 'Dc buite'nlandsohe fabrikanten waren hun te-slim af. ■Over de e p o o r w e g-v rij ka a r ten voor de Kamerleden wordt door „D e Standaard" gezegd Het stelsel, om, door welke Maatschap pij ook? vrijkaarten aan Kamerleden te doen uitreiken, konden we nooit toe juichen. Het deed ons daarom in zekeren zin leed, dat een meerderheid van Kamer leden er toch aanzoek om deed, en uit ge lijken hoofde zagen we met sympathie, dat rde heer De Savornin Lohman het aanbod afwees en afwees op o. i. zeer juiste gron den. Onder die gronden trok ons vooral aan dat z. i. het Rijk in deze behoefte aan ^rijkaarten behoorde te voorzien. Men vergete toch riet, dat niet allo Kamerleden hier voor gelijk geval staan. Het laat zich tooh denken, dat er Kamer loden zijn, voor wie de bijdrage van ƒ2000 '•ja a ra zoo luttel f®, dat dj over eigen middelen beschikkend, schier be hoefte hebben aan een middel, om 't land te kunnen verkennen. Niet elk Kamerlid bevindt zich in zoo onafhankelijke positie, dat, wat hem aan geboden wordt, door hem even gemakkelijk kan worden afgewezen. Geheel de zaak eischt legeling. Ook voor de provinciale Staten en voor de Gemeenteraden. „De Nieuwe Courant" heeft een artikel gegeven over ,,Pestbestr ij- ding en de bestrijders" on wijst daarin vooral op de groote moeilijkheid om een onontwikkelde bevolking te over tuigen van maatregelen van zindelijkheid, hygiëne, isolatie, enz. waarin zij slechts plagerijen ziet. En dan schrijft het blad Er behoort een groote tact, groote om zichtigheid toe en slag om met de bevol king om te gaan, om haar in dergelijke omstandigheden te overtuigen van haar eigen belang, om zich te schikkon en mede te werken. Er behoort niet minder toe ver standig inzicht om niet onpractisch te zijn, niet theoretische nuttige maatregelen toe te passen, waarvan in de praktijk niets terecht komt. En blijkens berichten van verschillende kanten, zijn er verschillende maatregelen van evacuatie, enz. op last van den geneeskundigen dienst genomen, feite lijk zonder eenig nut. De uitvoering was natuurlijk opgedra gen aan het binnenlandsche bestuur, dat de instructies der mcdisch-dcskundige leiders had te volgen, ook waar die zon der eenigen twijfel, zooal niet nutteloos, dan toch zonder effect moesten blijven bij gebreke van voldoende middelen voor de uitvoering en van voldoende toezicht daarop. Onvermijdelijk vloeiden daar weinig stichtelijke krakeelen uit voort. Waneer men leest, dat de technisch- medische leider een ass.-resident verbie den wil, een dienst-auto zelf te sturen, omdat de onder hem dienende chauffeur dit te doen heeft, dan vraagt men zich af, of men met mannen te doen heeft of met bengels. Zulke enerveering echter ontstaat al tijd van bedde kanten, wanneer men het regeeringsfactotum onder „deskundige" leiding plaatst, zonder het recht om met zijn eigen deskundigheid, zijn kennis van de toestanden, van de bevolking, van het mogelijke of niet mogelijkoe voo^ te lich ten. Wanneer het bestuur krijgt al den last, al het odium, verbonden aan de uit voering van maatregelen, waarin het niet gekend wordt en niets te zeggen heeft. Een van beide iil dergelijke gevallen etello de Regeering de residenten, haar vertegenwoordigers, ieder voor zijn res sort aan het hoofd van den bestrijdings dienst, óf wel zij geve den deskundigen leiders voldoende afzonderlijk personeel voor haar taak. Ia de Tweede Kamer zal in behandeling komen een wetsontwerp om duizend H.A. domeingrond(duingrond) onder 's-Gra- venhage en Wassen a a r, aan eerstge noemde gemeente te verkoop en. De „Ni ouwe Eotterdamsche Courant" brengt in herinnering, dat, toen Hoek-van-Holland aan Rotterdam over ging, het landsbestuur zoo goed als geen vierkanten meter domeingrond aan de ge meente wilde afstaan. Het blad heeft togen den verkoop van duingrond aan 's-Gravenhage, op dit oogen- blik althans, bezwaar. Het schrijft ter moti- veering daarvan Het Rijk zal de terreinen, waarover het in 1961 weer de vrije beschikking zou heb ben» thans gehèe/1 uit handen geven, on voorgoed. Hoe nu, indien ten gevolge van die exploitatie voor watervoorziening het waterkeerend vermogen uitnemend al gemeen belang toch inderdaad 1 mooht gaan verminderen? Hoe, indien door de wateronttrekking aaDgrenzenden eigendom men mocht worden schade gedaan De memorie van antwoord geeft het be scheid. De behartiging van deze belangen wordt voorloopig in petto gehouden. Een wet op de waterleidingen zal daarin kun nen voorzien. Hot is eon magere zekerheid. Gaat is men geneigd te vragen ook het Departement van Binnenlandsche Za ken,waar deze in het vooruitzicht gestelde wet op de waterleidingen, naar wij meenen, ontworpen wordt, met dezen voorbarigen verkoop accoord? Is het Departement er over gehoord? Ook de centrale commissie voor drinkwatervoorziening? Want het is ook baar terrein, waarop het ontwerp zich beweegt. Hoe groot is het waterleverend vermo gen der duin? Er zijn er, ook de directie van de Haagsche leiding behoort, meenen wij, daartoe die beweren, dat or zonder schade heel wat meer water aan de duinen kan worden onttrokken, dan tot nu toe ge schiedt. Anderen spreken er van, door irri gatie het waterleverend vermogen onbe perkt te vergrooten. Gaat hot dan aan, één gemeente in 't bezit te stellen van zulk een groot tot waterlevering uitnemend geschikt terrein? Moet hier niet in het bellang van de algomeene volksgezondheid tegen uitrei king van een monopolie worden gewaakt Bebossching. Het nut van bebossching van den vaderlandschen bodem wordt te genwoordig wel algemeen erkend. Het Rijk zellf i3 in Gelderland aan het bebosschen. Het staat wol vast, dat ook duingrondon voor bebossching in aanmerking kunnen wordeai gebracht. .Wat Is er gedaan, om ook dit belang in de thana te verkoopen gronden te verzorgen? Het zijn alle vragen, cn er zijn er wel licht meer waarop men het antwoord moet schuldig blijven. Achter menige vraag schuilt een moeilijk vraagstuk, dat in onder zoek is, dat ook van Rijkswege wordt on derzocht, ten einde tot een goede oplossing te worden gebracht. Nu wordt dat allc-s in eens doorkruist door een voorstel tot ver koop van een aanmerkelijke hoeveelheid van den besten duingrond. Gaat dat aan? Wat wij aan ons Leger te danken hebben. Hoeveel leed mij ook het ingezonden stuk in Uw blad van Vrijdag, 20 dezer, aandeed; hoe het mij ook griefde, dat een man, een Hollander wellicht, durfde schrij ven tegen de strijdmacht van ons roemrijk Vaderland, toch gevoelde ik mij niet geroe pen, dien anti-militarist ècnig antwoord te geven. Nu echter hedenavond de vodri&ter van een vcreëniging wederom tracÈËs&ij ons, Nederlanders, denkbeelden ingaj^ste do-en vinden, die zelfs onwaardig zijn~%edacht te worden, en onzen naam tracht te vernie tigen, door manschappen van ons leger verdacht te maken, nu kan ik toch niet nalaten, mijn diepe minachting te uiten over zulk een Vereeniging rnet zulke leden 1 Hoe durft een man, met Nederland* schen naam, als gij, Van Duuren, zich scharen aan de zijde van oproermakers en eerloozcn Waar blijft uw- eer, wanneer gij zelfs die van uw geboortegrond met voeten treedt? Waar is de geest uwer voorvaderen ge bleven? Waar is de moed cn de volhar ding van mannen van uw naam? Weet gij niet, wat gij te danken hebt aan een leger, zoo roemrijk als> het onze? Vergeet gij, dat gij het aan Hollanders te danken hebt, dat gij hu nog, op eigen grond, bestierd door eigen regeering, uw eigen taal spreekt? Vergeet gü, dat de roem uwer natie, de hoogachting, welke wij alom zoo ruim ge nieten, alléén te danken is aan ons leger? Vergeet gij, dat gij onnoemlijk veel voe- dings-, genot- en geneesmiddelen tegen een voor u te bereiken - prijs te danken hebt aan mannen, den naam „Hollander" waardig-, dat nu nog* vele dagelijksche be hoeften u bereiken door den moed van mannen, als waarop uw bondgenoot in zijn stuk van Vrijdag j.l. durfde doelen? Van ons Nederlandscb Oost-Indisch leger? Zelf ben ik dikwerf tegenwoordig bij het vertrek van deze dappere zonen van ons Vaderland. Gaat g'ij zelf eens toezien, anti-milita risten, bij het afscheid onzer kolonialen I Immer weder acht ik het mij een eer, de handen te mogen drukken van zulke vrien den en g'ij zult ook uw ontroering niet kunnen verbergen voor de edele zelfop offering van zulke lieden I Ja, dan zult gij u trotsch gevoelen,- hun broeders te zijn! Mensch,- heb zelf den moed, u, met ge vaar van eigen leven, dienstig te maken voor uw volktracht zelf u een woonstede te verwerven door trouw aan uw broeders En nu, durft nog een uwer den naam -„moordenaars" aanhalen? Gij zijt zeiven „moordenaars"! Gij zoudt zeiven willen la ten vermoorden, uw vrouwen en kinderen,- zonder een hand uit te steken! Zijt gij den strijd uwer broeders, vergeten in Züid-Afrika? Den heldenmoed van een klompje Hollanders, die slechts het verhe ven doel voor oogen hadden, te beschermen hün land, hón kinderen en hun woonstede l Trekt u terug, lafaards, wanneer uw land u noodig heeft, tracht te verwoesten, de edele eigenschappen van uw volk; vooral van uw kinderen, die nu liun leven wijden aan de-eer van uw geboortegrondI U, geachte Redactie, dankend, voor 'de verleende plaatsruimte, verblijvc; Hoogachtend,- 1 Uw Dw„- CARL FR, EICHHOFF. Gevaarlijke Individuen. Geachte Redactie! Vergun mij voor de tweede «en laatste maal een plaatsje in Uw blad om den heer Van Duuren van antwoord te dienen. Was ik aanvankelijk niet van plan nog teens over dit onderwerp te schrijven, thans kan ik bij dat voornemen niet blijven, daar ik bemerk, dat de heer Van Duaren mijn stuk niet goed gelezen schijnt te hebben. Hy toch beweert niets minder dan dat ik een kolom van uw blad noodig heb om uit te laten komen, dat het anti-niilitarisme heeft afgedaan. Niets is minder waar dan dat. Ik zou den heer Van Duuren willen vragen het stukje nog eens over te lezen; wellicht komt hij dan tot andere gedachten. Juist stem ik toe, dat het anti-niilitaris- me nog nooit heeft afgedaan en ook nooit afgedaan zal krijgen. Alleen heb ik in mijn schrijven beweerd,- dat zijn beginselen nooit ingang zullen vinden onder ons volk ten dat dus zijn werken tevergeefs zal zijn.; Als 'één bewijs heb ik daartoe genoemd,- dat de invloed van zijn partij in het leger mog steeds nihil is.: Welnu,- deze bewering is mijns inziens door hem niet weerlegd. Wel noemt hii als bewijs, dat de geest in h'et leger wel veranderd is,- do namen van twee dien st wei ge r a ar s; maar Ik vraagi Gea ven deze twee den geest in het leger weer? Ook zegt hij, dat juist aanstaande mili tairen lectuur bij heni halen en in de ka- zerno niet zwijgen zullen. Juist! Mijnheer van Duuren, aanstaande militairenjongens, die nog niet weten hoe de vork in den steel steekt. Maar als zij in de kazerne komen en daar op dege lijke wijze uiteen hooren zetten wat het militarisme is, en ondervinden, dat in uw geschriften schandelijk overdreven wordt, dan zwijgen ze hcusch en zullen die leo- tuur, ook al mochten zo, niet uitdeelen. Ik .heb er tenminste in mijn diensttijd, nooit iets van gehoord of gezien, dat dit door militairen werd gedaan, of zou dit nu voor 't eerst gebeuren? Ook haalt u het feit aan, dat in 1913 97 mariniers ontslagen zijn. De vloot heb ik echter expres in mijn schrijven niet aangehaald, omdat wel in het leger te land, maar niet op de vloot ons volk vertegenwoordigd is en hier gaat het om. Ik beweer en dit houd ik vol? Ons volk krijgt ge nooit en de geest in het leger kan door uw partij niet verander-cL worden. Ten slotte noodigt u mij uit op uw ver gadering te komen om mijn denkbeelden te propageeren als ik den moed heb. Maar ik vraag u, Mijnheer van Duuren: Is daar moed voor noodig. of talent van spreken de aanwezigen van het verkeerde van uw beginselen te overtuigen? Ware het eerste het geval, dan kwam ik; nu het echter voor mij vast staat, dat dit niet zoo is, kom ik niet, hoewel ik gaarne zou willen, dat ik het laatste bezat, want dan kwam ik. Hopende, dat dit stukje den heer Van Duuren niet naar de kop van het blad zal doen kijken, verblijf ik, onder dankzegging voor de verleende plaatsruimte: Een N e d e r 1 a n d e r£ Anti-Militaristen. Geachte Heer Redacteur! Vergun mij een plaatsje in Uw blad, waarvoor bij voorbaat mijn dank. Het ligt niet in mijn bedoeling het anti- militarisme te verdedigen, noch is mijn plan het militarisme te verheerlijken, zoo als de persoon met het Neerlandsch bloed dit deed in Uwblad van Woensdag; alleen kom ik op tegen het feit, dat riién- schen, die voor den wereldvrede zijn, beti teld worden met: „Gevaarlijke individuen." Dit moet elk weldenkend, vredelievend mensch, wien door de Vredes-paleiskwestie moed werd ingesproken, voor zijn begin sel, gekwetst hebben en zijn vertrouwen,- dat de schoone vredesidee eens zou tot stand komen, hebben, verpletterd. De heer Bik, zoowel als de Nederlander denken nog te leven in den tijd, dat oor logvoeren werd beschouwd als een nood zakelijk iets; thans denkt men er echter anders over en ziet men in, dat arbitrage voldoende kan en moet zijn, om. even- tuecle geschillen tusschcn mogendheden op te lossen. Of dc toestand onder de militairen en hoofdzakelijk de miliciens werkelijk zoo heerlijk is, als onze Nederlander tracht aan te toonen, zal ik in het midden laten. Echter durf ik aan alle mensohen, die de woorden „man en Nederlander" waardig 2(jn, met vertrouwen zeggen, dat. zoo er eens oorlog uitbreekt, rij ten eerste zul len worden verdedigd door den Nederlan der en den heer Bik, die zich natuurlijk niet zullen ontzien op liet „veld van eer" door het schot van een mitrailleuse of «eenig ander niouwerwetsch toestel, voor hun vaderland te vallen. U, mijnheer de Redacteur,- zeg ik nog maals dank. i Hoogachtend,- L\ Plaatselijke Keuze te Katwijk-aan-Zee. Geachte Redactie! Beleefd verzoek ik u, mij, voor dc laatste maal, nog een kleine plaatsruimte in Uw blad te willen verlccnsn. Naar aanleiding van het geschrevene van den heer Swierstra, alhier, wil ik dezen heer even zeggen, dat hij en niet ik op teen vreemde manier met de waarheid om springt, daar al hetgeen i k geschreven heb, op Wciarheid berust en. met getuigen kan gestaafd worden. Ik verkies daan om ook niet langer met dien mijnheer Swierstra te strijden, daar men met zulke mensclien toch nooit aan een eind komt. Ook behoeft de heer Swierstra niet bang te z\jn, dat ik lijd aan broodnijd (het geval met die verlof winkels aangaande den ver koop van sterken drank bedoel ik); neen, ik gun een ieder van harte zijn brood,, maar een ieder moet zelf maar weten, hoe hij het verdient, daarin laat ik elkeen vrij. Ziehier, mijnheer Swierstra, mijn laatste woord. U, Mijnheer de Redacteur,- mijn welge- meenden dank voor de door U, in dezen,- v e r 1 e en d e ber c i d \v i 11 i gli ei d BERKEMF1ER. Katwijk-aan-Zee, 26—3'14. ecniging het politiek accoord heeft aangek nomen, onder voorwaarde dat bij mogelijke vacature de R.-K. me. de zeggen schap in de can did a at-: stelling zullen hebben. Dit is ech-i ter geheel bezijden de waarheid. De ivaar-» heid is n.l., dat de R.-K. Kiesvereeniging het politiek accoord heeft aan-. genomen, zonder voornoemde voors waarde. Om misverstand te voorkomen, heb ik gemeend dit stukje te moeten schrijven* Hoogachtend, JOH. A. MENS, Bestuurslid der R.-K. Kiesvereen; Voorschoten, 27 Maart 1914. Politiek Accoord. Mijnheer de Redacteur l Beleefd verzoek ik *U eenig e plaats ruimte te verleen en 'in Uw dagbladv Bij voorbaat mijn dank daarvoor. In JJw dagblad van gisteravond; £6 berichtte JJj dat de R.-Kk KiesveV. Wat was de reden? Men meldt ,,van betrouwbare zijde" aan het „Nieuws blad Vooruit" „Op 'n Dinsdagmiddag, ongeveer 4 h 6 weken vóór de benoeming van den heer Roosen tot exploitant van den Schouw burg, is diens zwager Ringrose, wonende L. van Meerdervoort 30S, to 's-Gravenhage, op 'n 100 meter van zijn woning door een manspersoon aangevallen en zoodanig af gerost-, dat hij in 't nabij gelegen politiebu reau ArchimedesstTaat verbonden moest worden. Genoemde Ringrose heeft, naar men ons mededeelt, tegen zijn aanvaller een aan klacht ingediend bij de justitie. Deze aanklacht moet hoofdzakelijk ge daan zijn, omdat men naar zijn bewering 'n complot tegen hem gesmeed heeft, hetgeen hij afleidt uit een door hem, in begia Fe bruari ontvangen schrijven. Daarin werd hem onomwonden aangezegd op te hou den met het afleggen van bezoeken door hem en zijn familie bij sommige over heidspersonen. Tevens werd daarbij ge voegd, dat indien aan deze aanzegging geen gevolg werd gegeven een zachtzin nige waarschuwing volgen zou. Ringrose beweert nu, dat de aanval bedoelde „zacht zinnige" waarschuwing is, cn is blijkbaar beducht voor volgende, welke allicht min der „zachtzinnig" zouden kunnen zijn. Bij 't vermelden van dit feit, dat hoogst waarschijnlijk voor onze lezers geen inte resse zou hebben, indien 't iemand anders bètrof dan dé familie 'van clen schouwburg exploitant, rijst schrijft „De X. Crt." onwillekeurig de vraag bij ons op„Zou 'b dus werkelijk waar zijn, waarop sommi ge bladen in min of meer bedekte termen zinspeelden, toen zij bij hun beschouwin gen over do schouwburg-exploitatie de fa milie van den heer Roosen in het geding haalden Wij kunnen toch onmogelijk aannemen, dat de aanvaller met zijn hardhandige „waarschuwing" slechts bedoelde 't doen ophouden van 't afleggen van bezoeken, die eenvoudig maar beleedheiclsvisit-es wa ren. Met spanning zien wij zegt de „N. Crt." ten slotte het gerechtelijk ver loop van do aanklacht, van Ringrose tege moet, vertrouwend, dat het ons meer licht zal brengen over de vraag, welke de redefil was van het bezoek van Ringrose en zijn familie aan de bedoelde personen Een bekeuring. Do jaohtweft staat bij den Nederlandschen jagen in heft algemeen- in geen besten reuk Een voor name grief is wel, dat zij aan de Gedepu teerde Staten overlaat elk voor hun pro vincie de data vast te stollen, waarop de jaoht op do onderscheidene wildgroepen zal worden geopende en gesloten. Dientengevolge hebben er nu en dan be keuringen plaats van personen, die in ver schillende provinciën jagende, van die verschillende dato óf niet goed op de hoog te zijn óf ze verwarren. Een aardig staal tje daarvan is het volgende: Den 14den dezer werd in Noord-Holland do jacht op waterwild gesloten. Toch trok op den 13dcn Maart een Gooilandscho ja gersman, eën bekende persoonlijkheid in de journalistiek der Xedcrlandsche jagers- sport, met. het jachtroer de Gooischo Meent in, lei er niet evenals verleden jaar een drietal Bussummers in de Na-ar- dermeer eon ree maar een simpel snip je neer en haalde, geheel ter goeder trouw liet beestje op. Doch twee veldwachters, ook op pad, traden te voorschijn en deden wat hun plicht was. Dat overkomt nu notobene iemand, van wien men als jachtsportschrijver verwach ten mag, dat hij de regeling der jachttijden, vooral die zijner eigene provincie, wel van a tob z zou kennen en dit des te moer, waar de overtreder de man is, die in 't najaar van 1913 zoo attent was den rijksveldwach ter er op te wijzen, dat de ree, door drie Bussumsche jagers in de Meer buitge maakt, geschoten whs in den toen voor grof wild gesloten jachttijd. Intusschen, men ziet, het beste paard struikelt wel eens. („N. v. d. D."), De „Do rcltsche C t." meldt, dat te Dordrecht een 3-jarig jongetje is ver brand. In afwezigheid van de moeder had het met vuur gespeeld. De landbouwer J. de Groot, van Havelte, bevond zich met paard en rij tuig, waarin zijn vrouw en buurman A. v. d. Helm, bij de Lokbrug aan de Smilder- yaart. Het paard schrikte en kwam met het rijtuig in de vaart terecht. Met groo te moeite zijn do Groot- en zijn vrouw ge red, v. d. Helm en het paard zijn verdron ken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 5