Zaterdag 28 Maart.
Tweede Blad. A°. 1914.
Offieieele Kennisgeving.
PERSOVERZICHT.
Ingezonden.
Gemengd Nieuws.
N<>, 16592.
LEID
Voorjaarsscltonw.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezien artikel 17 der verordening van
denr6en Juli 1899 (Gemeenteblad no. 15) laat
stelijk gewijzigd bij de verordening van den
0en Februari 1913 (Gemeenteblad no. 4);
Brengen ter kennis van belanghebbenden,
dat te beginnen raet Woensdag 1
A p r i 1 e. k. zullen geschouwd wordenalle
wegen, lanen, paden, Btraten, kaden, pleinen
hofjes, stegen sloppen of poorten en gan
gen, benevens de daarin gelegen of daartoe
behoorende bruggen en andere kunstwerken,
voor zoover die bijzonder eigendom zijn, en,
zonder verhindering door of vanwege
rechthebbenden, voor het publiek verkeer
openstaan;
en alle wateringen en slooten, en de riolen
ter vervanging daarvan gemaakt, benevens
de daartoe behoorende sluizen, duikers, bui
zen, toegangskokera en dergelijke werken,
voor zoover die bijzonder eigendom zijn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. A. VAN HAMEL,
Weth. lo. Burgemeester.
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 5 Maart 1914.
Ni e t d o e nzet „D e Standaard"
boven het volgende:
Van meer dan één kant hoorde men reeds
van Kerkeraden, die den oud-Minister,
maar ook oud-predikant T a 1 m a weer in
zijn ouden staat van leven herstellen wil
den. En nu kwam heiusch. de heer Talma
zelf op Patrimonium's jaardag den Kerke
raden schier vragen, om een beroep op hem
uit te brengen.
Deze oude liefde voor heb zoo rijke ambt
eert hem gowisselijk.
En toch zouden we den Kerker aden willen
toeroepenNiet doen t
Op het politieke erf kunnen we hem een-
voudig missen.
Onze keurbende van Staatslieden is toch
al zoo bitter klein.
Vooral een vocaal als Talma mag er niet
uit wegvallen.
Dat onze afgetreden Ministers nu wat
uitblazen, misgunt niemand him, maar aan
uittreden uit de gelederen mag geen hiinner
denken.
Straks weer voor het front l
In een drie&tar Op kapitaal en op
rente zegt „De Standaard":
Ook in onzen kring vindt liet vrij alge
meen afkeuring, dat men er nu toe over wil
gaan, om Inkomstenbelasting en Vermo
gensbelasting naast elkander te laten loe
pen, en wel zoo, dat de rente van de effec
ten, enz. bij het inkomen meetelt.
Stel, iemand heeft een vermogen in ef
fecten van f 50.000, waarvan hij f 2000 aan
rente trekt, en geen verdere inkomsten,
dan zal hij eerst zijn belasting moeten be
talen over de f 50,000 kapitaal, en clr.n nog
eens apart zijn belasting van de f 2000 aan
rente van ditzelfde kapitaal.
Hier komit men tegen op. Men vindt er
iets onbillijks in, om op die wijs tweemaal
belast te worden voor eenzelfde bezit. Het
ie of men iemand eerst betalen liet voor dien
oogst van zijn land, en dan nog eens voor dat
land zelf. Eerst voor den pluk van zijn
boomgaard, en dan nog eens voor de hoo
rnen, die in dien boomgaard staan.
VVel geeft men toe, dat het op hetzelfde
neerkomt, of men zoo uit twee potjes snoept,
dan wel het ééné potje laat staan, en uit bet
andere potje zooveel meer neemt; maar men
houdt aan met die klaoht, dat het dan toch
ronder en opener toegaat, en dat het nu een
kunstmiddel wordt, om langs twee wegen
hetzelfdo bezit met de grijpende vingers van
den belostingheffer te benaderen.
Ook ons lacht de>ze wijze van heffing niet
toe.
Het maakt op het betalend publiek een
hinderlijken indruk, omdiab znen het niet
fair \indft, op die manier het mes van twee
kanten te laten snijden.
Toch is het geen kwestie om er een „gran-
de question" van te maken.
Geplukt moeten we tooh terdege worden,
veel gevoeliger dan we geplukt zouden zijn,
aoo heb tarief ons in het gevlij ware geko
men.
Doch dat hebben ook velen onzer kiezers
nu eenmaal niet gewild.
'Dc buite'nlandsohe fabrikanten waren hun
te-slim af.
■Over de e p o o r w e g-v rij ka a r ten
voor de Kamerleden wordt door „D e
Standaard" gezegd
Het stelsel, om, door welke Maatschap
pij ook? vrijkaarten aan Kamerleden te
doen uitreiken, konden we nooit toe
juichen.
Het deed ons daarom in zekeren zin
leed, dat een meerderheid van Kamer
leden er toch aanzoek om deed, en uit ge
lijken hoofde zagen we met sympathie, dat
rde heer De Savornin Lohman het aanbod
afwees en afwees op o. i. zeer juiste gron
den.
Onder die gronden trok ons vooral aan
dat z. i. het Rijk in deze behoefte aan
^rijkaarten behoorde te voorzien.
Men vergete toch riet, dat niet allo
Kamerleden hier voor gelijk geval staan.
Het laat zich tooh denken, dat er Kamer
loden zijn, voor wie de bijdrage van ƒ2000
'•ja a ra zoo luttel f®, dat dj over
eigen middelen beschikkend, schier be
hoefte hebben aan een middel, om 't land
te kunnen verkennen.
Niet elk Kamerlid bevindt zich in zoo
onafhankelijke positie, dat, wat hem aan
geboden wordt, door hem even gemakkelijk
kan worden afgewezen.
Geheel de zaak eischt legeling.
Ook voor de provinciale Staten en voor
de Gemeenteraden.
„De Nieuwe Courant" heeft een
artikel gegeven over ,,Pestbestr ij-
ding en de bestrijders" on wijst
daarin vooral op de groote moeilijkheid
om een onontwikkelde bevolking te over
tuigen van maatregelen van zindelijkheid,
hygiëne, isolatie, enz. waarin zij slechts
plagerijen ziet.
En dan schrijft het blad
Er behoort een groote tact, groote om
zichtigheid toe en slag om met de bevol
king om te gaan, om haar in dergelijke
omstandigheden te overtuigen van haar
eigen belang, om zich te schikkon en mede
te werken. Er behoort niet minder toe ver
standig inzicht om niet onpractisch te zijn,
niet theoretische nuttige maatregelen toe
te passen, waarvan in de praktijk niets
terecht komt. En blijkens berichten van
verschillende kanten, zijn er verschillende
maatregelen van evacuatie, enz. op last van
den geneeskundigen dienst genomen, feite
lijk zonder eenig nut.
De uitvoering was natuurlijk opgedra
gen aan het binnenlandsche bestuur, dat
de instructies der mcdisch-dcskundige
leiders had te volgen, ook waar die zon
der eenigen twijfel, zooal niet nutteloos,
dan toch zonder effect moesten blijven
bij gebreke van voldoende middelen voor
de uitvoering en van voldoende toezicht
daarop. Onvermijdelijk vloeiden daar
weinig stichtelijke krakeelen uit voort.
Waneer men leest, dat de technisch-
medische leider een ass.-resident verbie
den wil, een dienst-auto zelf te sturen,
omdat de onder hem dienende chauffeur
dit te doen heeft, dan vraagt men zich
af, of men met mannen te doen heeft of
met bengels.
Zulke enerveering echter ontstaat al
tijd van bedde kanten, wanneer men het
regeeringsfactotum onder „deskundige"
leiding plaatst, zonder het recht om met
zijn eigen deskundigheid, zijn kennis van
de toestanden, van de bevolking, van het
mogelijke of niet mogelijkoe voo^ te lich
ten. Wanneer het bestuur krijgt al den
last, al het odium, verbonden aan de uit
voering van maatregelen, waarin het niet
gekend wordt en niets te zeggen heeft.
Een van beide iil dergelijke gevallen
etello de Regeering de residenten, haar
vertegenwoordigers, ieder voor zijn res
sort aan het hoofd van den bestrijdings
dienst, óf wel zij geve den deskundigen
leiders voldoende afzonderlijk personeel
voor haar taak.
Ia de Tweede Kamer zal in behandeling
komen een wetsontwerp om duizend H.A.
domeingrond(duingrond) onder 's-Gra-
venhage en Wassen a a r, aan eerstge
noemde gemeente te verkoop en.
De „Ni ouwe Eotterdamsche
Courant" brengt in herinnering, dat,
toen Hoek-van-Holland aan Rotterdam over
ging, het landsbestuur zoo goed als geen
vierkanten meter domeingrond aan de ge
meente wilde afstaan.
Het blad heeft togen den verkoop van
duingrond aan 's-Gravenhage, op dit oogen-
blik althans, bezwaar. Het schrijft ter moti-
veering daarvan
Het Rijk zal de terreinen, waarover het
in 1961 weer de vrije beschikking zou heb
ben» thans gehèe/1 uit handen geven, on
voorgoed. Hoe nu, indien ten gevolge van
die exploitatie voor watervoorziening het
waterkeerend vermogen uitnemend al
gemeen belang toch inderdaad 1 mooht
gaan verminderen? Hoe, indien door de
wateronttrekking aaDgrenzenden eigendom
men mocht worden schade gedaan
De memorie van antwoord geeft het be
scheid. De behartiging van deze belangen
wordt voorloopig in petto gehouden. Een
wet op de waterleidingen zal daarin kun
nen voorzien. Hot is eon magere zekerheid.
Gaat is men geneigd te vragen ook
het Departement van Binnenlandsche Za
ken,waar deze in het vooruitzicht gestelde
wet op de waterleidingen, naar wij meenen,
ontworpen wordt, met dezen voorbarigen
verkoop accoord? Is het Departement er
over gehoord? Ook de centrale commissie
voor drinkwatervoorziening? Want het is
ook baar terrein, waarop het ontwerp zich
beweegt.
Hoe groot is het waterleverend vermo
gen der duin? Er zijn er, ook de directie
van de Haagsche leiding behoort, meenen
wij, daartoe die beweren, dat or zonder
schade heel wat meer water aan de duinen
kan worden onttrokken, dan tot nu toe ge
schiedt. Anderen spreken er van, door irri
gatie het waterleverend vermogen onbe
perkt te vergrooten. Gaat hot dan aan, één
gemeente in 't bezit te stellen van zulk een
groot tot waterlevering uitnemend geschikt
terrein? Moet hier niet in het bellang van
de algomeene volksgezondheid tegen uitrei
king van een monopolie worden gewaakt
Bebossching. Het nut van bebossching
van den vaderlandschen bodem wordt te
genwoordig wel algemeen erkend. Het Rijk
zellf i3 in Gelderland aan het bebosschen.
Het staat wol vast, dat ook duingrondon
voor bebossching in aanmerking kunnen
wordeai gebracht. .Wat Is er gedaan, om ook
dit belang in de thana te verkoopen gronden
te verzorgen?
Het zijn alle vragen, cn er zijn er wel
licht meer waarop men het antwoord
moet schuldig blijven. Achter menige vraag
schuilt een moeilijk vraagstuk, dat in onder
zoek is, dat ook van Rijkswege wordt on
derzocht, ten einde tot een goede oplossing
te worden gebracht. Nu wordt dat allc-s in
eens doorkruist door een voorstel tot ver
koop van een aanmerkelijke hoeveelheid van
den besten duingrond. Gaat dat aan?
Wat wij aan ons Leger
te danken hebben.
Hoeveel leed mij ook het ingezonden
stuk in Uw blad van Vrijdag, 20 dezer,
aandeed; hoe het mij ook griefde, dat een
man, een Hollander wellicht, durfde schrij
ven tegen de strijdmacht van ons roemrijk
Vaderland, toch gevoelde ik mij niet geroe
pen, dien anti-militarist ècnig antwoord te
geven.
Nu echter hedenavond de vodri&ter van
een vcreëniging wederom tracÈËs&ij ons,
Nederlanders, denkbeelden ingaj^ste do-en
vinden, die zelfs onwaardig zijn~%edacht
te worden, en onzen naam tracht te vernie
tigen, door manschappen van ons leger
verdacht te maken, nu kan ik toch niet
nalaten, mijn diepe minachting te uiten
over zulk een Vereeniging rnet zulke leden 1
Hoe durft een man, met Nederland*
schen naam, als gij, Van Duuren, zich
scharen aan de zijde van oproermakers en
eerloozcn
Waar blijft uw- eer, wanneer gij zelfs die
van uw geboortegrond met voeten treedt?
Waar is de geest uwer voorvaderen ge
bleven? Waar is de moed cn de volhar
ding van mannen van uw naam?
Weet gij niet, wat gij te danken hebt aan
een leger, zoo roemrijk als> het onze?
Vergeet gij, dat gij het aan Hollanders
te danken hebt, dat gij hu nog, op eigen
grond, bestierd door eigen regeering, uw
eigen taal spreekt?
Vergeet gü, dat de roem uwer natie, de
hoogachting, welke wij alom zoo ruim ge
nieten, alléén te danken is aan ons leger?
Vergeet gij, dat gij onnoemlijk veel voe-
dings-, genot- en geneesmiddelen tegen
een voor u te bereiken - prijs te danken
hebt aan mannen, den naam „Hollander"
waardig-, dat nu nog* vele dagelijksche be
hoeften u bereiken door den moed van
mannen, als waarop uw bondgenoot in zijn
stuk van Vrijdag j.l. durfde doelen? Van
ons Nederlandscb Oost-Indisch leger?
Zelf ben ik dikwerf tegenwoordig bij het
vertrek van deze dappere zonen van ons
Vaderland.
Gaat g'ij zelf eens toezien, anti-milita
risten, bij het afscheid onzer kolonialen I
Immer weder acht ik het mij een eer, de
handen te mogen drukken van zulke vrien
den en g'ij zult ook uw ontroering niet
kunnen verbergen voor de edele zelfop
offering van zulke lieden I
Ja, dan zult gij u trotsch gevoelen,- hun
broeders te zijn!
Mensch,- heb zelf den moed, u, met ge
vaar van eigen leven, dienstig te maken
voor uw volktracht zelf u een woonstede
te verwerven door trouw aan uw broeders
En nu, durft nog een uwer den naam
-„moordenaars" aanhalen? Gij zijt zeiven
„moordenaars"! Gij zoudt zeiven willen la
ten vermoorden, uw vrouwen en kinderen,-
zonder een hand uit te steken!
Zijt gij den strijd uwer broeders, vergeten
in Züid-Afrika? Den heldenmoed van een
klompje Hollanders, die slechts het verhe
ven doel voor oogen hadden, te beschermen
hün land, hón kinderen en hun woonstede l
Trekt u terug, lafaards, wanneer uw
land u noodig heeft, tracht te verwoesten,
de edele eigenschappen van uw volk;
vooral van uw kinderen, die nu liun leven
wijden aan de-eer van uw geboortegrondI
U, geachte Redactie, dankend, voor 'de
verleende plaatsruimte, verblijvc;
Hoogachtend,- 1
Uw Dw„-
CARL FR, EICHHOFF.
Gevaarlijke Individuen.
Geachte Redactie!
Vergun mij voor de tweede «en laatste
maal een plaatsje in Uw blad om den
heer Van Duuren van antwoord te dienen.
Was ik aanvankelijk niet van plan nog
teens over dit onderwerp te schrijven, thans
kan ik bij dat voornemen niet blijven, daar
ik bemerk, dat de heer Van Duaren mijn
stuk niet goed gelezen schijnt te hebben.
Hy toch beweert niets minder dan dat
ik een kolom van uw blad noodig heb om
uit te laten komen, dat het anti-niilitarisme
heeft afgedaan.
Niets is minder waar dan dat. Ik zou
den heer Van Duuren willen vragen het
stukje nog eens over te lezen; wellicht
komt hij dan tot andere gedachten.
Juist stem ik toe, dat het anti-niilitaris-
me nog nooit heeft afgedaan en ook nooit
afgedaan zal krijgen. Alleen heb ik in mijn
schrijven beweerd,- dat zijn beginselen
nooit ingang zullen vinden onder ons volk
ten dat dus zijn werken tevergeefs zal zijn.;
Als 'één bewijs heb ik daartoe genoemd,-
dat de invloed van zijn partij in het leger
mog steeds nihil is.:
Welnu,- deze bewering is mijns inziens
door hem niet weerlegd.
Wel noemt hii als bewijs, dat de geest in
h'et leger wel veranderd is,- do namen van
twee dien st wei ge r a ar s; maar Ik vraagi Gea
ven deze twee den geest in het leger weer?
Ook zegt hij, dat juist aanstaande mili
tairen lectuur bij heni halen en in de ka-
zerno niet zwijgen zullen.
Juist! Mijnheer van Duuren, aanstaande
militairenjongens, die nog niet weten
hoe de vork in den steel steekt. Maar als
zij in de kazerne komen en daar op dege
lijke wijze uiteen hooren zetten wat het
militarisme is, en ondervinden, dat in uw
geschriften schandelijk overdreven wordt,
dan zwijgen ze hcusch en zullen die leo-
tuur, ook al mochten zo, niet uitdeelen.
Ik .heb er tenminste in mijn diensttijd,
nooit iets van gehoord of gezien, dat dit
door militairen werd gedaan, of zou dit
nu voor 't eerst gebeuren?
Ook haalt u het feit aan, dat in 1913
97 mariniers ontslagen zijn.
De vloot heb ik echter expres in mijn
schrijven niet aangehaald, omdat wel in
het leger te land, maar niet op de vloot
ons volk vertegenwoordigd is en hier
gaat het om.
Ik beweer en dit houd ik vol? Ons
volk krijgt ge nooit en de geest in het
leger kan door uw partij niet verander-cL
worden.
Ten slotte noodigt u mij uit op uw ver
gadering te komen om mijn denkbeelden
te propageeren als ik den moed heb.
Maar ik vraag u, Mijnheer van Duuren:
Is daar moed voor noodig. of talent van
spreken de aanwezigen van het verkeerde
van uw beginselen te overtuigen?
Ware het eerste het geval, dan kwam
ik; nu het echter voor mij vast staat, dat
dit niet zoo is, kom ik niet, hoewel ik
gaarne zou willen, dat ik het laatste bezat,
want dan kwam ik.
Hopende, dat dit stukje den heer Van
Duuren niet naar de kop van het blad zal
doen kijken, verblijf ik, onder dankzegging
voor de verleende plaatsruimte:
Een N e d e r 1 a n d e r£
Anti-Militaristen.
Geachte Heer Redacteur!
Vergun mij een plaatsje in Uw blad,
waarvoor bij voorbaat mijn dank.
Het ligt niet in mijn bedoeling het anti-
militarisme te verdedigen, noch is mijn
plan het militarisme te verheerlijken, zoo
als de persoon met het Neerlandsch bloed
dit deed in Uwblad van Woensdag;
alleen kom ik op tegen het feit, dat riién-
schen, die voor den wereldvrede zijn, beti
teld worden met: „Gevaarlijke individuen."
Dit moet elk weldenkend, vredelievend
mensch, wien door de Vredes-paleiskwestie
moed werd ingesproken, voor zijn begin
sel, gekwetst hebben en zijn vertrouwen,-
dat de schoone vredesidee eens zou tot
stand komen, hebben, verpletterd.
De heer Bik, zoowel als de Nederlander
denken nog te leven in den tijd, dat oor
logvoeren werd beschouwd als een nood
zakelijk iets; thans denkt men er echter
anders over en ziet men in, dat arbitrage
voldoende kan en moet zijn, om. even-
tuecle geschillen tusschcn mogendheden
op te lossen.
Of dc toestand onder de militairen en
hoofdzakelijk de miliciens werkelijk zoo
heerlijk is, als onze Nederlander tracht
aan te toonen, zal ik in het midden laten.
Echter durf ik aan alle mensohen, die de
woorden „man en Nederlander" waardig
2(jn, met vertrouwen zeggen, dat. zoo er
eens oorlog uitbreekt, rij ten eerste zul
len worden verdedigd door den Nederlan
der en den heer Bik, die zich natuurlijk
niet zullen ontzien op liet „veld van eer"
door het schot van een mitrailleuse of
«eenig ander niouwerwetsch toestel, voor
hun vaderland te vallen.
U, mijnheer de Redacteur,- zeg ik nog
maals dank. i
Hoogachtend,-
L\
Plaatselijke Keuze te
Katwijk-aan-Zee.
Geachte Redactie!
Beleefd verzoek ik u, mij, voor dc laatste
maal, nog een kleine plaatsruimte in Uw
blad te willen verlccnsn.
Naar aanleiding van het geschrevene
van den heer Swierstra, alhier, wil ik dezen
heer even zeggen, dat hij en niet ik op
teen vreemde manier met de waarheid om
springt, daar al hetgeen i k geschreven
heb, op Wciarheid berust en. met getuigen
kan gestaafd worden. Ik verkies daan
om ook niet langer met dien mijnheer
Swierstra te strijden, daar men met zulke
mensclien toch nooit aan een eind komt.
Ook behoeft de heer Swierstra niet bang
te z\jn, dat ik lijd aan broodnijd (het geval
met die verlof winkels aangaande den ver
koop van sterken drank bedoel ik); neen,
ik gun een ieder van harte zijn brood,,
maar een ieder moet zelf maar weten, hoe
hij het verdient, daarin laat ik elkeen vrij.
Ziehier, mijnheer Swierstra, mijn laatste
woord.
U, Mijnheer de Redacteur,- mijn welge-
meenden dank voor de door U, in dezen,-
v e r 1 e en d e ber c i d \v i 11 i gli ei d
BERKEMF1ER.
Katwijk-aan-Zee, 26—3'14.
ecniging het politiek accoord heeft aangek
nomen, onder voorwaarde dat bij
mogelijke vacature de R.-K. me.
de zeggen schap in de can did a at-:
stelling zullen hebben. Dit is ech-i
ter geheel bezijden de waarheid. De ivaar-»
heid is n.l., dat de R.-K. Kiesvereeniging
het politiek accoord heeft aan-.
genomen, zonder voornoemde voors
waarde.
Om misverstand te voorkomen, heb ik
gemeend dit stukje te moeten schrijven*
Hoogachtend,
JOH. A. MENS,
Bestuurslid der R.-K. Kiesvereen;
Voorschoten, 27 Maart 1914.
Politiek Accoord.
Mijnheer de Redacteur l
Beleefd verzoek ik *U eenig e plaats
ruimte te verleen en 'in Uw dagbladv Bij
voorbaat mijn dank daarvoor.
In JJw dagblad van gisteravond; £6
berichtte JJj dat de R.-Kk KiesveV.
Wat was de reden? Men meldt
,,van betrouwbare zijde" aan het „Nieuws
blad Vooruit"
„Op 'n Dinsdagmiddag, ongeveer 4 h 6
weken vóór de benoeming van den heer
Roosen tot exploitant van den Schouw
burg, is diens zwager Ringrose, wonende L.
van Meerdervoort 30S, to 's-Gravenhage,
op 'n 100 meter van zijn woning door een
manspersoon aangevallen en zoodanig af
gerost-, dat hij in 't nabij gelegen politiebu
reau ArchimedesstTaat verbonden moest
worden.
Genoemde Ringrose heeft, naar men ons
mededeelt, tegen zijn aanvaller een aan
klacht ingediend bij de justitie.
Deze aanklacht moet hoofdzakelijk ge
daan zijn, omdat men naar zijn bewering 'n
complot tegen hem gesmeed heeft, hetgeen
hij afleidt uit een door hem, in begia Fe
bruari ontvangen schrijven. Daarin werd
hem onomwonden aangezegd op te hou
den met het afleggen van bezoeken door
hem en zijn familie bij sommige over
heidspersonen. Tevens werd daarbij ge
voegd, dat indien aan deze aanzegging
geen gevolg werd gegeven een zachtzin
nige waarschuwing volgen zou. Ringrose
beweert nu, dat de aanval bedoelde „zacht
zinnige" waarschuwing is, cn is blijkbaar
beducht voor volgende, welke allicht min
der „zachtzinnig" zouden kunnen zijn.
Bij 't vermelden van dit feit, dat hoogst
waarschijnlijk voor onze lezers geen inte
resse zou hebben, indien 't iemand anders
bètrof dan dé familie 'van clen schouwburg
exploitant, rijst schrijft „De X. Crt."
onwillekeurig de vraag bij ons op„Zou
'b dus werkelijk waar zijn, waarop sommi
ge bladen in min of meer bedekte termen
zinspeelden, toen zij bij hun beschouwin
gen over do schouwburg-exploitatie de fa
milie van den heer Roosen in het geding
haalden
Wij kunnen toch onmogelijk aannemen,
dat de aanvaller met zijn hardhandige
„waarschuwing" slechts bedoelde 't doen
ophouden van 't afleggen van bezoeken, die
eenvoudig maar beleedheiclsvisit-es wa
ren.
Met spanning zien wij zegt de „N.
Crt." ten slotte het gerechtelijk ver
loop van do aanklacht, van Ringrose tege
moet, vertrouwend, dat het ons meer licht
zal brengen over de vraag, welke de redefil
was van het bezoek van Ringrose en zijn
familie aan de bedoelde personen
Een bekeuring. Do jaohtweft
staat bij den Nederlandschen jagen in heft
algemeen- in geen besten reuk Een voor
name grief is wel, dat zij aan de Gedepu
teerde Staten overlaat elk voor hun pro
vincie de data vast te stollen, waarop de
jaoht op do onderscheidene wildgroepen
zal worden geopende en gesloten.
Dientengevolge hebben er nu en dan be
keuringen plaats van personen, die in ver
schillende provinciën jagende, van die
verschillende dato óf niet goed op de hoog
te zijn óf ze verwarren. Een aardig staal
tje daarvan is het volgende:
Den 14den dezer werd in Noord-Holland
do jacht op waterwild gesloten. Toch trok
op den 13dcn Maart een Gooilandscho ja
gersman, eën bekende persoonlijkheid in de
journalistiek der Xedcrlandsche jagers-
sport, met. het jachtroer de Gooischo
Meent in, lei er niet evenals verleden
jaar een drietal Bussummers in de Na-ar-
dermeer eon ree maar een simpel snip
je neer en haalde, geheel ter goeder trouw
liet beestje op. Doch twee veldwachters,
ook op pad, traden te voorschijn en deden
wat hun plicht was.
Dat overkomt nu notobene iemand, van
wien men als jachtsportschrijver verwach
ten mag, dat hij de regeling der jachttijden,
vooral die zijner eigene provincie, wel van
a tob z zou kennen en dit des te moer, waar
de overtreder de man is, die in 't najaar
van 1913 zoo attent was den rijksveldwach
ter er op te wijzen, dat de ree, door drie
Bussumsche jagers in de Meer buitge
maakt, geschoten whs in den toen voor
grof wild gesloten jachttijd.
Intusschen, men ziet, het beste paard
struikelt wel eens. („N. v. d. D."),
De „Do rcltsche C t." meldt, dat
te Dordrecht een 3-jarig jongetje is ver
brand. In afwezigheid van de moeder had
het met vuur gespeeld.
De landbouwer J. de Groot,
van Havelte, bevond zich met paard en rij
tuig, waarin zijn vrouw en buurman A. v.
d. Helm, bij de Lokbrug aan de Smilder-
yaart. Het paard schrikte en kwam met
het rijtuig in de vaart terecht. Met groo
te moeite zijn do Groot- en zijn vrouw ge
red, v. d. Helm en het paard zijn verdron
ken.