De Australische Walvisch.
FEUILLETON.
Een Tocht vol Gevaren.
n© bandon en voeten. Zij was groot voor
een Hindoesclie cn droeg schitterende kra
len cm hals en armen.
„De lieve, Engelsche jongeheer", her
haalde zij vleiend.
Rex kreeg een kleur en vroeg weer
„Wat wilt gij van mij Bij zich zelf dacht
hij: „dat is een werkelijk avontuur."
Mag ik den lieven, Engelschen jongeheer
miju levensloop vertellen? Ik was eens een
rijke prinses en heette Meta. Maar ik
had veel vijanden, wreedo menschen, die
me uit mijn huis verdreven en allerlei
slechts van mij vertelden. Nu wil niemand
zich meer met mij bemoeien en moet ik
mij in de bosschen verbergen. Ik lijd heel
dikwijls honger. Wat zegt gij daar, lieve
Engelsche jongeheer?" vroeg de vrouw,
toen zij Bex iets zag mompelen.
„Goed en vriendelijk voor vrouwen, vooral
als zij in moeilijkheden verkeeren", sprak
Bex in zichzelf. En toen zij hij hardop
„lk zal vader vragen om..."
Maar de vrouw strekte haar bruine ar
men smeekend uit en zei haastig
„Dat niet, lieve Engelsche jongeheer, dat
niet. Niemand dan gij moet weten, dat
prinses Meta zich hier verborgen houdt.
Maar wilt gij mij misschien voedsel bren
gen? Och, ik heb zoo'n honger".
Het vriendelijke kereltje rende naar de
tenten terug en kwam een paar minuten
later met een schotel vol lekkernijen te
rug.
„Meer kon ik niet krijgen, prinses", zei
hij verlegen en daar hij dacht, dat de
vrouw het niet prettig zou vinden als hij
naar haar keek, terwijl zij at, liep hij flui
tende een eindje door.
De vrouw wierp alles gauw in de rivier,
maar keek „den lieven, Engelschen jonge
heer" dankbaar aan, zoodra hij zich om
keerde.
llex beloofde nieta van zijn avontuur aam
rijn ouders te vertellen, maar den volgen
den dag terug te komen.
Dat doed hij ook een weldra ontstond er
groote vriendschap tusschen den kleinen
jongen en de Hindoevrouw. Zij zaten ge
zellig naast elkaar aan den oever der ri
vier en zij vertelde hem alerlei treurige din
gen uit haar leven, zoodat Bex erg mede
lijden met die arme prinses had.
Toen zij op zekeren dag sprak óver de
schitterende juweelen die haar ontstolen
waren, zei Bex onschuldig.
„Ja, dat moet verschrikkelijk voor u ge
weest zijn. Moeder is geen prinses, maar zij
heeft ook prachtige juweelen waarop zaj
erg gesteld is. Zij heeft ze zelfs meegeno
men naar het kamp.
„Zoo, is zij er zóó op gesteld?" vroeg
prinses Meta belangstellend. „Verbergt uw
moeder ze ook onder haar kussen als zij
slaapt net als ik deed?"
Bex knikte.
„Ja, en het geld ook en alles van waar
de. Men moet voorzichtig zijn in een huis
zonder echte deuren, voegde het kereltje
er wijs aan toe. Misschien hadt gij
Hier hield hij op en kreeg een kleur,
toen hij er aan dacht, dat zij nu heelemaal
geen huis meer bezat.
„Het spijt mij, dat ik dat gezegd heb", zei
hij berouwvol toen hij merkte, dat de prin
ses tranen in de oogen had.
„Morgen kom ik zeker terug en breng dan
wat lekkers voor u mee.
De vrouw mompelde
„Lieve, kleine Engelsche jongeheer. Gij
zult een machtig heer worden als beloo
ning voor uw goedheid."
Bex ijlde naar het kamp terug, want het
was bijna bedtijd voor hem. Midden in den
nacht werd hij door een geloop en gepraat
buiten zijn tent wakker.
„Wat is er te doen Khain V' vroeg hij aan
den bediende die vóór zijn bedje lag.
„Wij hoorden om hulp roepen, jonge
heer. Uw vader en moeder zijn opgestaan
om te kijken, wat er was gebeurd."
Bex stond ook gauw op, maar voor hij
de tent uit was, kwamen zijn ouders terug,
want alles was weer in rust: Zij hadden
niets bijzonders ontdekt.
Den volgenden morgen werd Bex wak
ker geschrikt door een kreet van rijn moe
der. Hij liep gauw naar de tent toe en
hoorde haar tot zijn vader zeggen
„O, Charles, al mijn juweelen zijn weg,
en tante's geld ook. Wie kan dat gestolen
hebben Zelfs ae bedienden weten niet,
dat ik die kostbaarheden meeneem in het
kamp.
„Wel ventje, wat kijk je verschrikt, het
is jouw schuld niet."
„Ja, moeder, het is miju schuld wel,"
snikte Rex en hij vertelde alles van zijn
kennismaking met „prinses Meta."
„Zoo", sprak vader kalm, „ik ben blij,
dat je ons dit vertelt. Nu Zullen wij de die
ven gauw hebben. Ik weet, dat er een roo-
versbende hier rondzwerft."
Hij gaf zijn soldaten bevel het bosch in
alle richtingen te doorzoeken en weldra
waren de dieven gevangen en werd het ge-
stolene gevonden.
Moeder kon niet veel knorren op Rex
maar drukte hem nog. eens ernstig op het
hart, nooit alles wat hij wist, aan vreem
den over te babbelen.
Een dag of tien later zei vader met een
ondeugend lachje tot zijn zoontje:
„Tot mijn spijt moet ik je prinses naar
de gevangenis brengen. Hoe vindt je dat,
Rex?"
„Och vader plaag mij er niet meer mee.;
Ik heb er toch al zoo'n spijt van, dat ik'
u zoo heb doen schrikken."
Alle stammen aan de Oostkust var.
Australië, maken jacht op den „dugong".
Dit dier komt in lichaamsbouw overeen
mot de walvisch, hij heeft een taaie huid
en vervolgens met een laag traanaebtig vet.
waaronder de spieren liggen.
Aan een enkele wond van den harpoen
sterft het dier echter. Het houdt erg veei
van 'n soort groen zeewier, dat aan de kust
groeit en begeeft zich te land, om zich hier
aan te goed te doenDe inboorlingen lig
gen dan op de loer en zoodra een „dugong"
gezien wordt, volgen zij hem met. een kano
Elke kano is bemand met roeiers en een
harpoenier die een soort schacht heeft, wel
een drie of vier meter lang en die aan het
ééne einde heel zwaar en aan het andere
einde licht is. In het zware einde is een gat
gemaakt en hierin wordt losjes een soort
van beonon speerpunt gestoken, die ongeveer
10 c.M. lang en vol weerhaken is. Hieraan is
een stevig lang touw vastgemaakt, waarvan
het ander© eind aan de kano is bevestigd,
Zoödra het dier zóó dicht bij is, dat het
met den harpoen getroffen kan worden
springt de harpoenier uit de kano in het
water en acht het tegelijk met de wape
nen te treffen. Nadat hij de schacht heeft
los gemaakt keert hij naar de boot terug,
terwijl er het touw aan bevestigd blijft.
Het gewonde dier duikt en tracht in open
zee te komen.
Hot is vreemd, dat do „dugong", die dik
wijls meer dan twee meter lang is en 'n om
vang keeffc aan zijn lengte geëvenredigd, zel
den voor 'n tweeden keer hoeft getroffen te
worden; hij verschijnt aan de oppervlakte
van het water en sterft na eenige minuten
aan een wond; toegebracht- door een schijn
baar zoo onbeteekenend wapen als een stuk
been, dat eenige centimeters diep in zijn
lichaam wordt gestoken.
Als hij dood is wordt hij naar den wal ge
sleept en tegen den oever opgerold, naar
een vlakke en gelijke plaats, waar de toe
bereidselen worden gemaakt om hem dade
lijk te braden en op te eten. Het lichaam
wordt in dunne schijfjes gesneden, die tot
aan de ribben reiken elk sneedje heeft dan
zijn gedeelte vleesch, vet en huid. Het vet
wordt hooger geschat dan cenig ander ge
deelte van het dierofschoon zelfs de taaie
huid door een zorgvuldige bereiding smake
lijk kan worden gemaakt.
9
Maar hier hield de gewonde plotseling
op, met ontstelde uitdrukking in de
oogen.
„Wat scheelt er zoo op eenmaal aan?"
vroeg de dokter.
„Ja, het kan zijn dat het enkel zoo leek
door het flikkerend licht van uw lan
taarn, maar mij was het net, of ik zijn hand
tag bewegen.
„Dat moet toch wel verbeelding van je
geweest rijn, kameraad 1 Een man die een
kogel precies door het hoofd heeft gekre
gen, is tot geenerlei beweging meer in
«taat, zou ik meenen
„Daar heb je 't weer!" riep de gewonde.
Nu, dezen keer ben ik er toeh zeker van,
iokter Kijk zelf maar eens. De hand die
een oogenblik geleden nog open was, is nu
dichtgeknepen."
„Ik geloof waarachtig, dat je gelijk hebt,
kerel," kon de dokter nu toch niet nala
ten te zeggen. En zich over den getroffe
ne heenbuigend, luisterde hij naar diens
hartslag.
„Zoowaar, 't kloptal is het dan ook
maar héél, héél zwakjes! Toen ik nu een
vorig maal luisterde, was ik overtuigd, dat
het stilstond. Maar natuurlijk,dat kon
tóch niet! Nu hebben we intusscner weer
kans, er htm boven op te halen 1"
Inderdaad was dé kogel, nadat hij door
Starikoff's hoofd heen was gegaan er on
der de kin weer uitgekomen, zoodat hij dus
uren lang in een toestand van totale be
wusteloosheid gelegen had, maar nu kwam
hij langzamerhand toch weer bij
Als een loopend vuurtje verspreidde zich
dit nieuws door het kamp. Oude Michaël
stortte heete tranen van dankbaarheid en
ook alle overige Russen waren evenzeer
verblijd, dat de man, wien ze hoofdzake
lijk hun succes van den vorigen dag te
danken hadden althans niet in den strijd
gebleven was
„Neem mij niet kwalijk, dokter, plaagde
prins Starikoff den officier van gezond
heid. Maar ik heb mijn leven bcusch niet
aan u, maar veeleer aan Michaël te dan
ken U hadt mij met genoegen levend be
graven, naar ik hoor!"
„Ja, spreek er maar niet van 1" ant
woordde de dokter, ,,'t Is mij weer een
leer geweest voor de rest van mijn loop
baan Maar wat gaat mijn patiënt nu be
ginnen?U wilt toch niet mee deelne
men aan de verdediging met een open
wonde, zou ik denken?"
„Ja zeker, dat rnoet wel
„Neen, dat moet niet! Hoe zoudt u
nu, na al wat u deze laatste dagen weer
volbracht heeft, op eenmaal aan het ge
vecht deelnemen?.... Dat zou immers on
verantwoordelijk zijnNeen, eerst nog
eens een paar daagjes rust genomen; an
ders gaat het toch niet!"
De prins voelde zelf wel, dat het ook
niet anders ging 1 En dus moest hij wel ge-1
hoorzamen, tegen wil en dank! Je heeft;
anders niet te vragen, wat het den vuri-*
gen man een inspanning kostte, om zich,
zoo kalm te houden, terwijl hij het mus-
ketvuur weldra weer in vollen gang hoor-,
de
Heel den dag ging dat zoo maar door.
De afdecling Russen was nu tot een mi
numura geslonken en die enkelen, die er
nu nog over waren, hadden geen aasje
kracht meer. Ze waren geheel uitgeput
van de doorstane ellende en ontberingen,
hun uniformen waren onherkenbaar we
gens de lading stof en bij de meester» waren
gelaat en handen met bloed overdekt, van'
een schrammetje hier en een schramme
tje daar, om nog van de ernstiger won
den niet te spreken
Skobeleff scheen wel overal tegelijk U
zijnhier sprak hij een aanmoedigend
woord tot de zijnen, daar bracht hij den vij
and weer de een of rfndere schade toe en
dit alles met een uitdrukking op het ge
laat of hij vast overtuigd was van de over
winning ofschoon dit toch anders pre
cies het omgekeerde het geval was, want
hij waande richzelve en de zijnen al reeds
verloren
Steeds bevond hij zich in de eerste rijen
en met zijn schitterende uniform was hij,
vrijwel het mikpunt voor de vijandelijke 1
kogelstoch was hij nog geen enkelen keer'
j' geraakt. Het leek wel, of hij onkwetsbaar