-ZONDAGSBLAD I&ID5CH DAGBIAD 'V Hef uitsterven van den leeuw. STOFGOUD. RECEPT. ALMaLEI, No. 1657&. Zaterdag* Maart. Anno 1914:. VAN HET -i' Een moedig Tooneelspeler. Panharing-bakkerij in het groot, Iiieveuïieersbeestjes. Heb insect, dat onder dezen naam bekend is, draagt overal namen, giie getuigenis af leggen ma de bijna religieuze belangstelling waarin het zien verheugt. In Duitschland heet het Marienkaferchen of Gottéshühn- lein, ook Siebenpünktchenin Frankrijk is het ,,bête die bon Dieu" en in Engeland La- ly'oird, met welke „Lady"' Maria wordt be doeld. y* Vooral de jongeren, kinderen en jongelin gen stellen er belang in; ook de ouderen zijn er niet onverschillig voor en dat is natuur lijk, want het heeft volgens het aloude volks geloof heel wat invloed op ons cn ons lot. Gaat het diertje op iemands kleeren zitten, dan brengt het geluk; wie een lievenheors- beestje doodt, komt volgens het Zwabische landvolk in de hel, cn elders beweert men idat als zulk een diertje ged®od worüt, de zon een heelen dag niet schijnt en cle koeien roode melk geven. Ook voorspelt liet goed weer en doet ongevraagd dienst als ,,i 'f-t.il- lon d' amour." Dat er versjes voorbleven, waarin op dit diertje gezinspeeld wordt, spreekt haast vanzelf, en die worden gezon gen, als iemand het insect op de hand heeft, en bevatten een opwekking om oj te vlie gen, want in dat opvliegen ligt de belofte van mooi weer oE een poging in gemeen schap tot stand te brengen tusiencn dn (n) tegenwoordige (n) houder (es) en .,een ander". Nu is het wel wat moeilijk, om aan te ge ven, welke soort de magische eigenschappen heeft, want er bestaan in 't geheel een dui zendtal verwaute soorten, waarvan er alleen in ons land 50 voorkomen. Of ze alle dezelfde kracht hebben, durven wij niet beweren. Maar het volk, dat in den regel niet bijzon der knap is in bet detennineeren van insec ten en kleine verschillen gaarno over het hoofd ziet, zal daa.rop denkelijk niet al te nauw zien. Het wijfje legt in het voorjaar haar eieren 10 tot 30 stuks bijeen op sappige pla.ntendeo- len; daaruit komen Jarfjes en in ongeveer 24 dn gen is de heele ontwikkeling van ei tot volkomen insect afgeloopcn. Do-larven voe den zich echter niet met de planten, w aarop rite oieren gelegd zijn, maar met de bladluizen die op deze planten leven. Juist omdat dit brijachtige goedje het geliefkoosde voedsel is voor larve en volkomen insect, zijn de lie- veDhoci .sbeestjes zeer nuttige diertjes. Wie een cbocl van de ontwikkeling van het dier tje wil zien, kan dat doen door op een sten- gej> die met bladluizen, bedekt is, te zoeken, of er zich ook oen larve op bevindt; zoo ja, dan doe men die in een flcsch en... men ziet het lievenheersbeestje spoedig ontstaan; al leen zal ipen zien, (lat de roodte kleur eerst heel wat fletser is. De larve is een donkerge kleurd wormpje, met nog donkerder stippen op elk der geledingen. Naar men'beweert wordt de woede, waar mee het diertje bladluizen verslindt, in Ame rika dermate gewaardeerd, dat men er de insecten zelfs invoert, in elk geval ze niet vernietigt, waar zo voorkomen. Het gebied van den leeuw, den koning der dieren, wordt iederen dag kleiner, en de tijd schijnt niet ver meer, dat hij zijn Rijk gehad heeft. Ook in het Zwarte Wereld deel wordt de leeuw voortdurend terugge drongen. De grootste verliezen lijdt de leeuw in Zuid-Afrika. In 1691 was het boslist nood zakelijk, het aantal schildwachten van heb fort te Kaapstad te verdubbelen; de leeuw was gevreesd, en er wass een hooge premie op bet dooden van den leeuw gesteld. Onze ,,ou*d-oomes", de oude Kaapsche pioniers, verhalen, hoe zij zich tegen den leeuw moes ten verdedigen. Transvaal was bijna onbe woonbaar, enkel en alleen, omdat de leeuw er regeerde En thans? De leeuw» is uitge rooid. Ten Zuiden van de Liinpopo en de Kalehari-Woestijn is de leeuw absoluut verdreven. In Noord-Wcd-Afi'ikft. het oude Numidië, dat eens do leeuwen leverde voor <le spelen in de Komeinsohe amphitheaters, is de leeuw sterk teruggedrongen, en ook in de verschil lende kuststreken, aan den Congomond en in Sonegarabió zoekt men den leeuw tever geefs. In de Sahara en in de Nijllandcn ten Noorden van 16 gr. 30 min. komt de leeuw niet meer voor. Echter vindt men den leeuw nog wol in den geheelcn Soedan, en aan den Zuidrand der Sahara. Ook leeft do leeuw nog aan den Boven-Nijl, in Abessinic, in Britsch-Oost-Afrika, en in Duitsch-Oost- Afrika. Zooalo men weet komt de leeuw huiten Afrika nog slechts in twee plaatsen in Azië voor, n.l. in enkele gedeelten van Perziö, o. a. op het Zagro3-Gebergte, en voorts in PoncUjah (Britech-Jndiê). Vroeger leefde de leeuw ook in Syric cn Palestina. Zelfs kwam hij in Europa voor, n.l. in Griekenland; om streeks Christus' geboorte heeft m?n hem daar uitgerooid. Benzene safes". In do Borlijnsche Oosthavon is con ben zin ©bergplaats gemaakt, niet verschillende afdeeligen voor afzondorlijke verhuring men gelooft door de inrichting het brand- govaar tot een minimum te hebben beperkt. Er kunnen 1 millioen liter geborgen wor den. Do ruimte ligt 1 Meter beneden den beganen grond en de benzino bevindt er zich onder bescherming van onbrandbare gas sen (Kalondioxydo of stikstof). De gcheelo aanleg bestaat uit een reusachtigon beton blok van 61 Meter lengte, bij 21 Meter breedte, waarin 36 reservoirs van 20 tot 60 kub. Meter inhoudsruimte. Elk reservoir heeft 2 domtorentjes van -10 cM. diameter cn 20 eM. hoogte, die met de hoofdaanslui- iing verbonden zijn. Elk reservoir wcwdt direct, uit de aanvoerwagons gevuld. Voor het trekken der benzine uit de on dergrond-ruimte zijn op hot bewaarterrein ovordekte gebouwtjes gemaakt, waarin de pompinrichting naar van goede sluiting voorzien ijzeren vastwerk zich bevindt. Doordat de gohoelo betonbak in een oogen- blik met onbrandbaar gas kan worden ge vuld, heeft men het in dc hand benziue- brand in de bergplaats onmogelijk temaken. Dwaasheden, begaan door de gevoeligen; overdrijvingen, geuit door de bekwamen misdaden, bedreven door de goeden, dat zijn de dingen, die omwentelingen teweeg'.ron gen. De B o n a 1 d. Do gelukkige echt ontwikkelt het groote cn edele in den mcnsch; want hij bestaat juist daarin, dat men niet alleen voor zich zelf leeft; men heeft oen ander en anderen, voor wie men leven, zich opofferen moet, ja, wanneer hel verlangd wordt, zijn leven op het spel moet zetten. N c o 1 a i. Gebraden rijst. (Nassi gorèng). Gekookte rijst, 5 fijn gesneden uien, een lepeltje trassi, eenige schijfjes gesneden knoflook, zout, wat fijn gesneden lombok, i n lepel koriander, ccn kleine lepel djien- tcn, verder stukjes ham of gefruit vleesch, boter, gebraden, fijn gesneden uien, een omelet van 4 eieren. Bereiding: Do specerijen met knof look en uien fijnstampen, in boter opbra- clcn en do gekookte rijst er doorroeren «iet het vleesch. Vóór het opdienen versiert men den schotel met dunne reep en van dc omelet en nog wat gebakken uien. Uiteen redevoerin g. fn zijn redevoering in het PaJeis voor Volksvlijt gehouden, zeide Troelatra, spie kond over het Kamerlid Van den Biesen: I „Waar hij zit, wenscht hij te blijven zitten, I al slaat hij er ook 100,000 in den weg." i Voorbeeld Onderwijzer: „Als de zon j$eds on dergegaan is, prijken nog de toppen der Al pen in het avondrood, zooals... geef jij eens een voorbeeld, Pietersen Pietersen; „Zooals.... zooals... (den roo- den neus des onderwijzers in 't oog krijgend), zooals de neus des drinkers nog fonkelt, alp het glaasje reed» lang leeg is." Flinke jongens. „Daar ligt een stuivertje op den grond." „Wat jammer, dat we allebei de handen in de zakken bebben". Togen den schrik. „Ooh, mijnheer do telegraaf, telegrafeert u aan mijn aanstaande, dat zijn moeder zoo naar ligt, maar doet u het als je blieft een beetje langzaam aan, want anders mocht hij eens schrikken." Glimmend „Hob je gisteravond ook moeite gehad, om in huis te komen?" „Of ik moeite had Heb je gezien hoe roes'tig deze sleutel gisteravond was? Kijk er nu eens naar." Goede vriendinnen. Mevrouw A: „Over snoepen heb ik bij mijn dienstmeisjes nooit te klagen." Mevrouw B: „Nu ja, u kookt ook zelf." H uwelijksadvertentie. „Voor dame uit fatsoenlijke familie, twin tig jaar oud en kerngezond, wordt een ge schikt echtgpnoot gezocht. Vermogen niet aanwezig, wel voorname karaktereigenscliap- pen, huiselijkcn aard en oen trouw hart, waarvoor drie jaar schriftelijke garantie wordt gegeven. Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij het huwelijksbureau Amor". Een verschil. A „Ze zei. dat. ze bereid was met me naar het einde der wereld to gaan." B.„O, dat willen alle meisjes. Maar de vraag is, of ze met je op een klein boven- huis wil gaan wonen." V er moede n. ,,Wel, is je patroon over jo tevreden?" Jonge Volontair: „Ik heb altijd zoo'n vermoeden, dat hij ino weg wil hebben, want bij stuurt me bijna iederen dag met aanzien lijke geldbedragen naar do post." Nogerger! „Aah, edelachtbare", zei do gevangcue, „u weet niet hoe hartverscheurend het is een vrouw te hebben, die kan koken maar 't niet doen wil." „Neon", zei de rechter, en hij voegde er troostend aan toe: „Dank den hemel, man, dat je geen vrouw hebt, die niet kan koken en 't wil doen." Zinsontleding. Een schoolopziener, die eens wilde zien wat de klasse van de zinsontleding wist, schreef een zin op het bord' en vroeg wie er iets bijzonders aan zag. Na een korte pauze stak een kleine jongen de vinger op zei „Ik, mijnheer! 't Slechte schrift." Een roman. Hi: ziet haar. Zij wenkt hem. Hij blijft, vooi haar staan, reikt haar de hand en laat haar zitten. Hij iö n.l. tramconducteur. De getrouwde zwierbol. Zij: „Je hebt me toch beloofd, dat je thuis zoudlt zijn als de wijzer op twaalf' stond, en nu slaat het drie uur." Hij: ,,I-i-k m-m-meende natuurlijk der grooten wijzer. U i t e f n b e r i c h t. „Hel bleek, dat zeer velen den trein in den arm luidden genomen, om een flink eind i verder te komen." (Uit do godcnkschriften van oen Fransch zeventiende-ceuwsch acteur.) Vertaald door GERARD DE HOOGH. (Nadruk verboden). Sinds ik dan de eer heb in het gezelschap van dc koninklijke tooncclspclers tc zijn Opgenomen, vertrokken wij naar Vlaande ren, waar op dat oogenblik het leger van Zijne Majesteit verwijlde. Dat zou mis schien eenigo verbazing kunnen wokken, en ik hoorde dan ook, dat een streng be- oordcelaar glimlachend had gevraagd, of wij soms van plan waren om do Hollan ders met tooncclpruikcn te lijf te gaan. Doch waarom zou dc kunst geen hoogtij mogen vieren in het kamp van Bodewijk den Veertienden, cüe besloten Had den Hol- landscnen kikkers er 'eens duchtig van langs te geven cn hun hoogmoed te straf fen Niet voor niet-s hadden de Hollan ders Mijnheer den Koning jarenlang in hun pamfletten 2) bestookt, en Zijne Majesteit wilde hun tooncn, dat ook hij nog op do wereld bestond. Hij begon de Hollandsche plaatsen aan tc vallen, waarvan hij cr vier in acht dagen nara. 3) Hij had zijn dames doen overko men, de groote Vorst, om hun het prachti ge schouwspel van den oorlog te doen zien, cn alle dagen, dal. or gecri^veldslagen werden geleverd, warden er feesten gegeven fees ten, bals, vermaken, 's Avonds hadden wij de eer voor Zijne Majesteit to spelen, het- zij in schuren, voor het doel geschikt ge maakt., hetzij in de woonhuizen der bur gers. Mijn geheelc optreden herinnerde mij aan mijn eerste debuut, toen ik ook overal acteerde, behalve op het toonecl, doch van spijs en drank had ik het beter. We ontvingon zes francs per dag, en we kregen ons aandeel van de levensmidde len tc weten, voor iedere voorstelling te zamen acht brooden en een flinke hoeveel heid wijn. Het geschiedde, omstreeks 15 Juli, dat wij voor Arnhem lagen, dat aanstaltc maakte, om zich te verdedigen, en toen men begon de troepen vooruit te schui ven, zeide ons Molière, dat wij overdag zouden repetecrcn, omdat dienzelfden avond wij de eer zouden hebben voor het Hof te spelendat wij uit de koffers on/.o kleeren zouden halen, die een beetje ver fomfaaid waren, en ze aan zouden trekken, om te zien, welk effect het zou maken. Nauwelijks hadden wij twee tooneelen ge repeteerd, of er klonken plotseling mus ketschoten zóó dichtbij en zoo versohrik- kingwekkend, dat onze actrices begonnen te beven, en dat wij allen, zooals wij er in 1) Uit don oorlog van 1672 tegen Hol land. 2) Misschien bedoelt de schrijver hier mede de vrijheid van drukpers. 3) Lichtelijk overdreven. onzo pakken uitzagen, hcensnelden, om te kijken, wat er aan de band was. Wij zagen, dat eenigo Friesche eska- dions, met een weinig infanterie versterkt, een uitval hadden ondernomenzij kwa men opzetten in goedgeordende rijen en bewogen zich tusschen de verschansingen en onze tenten, terwijl uit liun geweren kleine wolken rook opstegen, tusschen do boomen. Wij ontdekten, dat onzo cavalerie, maarschalk De Turcnno aan 't hoofd, na derde. Do maarschalk was op zijn bont paard gezeten, dat steigerdedc staart zweepte bij beurten over den grond; ande re heeron snelden toe, zij hielden den hoed in de hand cn wezen hem den vijand. Op den achtergrond zag men den Koning, te voet, gevolgd door zijn hofhouding, ge leund on zijn stok. Hij beschouwde den veldslag. Op dat oogenblik bemerkten wij, dat noch mijnheer Do Turcnnc, noch dc Ko ning konden ziefl, daar er ccn zekere hel ling in de vlakte was, waarvan, dekking zoekend, een bataljon Waalschc' troepen gebruik maakte, om dichterbij te sluipen, dat zij ons geschut mee wilden nemen cn onze voorraadschuren wilden verbran den. Ik weet niet, welk ccn drift zich toen van jnij meester maakte, maar ik greep den hellebaard van ccn doodc, on rióp een paar grenadiers, die ontmoedigd waren door het. succes van den vijand, toe, me te volgen. Ik liep op den vijandelijkcn troep toe, die van dezen kant geen gevaar ducht te, cn w.o dreven hem gemakkelijk opfdc vlucht, daar hij geheel onvoorbereid was. Toen, door een vjjldc woejlc bezield, gin gen wij voort, dc anderen tc bestoken, en geholpen door dc overigen, slaagden wij or in do Friezen in de flank te bereiken, terwijl mijnheer De Turcnnc ^cn aanval in dc frontzijde leidde, cn wij droegen er niet weinig toe bij een paniek onder de Hollanders te veroorzaken, die dc paar den terugdreven cn dank zij dc snelheid hunnor dieren Arnhem weder binnenhol- den, sneller dan zij er uit gekomen waren. Maar wat. zegt gc van dc verwondering der generaals cn van het geheelc hof, toon zij uit dc gelederen der soldaten, die het den ruiters van Willem van Oranje zoo moeilijk hadden gemankt, een soort van gemaskerdo tc voorschijn zagen komen, met een gestreepte kiel aan, en gestreep te muts op het hoofd cn de wangen gc- blanket? Zij meenden eerst., dat hun oogen vertroebeld waren, <3f dat ik een spook was; maar de wijze, waarop ik mijn helle baard hanteerde cn mijn nadering, deden hen eindelijk wel inzien, dut het spook een mensch was. 's Avonds z4ou ik op het. tooneel komen, cn ik maakte mij dan ook gereed. Toen kwam iemand mij namens maarschalk De Turenrie roepen on verzocht mij hen te ver gezellen, wat ik ook clced, niettegenstaan de de protesten der verwonderde kame raden, die riepen, dat. de Koning*wachtte, en dat wij moesten spelen. Maar toen ik in een mooie kamer was gelaten, die vol was van Ijovelingen, werd ik naai den iavhterk.ant van het gebouw geleid, en, nadat, ik door een donkere gang was gebracht, voerde men mij in een kamer, waar ik in hpt duister een heer zag zitten naast een dame, prachtig gekleed, en zoo mooi, dat ik mijn oogen bijna niet van haar kon afwenden. „Ben jij het?" vroeg hij, „die pas gela den zoo moedig tegen de Hollanders hebt gevochten V' Ik zeido hem, dat het waar was. „Dan ben jo een moedigo korel en als je je comcdierok wilt uittrekken, kun je ser geant worden." „Mijnheer", zeide ik, ;,ik heb op het too- noel te veel wansucccs gehad, dan dat ik dat ook op het slagveld zou willen lijden". De dame lachte cn de edelman scheet verrukt to zijn. „Ik zie wel," zeide hij, „dat je als too neelspeler zult sterven, maar eon tooncal- speler kan wel eens dorst hebbenhier l*.-b je wat om op do gezondheid van den Ko ning en dc dames tc drinken." Ik greep de. beurs, die liij me toewierp, en kromde den rug, als een goed kamer dienaar. ,,'t Is goed, ga jc rol spelen, wij zullen jo toejuichen, un het zal blijken,dat je een evengoed aeteur bent als soldaat". Een oogenblik later ging het scherm op cn ik zag, gezeten op een leunstoel, heelemaal alleen, vooraan cn gekleed als rle grootste koning der wereld, dc. man, diemij dc beurs had toegeworpen. Toen eerst herkende ik hem. Het was de Koning. Mijn bcenon trillen er nóg van, als ik er aan denk. Dr-. H. C. Rcdcke schrijft in het Maand blad „Mededeelingcn over Vfsscherij" Een der eenvoudigste en mcost.vopr de hand liggende manieren om haring toe te bereiden is zc versch, .dus niet gerookt of gezouten, te bakken in ccn pan. Gelijk bekend is, geniet ten onzcat dc Zuiderze^- haring van oudsher d<3> reputatie, een kos telijk panharing te zijn, maar ook op het Hollandsch Diep eo Haringvliet wordt in den, winter en het voorjaar een zeer eet bare panharing gevangen. Dc bereidingswijze is ai héél eenvoudig. Het volgende recept vind ik in 'n oud kook boekje uit het begin der negentiende eeuw, onder de vischgercchten die in de maand Maart tc prcfereeren zijn „Vcrschc- of pan-haring. De liefhebbers van deze reinigen ze naar behooren, ker ven zc, wentelen ze in meel en peper, oi ook wel in gestooten beschuit, cn bakken ze, in olie of boter, iu dc koekenpan gaar."^ Dit is zeer kort en bondigopmerkelijk is echter de annjief: dc liefhebbers van deze! Blijkbaai» moest men in die dagen ook al een bijzonder liefhebber van ge bakken isc.li zijn, om panharing te eten en gold „deze", evenals tegenwoordig nog met tal van andóre visehsoortcn het geval is voor, nu ja wel eetbaar, maar toch nie» fijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 11