ill
111!!!
ZOMDAG5B1AD
15ID5CH DAG5IAD
RECEPT.
No. 16563.
Zaterdag* 21 Februari.
Anno 1914.
4- 4- VAM HET 4- 4*
ZIJN THUISKOMST.
Een Bioscoop-programma.
„ï)e onnatuurlijke moeder." (In natuur
lijke kleuren).
„De regenworm in duizend angsten."
(500 meter lang).
„Een gelukkig huwelijk." (Duur 45 mi
nuten).
„De gevangene van Elba." (Door de
censuur vrijgelaten).
„De auto-bandieten in Frankrijk."
(Door de wet gewaarborgd).
„De geboorte van den zee-egel." (Met
orkestbegel eidi ng).
,,De elf duizend maagdien van Keulen."
(Slechts in één exemplaar voorhanden).
„Schimmen uit Spreewald." (Geen toe
gang voor kinderen).
„De schepen der Engel sche oorlogs
vloot." (Voor de eerste maal op het vaste
land).
„De kroonprins bij zijn regiment te Dan-
rig." (Voor de laatste maal in deze week).
„Cook aan de Noordpool." (Nog nooit
aanschouwd).
„Een uitbarsting van de Etna." (Kooken
streng verboden).
Het nat van flen blinden darm.
In de geneeskundige wetenschap is het
nog altijd een onopgelost vraagstuk, of de
blinde darm eenig nut heeft als spijsverte
ringsorgaan, ja of neen.
Nadat onlangs de Fra-nsche medicus dr.
R. Robinson met klem van redenen heeft
betoogd, dat de blinde darm slechts een
nutteloos aanhangsel is, dat men dient te
verwijderen, komt nu de Italiaanscho ge
leerde Morgena op grond van talrijke ex
perimenten beweren, dat de blinde darm
wel degelijk grooten invloed heeft op do
geregelde spijsvertering. Hij had van ver
schillende, dieren den blinden darm wegge
nomen, en merkte toen op, dat onmiddel
lijk de magen en ingewanden minder regel
matig gingen werken. Hij entte nu ver
schillende dieren in met stof, die hij uit de
verwijderde blinde darmen had afgeschei
den. Morgena constateerde, dat de spieren
der ingewanden door cHe bewerking zeer
aan kracht wonnon. Hij is nu van meening,
dat de blinde darm Diet alleen bij honden en
andere dieren, doch ook bij den mensch een
zeer gewichtige rol speelt bij de spijsverte
ring. Met kracht kant Morgena zich dan
look tegen de hedendaagschc thorieën, die
eenvoudig dien blinden darm als overtollig
onding uit don weg willen ruimen.
Hoe modes onSstaan.
I» Abessinië kenden een twintig jaar go-
leden man noch vrouw een kleedingstuk,
dat op een hoed leek. Nu dragen zoowel
mannen als vrouwen groote Italiaansche
grijsvilten hoeden.
Deze omwenteling heeft de slag bij Adoea
teweeggebracht. Toen 1 Maart van het
jaar 1896 de Italianen voor de Abessiniërs
op de vlucht gingen, maakten de overwin
naars rich meester van een 3000 Bersaglieri-
hoeden, die rij zegevierend op het hoofd
zetten. Keizer Menelik gaf het voorbeeld.
Hij zette den hoed als tropee op het hoofd,
de krijgslieden volgden en nu wordt onder
do Amharen, den heerschenden stam in
Abessinië, waaruit voornamelijk dc staats
lieden en soldaten ontspruiten, algemeen
de hoed gedragen. Natuurlijk kwam men
spoedig hoofddeksels te kort. De Griek-
sche kooplieden, die oude, afgedragen hoe
den opkochten, voorzagen in de behoefte.
Een lief prijsje lieten zij betalen.
Een restaurant voor ka men.
Te London is dezer dagen een restau
rant geopend, waar alle- geluid vermeden
wordt. In dezen tijd van koffiehuis-concer
ten en tango-tea's is het waarlijk een uit
komst eens ergens te kunnen eten waar
het kalm en rustig en stil is.
Heusch, dit eethuis voorriet in een drin
gende behoefte, schrijft een Londenaar ons.
Het eten wordt nu ee>n genot en aan den
lijve heb ik kunnen constateeren, dat een
maaltijd, in stilte genoten, oneindig meer
bevorderlijk is voor de goede spijsverte
ring dan het gebruik van spijzen, die men
■uit aandacht voor de omgeving en de mu
ziek vergeet voldoende te kauwen of bij
vergissing met tc veel peper en zout kruidt.
Dikke tapijten dempen ieder geluid. Ge-
ruischloos loopen de kellners af en aan.
Op een leitje schrijft men het nummer van
de schotels, die men wenscht. Onder het
blanke tafellinnen ligt een laag gummi,
waardoor het rinkelen van borden en scha
len voorkomen wordt. Ziehier het eethuis
voor zenuwzieken bij uitnemendheid.
De onderneming is werkelijk een succes.
Reeds een uur na de opening waren alle
tafeltjes voor een week besproken.
STOPGOUD.
Alle gemaaktheid is ij del en belachelijk;
het is de poging van de armoede cm ri.k te
schijnen. L a v a t c r.
Het doel van den mensch is een daadi en
niet een gedachte, al ware het ook de
edelste. Oalyle.
Havermoutkoekj es.
100 G. havermout, 100 G. bloem, 2 eieren,
1/2 lepel suiker, iets zout, water, reuzel.
Bereiding: Op de havermout pl.m. 2
d.L. koud water gieten en ze hierin 1/2 uur
laten weeken. Dan de bloem er door roe
ren, de suiker, het zout, do geklopte
eieren on nog zooveel water tot men een
dik-vloeibare massa heeft verkregen. In
een koekenpan vrij veel reuzel laten smel
ten, (zóó, dat de koekjes zwemmen in hot
vet), kleine hoeveelheden van het beslag
er in loggen, mot een mes netjes gelijk
maken en do koekjes op een niet te heet
vuur beide kanten lichtbruin en gaar
bakken. De koekjes moeten bij voorkeur
dadelijk na het bakken gegeten worden
met bruine suiker.
AI^eriiEI.
Bij den tandarts.
Do patiënt moet onder chloroform ge
bracht worden.
Terwijl de assistent het verdoovingsmid-
del in gereedheid) brengt, Haalt de patient
zijn zeer goed gevulde portefeuille voor den
dag.
„Neen," zegt voornaam afwerend de
tandarts, „u behoeft pas na de operatie
te betalen."
„Och," zegt de patiënt, „het ie mijn be
doeling ook niet, nu te betalen. Ik wil maar
even, vóór ik verdoofd wordt, nazien, hoe
veel geld1 ik bij me hebl"
Historisch.
Gelezen in een Noord-Brabantsche dorps
herberg
„Verzoeke bij vechtpartijen niet met do
stoelen te slaan; achter de kachel liggen
knuppels gereed."
En in het plantsoen van een provincie
stadje:
„Men wordt beleefd verzocht niet in de
boomen te klimmen."
L a t i j n.
Bij het voorsnijden van een kalfetong laat
de gastheer deze met schotel en al op don
grond vallen. De gast merkt vergoeilijkend
op: ,,'t Is slechts een lapsus linguae."
Iemand, die de woordspeling niet begreep,
zei later hetzelfde, toen een ossenhaas van
den schotel gleed,
Misverstand.
Huisknecht (van een ïn de schulden steken
den baron): „Mijnheer de baron, de knoopen,
van mijn liverei mogen wel eens verzilverd
worden."
Baron: „Neen, noen, dat gaat niet; die
moeten er aanblijven".
Halt! enGadoorl
Een milicien, die 's avonds laat naar de
kazerne kwam, terwijl hij aan een paling liep
te smullen, werd door den schildwacht aan-'
gehouden.
„Halt! Wie daarV'
„Een milicien en een paling".
„Halt, paling 1 Ga door, milicien", was
hot onmiddellijk gegeven antwoord.
Alt ij d verstrooid.
Professor (van de reis teruggekeerd): „Dit
maal, lieve Amalia, heb ik iets heel bijzon-j
diers voor je meegebracht, maar ik weet op
het oogenblik niet precies, wat het geweest
is en waar ik het heb laten liggen".
Tegenstellingen
Onderwijzer: „Noem mij eenige tegen
stellingen."
Jantje: „Heet en koud... zoet en zuur...
dag en nacht... oorlog en vrede... vader en
moeder."
Hetwederzien.
Juffrouw Jansen (op bezoek baj den do
minee): „O, wat naait u daar mooie knoo-,
pen aan het vest van uw man! He, dat is!
toevallig, mijn man heeft indertijd ook pre
cies zulke knoopen gehad."
Dominees vrouw '(vriendetijkj; „Ja, wo,
vonden ze een tijd lang 'e Zondags altijd in 't
kerkzak je."
Modern ongeluk.
„Hoe is Meier eigenlijk verongelukt?"
„Hij werd door een automobiel overreden,
toen hij onder het rolschaatsenrijden naar
een bestuurbaren luchtballon stond te kij
ken."
Dwangarbeid.
„Stelen is slecht", zeïde de vader tot rijn
zoon, „en wordt streng gestraft".
„Ja maar", zei de jongeD, „ik heb moeder
eens hooren zeggen, dat gij haar hart hebt;
gestolen. Daar zijt gij toch niet voor geJ
straft."
„Jongen", zei de vader „daar heb ik<
levenslangen dwangarbeid voor gekregen!''
Daarvoor niet,
„Luitenant, er rit zand in de soep."
„Och kom, ben je hier om te ritten of om
je land te dienen?"
„Ja, wel om m'n land to dienen, maar
niet om het op t© eten, luitenant,"
Van do school.
Leeraar (die met de klasse de „Jungfrau
von Orleans" leest): „Wat bedoelt Johanna,
wanneer zij zegt: „Das Schlachtross steigt"
Mauribs: „Zij bedoelt, <$at het paarde-
vleesch duur wordt 1"
Het „emmertj e".
Het dorp Oosterhout, in N.-Brabant, mag
zich verheugen in een gemeentebestuur, dat;
in zake onderwijs de hoogst mogelijke zui-,
nigheid betracht. Zorgvuldig wordt gewaakt
voor een te groote weelde aan leermiddelen
zooals blijken kan uit hot volgende:
Een collega wilde de „Wet van Archime
des" behandelen door middel van de hydro
statische balans. Daar zulk een voorwerp
niet in «school aanwezig was, vroeg hij het
aan op het Raadhuis.'Het antwoord luidde:
Het koperen cilindertje mocht hij aanschaf
fen, maar een „emmertje" moest hij maar
bij do vrouw van den bovenmeester vragen.
Toch practiech, hè?
Burgemeester der gemeente Oosterhout is
jbr. QfokohoiB vaa Onsfcan. („Bode".)
X
X.
'im' iT: i?T iif •iT:j-o-vT: -Tt
AAA t t»ê»*»»êê»»ê«6ê» ill
(Schets uit het Zeemansleven).
(Nadruk verboden).
„Nou, Wum, zal jo nou in bed blijven,
al6 ik been ben, en doen wat de dokter
gezegd heeft? Je weet, dc kindei en zijn
goed bezorgd bij Moeder en bij onze Kee;
daar geen kopzorg meer over".
„Ja, Ys", antwoordde de vrouw met
een zwakke stem, „ik zal wel moeten, et-eb
ik wou, dat je nu al behouden teelt hadt;
ik ben zoo bang", kwam er nog met een
trillende stem achteraan, „dat je nu juist
heen moet".
„Ja, mensch, daar is nou niks aan te
doen, ik moet, maar ovor een paar weken
dan zie je me weer, hopen wc, en breng
ik nog een last of wat haring mee, zoodat
het totaal vaD 't jaar misschien eeD mooie
besomming geeft".
„Ach, ik ben zoo bang", klonk het uit
de bedstede met een zucht, op Ys' opbeu
rende woorden.
„Gerust, ik kom gauw weer; weet je
wat, je laat geregeld dc deur maar aan
staan, want kom ik thuis, dan is het toch
altijd dag, en 't is tegelijk gemakkelijk
voor Moeder en onze Kee, als zo nog eens
overloopen"»
„Ja, dat is goed", klonk het lusteloos
gegeven antwoord.
„Hou je dan maar goed, hoor, vrouw 1"
Nog een handdruk, een adjuus en Ys
ging, neen, stormde de deur uit naar de
tram. 't Was hem bijna te machtig gewor
den, want ook hij zag wel, dat zijn vrouw
achteruit ging, cd bovendien, de dokter
had weinig hoop meer gegevenmaar je
kunt toch niks laten merken aan zoo'n
zieke stumper, en al mijmerende bereikte
hij nog net op tijd de tram, waar de maats
al naar hem uit hadden zitten kijken.
De vrouw, intusschen alleen achterge
bleven, lag, nat van tranen, to denken aan
hem, van wien zij voorgoed afscheid had
genomen.
Ja, zij voelde het wel: lang kon het niet
meer duren. Maar waarom Ys alles te
zeggen? Je zoudt hem maar bezwaren en
zij hoopte hem toch weer te zien, al was
het niet hier meer
Aldoor mijmerende, hoorde zij niet, dat
haar moeder was binnengekomen en reeds
een poosje voor de bedstede had gestaan.
Door een 1 -ending werd de zieke haar
gewaar en tegelijk: „Is Ys al heen?"
„Ja, kind. dat zal wel", antwoordde de
Moeder; „ik dacht, dat je sliep".
„Ja, was dat maar waar; ik zal nu wel
heelemaal niet meer slapen", gaf de zieke
ten antwoord.
Moeder vatte niet direct, wat haar doch
ter bedoelde.
„Moedor luister eens: ik heb met Ys
afgesproken de deur aan te laten staan
sluit n zo dus niet af, alleen maar voor
den nacht!"
„Good, kind, besfcig hoor 1 Jo kassen
eens opschudden? Moet je nog niet inne
men?"
Nog vijftien dagen en nachten lag odzo
Wamrae te wachten, te wachten op haar
Ys. Toen kon zij niet meer; het wachten
duurde haar zoo lang. Met een zucht, een
bede voor Ys, was zij daarheen gegaan,
waar geen smarten ons deel meer zijn.
Na ruim vijf weken op zee gedobberd
tc hebben, kwam Ys binnen, wel met een
bonauwcl hart, maar toch ook met hoop,
met hoop, haar althans nog levend weer
te rien. Do spoor bracht hem gauw, doch
hem niet gauw genoeg, naar Leiden en
toen nog weer de tram. Kwam er dan geen
einde aan die reis van heden?
Eindelijk dan toch weer de dorpsgrond
onder de voeten.
Hó, maar, niemand aan dc tram, geeD
van de jongens, geen moeder. Zij wisten
toch, dat hij binnen was; maar het is
waar ook, hij is-een paar treinen vroeger
en de maats vooruitgegaan, daar had hij
niet meer aan gedacht.
Met haastige schreden ging, neen vloog
hij in de richting van zijn woning; nog één
hoekje om on daar ziet hij zijn huis; een
zucht, een Goddankontsnapt hem, de
gordijnen zijn immers niet Deer! Gauw het
poortje in, zijn Wum verrassenYlug
grijpt hij de klink, maar met een rauwen
kreet, een „O, Godblijft hij als verstijfd
en wezenloos staan en schor ontsnappen
hem de woorden: „Dc deur in 't slot".
N. N.
Leiclens geboorte en eerste
eeuwen van opkomst.
Denk u eens hierin. Leiden bestaat nog
niet. Slechts wouden en plassen bedekken
het land. Daar leven in onbeperkte vrijheid
do heeren Kaninefaten hun zorgeloos be
staan. Papa Kaninefaat gaat op de jacht of
verdobbelde in één nacht zijn liefhebbende
echtgenoote, zijn have en goed.
Mama Kaninefaat deelde meer in de smar
ten dan in de vreugdeu rijns levens. Voor
haar do huisarbeid en het zware landwerk.
Daar verscheen op een goeden dag Julius
Caesar. Uit was het schoone leven Aanvan
kelijk als vriend deed de Romein zijn intocht;
weldra bleek hij evenwel de meester te zijn.
Al boette de Germaan zijn vrijheid, hij kreeg
er iets beters voor in de plaats, n. 1. kennis,
Hij leerde behoeften kennen, die een meer
beschaafd bestaan nu eenmaal meebrengen.
De Romeinscho beschaving was liet eerste
licht, dat opging in duister, onbeschaafd
GermanenLand.
Het huwelijk van Rome en Germanië
schonk Leiden het leven. Nu laat ik in het
midden, of Leiden recht heeft op den llo-
meinschen naam Lugdunum (volgens Dousa,
later ook verdedigd door kolonel Ort) of wel
in de oudheid heeft geheeten Leytbon (later
Leytihem, Leyfehen, Leyden). In het tweede
geval zou Leiclen zich dan hebben ontwikkeld
uit de hutten, aan den heerweg gelegen. Be
kwamer pen dan de mijne moge hierover het
woord voeren.
Dat Leiden in beide gevallen toch zijn ont
6taan heeft te danken aan. de komst der.
Romeinen, is zeker. Wel moeilijk riel het1
hun, hun vrijheid te offeren. Het moet dïen_
baardigen kerels zeker gegaan zijn, gelijk;
velen kinderen, die voor het eerst de gulden
vrijheid wisselden met de schoolbank en on-,
dervönden, dat men zonder smart niet van;
den boom der kennisse eet; maar zij aten
goed, dat is zonder twijfel, en ware de hand!
van den meester niet ontaard in d<e hand van
den tiran, de Germaan had zijn lot zeker met'
meer vreugde gedragen. Intusschen, cöatj
kleine begin, hetwelk we nu maar Leidien'
noemen, was ontstaan. Dijken en kanalen en
huizen, langzaam en gestadig groeide allea
uit de onherbergzame wildernis van hot ver
leden.
Ten slotte groeit de leerling zijn meester
boven het hoofd en tracht zich van dat las
tig heer te ontdoen. Wat niet gemakkelijk;
gmg. In den ouden leeuw leven nog titani
sche krachten.
Maar de Kaninefaat heeft geleerd, dat
eendracht macht is. Hij verbindt rioh met;
andere stammen en de Frankenbond ont
staat-, die het oude juk eindelijk afschudt.'
Heer Kaninefaat boet er helaas rijn naam
bij in, al is dat in onze oogen geen verlies.
De onmelodieuze naam van Kaninefaat ver
wisselt hij, voor het korte, fiere Frank. Lei
den wordt een handelscentrum voor de om-:
liggende landstreek. Tevens is het Germaan-,
sche rechtplaats. Onze voorvaderen hielden,
zooals u wel bekend is, hun rechtspraken in!
de open lucht. Hun krachtig gestel en gehar
de lichamen behoefden nog niet de beschut
ting van muren en daken, zoo onontbeerlijk'
voor hun meer verfijnde nasaten.
Ten tijde van zulk een oud-G ermaaneche
rechtspraak, zoo staat er geschreven, werd'
de plek, waarop die werd gehouden, door
hazelaarstokken afgezet; deze waren onder-,
ling verbonden door een rape (reep of lijn).
Zie daar den oorsprong van den imam Rapen
burg. Op de plaats waar nu nog staat het,
oude Gravestein, werd eertijds rechtspraakf
gehouden. Daar, waar het Rapenburg grenst
aan deze historische plek, moet due de af-'
sluiting hebben plaats gevonden.
Een andere lering ie, dat de naam verband
houdt met een zekeren heer Dirk van Raep-
korst, die ten tijde van Albrecht van Beieren
veel privelegiën aan Leiden schonk. Hier roe
ren we weer een naamskwestie aan en dat is
terrein, waarop ik me liever met waag.
Intusschen, do tijd ging voort en eb em
vloed van de wereldgeschiedenis doen rich
in dit kleine hoekje der aarde ook gelden.
De Hunnen doen hun intocht en stampen
Europa's bevolking als hutspot dooreen. Uit!
dien chaos treedt de krachtige figuur van,
Cloris te voorschijn, zooals in tijden van on-;
rust en verwarring steeds een persoonlijk
heid opstond. Zijn stichting van het Franki
sche Rijk en overgang tot Christendom leg-'-
gen het fundament tot een nieuwe phase in;
de geschiedenis. In Leiden verrijzen nu ook
kerken en kloosters. Op de plaats, waar mr
nog staat de Pieterskerk, werd eeirst ©en!
bescheiden kerkje gebouwd. Klooster® ver-j
schenen er vele. De Breestraa^ La&gebrug,