VOOR DEJEUGD
15-IDSCH DAGBIAD
m.
Goede oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
iflll i 191 hiiS g hoil 8^*'* IJ 8 I*
Dc
O, ik ben heelemaal in de war, mijn
kleine Piet is weg".
„Ach, die komt best terecht hoor, ieder
een in de buurt kent hem immers".
,,Ja, maar ik heb hem pas gewasschen,
vandaag kent geen menscb bem".
Een familie is voor plcizier in Engeland.
De kleine Nico is troosteloos, dat hij nie
mand en niemand hem verstaat. Op zeke
ren dag hoort hij een haan kraaien en hij
roopt blijde uit„Hoor, moe, die haan kent
Hollamdsch.
Logisch.
Vader neemt zijn zoon onderhanden. „Jij
bengel, alweer de laatste van do klas.
Waarom maak je niet dat je de eerste
bent?"
Zoontje: „Maar pa, dat was er al een."
Ifieuwe üaadsels.
Ingee. door: „De Kleine Franschman".
I.
Mijn geheel is een dorp in Zuid-Holland.
fi, 2, 4 is een insect.
B, 6, 7, 3, 8, 11 is niet vuil.
11, 10, 10, 11 is oen ontkenning.
1, 10, 4 is niet vlak bij.
Ingez. door„Silvia".
II.
Mijn geheel is een eiland in Nederland
en bestaat uit 12 letters.
3, 10, U, 12 is een kleinood,
i, 6, 7, 2 is een drank.
4, 5, 6, 7, 8 is aan ieder htris.
1, 10, 11 is een metaal.
5, 2, 7, 11 is een jongensnaam.
Inge®, door: „He* Kleine Pottebak-
sfcertje".
Mijn geheel bestaat uit 9 letters en wordt
up school gebruikt.
Een 9, 6, 5 is oen kleedingstuk.
Een 3, 6, 7 vindt men in de keuken be
ng-
Een 6, 1, 2 ie een lichaamsdeel.
Wij hebben wel eens 4, 9, 8, 7 maar nooit
honger.
Oplossingen der Raadsels.
i.
'Apeldoorn*
II.
Dalfsen.
Hl.
'Anjelier.
Betsy Kreek „Goudvisch" „Leeu
werik" Herman Koets „As3chepoet-
ster" Abram Peiger „Madeliefje"
„Rozenfee" „Sneeuwklokjes" Jo Eg-
gmk „Dolly" „Appelroosje" Cor
Mokkenstorm ,,Aloë" Arie en Lau
rens Segaar Annie Jongbloed „Roze-
knopje" „Duizendguldenkruid" Ja
cob Sypesteyn „Kaurtenboer" Mien
v. d. Ham J. v. d. Ham „Het kleine
Pottebakstertje" „Silvia" „Bakker
tje" „De Tamboer" Adriaan Sommc-
ling Joh. van Oyen Arie en Betsy
Anneeze „Wandelende Takjes" Bet-
sie Akkerman Jacobus Laman „Acro
baat" Johannes Bleijie Abraham van
Rosscm „Aboekhiva" „De kleine Zee
officier" Christina van Buuren „Do
kleine Pianist" „Broer en Zus" Nico
Kop „De kleine Franschman"
Alardu3 Jansen Arie van Wilk An
nie Zitman Dirkhouthoff „Paarse
Aster" „Zwartkopje" Jacob v. d.
Reyden „Pareltje" „Geranium"
„Rietvinkje" „Bruinoogje" „De klei
ne Violist" Hendrika en Lodewijk La-
court „Melkboertje" Levina en Hen-
rie van Veggel „Sneeuwmannetje"
„De vlugge Huismeester" Teunis van
der Kwast Lucas Nieuwenburg „Ro
bijntje" „Foksia" „Kerstroos"
„Mos" Izak Louwrier Margeretha
Klinkenberg Adrianus Schouten Bet-
sie Righart van Gelder Nelli van Kloef
„Rosa Fluweeltje" „De kleine Koet
sier" „De kleine Teekenaar" Lena
Levcndaal „De kleine Officier" Ger-
rit Boter W. PI an jé „Joppie"
Hendrik Keyzer Marie v. d. Burgh
„Wilgenroosje" „De kleine Kapper"
„De kleine Tuinman" Anna Schregel
Marie Meyer Jansje Schregel „Vi
ooltje" „Edelweiss" „Dahlia" „Rood
kapje" „Burgomeestertje" Willem
Battcljee ,,'t Schippertje" „Klein
Jantje", ,,'t Stoffeerdertje" Rinus en
Pieter Kooien „Onderofficier",
„Vishnou" H. van Leeuwen Koos van
LeeuweD „Winnetou" „KleiD Toos-
je" „Bruintje" „Kleine Bloemist"
Sientje en. Mina ter Steege Jan Duy-
verman Dirk Dreef „De drie Viool
tjes" C. L. Janssen Jacobus Nieuwen
burg Frans de Tombe „De kleine Ser
geant" Maria Engels „Juliana"
Jacob Lankhorst Hubertus van Drooge
„Marietje" Jacob Immink „Pericles"
I. en P. Vallentgoed „Het Schipper
tje" Jan v. d. Vos Lodewijk van der
Vos Gerrit van Polanen Jeannette
van der Plas Niesje en Jacoba Spieren
burg „Tulpje" „Eekhoorntje" Wij-
nanda van Dam Alida Molenaar Bar-
tholomeus Keyzer Leendert en Mientje
Oost veenJohanna Verhoeven >}Hya-
cdntje J. Lardé H. Dnessen
„Boertje" Jacobus Guley W. Lefeber
te Leiden.
Jan Rijnsens „Bruinoogje" Klaas
Hoek te K a t w ij k.
Dirk van Delft Leendert Kragenburg
te Leiderdorp.
K. Hulsbos Theo Prins ,,de Lelie"
- te L i 8 s e.
Alida en Suae Rotteveel Jan Elsgeest
Johanna Doorneveld teN oordwijk.
Rika Flim Willem Flim> te O o g s t-
geest
Agatha v. d. Vijver Catharina Oudwa-
ter „Groenteboertje" „Bakkertje''
te Rijnsburg.
Cor die Nobel te Sassenheim.
Nelly Honig C. Honig Marie Zon
neveld te Voorschoten.
J. Buitelaar K. G. van Ammers Ge
rard, Jacob en Wilhelmina Henkes Maria
t. d. Loo te Wassenaar,
J. den Hertog, te Woubrngge.
Marijtje en Pry na Rijnsburger „Orchi-
ébée" Willem de Jong te Zoete r-
w o n di
Prijzen vielen ten deel aan:
K. Groen en Corrie en Hendrik Krop te
Leiden, en Willem Dubbeldam te K a t-
w ij k-a a n-Z e e.
Joh. van Oyen. Zeker mag je een op
stelletje inaenden: maar liever nog heb ik
raadsels en anecdotes.
„Duizendguldenkruid^'. Met genoegen
heb ik je aardige beschrijving van het stu
dentenfeest gelezen. De ingezonden rebus
kan ik niet plaatsen, maar voor de toezen
ding van letter- of andere raadsels - en
anecdotes houd ik ray aanbevolen.
Jo Eggink. Met genoegen verneem ik,
dat het ontvangen prijsje m je smaak ge
vallen tf>. Ik ken het bedoelde werkje het
ij zeer mooi.
„Sneeuwklokje". Jammer, dat je ver
zuimd hebt de oplossingen aan ons bureau
te bezorgen; een volgendien keer beter op
passen.
„De vier Vriendinnetjes". Het spijt mij
te vernemen, dat Lydeke nog niet beter us.
En moeder ook al ziek geweest. Het is te
hopen, diat spoedig die narigheid achter den
rug ia.
„Juliana". Nu, ze hebben je met je
verjaardag goed bedacht. En broertje en
zusje hebben je heusch ook niet vergetent
„De kleine Bloemist". De oplossing
van het tweede raadsel is font; moet
zijn „Dalfsen". Als je nu 12 jaar bent, kan
je gerust nog een paar jaartjes met ons mee
doen 1 Ik heb wel raadselkinderen van 15
jaarl Dank voor je anecdote.
„Winnetou". Zeker zijn raadsels en
anecdoten mij altijd welkom alleen ka.n ik
je niet beloven ze dadelijk te plaatsen.
„Vifihnou". Ik heb aan je wensoh vol
daan en ditmaal jo schuilnaam geplaatst,
maar wat is nu eigenlijk de boteekenis van
dien naam? Dat zou ik wel eens willen we
ten.
„Burgemcestert j e". Dank voor de toe
zending van je raadsels. Ik hoop dat je Moe
spoedig in betersohap moge toenemen. Met;
de noodigo rust is die ongesteldheid' wel to<
genezen.
„De kleine Tuinman". Ik begrijp, dat,
je de vorige week geen gelegenheid hebt ge
had om do oploGsingen in te zenden. Eigen-,
aardig, dat je zuster juist op je verjaardag,
trouwt. Veel pleizier op dien dubbelen fees tv
dag.
„Robijntje". Je hebt een drukke week
achter den rug. Hoe heb je nog tijd kunnen
vinden om mij te schrijven? Heerlijk, dat je
mee doet aan het tableau-vivantHet
feest vindt, zooals je schrijft, wel 9 April)
plaats, maar je hebt toch een heel on tijd1
van voorbereiding noodig,
„Kerstroos". Prettig, dat je met het
boek in je schik bont; ik zal zeker je/
dank aan don heer Uitgever overbrengen.
„Rietvinkje". Dank voor je belang
stellingik ben weer geheel beter.,
„Geranium". Ja, ik heb wel eens ;.rn
die voordracht gehoord. Ik ben nieuwsgie
rig te vernemen, hoo do uitvoering afgc-
ioopen ia
Jacob v. d. Heijden. Zoo, vriendje, is
het al drie jaren, dat je met ons mee
doet? Nu, dat ia een heele tijd. ik hoop.
weldra aan je verzoek to voldoen.
Annio Zitman. Raadsels en anecdotes
ontvang ik altijd gaarne, maar ik kan niet
altijd den tijd bcjdhlen, wanneer ik ze op-,
neem; dat hangt van verschillende omstan-,
digheden af.
„Bruinoogje", te Katwijk. Ik heb geen
bezwaar tegen je nieuwen schuilnaam. Maak
er maar dikwijls gebruik van en wees ge
feliciteerd mot je prijsje.
Catrina Oudwater, te Rijnsburg.
Dank voor jo lief briefje, waaruit mij blijkt,
hoezeer je ingenomen bent met je prijsje.,
Nelly Honig, te Voorschoten. Geluk-
gowensebt met je verjaardag. Ik boop, dat je!
dieD dag veel genoegen zult hebben.
Sientje eD Mina ter Steege. Ja, toe
vallig had „Begonia" bet zelfde raadsel in
gezonden. Zoo iets kan wel meer gebeuren.
Laurens Segaar. Prettig, dat jo een
betrekking gevonden hebt. Nu, ik wensch
m ij d ijverigen raadsel vriend veel succes.
„Kleine Pottebakstertje". Vriendelijk'
dank voor je prachtige prentbriefkaart; ik
zal baar gaarne een plaatsje in een mijne»
albums geven.
„Dahlia" ■*- „Zwartkopje" Alio v. d
Wilk Annie Jongbloed. Hartelijk wel
kom in onzen raadsclkring.
MAJFtlE VAN AMSTEL,
Mo. 1658®.
Woensdag1 18 Februari.
Aimo 1©1<3L
0 2 9 A 9 O A I O A I S i I J 0 I 2 4?
aamx -
/«V/a rt
Een leelijke OndeugcL
Hieronder verstaan wij de vleierij, die
al menigeen ongelukkig gemaakt heeft
zelfs al eeuwen geleden koning Lancelot
den Schoonen.
Op he* oogenblik, dat ons verhaal begint,
waa Zijn Majesteit al weken lang melancho
liek en zelfs do nar wist er geen raad op,
'want zijn aardigste kwinkslagen gingeD niet
op 1
Zijn Majesteit was niet bepaald mooi te
noemen als hij geen koning was geweest,
'had hij natuurlijk voor „leolijk" door ge
gaan, maar nu heette hij zelfs, o, wreede
bespotting: „koning Lancelot, de Schoon e.
En nu, hoe de vorst zoo mismaakt kwam?...
(hij had n.l. een bochel en heelemaal een
vreeeelijb gedrongen gestalte, met hecle-
dunno armpjes en beentjes). Wel, op een
goeden dag was de koningin met haar zoon
tje aan het wandelen en droeg zij het kind
op den arm, toen op eenmaal een groote,
zwarte hond tegen haar opsprong en de
koningin, die bovendien tooh al erg zenuw
achtig was hield niet van honden, zoodat
zij van schrik het levende pakje liet val
len, met dit gevolg, dat het arme kind den
raggegraat gebroken had en dus voor zijn
leven mismaakt zou zijn
En als Lancelot nu maar eens in den
sfüegel gezien had, dan was do vleierij der
hovelingen ook niet zoo opgegaan, maar
juist werden allo spiegels ver van het pa
leis gehouden. Hoel de hofhouding had
hem dus wijs gemaakt, dat hij zéér, zéér
schoon wasvandaar ook de bijnaam
Lancelot's vader had zelfs door een wet
bepaald, dat er in geheel zijn koninkrijk
geen spiegel mocht voorkomen.
Zijn Majesteit vertelde nu aan rijn nar,
dat hij een meisje in het bosch bad gezien,
dat hij toch zóó aardig vondMaar onge
lukkig wist hij nu heelemaal niet meer
waar hij dat meisje ontmoet had en de
slimme nar wist ook geen raad op dit ge-
vaL Nadat de koning de geliefde verschij
ning nog eens nauwkeurig beschreven had,
vroeg hij, of niemand haar dan kende? Toen
trad eeD élégant ridder naar voren en
sprak
„Uw Majesteit bedoelt zeker het dochter
tje van den molenaar, Rozeknopje.
Wij rijn gelijk opgegroeid en o, ik heb haar
toch zoo lief 1 Daarom wilde ik Uw Majes
teit wel verzoeken om ons toch niet onge
lukkig te makenWij zijn altijd voor elkan
der bestemd geweest en och, mijn Rozeknop
heeft mij toch zoo lief!"
„Jawel, maar nu zo mij gezien heeft,
geeft ze natuurlijk de voorkeur aan een ko
ning, dat spreekt vanzelf, want", daeht de
koning," schoonheid bezitten wij toch beidon
dan kan het niet anders of het meisje
zal zich zeer vereerd voelen, dat de koning
om haar komt!"
Den volgenden morgen trok Lancelot met
heel rijn hofhouding op wegOok de ridder
was et bij, hij had zich niet ontrokken aan
hot bezoek.
„Lief meisje," begon do koning zijn aan
opraak, „ik ben koning Lancelot de Schoo
ns, vorst over heel het Land hier in den om
trek. Wil j© koningin worden, Rozeknop
je? Mijn geliefd koninginnetje?"
Rozeknopje bloosde diep en liet het
hoofdje hangen.
„Uw Majesteit is wel goed; en zeer ver
eerd voel ik mij ook door bet aanzoek,
maar Ridder Kortenstedn en ik hebben
elkaar al sedert jaren lief; en ik heb mijn
woord al gegeven."
De koning was zeer verdrietig en boos!..*
Wacht die Ridder Kortenstein zou duur be
talen voor die brutaliteit. De arme jonge
man werd in een donkeren kerker gewor
pen ver van rijn geliefde. Een jaar had bij
nn al daar getreurd, maar Rozeknop was
hem steeds trouw gebleven.
lederen dag kwam de koning haar bezoe
ken, maar hij wist haar niet voor zich te
winnen Zoo zat hij op een goeden dag weer
te peinzen aan den oever van een vijver,
toen hij plotseling met meer attentie keek!
Hè wat was dat voor een loelijke figuur,
dat hij daar in het water zag? Vreemd,
maar als hij lachte, dam lachte het monster
ook
Zoo gauw als zijn mismaakte beentjes hem
nu dragen konden, spoedde hij zich terug
naar het paleis, en vroeg daar
„Heeren gaat eens mee naar den vijver 1
Daar zal je toch zoo'n dwaas mannetje
zien
Nu, de waarheid kon niet uitblijven en de
hovelingen moesten er ten slotte wel voor
uitkomen, wie dat gedrochtje was!
Onbeschrijfelijk werd nu het verdriet van
Laocelot... dagen lang wilde hij geen
mensch zien 1 Maar de slotsom van rijn over
denkingen was toch, dat hij medelijden
kreeg met don Ridder. Heel goed begreep
hij nu ook, waarom Rozenknopje dien ridder
veel meer had lief gehad! En het pleitte
voor zijn karakter, dat hij hem vrijliet en
ook zijn hovelingen hun vleierij vergaf!
Maar het leed, dat daar in stilte gedra
gen werd was onpeilbaar! Arme Lance
lot hij was het slachtoffer van een leelijke
ondeugd.
wijze
Slang.
Toon Jan nog een kleine jongen was, hoor
de hij dolgraag van leeuwen en tijgers ver
tellen. Hij vond het heerlijk over menechen
te lezen, die m verre landen waren geweest
waar wilden wonen en jo bijna dood werd
gemaakt.
Liesje zija zusje, las daarentegen graag
sprookjes over bloomen en dieren, die spre
ken konden. In de kinderkamer zaten zij dik
wijls, als het regenachtig weer was, ieder in
hun lievelingsboek te lezen.
In Jantje's boeken stonden platen van
witte beren, die over groote ijescbollen lie
pen en van negers met veeren in het kroes-
baar.
Maar toch hoorden rij nog veel liever over
al dio dingen vertellen en dat deed moeder
altijd na het eten vóór rij naar bed gingen.
Jantje zei dikwijls: „Moeder, vertel n nu
eena het tweede doel van den ouden tijgeT
die alle kinderen, opat, die naar een toover-
lantaarn zaten te kijken J"
M^ar Liesje keek moeder zoo angstig aan
dat déze gauw verbelde, dat het niet waar
was van chen tijger mét de kinderen.
Liesje vroeg altijd aan moeder om iets te
vertellen van feeën met blonde haren en
schitterende diamanten er in, zoo dat moe*
der gewoonlijk beiden kinderen hun zin gaf
en een verhaal vertelde, waar zoowel tij
gers als feeën in voorkwamen.
„Er was ereis", zei moeder „een heel on
deugende slang
„Zoo dik als mijn been?" vroeg Jantje.
En beet rij ook? En was ze gestreept?"
„Dat zal je dadelijk liooren. Zij woonden
in een hoogen boom en daar haar huid de
zelfde kleur van de takken had, was zij
moeilijk te zien. Zij was een heel verstandige
slang en wist bijna alles. Zij wist hóe een
wiel ronddraaide en wat de insekten tegen
elkaar zeiden. Zij begreep het lied van den
nachtegaal en waarom de koekoek zijn eieren
in het nest van een anderen vogel legt. Maar
lief was zij niet en vooral om één ding werd
rij erg hoos: Zij kon niet velen, dat iemand
haar staart aanraakte, die bijzonder lang
was. Op zekeren dag kwam er een klein
meisje, dat er heel lief uitzag, Liesje, met
echte» roosjes op haar rokje gestrooid, zin
gende door het bosch aan.
Er groeide op d-en boom van de slang mos,
het groenste en zachtste mos, diat je je den
ken ikunt. En het kleine meisje wilde er wat
van hebben. Zij etak baar handje uit, ,oni-er
wat van te plukken, toen rij per ongeluk
den staart van den slang met haar pinkje
aanraakte."
„Maar een slang is heelemaal staart 1",
viel Jantje moeder in de rede, „en u hebti
nog niet eens verteld, of zij gestreept was."
„O ja, mooie gouden en zilveren strepen.
Het kleine meisje raakte het uiterste pun
tje van haar staart aan. En de slang wond
rich dadelijk van den tak af want zij was
booe, heel boos."
„En rij beet..... 1"
„Neen" hernam moeder, „rij" deed iet*
ergers. Zij zeidie je moet weten, dat de
slang kon praten dat rij het kleine meis
je in eco tijger zou verandoren en d!at zij
haar heele leven een tijger zou blijven, als
niemand ooit een vriendelijk woord tot haar
zou zeggen. De slang, die dacht, dat zij Het
verstandigste dier van de heele wereld was,
daoht, dat niemand ooit een vriendelijk
woord tegen een tijger zou zeggen."
„En wat deed de moedor van bet kleine
meisje?" vroeg Liesje.
„Och, het kleine meisje ging naar haar
toe en at haar op", zei Jantje vlug.
„Neen," sprak moeder. „Haar moeder
woonde in het bosch en was heel bedroefd,
want rij vergat nooit, dat haar dochtertje
geen werkelijke tijger was, ofschoon rij er
juist zoo uitzag en alle andere tijgers dach
ten natuurlijk dat zij er een was. Maar liet
meisje voelde zich erg ongelukkig en als rij
voorbij den boom met de slang er op liep,
keek deze haar aan en zei spottend; „Zoo
zoo, ben je nog niemand tegengekomen die
eeo vriendelijk woord tegen je zei? En dat
zai ook nooit, want niemand houdt van een