FEU ILL ET OM. PERSOVERZICHT. Vragen en Antwoorden. pleegt te noemen achter menige „groo- te spiegelruit1', bij lange na niet alles „couleur de rose" is! De hoog geroemde vóóruitgang van onze overigens goede sta-d lijkt mij dan ook en het doet mij leed het te moeten neerschrijven veeleer to berusten op „uiterlijk praalvertoon" op 'n „fictie"; op 'n „utopia" Waar moet dèt in den tegenwoordigen tijd toch heen?" Zeker, belasting moet er wezen'n dwaas, die 't zou willen ontkennen. En de vóóruitgang der stad, wie zou zulks niet van ganseher harte toejuichen? Doch als dit moet gaan ten koste van een ontaarding in 'n „maar-raak-aanslaan" in het bekende Leidsche „probeer-sy- etoem" in 'n m. a. w. „het doel heiligt, de middelen" als het „budget" er langs dien weg en .,h tout prix" moet komen, da-n is dat een verderfelijke en hoogelijk af te keureD methode. Dhnfoei!en bkh En dat nog wel in het Land van de Onafhankelijkheidsteesten'1..Maar dan ook alle reden om te vreezen, met groote vree ze, dat Lei don aldus voortgaan de helaas wel 1 ij d e n zal blijven. En niets zou mij meer spijten dan dót Hoe men toentertijd dan ook in den Raad met 'n „zwaarwichtig gelaat" en 'n „verontrust harte" nog „bevreemdend" durfde vreezen oves den weinigen vooruit gang, van het -zielenaantal in deze Gemeente, is mij niet alléén ten cenenmale onverklaarbaar, maar zoo'n „speech" mag eerder pleiten voor bijzondere „kortzichtig heid" en met recht „de lof der sotheyt" in top heet en. En om nu niet het verwijt naar het hoofd geslingerd te krijgen, dat het, o, zoo ge makkelijk is, een zaak in 'n bespottelijk daglicht te stellen, en dat er niets eenvou diger is da-n maar a f te breken, wil ik ten slotte, naar zwakke krachten trachten ook Si steentje te helpen opbouwen, en wel in den vorm van eenige bescheiden wen ken. De Gemeente Leiden zorge in de aller eerste plaats de „Gegoeden" zóóveel moge lijk inde stad te doen blijven. Evenals het kleine Huisgezin (de Fa miliekring), zoo boude het groote Huis gezin (de Gemeente) goede rekening met inkomsten en uitgavenmet baten en schulden. Men lette goed op de financiën men boude rekening met de tijdsomstandighe den, men denke vóóral aan de finaneieele draagkracht van de Ingezetenen. Leiden stello zich vóóral niet op één lijn met Wereldsteden. Heusoh, daar is de stad bij lange nk nóg niet rijp voor. Haar „grootscheepsheid" zou haar a-ndeTS wel eens leelijke en duTe parten kunnen •pelen Men st-eke wël van wal af, daar, waar bet moet, mèg en k k n. Echter nimmer ondoordacht, maarlangzaam en zeker. Men geve zoo min mogelijk aanleiding tot eventueel e ontevredenheid. En bovenal, m-en zij op de Breestraat vóóral niet „hooghartig", en niet lan ger „doof" en „blind" voor gegronde op en aanmerkingen van de zijde har er Bur gers. Integendeel, men trekke daarvan goed en duchtig profijt, tot wederzijdsch ge noegen En door geen kl t© groote „bokkenspron gen" te maken, zal 't dón zachtkens aan 'n „Leiden v r uit" I .werden. Terecht, niets zou mij meer verheugen dan dótl Intusschcn, ik ben recht benieuwd, hoe mijn „Aanslagbiljetje" er in dit jaar weer cal uitzien. Met het oog hieTop en nu wij pas in be gin „Sprokkelmaand" leven, wensch ik ook mijn medeburgers-lotgenooten dienaangaan de van harte nog 'n goed 1914 toe Wie weèti Nog eens dan„Altegaar blijdo ge zichten" i Nil desperandum. A. J. VAN DEE REIJDEN. RECJLA3JES 1472 6 40 C-9Dts per regel. Ontstoken oogleden, puisten en uitslag, voortkomende uit onregelmatigen stoelgang, genezsn, zoodra men eern'se malen een glas £'3iaaiy:ull Jsü.:s©s-bi4ÊetwaÉ<er 's morgons op de nuchtere maag gedjODken heelt. 61 In Castle Barfield ging hij onder de meer ontwikkelden vooi een wonder van j knapheid door. Voor Armstrong vertaalde j hij het Latijn, dat dezen in zijn algemeene lectuur voorkwam, en do predikant, dio i lang genoeg geleefd had om zijn ineesto geleerdheid vergeten to zijn, achtte het nog wel do moeite waard nu en dan een Bijbel spreuk in den Griekschcn iek3t te bespre ken met den eenige onder zijn gemeente leden, dio ü-artoe den lust en de bevoegd- beid had. Zelfs Clem's vader kwam er eindelijk toe een soort van genoegen in die onderscheidene bekwaamheden t-o vin den en, wat zeer begrijpelijk was, zijn zood j voor iets ongemeens te houden. In de ruime, oudo woning waren genoeg j kamers te missen, en een daarvan had do kleine misvormde verzenmaker, schilder, musicus en knutselaar in gebruik. Eén der wanden was geheel bedekt met rijk voor ziene boekenplanken; aan de eeno zijde «tonden een piano en een schrijftafel, en arn.de andere was een schildersezel opge- j eteld. Bijna overal waren bloemen, die haar i geuren door de kamer verspreidden, en an- j clerc geuren, even frisch en aangenaam, j kwamen door 'fc open venster binnen.Op dien J schoorsteenmantel en de twee of drie tafels I stonden miniatuur-borstbeelden, die her- kenbare portretten van eenige van Clem's j vw:nd?n varen. Job en Sara waren wel I driemaal afgebeeld, en er was ook een j o o zette!) pc kluchtige afbeelding van zijn eigen gelaat en gestalte. Overal, waar er j In het ,/rijdschriftvoorArinen- zorg en Kinderbescherming" bespreekt mr. J. P. II. Kroon het lot van de arme zw ervers, naar aanleiding van de mildere denkwijze tegenover de zwervers, die in den laatsten tijd tot uiting is gekomen, in het rapport van de Staatscommissie, in gesteld voor het onderzoek naar de maat regelen tegen landlooperij en bedelarij. Op welke wijze kunnen de hoogere orga nen, speciaal die Staat, de arme zwervers te hulp komen De schrijver tracht die vraag te beantwoorden door in de eerste plaats na te gaan in hoever een verbetering in den toestand der zwervers ware te brengen door de plannen der Regering tot bestrijding der landlooperij en bedelarij en een overzicht te geven van de organisatie der zwerverever- zorging in Dmtschland. Hij constateert ten slotte, dat ten onzent de armenzorg voor de zwervende armen te kort schiet, daar de particuliere t-oevluchten en kolonies niet alleen de geheel e zorg kan nen dragen en de burgerlijke armenzorg der gemeenten en armbesturen hierin niet voor ziet; dat het niet mogelijk is door wetsver andering te bewerken, dat laatstgenoemde organen der armenzorg die taak voldoende uitoefenen. Ik meen voorts, dat de uitvoe ring der plannen van de. Staatscommissie, ingesteld tot het beramen van maatregelen ter bestrijding van bedelarij en landloop-rij niet de gewenschte hulpverleening aan de zwervers zou brengen; dat het wetsontwerp in voorbereiding betreffende de be stri j ding van bedelarij en landlooperij voor zoover de recente uitlatingen van den Minister van Justitie daarin een inzicht ge ven, zou leiden óf tot een onvoldoende, óf tot een voor de zwervers ongewenschte op lossing van het zwervensvraagstuken dat die oplossing alleen kan worden gezocht in het tot-stand-brengen van een voor het gan- sche land verbreide, eenvormige organisatie met medewerking en finanmeelen steun van den Staat, waarbij de zwervers algemeen worden geholpen bij bet zoeken van werk of, zoolang dit niet gelukt-, kost en onderdak ontvangen tegen ernstigen arbeid. Deze or ganisatie zal de zwervers niet onnoodig in hun vrijheid moeten beperken en de gelegen heid moeten geven, dat zij, zoo mogelijk, werk vinden in hun eigen vak. „De "Vaderlander" schrijft naar aanleiding van het in de Tweede Kamer gesprokene over lijkverbran- d i d g het volgende: In zake lijkverbranding stellen wij ons geen partij. "Wij zijn noch voor- noch tegenstanders; voor ons is dit eeD zaak van de nablijvenden; die moeten weten, wat hun piëteit tegenover den afgestorvene voor eischen stelt; die moeten in wat ze doen in deze zeker ook rekening honden met de zienswijze, die de overledene bij zijn leven daarover had; zij hebben vooral er voer te waken, dat, wat ook geschiede, begraving of verbranding, er geen twijfel mogelijk is over het afsterven. Wij verkeeren dus in het gunstig ge- va], om deze zaak objectief onder de oogen te zien. En dan zullen wij in de eerste plaats de opmerking maken, dat het iede- ren vrijzinnige moet stuiten, dat, wie in Nederland het stoffelijk overschot van een overledene aan de crematie wil overgeven, gedwongen is er mede over de grenzen te gaan, omdat in het vrije Nederland daartoe de gelegenheid niet bestaat. Be schamend is het voor ons, die zoo prat gaan op onze vrijheid, dat in Pruisen de lijkverbranding wel is toegestaan, dat treu rende Nederlandsche bloedverwanten, die, Hetzij uit eiger)* aandrift, hetzij op uitdruk kelijk verzoek van den overledene, do ver nietiging van zijn stoffelijk omhulsel wil len bespoedigen, daarvoor buitenslands moeten gaan, en nog wel naar Pruisen, dat in Hollandschen mond de bsteekenis pleegt te hebben van den Staat, waar maar al te veel gemaszregelt wordt In zake lijk verbranding doet zich -liet ongekende feit voor, het is gelukkig de uitzondering, die den regen bevestigt dat wie in Nederland- do vrijheid zoekt, gedwongen is over de grenzen te gaan, terwijl het op zoo velerlei gebied onze rechtmatige trots maar plaats voor was, waren de wanden met schilderijen behangen, die, tot zelfs de lijsten, eigen werk van Clem waren. Hij zat alleen in zijn kamer en zag eenigszins neerslachtig uit het venster, toen hij de welbekende gedaante van Armstrong in 't oog kreeg, die in de verte over de velden aankwam. De grijze oude man krukte, toen bij naderde, en Clem, die uit het venster leunende zijn groet beant woordde, verzocht hem binnen te komen. „Ja, ja, jongen", zeide hij, „ik kwam juist eens met u praten". Hij wist daar in huis den weg, en de keuken doorgaande, waar hij met do knechts en meiden een woord van begroe ting wisselde, liep hij de trap op en was weldra hij Clem in de kamer. „Mijn vrouw is gisteravond thuis geko men", zeido hij, „met het bericht, dat ge te ongesteld waart om bij Sara van de partij te zijn. Er is in den winkel, ouder gewoonte, niets te doen, en daarom, dacht ik, moest ik eens Daar u komen zien". „Ik ben vandaag vrij wel" .verklaarde Clem. zijn best doende cm opgeruimd te spreken. „Wat is er voor nieuws in Castle Lö.; field V' „Ik heb een paar dingen gehoord, die mij niet recht bevallen", antwoordde de Schot, en zijn schrander gelaat en zijn grijze oogon teekenden eenige ongerust heid. „Zoo!" zeide Clem, een bloempot op de vensterbank verzettende en met zijn rug naar zijn bezoeker staande. „Wat is dat dan wel?" „Ten eerste", hernam Armstrong, „kwam mijn vrouw thuis met een nieuw tje, waarover ik niet op trnjn gemak hen. is, dat, wie elders de vrijheid niet kon vin den dio hij wenschte, zich haastte de Ne derlandsche grenzen over te steken. Over het vragen" van vr ij kaarten voor het vervoer op de spoorwe gen door Kamerleden schrijft „D e Nieuwe Courant": De gestrenge rechtvaardigheid, waarmede de „Ni euweRotterdamecheGou- r a n t" deze aanvraag als weinig minder dan •een begin van corruptie aan den schandpaal heeft genageld, achten wij zeer overdreven. Dat Kamerleden zich door het aanvaarden van een vrijkaart ook maar. eenigszins af hankelijk zouden gevoelen van de spoorweg maatschappijen, die deze verstrekken, wordt volkomen uitgesloten-, ie. doordat bij het verleenen van de vrijkaarten geenerlei onderscheid -#ordt gemaakt findien 65 het vragen worden er 100 beschikbaar gesteld); 2o. door de volledige openbaarheid van den maatregel. Het is een moreel© onmogelijkheid, dat een spoorwegmaatschappij, eenmaal vrijkaarten aan alle Kamerleden verstrekt hebbende, er ooit toe zou kunnen overgaan deze in te trekken voor één of meer van deze Kamer leden, -die haar onwelvallige voorstellen zouden doen of onaangename cri- tiek leveren. De spoorwegdirectie, welke dat deed, zou zich zoozeer blameeren, dat elke kans op zulk een maatregel uitgesloten schijnt. Welnu indien dit als zeker mag worden aangenomen, verdwijnt de laatste schijn eener bedreiging van de onafhankelijkheid der Kamerleden door de aanvaarding van zulk een kaart. Die onafhankelijkheid heeft trouwens waarlijk heel wat zwaardere be proevingen van onderscheiden aard te door staan dan die, aan welke liet aannemen van een zoo rationeel hulpmiddel tot het uit oefenen van zijn ambt als een spoorweg kaart een publiek man blootstelt. Immers, het is rationeel, dat aan Kamer leden, vertegenwoordigers van „net geheel© Nederlandsche volk", het verkeer door het geheele land op alle wijzen wordt vergemak kelijkt. Het is niet goed, dat persoonlijke omstandigheden sommigen hunner in dat verkeer belemmeren, anderen met. D aai om meenen wij, dat er voor scrupules in dezen geen plaats is en dat de rechtvaardigste en onafhankelijkste onzer Volksvertegenwoor digers met volkomen gerustheid den beleef den groet van controleur en conducteur zal kunnen in ontvangst nemen, wanneer hij de zen op dë vraag om zijn kaartje antwoordt: „Kamerlid OPGAVE VAN PERSONEN, DIE ZICH TE LEIDEN HEBBEN GEVESTIGD. M. G. Philippi, Noordeinde 14a. L. van Leeuwen, Stille Rijn 4, huis houdster. G. M. van der Ohijs, Zoeterwoudsche- singel 48a. E. J. C. Greven, Rapenburg 8, student. B. I. Frijda, Middelweg 12, letterzetter. H. A. van der Stok, Maresingel 31 a, chauffeur. C. van Noort, Hoogewoerd 8a. H. God dijn en gezin. Nieuwsteeg 14, kleer maker. 0. M. E. Delsasso, Korte Mare 23, lrin- derj uffrouw. J. de Bock, Boerhavcstraat 21a. C. H. Dirks, Witte Piozenstra-at 12 J. Beumer, Nieuwe Rijn 119, arbeider. A. F Biegelaar en gezin, Plantsoen 103. J. J. Wintels, Breestraat 4950, kok. J. H. Keyzer, Morschtraat 35, timmer man. A. G. Verboog, Hoogl.kerkohoorsteeg 11, letterzetter. G. W. Fris en gezin, Schelpenkade 42, majoor der infanterie. J. J. M. Steynen, Turfmarkt 6a. H. van Wezen en gezin, Hermanstraat 9, bankwerker. J. M. Schreuder en gezin, Hoogowoerd 114, tramboarnbte. J. van Schravendijk e>n gezin, Zoeterw. singel 55. J. M. Noordijk en gezin, Ja-n-van-Hout- ka-de 19a, rijksklerk. M. O. Bosman, Jan-van-Goyenkade 14. Th. Valeton, Oegstgeesterlaan 21, gep. ambtenaar N.-Indië. L. D. de Jager, Breestraat 69, dienstbode. H. S. Marineman, Schelpenkade 44. Ik heb als regel aangenomen mij zoo min mogelijk met de zaken van mijn buren te bemoeien, maar misschien hebt ge wel ge hoord, dat Sara met dien jongen Aaron Whittaker gaat trouwen?" „Neen", zeide Clem, „dat het al zoo ver was heb ik niet gehoord. Job is hier veertien dagen geleden geweest, en toen sprak hij er van, dat Aaron aanzoek om zijn dochter bij hem had gedaan. Hij scheen het niet goed te keuren, maar bij besloot hem een jaar proeftijd te geven om zich goed te gedragen". „Dat is al heel vreemd 1" zeide Arm strong. „Er leeft in Koningin Victoria's gebied geen wonderlijker man dan Job. Hij heeft den slechts mogelijken dunk van dien jonkman. Hij mag hem niet luchten of zien, en toch vergunt hij hem op zoo'n wijze bij hem in huis voet te krijgen". „Wat kon hij anders doen?" hernam Clem. Hij keerde zich niet om, maar keek nog uit het venster. Zijn gelaat was doods bleek, doch zijn stem was vast en bedaard, „'t Is een oud spreekwoord, dat de liefde blind is, en daar schijnt veel waars in te zijn. Ik heb van Job gehoord, dat de jongelui hun zin op elkaar gezet hebben. Zij houdt veel van hem, heeft Job mij ge zegd. Tegenstand zou haar zeer ongelukkig maken; en denkt gij, dat zij er bet billijke van zou inzien1? En is het dan zoo zeker, dat Whittaker zich niet evengoed kan ver beteren als zoo menig ander jongmensch, dat in zijn tijd wat los geleefd heeft?" „Oordeelt niet, opdat gij niet geoor deeld wordet", moge een zeer goede stel regel zijn, maar ik hen niet zoo bevreesd geoordeeld te worden, tLit ik geen wé! en zwart in het menacheüjk karakter zou dur- LiUprnken van het Kantongerecht te Leiden. De kantonrechter veroordeelde Wegens dronkenschap J. B. te Leiden, tob 0.50 of 1 d. Wegens to Noordwijk niet aanwezig heb ben oen goede gemetselde rioleering P. d. N. Jbzn. tot f 2 of 1 d. N. v. d. W. tob f 2 of 1 d.H. W. tot f 2 of 1 d. j P. W. tot H of 1 d. J. P. tot f 0.B0 of 1 d. W. H. tot f 1 of 1 d. J. P. tot 1 of 1 d. H. K. tot f 1 of 1 d.J. v. B. tot f 0.50 of 1 d. C. v. d. W. tot f\ of 1 d. j J. v. D. tot 1 of 1 d. W. P. tot f I of ld.; J. P. tot f 0.50 of 1 d. N. B. tot f 1 of 1 d. allen te Noordwijk-aan-Zee. Wegens rijden zonder licht Ph. E. V. te Leiderdorp tot /2 of 2 d.A. v. d. M. te Voorschoten tot f 0.50 of 1 week tuchteohool. De kantonrechter sprak vrij A. T. te Lei den beklaagd van schoolverzuim. H. v. Z. te Katwijk, beklaagd van te snel varen Vraag: Zoudt u mij ook kunnen zeg gen wanneer etn hoe laat of ik persoonlijk terecht kan bij de Gedeputeerde Staten en of ik daar persoonlijk terecht kan of dat het per brief moet geschieden 1 Antwoord: De Commissaris der Ko ningin in de Provincie Zuid-Holland geeft audiëntie Zaterdags 10^ uur. Gedeputeer de Staten vergaderen Maandags te 1 en Donderdags te 11 uur in het Gebouw der Prov. Griffie, Korte Voorhout, DeD Haag. V raag: Kunt u mij ook zeggen, welke dagen en hoe laat do „Batavier" van Rot terdam naar Engeland vertrekt en waar komt die aan, en heeft men daarvoor nog papieren noodig ©d welke moeten dat dan zijn Antwoord: Te 4.30 mm. moet men aan boord zijn, aan de Boompjes. Komt aan, aan de Tilbury-dooks, vanwaar de trein u brengt aan FeDchurchstreet-sta- tion in het hart van de City, des morgens te 8 uur. Als ge niet als tussckendeks- passagier reist, hebt u geen speciale papde ren noodig. Vraag: Ik had vóór 1 Februari a.a een dienstbode gehuurd en haar daarvoor ook den godspenning gegeven. Door bijzon der© omstandigheden: het kleiner worden van mijn gezin, was ik genoodzaakt half Januari haar af te zeggen. Gisteren ont ving ik het bericht, dat zij zich, ingaande 1 Februari, reeds van een andere betrek king had voorzien. Kan deze medcdeeling worden beschouwd als een toestemming harerzijds om de overeenkomst als opge heven te beschouwen, of ben ik mijner zijds tot het betalen van schadeloosstel ling verplicht? Antwoord: Het is billijk, dat onder deze omstandigheden de wederzijdsche ver plichtingen ophouden. D© dienstbode heeft toch ook nog den godspenning meegenomen Vraag haar even bevestiging van het b? richt, dat zij ook harerzijds het contract opzegt. V raag: Staat de arbeidswet toe, dat een kind, hetwelk de echool met vruoht heeft doorloopen en den leeftijd van der tien jaren nog niet heeft bereikt, werk ver richt in de eeD of andere werkplaats? Antwoord: Ja. V raag: Daar mijn vader oud van dagen is en gepensionneerd is door zijn fabriek en die fabriek verstrekt aan de nagelaten betrekkingen f 100 bij het overlijden van den pensioenfcrekker. Nu zijn er nog twee kin deren van mijn overleden broer, hebben die nu recht op een aandeel van die f 100, daar ik al zooveel jaren met mijn rader heb geleefd en duB minder weekgeld al die jaren heb ontvangen, omdat hij aan het fonds moest storten? Antwoord: Als gij zelf voor uw vo- der hebt gezorgd de laatste jaren, i» het billijk, dat gij de f 100 krijgt, doch spree* er eens over met de fabriek, voor het te laat is. Vraag: Ik ben twaalf jaren bij een eenigen heer, die mij zeer waardeert en mij ook dikwijls zegt, dat ik hem tot groo- ten steun bon, en dat dit in den tegen woordigen tijd weinig te vinden is, en tot mijn groote blijdschap en bemoediging word ven onderscheiden en tot het besluit ko men, dat er soms was grauws in ia". „Clem bewaarde het stilzwijgen. „Wij weten, dat wij rechtvaardig geoor deeld worden", ging Armstrong voort, „dus komt het er maar op aan, dat wij anderen rechtvaardig beoordeelen. En 't is een treurige waarheid, Clem, als ik zeg, dat hjj een zwart schaap in de kuddo 1b". „Ik hoop", tprak Clem, en hoe hij.zich ook zocht te bedwingen beefde rijn etern een weinig, „dat hij beter blijkt te rijn dan gij denkt. Job heeft mij gezegd, dat hij niet kon ontkennen in do laatste maand of twee een merkbare verandering ten goe de in hem bespeurd te hebben. Job nu is met hart en ziel tegen hein, dus is er wel wat waard© aan te hechten, als hij dat van hem zegt". „Welnu", hernam Armstrong, „God geve dat ik liefdeloos ben geweest. Ik verlang niets liever dan dat ik er berouw van heb. Maar nu over iet© anders. Houd een oog op den jonkman en rijn doen en laten hier". „Hier?" vroeg Clem, eenigszins ver baasd. „Ja, jongen, hier", antwoordde Arm strong. „Wilt ge mij vertellen, dat ge niet weet wat hij hier doet?" „Wat bedoelt gij met „hier"?" „Neen, maar dat gaat mijn verstand te boven", zeide de grijze man, met merk bare verbazing. „Weet ge niet, dot uw vader een compagnieschap met hem heeft aangegaan om een nieuwe mijn bij Tolly Hill End to ontginnen?" „Daar weet ik .niets vart", ontwoorr 'e Glom. „Vader spreekt nooit over zaken met mij. Maar ik dacht, -dat bij Tolly HiJ! mij een flink legaat en ameublement bo- loofd. Maar nu is mijn vraag hoe of ik vastigheid kan hebben, daar ik weet, dat er geen testament is, en er nog een zoon is. Als die heer plotseling sterft, krijg ik tooh niets, als het niet op zegel staat? Antwoord: Indien uw heer in een goede stemming is, zoudt'gij hem beleef delijk kunnen herinneren aan rijn belofte en hem het weer wordt nu zooveel beter verzoeken even bij een notaris aan te loopen om zijn testament te maken. V raag: Mag men een dienstmeisje dat gehuwd is van Mei tot Mei, haar chcnst met de zes weken opzeggen Zo blijft niet met Mei en ze heeft zóót leelijk met ons gedaan, door kwaadspreken, liegen, enz. Hebben wij ■nu hei recht -om haar nu nog eerder dan Mei dus over zes weken heen te laten gaan Antwoord: Waar het contract tot Mei loopt, kunt gij do dienstbod© niet eer der ontslaan. Doch indien rij op grove wijze haar plichten veronachtzaamt of grove beleedigingen uit, is dit een reden voor do delijk ontslag De beoordeeling van dit laatste is eventueel aan den rechter. V raag: Bij het opmaken van den in ventaris werd ons, erfgenamen, door den executeur medegedeeld, dat er nog een schuldbekentenis bestond, doch dat hij de ze aan den schuldenaar had afgegeven. Later deelde do executeur mede, dat hij van dien bewusten persoon een stuk ter inzage had gehad, hetwelk 'kwijtschelding van die schuldbekentenis bevatte. Nu is rnijD vraag, moeten wij, erfgenamen daar genoegen mee nemen en hebben wij niet het recht ook inzage daarvan te mogen hebben Wanneer wij eerstdaags opgeroepen wor den voor den notaris, kunnen wij dlan de erfenis weigeren op grond, dat ons allo bescheiden, betreffende de nalatenschap, niet zijn vertoond? Antwoord: De executeur moet reke ning en verantwoording doen en zal dua ook van de bewuste kwijtschelding wel melding maken onder overlegging van een afschrift. Overleg verder met den notaris. Vraag; De ongehuwde zuster mijner vorige vrouw drijft zelfstandig een y-qaV- Geen ouders, broers of zusters hebbende, is haar naaste familie dus ha-ar hertrouw de zwager en diens en dus ook Jiaar (over ledene) zusters kinderen, waarbij gehuwde. Wie moet nu, bij eventueel© ziekte, of stoornis in haar gee-stvermogena zoo 't noo dig is, handelend in haar zadk optreden, en vooral in laatstgenoemd ziektegeval welke weg moet er ongeslagen worden Antwoord: Elke bloedverwant is bo- voegd in dit geval de curateele bij de Recht bank aan te vragen. De curator zorgt dan verder voor de zaak. Wend u tot een procu reur. Betreft het alleen maar riekte dan kan uw zuster natuurlijk maatregelen trcfFen die zij zelf noodig acht. V r a a g: Er bestaat ©en blad in ous land waarin worden vermeld de verschillende fail lissementen en de uitdeelingslïjsten daar van met de nomen der crediteuren. Kunt U mij wellicht het adres van 't bureau van dat blad opgeven met den uaam van dit weekblad Antwoord: Wij kennen o. a. het blad „Themis", uitgegeven te 's-Gairenhage. Men meldt ons: Gelet op de vraag in nw blad van 90 Januari, omtrent N. Malthusianisme, dee- lon we u mede, dat er wel degelijk hier te stede een afdeeling bestaat, welke al reeds ovor de honderd leden telt. Het secretariaat is gevestigd Boisotkade 2 b; penningmeester is de heer D. van Leeuwen, Maredijk 6. Een geacht ingezetene schrijft, ons: In uw vragenrubriek van het Dagblad van Woensdag j.L, stond een vraag wat ©r aan huidziekte bij een hond te doen was, kom ik u mededeelen, dat mijn hond leed aan zware huidziekte, welke geheel genezen is door hem te wasschcn met „Cesarine", te verkrijgen bij J Bos Gz., te Weesp, Holland, welke u bij aanvraag allo gegevens en inlichtmgem geeft hoe den hond te behandelen; de zwaarste schurft geDecst door het gebruik van „Cesarine". End alles bouwgrond was. Ik ben er in een jaar of twee niet geweest, maar ik wist niet, dat daar ©en mijn was". „Zij rijn er aan 't graven", zeide Arm strong; „voor zooverre ik het begrijp, ifl het een onderzoek van een nieuw ontdekte schacht. Natuurlijk kan het een groote zaak worden, maar het kan ook wel slecht uitvallen". „Het zal wel goed zijn, als vader er de hand in heeft", hernam Clem. „Hij is zeer schrander en voorzichtig. Zijn zij alleen, of is er nog iemand anders in betrokken 1" „Ik héb gehoord, dat do oudo Round, de vader van Job, meedoet", antwoordde Armstrong. „In dat geval is de zaak sekuur", sprak Clem. „Yader en de oude heer Round rijn een paar mannen van zaken, zoo voor zichtig als er maar -in Castle Barfield te vinden zijn. Wat denkt Job er van?" „Ik heb er met bom niet over gespro ken", zeide Armstrong. „Maar ik ben hier niet gekomen om over niets anders dan onaangename onderwerpen te handelen. Wat hebt ge nn onderhanden? Ei!" naar den ezel ziende, waarop oen halfvoltooid landschap stoüd. „Dat is daar hij het park. Dat ken ik wel". „Hier is de schets, waarnaar ik het ge schilderd heb", zeide Clem, een portefeuille openslaande en er een teekeDing in water verf uit te voorschijn halende „Ja, ja", .hernam Armstrong, .zijn bril uit ©en houten brillenhuisje -nemende. „Dat is achtei- de Diergaarde. De beek neemt daar juist een bocht. Uw beukenboom ifl al heel natuurlijk". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 6