FEU ILL ET OM.
PERSOVERZICHT.
Vragen en Antwoorden.
pleegt te noemen achter menige „groo-
te spiegelruit1', bij lange na niet alles
„couleur de rose" is! De hoog geroemde
vóóruitgang van onze overigens goede sta-d
lijkt mij dan ook en het doet mij leed
het te moeten neerschrijven veeleer to
berusten op „uiterlijk praalvertoon" op
'n „fictie"; op 'n „utopia"
Waar moet dèt in den tegenwoordigen
tijd toch heen?"
Zeker, belasting moet er wezen'n
dwaas, die 't zou willen ontkennen. En de
vóóruitgang der stad, wie zou zulks niet
van ganseher harte toejuichen?
Doch als dit moet gaan ten koste van
een ontaarding in 'n „maar-raak-aanslaan"
in het bekende Leidsche „probeer-sy-
etoem" in 'n m. a. w. „het doel heiligt, de
middelen" als het „budget" er langs dien
weg en .,h tout prix" moet komen, da-n
is dat een verderfelijke en hoogelijk af
te keureD methode. Dhnfoei!en
bkh
En dat nog wel in het Land van de
Onafhankelijkheidsteesten'1..Maar dan
ook alle reden om te vreezen, met groote
vree ze, dat Lei don aldus voortgaan
de helaas wel 1 ij d e n zal blijven.
En niets zou mij meer spijten dan dót
Hoe men toentertijd dan ook in den
Raad met 'n „zwaarwichtig gelaat" en 'n
„verontrust harte" nog „bevreemdend"
durfde vreezen oves den weinigen vooruit
gang, van het -zielenaantal in deze
Gemeente, is mij niet alléén ten cenenmale
onverklaarbaar, maar zoo'n „speech" mag
eerder pleiten voor bijzondere „kortzichtig
heid" en met recht „de lof der sotheyt" in
top heet en.
En om nu niet het verwijt naar het hoofd
geslingerd te krijgen, dat het, o, zoo ge
makkelijk is, een zaak in 'n bespottelijk
daglicht te stellen, en dat er niets eenvou
diger is da-n maar a f te breken, wil ik ten
slotte, naar zwakke krachten trachten ook
Si steentje te helpen opbouwen, en wel
in den vorm van eenige bescheiden wen
ken.
De Gemeente Leiden zorge in de aller
eerste plaats de „Gegoeden" zóóveel moge
lijk inde stad te doen blijven.
Evenals het kleine Huisgezin (de Fa
miliekring), zoo boude het groote Huis
gezin (de Gemeente) goede rekening met
inkomsten en uitgavenmet baten en
schulden.
Men lette goed op de financiën men
boude rekening met de tijdsomstandighe
den, men denke vóóral aan de finaneieele
draagkracht van de Ingezetenen.
Leiden stello zich vóóral niet op één lijn
met Wereldsteden. Heusoh, daar is
de stad bij lange nk nóg niet rijp voor.
Haar „grootscheepsheid" zou haar a-ndeTS
wel eens leelijke en duTe parten kunnen
•pelen
Men st-eke wël van wal af, daar, waar
bet moet, mèg en k k n. Echter nimmer
ondoordacht, maarlangzaam en zeker.
Men geve zoo min mogelijk aanleiding
tot eventueel e ontevredenheid.
En bovenal, m-en zij op de Breestraat
vóóral niet „hooghartig", en niet lan
ger „doof" en „blind" voor gegronde op
en aanmerkingen van de zijde har er Bur
gers. Integendeel, men trekke daarvan
goed en duchtig profijt, tot wederzijdsch ge
noegen
En door geen kl t© groote „bokkenspron
gen" te maken, zal 't dón zachtkens aan 'n
„Leiden v r uit" I .werden. Terecht,
niets zou mij meer verheugen dan dótl
Intusschcn, ik ben recht benieuwd, hoe
mijn „Aanslagbiljetje" er in dit jaar weer
cal uitzien.
Met het oog hieTop en nu wij pas in be
gin „Sprokkelmaand" leven, wensch ik ook
mijn medeburgers-lotgenooten dienaangaan
de van harte nog 'n goed 1914 toe
Wie weèti
Nog eens dan„Altegaar blijdo ge
zichten" i
Nil desperandum.
A. J. VAN DEE REIJDEN.
RECJLA3JES 1472 6
40 C-9Dts per regel.
Ontstoken oogleden, puisten en uitslag,
voortkomende uit onregelmatigen stoelgang,
genezsn, zoodra men eern'se malen een glas
£'3iaaiy:ull Jsü.:s©s-bi4ÊetwaÉ<er 's morgons
op de nuchtere maag gedjODken heelt.
61
In Castle Barfield ging hij onder de
meer ontwikkelden vooi een wonder van j
knapheid door. Voor Armstrong vertaalde j
hij het Latijn, dat dezen in zijn algemeene
lectuur voorkwam, en do predikant, dio i
lang genoeg geleefd had om zijn ineesto
geleerdheid vergeten to zijn, achtte het nog
wel do moeite waard nu en dan een Bijbel
spreuk in den Griekschcn iek3t te bespre
ken met den eenige onder zijn gemeente
leden, dio ü-artoe den lust en de bevoegd-
beid had. Zelfs Clem's vader kwam er
eindelijk toe een soort van genoegen in
die onderscheidene bekwaamheden t-o vin
den en, wat zeer begrijpelijk was, zijn zood j
voor iets ongemeens te houden.
In de ruime, oudo woning waren genoeg j
kamers te missen, en een daarvan had do
kleine misvormde verzenmaker, schilder,
musicus en knutselaar in gebruik. Eén der
wanden was geheel bedekt met rijk voor
ziene boekenplanken; aan de eeno zijde
«tonden een piano en een schrijftafel, en
arn.de andere was een schildersezel opge- j
eteld. Bijna overal waren bloemen, die haar i
geuren door de kamer verspreidden, en an- j
clerc geuren, even frisch en aangenaam, j
kwamen door 'fc open venster binnen.Op dien J
schoorsteenmantel en de twee of drie tafels I
stonden miniatuur-borstbeelden, die her-
kenbare portretten van eenige van Clem's j
vw:nd?n varen. Job en Sara waren wel I
driemaal afgebeeld, en er was ook een j
o o zette!) pc kluchtige afbeelding van zijn
eigen gelaat en gestalte. Overal, waar er j
In het ,/rijdschriftvoorArinen-
zorg en Kinderbescherming"
bespreekt mr. J. P. II. Kroon het lot van de
arme zw ervers, naar aanleiding van de
mildere denkwijze tegenover de zwervers,
die in den laatsten tijd tot uiting is gekomen,
in het rapport van de Staatscommissie, in
gesteld voor het onderzoek naar de maat
regelen tegen landlooperij en bedelarij.
Op welke wijze kunnen de hoogere orga
nen, speciaal die Staat, de arme zwervers te
hulp komen De schrijver tracht die vraag te
beantwoorden door in de eerste plaats na
te gaan in hoever een verbetering in den
toestand der zwervers ware te brengen door
de plannen der Regering tot bestrijding der
landlooperij en bedelarij en een overzicht te
geven van de organisatie der zwerverever-
zorging in Dmtschland.
Hij constateert ten slotte, dat ten onzent
de armenzorg voor de zwervende armen te
kort schiet, daar de particuliere t-oevluchten
en kolonies niet alleen de geheel e zorg kan
nen dragen en de burgerlijke armenzorg der
gemeenten en armbesturen hierin niet voor
ziet; dat het niet mogelijk is door wetsver
andering te bewerken, dat laatstgenoemde
organen der armenzorg die taak voldoende
uitoefenen. Ik meen voorts, dat de uitvoe
ring der plannen van de. Staatscommissie,
ingesteld tot het beramen van maatregelen
ter bestrijding van bedelarij en landloop-rij
niet de gewenschte hulpverleening aan de
zwervers zou brengen; dat het wetsontwerp
in voorbereiding betreffende de be
stri j ding van bedelarij en landlooperij
voor zoover de recente uitlatingen van den
Minister van Justitie daarin een inzicht ge
ven, zou leiden óf tot een onvoldoende, óf
tot een voor de zwervers ongewenschte op
lossing van het zwervensvraagstuken dat
die oplossing alleen kan worden gezocht in
het tot-stand-brengen van een voor het gan-
sche land verbreide, eenvormige organisatie
met medewerking en finanmeelen steun van
den Staat, waarbij de zwervers algemeen
worden geholpen bij bet zoeken van werk of,
zoolang dit niet gelukt-, kost en onderdak
ontvangen tegen ernstigen arbeid. Deze or
ganisatie zal de zwervers niet onnoodig in
hun vrijheid moeten beperken en de gelegen
heid moeten geven, dat zij, zoo mogelijk,
werk vinden in hun eigen vak.
„De "Vaderlander" schrijft naar
aanleiding van het in de Tweede Kamer
gesprokene over lijkverbran-
d i d g het volgende:
In zake lijkverbranding stellen wij ons
geen partij. "Wij zijn noch voor- noch
tegenstanders; voor ons is dit eeD zaak
van de nablijvenden; die moeten weten,
wat hun piëteit tegenover den afgestorvene
voor eischen stelt; die moeten in wat ze
doen in deze zeker ook rekening honden
met de zienswijze, die de overledene bij
zijn leven daarover had; zij hebben vooral
er voer te waken, dat, wat ook geschiede,
begraving of verbranding, er geen twijfel
mogelijk is over het afsterven.
Wij verkeeren dus in het gunstig ge-
va], om deze zaak objectief onder de oogen
te zien. En dan zullen wij in de eerste
plaats de opmerking maken, dat het iede-
ren vrijzinnige moet stuiten, dat, wie in
Nederland het stoffelijk overschot van een
overledene aan de crematie wil overgeven,
gedwongen is er mede over de grenzen
te gaan, omdat in het vrije Nederland
daartoe de gelegenheid niet bestaat. Be
schamend is het voor ons, die zoo prat
gaan op onze vrijheid, dat in Pruisen de
lijkverbranding wel is toegestaan, dat treu
rende Nederlandsche bloedverwanten, die,
Hetzij uit eiger)* aandrift, hetzij op uitdruk
kelijk verzoek van den overledene, do ver
nietiging van zijn stoffelijk omhulsel wil
len bespoedigen, daarvoor buitenslands
moeten gaan, en nog wel naar Pruisen, dat
in Hollandschen mond de bsteekenis pleegt
te hebben van den Staat, waar maar
al te veel gemaszregelt wordt In zake lijk
verbranding doet zich -liet ongekende feit
voor, het is gelukkig de uitzondering,
die den regen bevestigt dat wie in
Nederland- do vrijheid zoekt, gedwongen
is over de grenzen te gaan, terwijl het op
zoo velerlei gebied onze rechtmatige trots
maar plaats voor was, waren de wanden
met schilderijen behangen, die, tot zelfs
de lijsten, eigen werk van Clem waren.
Hij zat alleen in zijn kamer en zag
eenigszins neerslachtig uit het venster, toen
hij de welbekende gedaante van Armstrong
in 't oog kreeg, die in de verte over de
velden aankwam. De grijze oude man
krukte, toen bij naderde, en Clem, die uit
het venster leunende zijn groet beant
woordde, verzocht hem binnen te komen.
„Ja, ja, jongen", zeide hij, „ik kwam
juist eens met u praten".
Hij wist daar in huis den weg, en de
keuken doorgaande, waar hij met do
knechts en meiden een woord van begroe
ting wisselde, liep hij de trap op en was
weldra hij Clem in de kamer.
„Mijn vrouw is gisteravond thuis geko
men", zeido hij, „met het bericht, dat ge
te ongesteld waart om bij Sara van de
partij te zijn. Er is in den winkel, ouder
gewoonte, niets te doen, en daarom, dacht
ik, moest ik eens Daar u komen zien".
„Ik ben vandaag vrij wel" .verklaarde
Clem. zijn best doende cm opgeruimd te
spreken. „Wat is er voor nieuws in Castle
Lö.; field V'
„Ik heb een paar dingen gehoord, die
mij niet recht bevallen", antwoordde de
Schot, en zijn schrander gelaat en zijn
grijze oogon teekenden eenige ongerust
heid.
„Zoo!" zeide Clem, een bloempot op
de vensterbank verzettende en met zijn rug
naar zijn bezoeker staande. „Wat is dat
dan wel?"
„Ten eerste", hernam Armstrong,
„kwam mijn vrouw thuis met een nieuw
tje, waarover ik niet op trnjn gemak hen.
is, dat, wie elders de vrijheid niet kon vin
den dio hij wenschte, zich haastte de Ne
derlandsche grenzen over te steken.
Over het vragen" van vr ij kaarten
voor het vervoer op de spoorwe
gen door Kamerleden schrijft „D e
Nieuwe Courant":
De gestrenge rechtvaardigheid, waarmede
de „Ni euweRotterdamecheGou-
r a n t" deze aanvraag als weinig minder dan
•een begin van corruptie aan den schandpaal
heeft genageld, achten wij zeer overdreven.
Dat Kamerleden zich door het aanvaarden
van een vrijkaart ook maar. eenigszins af
hankelijk zouden gevoelen van de spoorweg
maatschappijen, die deze verstrekken,
wordt volkomen uitgesloten-, ie. doordat bij
het verleenen van de vrijkaarten geenerlei
onderscheid -#ordt gemaakt findien 65 het
vragen worden er 100 beschikbaar gesteld);
2o. door de volledige openbaarheid van den
maatregel.
Het is een moreel© onmogelijkheid, dat een
spoorwegmaatschappij, eenmaal vrijkaarten
aan alle Kamerleden verstrekt hebbende, er
ooit toe zou kunnen overgaan deze in te
trekken voor één of meer van deze Kamer
leden, -die haar onwelvallige voorstellen
zouden doen of onaangename cri-
tiek leveren. De spoorwegdirectie, welke dat
deed, zou zich zoozeer blameeren, dat elke
kans op zulk een maatregel uitgesloten
schijnt.
Welnu indien dit als zeker mag worden
aangenomen, verdwijnt de laatste schijn
eener bedreiging van de onafhankelijkheid
der Kamerleden door de aanvaarding van
zulk een kaart. Die onafhankelijkheid heeft
trouwens waarlijk heel wat zwaardere be
proevingen van onderscheiden aard te door
staan dan die, aan welke liet aannemen van
een zoo rationeel hulpmiddel tot het uit
oefenen van zijn ambt als een spoorweg
kaart een publiek man blootstelt.
Immers, het is rationeel, dat aan Kamer
leden, vertegenwoordigers van „net geheel©
Nederlandsche volk", het verkeer door het
geheele land op alle wijzen wordt vergemak
kelijkt. Het is niet goed, dat persoonlijke
omstandigheden sommigen hunner in dat
verkeer belemmeren, anderen met. D aai om
meenen wij, dat er voor scrupules in dezen
geen plaats is en dat de rechtvaardigste en
onafhankelijkste onzer Volksvertegenwoor
digers met volkomen gerustheid den beleef
den groet van controleur en conducteur zal
kunnen in ontvangst nemen, wanneer hij de
zen op dë vraag om zijn kaartje antwoordt:
„Kamerlid
OPGAVE VAN PERSONEN, DIE ZICH
TE LEIDEN HEBBEN GEVESTIGD.
M. G. Philippi, Noordeinde 14a.
L. van Leeuwen, Stille Rijn 4, huis
houdster.
G. M. van der Ohijs, Zoeterwoudsche-
singel 48a.
E. J. C. Greven, Rapenburg 8, student.
B. I. Frijda, Middelweg 12, letterzetter.
H. A. van der Stok, Maresingel 31 a,
chauffeur.
C. van Noort, Hoogewoerd 8a.
H. God dijn en gezin. Nieuwsteeg 14, kleer
maker.
0. M. E. Delsasso, Korte Mare 23, lrin-
derj uffrouw.
J. de Bock, Boerhavcstraat 21a.
C. H. Dirks, Witte Piozenstra-at 12
J. Beumer, Nieuwe Rijn 119, arbeider.
A. F Biegelaar en gezin, Plantsoen 103.
J. J. Wintels, Breestraat 4950, kok.
J. H. Keyzer, Morschtraat 35, timmer
man.
A. G. Verboog, Hoogl.kerkohoorsteeg 11,
letterzetter.
G. W. Fris en gezin, Schelpenkade 42,
majoor der infanterie.
J. J. M. Steynen, Turfmarkt 6a.
H. van Wezen en gezin, Hermanstraat
9, bankwerker.
J. M. Schreuder en gezin, Hoogowoerd
114, tramboarnbte.
J. van Schravendijk e>n gezin, Zoeterw.
singel 55.
J. M. Noordijk en gezin, Ja-n-van-Hout-
ka-de 19a, rijksklerk.
M. O. Bosman, Jan-van-Goyenkade 14.
Th. Valeton, Oegstgeesterlaan 21, gep.
ambtenaar N.-Indië.
L. D. de Jager, Breestraat 69, dienstbode.
H. S. Marineman, Schelpenkade 44.
Ik heb als regel aangenomen mij zoo min
mogelijk met de zaken van mijn buren te
bemoeien, maar misschien hebt ge wel ge
hoord, dat Sara met dien jongen Aaron
Whittaker gaat trouwen?"
„Neen", zeide Clem, „dat het al zoo
ver was heb ik niet gehoord. Job is hier
veertien dagen geleden geweest, en toen
sprak hij er van, dat Aaron aanzoek om
zijn dochter bij hem had gedaan. Hij scheen
het niet goed te keuren, maar bij besloot
hem een jaar proeftijd te geven om zich
goed te gedragen".
„Dat is al heel vreemd 1" zeide Arm
strong. „Er leeft in Koningin Victoria's
gebied geen wonderlijker man dan Job.
Hij heeft den slechts mogelijken dunk van
dien jonkman. Hij mag hem niet luchten
of zien, en toch vergunt hij hem op zoo'n
wijze bij hem in huis voet te krijgen".
„Wat kon hij anders doen?" hernam
Clem. Hij keerde zich niet om, maar keek
nog uit het venster. Zijn gelaat was doods
bleek, doch zijn stem was vast en bedaard,
„'t Is een oud spreekwoord, dat de liefde
blind is, en daar schijnt veel waars in te
zijn. Ik heb van Job gehoord, dat de
jongelui hun zin op elkaar gezet hebben.
Zij houdt veel van hem, heeft Job mij ge
zegd. Tegenstand zou haar zeer ongelukkig
maken; en denkt gij, dat zij er bet billijke
van zou inzien1? En is het dan zoo zeker,
dat Whittaker zich niet evengoed kan ver
beteren als zoo menig ander jongmensch,
dat in zijn tijd wat los geleefd heeft?"
„Oordeelt niet, opdat gij niet geoor
deeld wordet", moge een zeer goede stel
regel zijn, maar ik hen niet zoo bevreesd
geoordeeld te worden, tLit ik geen wé! en
zwart in het menacheüjk karakter zou dur-
LiUprnken van het Kantongerecht
te Leiden.
De kantonrechter veroordeelde
Wegens dronkenschap J. B. te Leiden, tob
0.50 of 1 d.
Wegens to Noordwijk niet aanwezig heb
ben oen goede gemetselde rioleering P.
d. N. Jbzn. tot f 2 of 1 d. N. v. d. W. tob
f 2 of 1 d.H. W. tot f 2 of 1 d. j P. W. tot
H of 1 d. J. P. tot f 0.B0 of 1 d. W. H.
tot f 1 of 1 d. J. P. tot 1 of 1 d. H. K.
tot f 1 of 1 d.J. v. B. tot f 0.50 of 1 d.
C. v. d. W. tot f\ of 1 d. j J. v. D. tot 1
of 1 d. W. P. tot f I of ld.; J. P. tot
f 0.50 of 1 d. N. B. tot f 1 of 1 d. allen te
Noordwijk-aan-Zee.
Wegens rijden zonder licht Ph. E. V. te
Leiderdorp tot /2 of 2 d.A. v. d. M. te
Voorschoten tot f 0.50 of 1 week tuchteohool.
De kantonrechter sprak vrij A. T. te Lei
den beklaagd van schoolverzuim.
H. v. Z. te Katwijk, beklaagd van te snel
varen
Vraag: Zoudt u mij ook kunnen zeg
gen wanneer etn hoe laat of ik persoonlijk
terecht kan bij de Gedeputeerde Staten
en of ik daar persoonlijk terecht kan of
dat het per brief moet geschieden 1
Antwoord: De Commissaris der Ko
ningin in de Provincie Zuid-Holland geeft
audiëntie Zaterdags 10^ uur. Gedeputeer
de Staten vergaderen Maandags te 1 en
Donderdags te 11 uur in het Gebouw der
Prov. Griffie, Korte Voorhout, DeD Haag.
V raag: Kunt u mij ook zeggen, welke
dagen en hoe laat do „Batavier" van Rot
terdam naar Engeland vertrekt en waar
komt die aan, en heeft men daarvoor nog
papieren noodig ©d welke moeten dat dan
zijn
Antwoord: Te 4.30 mm. moet men
aan boord zijn, aan de Boompjes. Komt
aan, aan de Tilbury-dooks, vanwaar de
trein u brengt aan FeDchurchstreet-sta-
tion in het hart van de City, des morgens
te 8 uur. Als ge niet als tussckendeks-
passagier reist, hebt u geen speciale papde
ren noodig.
Vraag: Ik had vóór 1 Februari a.a
een dienstbode gehuurd en haar daarvoor
ook den godspenning gegeven. Door bijzon
der© omstandigheden: het kleiner worden
van mijn gezin, was ik genoodzaakt half
Januari haar af te zeggen. Gisteren ont
ving ik het bericht, dat zij zich, ingaande
1 Februari, reeds van een andere betrek
king had voorzien. Kan deze medcdeeling
worden beschouwd als een toestemming
harerzijds om de overeenkomst als opge
heven te beschouwen, of ben ik mijner
zijds tot het betalen van schadeloosstel
ling verplicht?
Antwoord: Het is billijk, dat onder
deze omstandigheden de wederzijdsche ver
plichtingen ophouden. D© dienstbode heeft
toch ook nog den godspenning meegenomen
Vraag haar even bevestiging van het b?
richt, dat zij ook harerzijds het contract
opzegt.
V raag: Staat de arbeidswet toe, dat
een kind, hetwelk de echool met vruoht
heeft doorloopen en den leeftijd van der
tien jaren nog niet heeft bereikt, werk ver
richt in de eeD of andere werkplaats?
Antwoord: Ja.
V raag: Daar mijn vader oud van dagen
is en gepensionneerd is door zijn fabriek
en die fabriek verstrekt aan de nagelaten
betrekkingen f 100 bij het overlijden van den
pensioenfcrekker. Nu zijn er nog twee kin
deren van mijn overleden broer, hebben die
nu recht op een aandeel van die f 100,
daar ik al zooveel jaren met mijn rader
heb geleefd en duB minder weekgeld al die
jaren heb ontvangen, omdat hij aan het
fonds moest storten?
Antwoord: Als gij zelf voor uw vo-
der hebt gezorgd de laatste jaren, i» het
billijk, dat gij de f 100 krijgt, doch spree*
er eens over met de fabriek, voor het te
laat is.
Vraag: Ik ben twaalf jaren bij een
eenigen heer, die mij zeer waardeert en
mij ook dikwijls zegt, dat ik hem tot groo-
ten steun bon, en dat dit in den tegen
woordigen tijd weinig te vinden is, en tot
mijn groote blijdschap en bemoediging word
ven onderscheiden en tot het besluit ko
men, dat er soms was grauws in ia".
„Clem bewaarde het stilzwijgen.
„Wij weten, dat wij rechtvaardig geoor
deeld worden", ging Armstrong voort,
„dus komt het er maar op aan, dat wij
anderen rechtvaardig beoordeelen. En 't is
een treurige waarheid, Clem, als ik zeg,
dat hjj een zwart schaap in de kuddo 1b".
„Ik hoop", tprak Clem, en hoe hij.zich
ook zocht te bedwingen beefde rijn etern
een weinig, „dat hij beter blijkt te rijn
dan gij denkt. Job heeft mij gezegd, dat
hij niet kon ontkennen in do laatste maand
of twee een merkbare verandering ten goe
de in hem bespeurd te hebben. Job nu
is met hart en ziel tegen hein, dus
is er wel wat waard© aan te hechten, als
hij dat van hem zegt".
„Welnu", hernam Armstrong, „God geve
dat ik liefdeloos ben geweest. Ik verlang
niets liever dan dat ik er berouw van heb.
Maar nu over iet© anders. Houd een oog
op den jonkman en rijn doen en laten
hier".
„Hier?" vroeg Clem, eenigszins ver
baasd.
„Ja, jongen, hier", antwoordde Arm
strong. „Wilt ge mij vertellen, dat ge niet
weet wat hij hier doet?"
„Wat bedoelt gij met „hier"?"
„Neen, maar dat gaat mijn verstand te
boven", zeide de grijze man, met merk
bare verbazing. „Weet ge niet, dot uw
vader een compagnieschap met hem heeft
aangegaan om een nieuwe mijn bij Tolly
Hill End to ontginnen?"
„Daar weet ik .niets vart", ontwoorr 'e
Glom. „Vader spreekt nooit over zaken
met mij. Maar ik dacht, -dat bij Tolly HiJ!
mij een flink legaat en ameublement bo-
loofd. Maar nu is mijn vraag hoe of ik
vastigheid kan hebben, daar ik weet, dat
er geen testament is, en er nog een zoon
is. Als die heer plotseling sterft, krijg ik
tooh niets, als het niet op zegel staat?
Antwoord: Indien uw heer in een
goede stemming is, zoudt'gij hem beleef
delijk kunnen herinneren aan rijn belofte
en hem het weer wordt nu zooveel beter
verzoeken even bij een notaris aan te
loopen om zijn testament te maken.
V raag: Mag men een dienstmeisje dat
gehuwd is van Mei tot Mei, haar chcnst met
de zes weken opzeggen Zo blijft niet met
Mei en ze heeft zóót leelijk met ons gedaan,
door kwaadspreken, liegen, enz. Hebben wij
■nu hei recht -om haar nu nog eerder dan Mei
dus over zes weken heen te laten gaan
Antwoord: Waar het contract tot
Mei loopt, kunt gij do dienstbod© niet eer
der ontslaan. Doch indien rij op grove wijze
haar plichten veronachtzaamt of grove
beleedigingen uit, is dit een reden voor do
delijk ontslag De beoordeeling van dit
laatste is eventueel aan den rechter.
V raag: Bij het opmaken van den in
ventaris werd ons, erfgenamen, door den
executeur medegedeeld, dat er nog een
schuldbekentenis bestond, doch dat hij de
ze aan den schuldenaar had afgegeven.
Later deelde do executeur mede, dat hij
van dien bewusten persoon een stuk ter
inzage had gehad, hetwelk 'kwijtschelding
van die schuldbekentenis bevatte.
Nu is rnijD vraag, moeten wij, erfgenamen
daar genoegen mee nemen en hebben wij
niet het recht ook inzage daarvan te mogen
hebben
Wanneer wij eerstdaags opgeroepen wor
den voor den notaris, kunnen wij dlan de
erfenis weigeren op grond, dat ons allo
bescheiden, betreffende de nalatenschap,
niet zijn vertoond?
Antwoord: De executeur moet reke
ning en verantwoording doen en zal dua
ook van de bewuste kwijtschelding wel
melding maken onder overlegging van een
afschrift. Overleg verder met den notaris.
Vraag; De ongehuwde zuster mijner
vorige vrouw drijft zelfstandig een y-qaV-
Geen ouders, broers of zusters hebbende,
is haar naaste familie dus ha-ar hertrouw
de zwager en diens en dus ook Jiaar (over
ledene) zusters kinderen, waarbij gehuwde.
Wie moet nu, bij eventueel© ziekte, of
stoornis in haar gee-stvermogena zoo 't noo
dig is, handelend in haar zadk optreden,
en vooral in laatstgenoemd ziektegeval
welke weg moet er ongeslagen worden
Antwoord: Elke bloedverwant is bo-
voegd in dit geval de curateele bij de Recht
bank aan te vragen. De curator zorgt dan
verder voor de zaak. Wend u tot een procu
reur.
Betreft het alleen maar riekte dan kan
uw zuster natuurlijk maatregelen trcfFen
die zij zelf noodig acht.
V r a a g: Er bestaat ©en blad in ous land
waarin worden vermeld de verschillende fail
lissementen en de uitdeelingslïjsten daar
van met de nomen der crediteuren. Kunt
U mij wellicht het adres van 't bureau van
dat blad opgeven met den uaam van dit
weekblad
Antwoord: Wij kennen o. a. het blad
„Themis", uitgegeven te 's-Gairenhage.
Men meldt ons:
Gelet op de vraag in nw blad van 90
Januari, omtrent N. Malthusianisme, dee-
lon we u mede, dat er wel degelijk hier
te stede een afdeeling bestaat, welke al
reeds ovor de honderd leden telt. Het
secretariaat is gevestigd Boisotkade 2 b;
penningmeester is de heer D. van Leeuwen,
Maredijk 6.
Een geacht ingezetene schrijft, ons:
In uw vragenrubriek van het Dagblad
van Woensdag j.L, stond een vraag wat
©r aan huidziekte bij een hond te doen
was, kom ik u mededeelen, dat mijn hond
leed aan zware huidziekte, welke geheel
genezen is door hem te wasschcn met
„Cesarine", te verkrijgen bij J Bos Gz.,
te Weesp, Holland, welke u bij aanvraag
allo gegevens en inlichtmgem geeft hoe den
hond te behandelen; de zwaarste schurft
geDecst door het gebruik van „Cesarine".
End alles bouwgrond was. Ik ben er in
een jaar of twee niet geweest, maar ik wist
niet, dat daar ©en mijn was".
„Zij rijn er aan 't graven", zeide Arm
strong; „voor zooverre ik het begrijp, ifl
het een onderzoek van een nieuw ontdekte
schacht. Natuurlijk kan het een groote
zaak worden, maar het kan ook wel slecht
uitvallen".
„Het zal wel goed zijn, als vader er de
hand in heeft", hernam Clem. „Hij is zeer
schrander en voorzichtig. Zijn zij alleen,
of is er nog iemand anders in betrokken 1"
„Ik héb gehoord, dat do oudo Round,
de vader van Job, meedoet", antwoordde
Armstrong.
„In dat geval is de zaak sekuur", sprak
Clem. „Yader en de oude heer Round rijn
een paar mannen van zaken, zoo voor
zichtig als er maar -in Castle Barfield te
vinden zijn. Wat denkt Job er van?"
„Ik heb er met bom niet over gespro
ken", zeide Armstrong. „Maar ik ben hier
niet gekomen om over niets anders dan
onaangename onderwerpen te handelen.
Wat hebt ge nn onderhanden? Ei!" naar
den ezel ziende, waarop oen halfvoltooid
landschap stoüd. „Dat is daar hij het park.
Dat ken ik wel".
„Hier is de schets, waarnaar ik het ge
schilderd heb", zeide Clem, een portefeuille
openslaande en er een teekeDing in water
verf uit te voorschijn halende
„Ja, ja", .hernam Armstrong, .zijn bril
uit ©en houten brillenhuisje -nemende. „Dat
is achtei- de Diergaarde. De beek neemt
daar juist een bocht. Uw beukenboom ifl
al heel natuurlijk".
(Wordt vervolgd).