VOOR DEJEUGD li-IDSCH DAGBIAD No. 16543. Woensdag1 4 Februari. Anno 1914a Twee daden van zelfverloochening. Theresa en haar poppen. Zooals je uit de geschiedenis bekend is, was Graaf Leycester, de beschermeling van Koningin Elisabeth, hier in ons land, zoo ongeveer van 15851587. Maar veel goeds bedreef deze landvoogd niet, integen deel hij stichtte zefs nogal kwaad In 15-56 lag Leycester met een leger van negen duizend man Engelschen en Neder landers in den omtrek van Arnhem. Hij belegerde Doesburg, dat dapper ver dedigd werd, maar zich eindelijk toch moest overgeven. Nu besloot hij Zutfen uit de handen der Spanjaarden te verlossen, maar Zutfen was een sterke stad en de Hertog van Par- ina liet zich maar niet alles door Leycester ontnemen, maar zorgde er voor, dat een groote voorraad} krijgsbehoeften en. eetwaren \h&ar de bedreigde stad werd gezonden. Dit kwam de Engelsche landvoogd to wet-en en onmiddellijk be- - sloot hij dat convooi op te lichten. On voorzichtig genoeg had hij er niet op ge rekend, dat de Spanjaarden -die belang rijke zending met. een goed aantal solda ten zouden dekken. Er waren er echter niet meer of min der dan drie duizend vijf honderd en al de Engelschen samen telden slechts 550 man ruiters en voetknechten Een der onderbevelhebbers van dit groepje was: Lord Philip Sydney. Die was voor zijn tijd een zeer geleerd man, die gedichten en tooneelspelen schreef. Maar hij was niet alleen een geleerde, ook een zéér dapper ridder. Vrees kende hij niet en liij durfde alles aan, wat in zijn oogen rechtvaardig en goed was 1 En als het op vechten aan kwam, dan wist men niet,, wat hij better hanteeren kon, de pen of het zwaard. Vreeselijk maaide hij nu ook met zijn zwaard onder de dichte gelederen van den vijandOp een oogenblik evenwel, zag hij dat Lord North, een oud Engelsch overste, ongeharnast ten strijde was getrokken en daar de generaal onmiddellijk begreep, dat geen nonchalance hiervan oorzaak was, maar eerder dat de overste zich dén tijd niet gegund had om zich behoorlijk ten strijde uit te rusten, daar hij ziek te bed gelegen had, deed hij zijn eigen dijstukken af en gaf clie aan Lord North. Zelve stond hij nu dus aan grooter ge vaar bloedt gewond te worden - en 't duur de dan ook niet lang of hij kreeg een mus ketkogel in bet liukerl>een even boven de knie. Mot tegenzin verwijderde hij zich uit het slaggewoel om zich te laten verbinden. Ter wijl men hiermede bezig was vroeg hij om wat water. Men bracht het hem in 'n veld- l'leseh, maar toen hij met graagto een paar teugen genomen had, zag hij een zwaar gewond soldaat, die met snakkende lippen naar de veldflesch keek. Hoewel er geen water meer voorhanden was riep de Lord ,,Hier man, drink jij dat wat-e-p! Jij bent erger gewond dan ik en je hebt het dus meer noodig 1" Met deze woorden reikte de edele held den armen man de flesch over hijzelve werd nu naar Arnhem vervoerd, waar hij onder behandeling kwam van een zeer be roemd geneesheer. Maar helaas de dood was er mee gemoeid; en gelaten stierf hij als een heldl Het was een warme dag in het midden van den zomer. De zon scheen helder in den ouderwetschèn tuin, waarin Theresa rond trippelde, rnet haai' grooten witten zonne hoed achter op haar rug hangend. ,,0, wat is het warm!" riep zij uit en ging op het kortgeknipte gras liggen onder de schaduw van een ouden kastanjeboom. The resa zat voor een oogenblikje stil, doch slechts voot één oogeiibhü zij keek naar. de bloemen, die haai- kopjes lieten harigen, ver langend naar een frisschen regendruppel. „Ik weet wat", zei zij en sprong op. „Ik ga den bloemen wat water geven". Het was, alsof deze verstonden, wat het kleine meisje zeizij richtten ten minste.haar kopjes op- en keken haar verlangend na, terwijl zij haar eigen gietertje ging halen. Zij hield dit onder de kraan, maar toen het half vol was, kwam er een vlinder aangevlo gen, die haar aandacht trok. Zij liet gieter en water in den stèek en rende -den vlinder achterna. Telkens als hij zich op een bloem neerzette, meende zij h^m te kunnen pakken, maar weg vloog de vlinderEindelijk zette hij zich op den rand van het gietertje- neer, alsof hij er Theresa aan wilde herinneren, dat zij den bloemen water zou geven. Maar Theresa was zoo boos, dat de vlin der haar telkens ontsnapt- was, dat zij niet verder naar hem omkeek en naar binnen ging. Zij ging naar het boekenrek, nam er een paar boeken uit, die zij opendeed en weer dichtsloeg. Eigenlijk wilde zij kattekwaad uitvoeren en haar oog viel op de marmeren pendule op den schoorsteenmantelZij rekte zich uit en kon toen net even de wijzerplaat bereiken, die zij wilde openmaken om de wijzers te verzetten. Daar kwam de kinder juffrouw binnen en toen die het warme, roode gezichtje van Theresa zag, stuurde zij haar gauw naar haar speelkamer om daar een uurtje uit te rusten. ,,Ik wil hier blijven!" zei ze pruilend. „Maar het is beter, als je eerst wat uitrust, meisjelief," hernam juf, „dan kan je weer doorspelen". „Ja, maar ik weet niet, wat ik spelen moet en ik wil ook niet weggaan „En je hebt je poppen daar, weet je wel ook die mooie pop die tante Marie laatst meebracht. Kom, wees nu eens een lief meis je", sprak juf en ging met Theresa naar boven. „Maar ik wil niet lief zijn, ik wil moeder zien" sprak Theresa koppig, terwijl zij de trap opstommelck'. „Nu, als je erg lief bent, mag je misschien ik beloof het niet vast vanavond even moeder zien". Zij traden de kinderkamer binnen, een flink, koel vertrek. Juf ging naar de kast en nam er een mooie, nieuwe pop uit. „Zie zoo, speel nu maar eens aardig, The resa", zei juf en kuste het kind, „en dan zal je iets prettigs zien". Maar het kleine meisje kon niet stil zit ten en had er niets geen pleizier in om met haar poppen te spelen. Zij pakte d»e nieuwe ling zoo onhandig beet, dat deze op den grond viel. Dat vond Theresa toch wel wat al te ergzij pakte haar op en wiegde haar in haar armen. Daar kreeg zij een invalzij zou schooltje spelen en haar leeren lezen. Zij sprong op, haalde een zacht kussen van de rustbank en zette er Marietje, de nieuwe pop, op. Toen kreeg zij drie- andere poppen uit do kast, waarvan er twee nog tamelijk netjes uit-zageD, maar de derde had maar één been. Theresa zette- deze arme pop maar op den grond, terwijl de andere aan weers zijden van Marietje mochten plaats nemen. Zij kreeg een prentenboek en de Jes begon. Theresa ging op het haardkleedje liggen ennzei „Spel eens: koek". „Ik zie wel, dat geen een van jullie het weet. Ik zal het je voordoen. K o e k Nu een ander woord: rood". Er heerschte een lang stilzwijgen en ein delijk zei Theresa met een slaperig st^emme- tje „li o d". „Neen, rood wordt gespeld r - o - o - d", piopte een fijn stommetje. Theresa keek verwonderd op. Zou haar wcnsch eindelijk vervuld zijn en de poppen kinderen spreken „Ik geloof dat zij een dom gansje is", zei em ander fijn ste-cmrietje. „Stel je voor dat zij ons les geeft", sprak een derde stemmetje. „Wat is da-t hier voor een huis?" vroeg Marietje do nieuwe pop, aan degene, die naast haar zat, die Theresa „Jenny" ge doopt had. „O, het is hier heel prettig", antwoordd" Jenny, „maar als juf er niet was, zouden wij al lang weg zijn, is het niet, Suze?" „Ja, dat geloof ik ook", sprak deze. „Weet je nog wel, dien versclirikkelijken nacht, dien wij in de kippenren doorbrachten,1 waar wij, zooals Theresa zei, kennis moes-' ten maken met den nieuwen haan. Zij ver-' gat ons er w::r uit te halen. O. ik beef nog, als ik daaraan denk „M at was ik bang voor dien haan", zei Jenny. „Vooral toen hij mijn oogen wou uit pikken". „Het spijt mij eigenlijk, dat ik hier ge komen bon", zei Marietje, „ik dacht, dat Theresa zoo'n lief meisje was". „O, maar zij kan soms heel aardig zijn", antwoordde Jenny, maar zij is zoo ver geetachtig. Een dag of wat geleden vond zij, dat wij er zoo vuil uitzagen en zij smeekte jut net zoo lang, tot die het goed vond, dat zij ons waschte. Zij kleedde ons allebei uit legde ons in het gras; toen wascht-e zij o-nze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 11