Een heldendaad.
Hoe Dominipe zich wreekte.
Anekdoten.
Nieuwe Raadsels.
Wanneer een van jelui in het boscli komt,
groet dan dio dankbare mierenmama's en
bijen van mij. Dc tobbe met bramensap
staat dicht bijNeen, dat zeg ik jelui
niet. Anders zon een van jelui het in don
zin krijgen, om er heen to gaan en dan
er in vallen en daar ik zeker weet, dat jo
geen leege hoofdjes hebt zou je verdrin
ken.
„Vaarwel, zusterlief. Zoo gauw als de
•neeuwschoenen mij zullen dragen, kom ik
bij je terug om je goede tijding van jo man
te brengen".
,,Doe dat, Sergius, en zeg hem, dat TK
niet bevreesd ben en in allen gevalle van
avond met hem mee zal gaan".
,,St, Catherina!" hernam Sergius fluiste
rend, „denk er aan, dat muren soms ooren
hebben. Ga gauw weer naar den haard to-
rug, want ik moet weg".
„En het kleintje huilt", sprak Catherina.
en ging vlug naar binnen.
De slanke, jonge Rus, geheel in een bon
ten pels gehuld, deed zijn sneeuwschoenon
aan, pakte zijn geweer beet en begaf zich op
weg. Met vosten stap liep hij over de glin
sterende sneeuw en liet zich niet afschrik
ken door don ijskouden wind, die hem tus-
schenbeido don adem benam. Na een kwar
tier zoo doorgestapt te hebben, bereikte hij
een donker dennenbosch, waarin het wemel
de van wild. Een uur lang liep hij in de
«chaduw der sombero hoornen voort, totdat
hij een heuvel bereikte, waarbij hij stil
stond en het geluid nabootste van een hout
snip, zooals alleen een ervaren jager dat
kan doen. Daarop wachtte hij eenige oogen-
blikkcnspoedig hoorde hij een antwoord
op zijn kreet en even later kwam er een
jonge man met een vermagord gezicht to
voorschijn. Sergius liep snel naar hem toe
en beiden verdwenen in een hól, dat de na
tuur zoo goed verborgen had, dat het voor
do meeste mensclion onopgemerkt bleef.
„Jo brengt mij goed nieuws, Sergius, dat
sio ik aan je gezicht I" riep do jonge mau
uit.
„Dat is zoo, Michaël. Ons plan om te
▼luchten is kant en klaar en als God wil,
sal Siberië jo nooit te-zien krijgen."
„En mijn vrouw cn dc kleine OlgaT'
„Dio zijn in ons plan bogrepen."
„Vertel mij alles, Sergius, ik ben zoo be
nieuwd naar goede tijding. Ik kan jo niet
zoggen, hoe blij ik ben, dat ik aan den troep
bannelingen, op weg naar Siberië, heb kun-
FEUILLETON.
Ij
Eloi de Martiqucs cn Dominique Dusor-
bier waren te Marseille geboren onder de
regeering van Lodcwijk XV, in 1861.
Eloi behoorde tot een verarmde oud
adellijke familie. Het was dus een armoe
dig gezin, waar schraalhans keukenmeester
was.
Als eenige bediende hadden ze een
knecht, Bourdon gehceten, dio de familie
zoo trouw en eerlijk diende, dat het in de
omgeving als het ware een soort spreek
wijze was geworden, om te zeggen: „Zoo
trouw als Bourdon".
Niet ver van de woning dier adellijke
luidj es, die echter in een achteraf-buurfcje
was gelegen, woonde ook een zekere
Dominique Dusorbier, wiens vader in oud
roest handelde.
Rijk werdt je nu bepaald niet met dezen
handel, maar toch was Vader Dominique
er in geslaagd, een heel fondsjo bijeen te
garen, in een oude kaas, die hij zorgvuldig
achter een kast bewaarde.
Deze zuinige koopman wilde zijn zoontje
*p z'n achtste jaar naar school zenden.
Hij dacht er over om hem maar aan een
priester toe te vertrouwen, die niets vroeg
▼oor deze leiding, daar hij toch een an-
non ontsnappen. Ik voel mij daardoor sterk
genoeg om de grootsto gevaren het hoofd
te bicden. Jo weet niet, hoe verschrikkelijk
het is, maanden achtereen onschuldig ge-
vangen te zitten 1"
„Ik ben overtuigd van je onschuld, boste
Michael, maar dat helpt niet veel. Jo hebt
namelijk den naam van oproermaker val-
schelijk gekregen en dien raak je niet meer
kwijt."
„Vortol mij nu eerns do plannen, Ser
gius."
„Zoo gauw mogelijk moeten wij zien te
vluchten naar de zeekust. De winter is aan
staande en bovendien zou je eindelijk wel in
dit hol kunnen ontdekt worden."
„En jij zou ook gevaar loopen, als ik
gepakt word. Jo weet wel, dat zij, die een
ontsnapten gevangene schuilplaats en voed
sel verleonen, ter dood gebracht worden.
Hoe zal ik je ooit kunnen vergelden,-wat je
voor mij gedaan hebt?"
„Spreek daarover niet", zei Sergius,
„maar luister goed naar mijvorberg jo
tegen een uur of acht in dit dennenbosch
dan kom ik met de slee hier voorbij, waarin
Catherina en 't kleintje zullen zitten. Mijn
paard is sterk en vlug en in een uur zullen
wij de kust bereikt hebben. Ik heb gezorgd,
dat een mijner vertrouwbare bedienden mot
een boot gereed ligt, die jo naar het stoom
schip zal brengen. Tegen middernacht ben
jo met vrouw cn kind veilig en wel op weg
naar Amerika."
„Dank jo, vriend", was bet eenige, dab
Michaël kon zeggen.
„Denk or dus aan, ik zal hier zijn, tegen
dat dc maan opkomt."
En weg was Sergius, naar de vrouw toe,
die met ongeduld op hem wachtte.
Do uren kropen voorbij voor Michaël
eindelijk ging do zon ondor en het werd nog
donkerder in het sombero boseh. Michaël
kon zijn ongeduld niet langer bedwingen en
verborg zich lang vóór acht uur, tusschen
de boomen en luisterde aandachtig, of hij
niet het welkome geluid van do sledcbellen
kon hooren, het geluid, dat hem vrouw
kind cn do vrijheid bracht. Daar hoorde hij
het gerinkel eindelijk, maar ook het lang
gerekte gehuil van een hongerigon wolf. Do
slee kwam aangevlogen en het paard stond
bijna op de achterpootten door de kracht
waarmee Sergius het tot staan bracht. Tn
een oogwenk wipte Michaël in de slee,
naast vrouw en kind, dio hij hartelijk om
helsde.
Mijlen vloog de slede voort, zonder dat
één der inzittonden ccn woord sprak, zóó
vervuld was iedereen, met de gedachte aan
deren leerling van gelijken leeftijd had,
die wèl een kleinigheid betaalde, Eloi de
Martiques.
Het tweetal was dus wel een 4 jt 5 uur
per dag samenvéél ijver bij do studie
hadden ze niet, en ze profiteerden dus niet
zoo heel veel van het onderwijs. Niet zoo
dra waren ze vrij, of ze liepen langs do
haven waar ze dan bleven, tot de duister
nis was ingevallen cn waar ze altijd met
liet grootste genoegen van de zee bleven
genieten. Want daar voelden zo ieder
evenveel voor, ofschoon anders dc smaken
nogal uiteenliepen en do beide jongens
dus niet veel punten van overeenstemming
hadden. Ze verdroegen elkaar; meer kan
cr niet gezegd worden.
En dit was ook zéér verklaarbaar, als
we ons maar even wat meer verdiepen in
de omstandigheden. Eloi was trotsch op
zijn oud-adellijken afkomst, ofschoon hij
in zijn hart een goede jongen was. Maar
hij nam nu eenmaal een wat beschermen
den toon aan tegenover den zoon van den
„oud-roest"dat zat hem als ;t ware in
het bloed. Die van zijn kant kon wel eens
wat heel ruw uitvallen tegenover den
hoogmoedige» kameraad, ofschoon zijn
woorden voel grover klonken, dan de eigen
lijke bedoeling was. En wat dan nog in
niet geringe mate bijdroeg tot hun ver
wijdering, dat was de verschillende op
vatting die zij hadden omtrent het leven
ter zee: De jonge De Martiniqucs sprak
slechts van zeeslagen, aanrandingen, die
don afloop van den rit. Opeens koken do
beide mannen elkaar veel beteekenond aau
en Michaël zei rustig:
„Geef mij je geweer, Sergius.
Deze spoorde het paard aan en riep uit
„Wij zijn verloren! Ik heb geen geweer
bij mij en do wolven zijn al dicht bij ons.
Dewolven? vroeg Catherina angstig en
drukte het kleintje dichter tegen >ich aan.
Eon langgerekt gehuil was het antwoord op
deze vraag.
Ik zal hun dit toewerpen, sprak Michael
en greep den reisdeken. Het. zaJ hen eer.
oogenblik ophouden, terwijl zij het in stuk
kon scheuren.
Voort, Sultan! Voort!
Maar het paard bohoefdc niet aangezet
to wordenhet begreep, dat het gevaar
groot was. Het landschap scheen hen voor
bij te vliegen, zóó joeg de slee over do
sneeuwvlakte.
Oriep Sergius wanhopig uit toen de
bende wolven weer kwam aanrennen. Zij
waren duidelijk te zien in het heldere-
maanlicht.
Kom op mijn plaats zitten, zoi hij en gaf
Michaël de teugels in handen. Van hier tot
do kust is het nu nóg een kwartier rijdens-
ongeveer.
Wat ga je doen? vroeg Michaël ongerust.
Rijd door en kijk niet omwas het kalmo)
antwoord. Ik zal de bende tegenhouden cn
I jo allen trachten te redden.
Juist op dat oogcilblik sprong de aanvoer-,
dor dor wolvo tegen don kop van het paard'
op. Maar Sultan gaf hem zoo'n krachtige^
trap, dat hij achterover in de sneeuw tui-(
molde. Sergius sprong uit do slee, trok een
groot jagersmes uit zijn gordel en stond
zonder een woord to spreken te midden
van den troop huilende wolven.
Woest van angst cn voelend dat do slee
veel lichter was dan even te voren, "joeg'
Sultan voort en luisterde niet meer naar dei
woorden van Michaël.
Deze was in de grootste angst over het
lot van vrouw en kind en ovpr dat van den
dapperen Sergius. Bij een bocht van don
weg zag hij zijn vriend staan, omringd door;
de wolven, hét mes in de hoogte, gereed"
om toe te stooten.
Een angstkreet ontsnapte hem, nar^s^
hem lag Caharina half bewusteloos achter
over geleund, terwijl het kleintje zachtjes»
kreunde.
Steeds vlugger liep het paard. De sl^o
schoot voorbij een troep Kozakken, die
zelf ook den weg afrenden, waarschijnlijk,
ook om aan do wolven to ontkomen. Mi-i
roemrijk weerstaan werden; kortom hij
was in gedachten al admiraal aan boord
van een groot oorlogschip.
Maar Dominique dacht slechts aan han
del; hij wildo daarginds, in verre landen
een factorij stichten, en er waren halen,
die hij in zijn vaderland weer heel duur
aan den man zou kunnen brengen, en waar
hij dus „goed geld" mee zou kunnen ver
dienen.
Waren zo nu wat ouder geweest, dan
hadden ze wel degelijk ingezien, dat je
je ieder op je manier kunt verdienstelijk
makenmaar nu waren zc nog zóó on
ervaren, dat ze ieder hun eigen opvatting
voor de eenig ware hielden en spotten met
eikaars plannen.
Zoo gingen ze als het ware altijd op
gospannen voot met elkander omToen
nu Dominique Dusorbier zoo al zachtjes
aan zijn twintigste jaar bereikt had,
kreeg bij van zijn vader toestemming om
zich in te 6chcpen, ten einde handel to
gaan drijven op den Levant. Je weet
toch welhieronder verstaan we de steden
van Klein-Azie.
Het spreekt vanzelf, dat dit besluit den.
armen vader heel wat gekost had, maar
hij ^ritte het noodzakelijk voor zijn zoon,
om in de wereld vooruit te komen. Meni-
gon nacht had hij wakker gelegen, steeds
tobbende over do gevaren, die de arme
jongen misschien liepWant het knoei
de van zeeroovers aan do kusten van
Noord-Afrika, die do scheepsbcvolking dan
chaël riep hun toe zijn vriend tc gaan hei
pon. maar voor hij kon weten, of zij hom
bogrepen hadden, was de troep uit het oog
▼erdwoncn.
Hij wist zeker, dat zij tc laat zouden ko
men om zijn dapperen vriend bij tc staan.
Voort, voort joeg dc sloc. Michaël had
geen begrip van tijd en afstand. Als in een
droom merkte hij, dat het paard zijn \aart
verminderde en eindelijk stil stond. Een
man, in een berenvel gehuld, hield do teu
gels vast. Als in een droom tilde Michaël
vrouw en kind uit de slee en bracht hen
naar dc boot, zonder een woord te zeggen.
Later herinnerde hij zich vaag een stem te
hebben hooren zeggen „Vaarwel, vader
tje", God zij met u 1" Ook dacht hij later
er nog aan, hoe hij naar een groot, don
ker voorwerp mot hier en daar een glin
sterend licht was geroeid Verder wist
hij niets meer.
Toen hij weer tot bewustzijn kwam, lag
hij in een hut en boog Catherina zich over
hem heen. Nu eerst begreep hij, dat hij
vrij was, ja vrij, maar ten koste van zijn
besten vriend
Zijn vrouw scheen zijn onuitgesproken
gedachte te raden, want zij zei
„En Sergius is gered, manlief! De Ko
zakken hebben de-vvolven verslagen en heb
ben hem naar Iwans hut gebracht, waar
hij, hoewel gewond, nu buiten alle gevaar
is! Even vóór wij aan boord van dc stoom
boot gingen, kwam cr een man aangeloo-
pen, die ons dat bericht bracht.
Deze woorden gaven Michaël zijn rust
torug en nu eerst kon Hij ten volle vau
de gedachte genieten in Amerika met
vrouw cn kind een nieuw leven to begin
nen.
De lamp der verzoening.
In het paleis van don „Doge van Vene
tië" werd voor rekening van mogelijk on
voorzichtige rechters een lamp opgehangen
en dag cn nacht brandendo gehouden, de
zoogenaamde „Lamp der Verzoening", die
oen blijvende vermaning moest zijn om voor
zichtig te wezen, opdat geen onschuldige
C£>it meer zou worden getroffen 1 Er moest
n.l. eens te Venetië een bakker ter dood
veroordeeld zijn geworden, die later bleek
onschuldig te zijn geweest. Van dien tijd
af, kwam er altijd bij een rechtszitting met
statigen tred een man binnen, die, na voor
de rechters een buiging gemaakt tc heb
ben, met luider stemme riep: „Denkt aan
den bakker!"
ongenadig kon toetakelen, de waren in de
wacht sleepten en de matrozen in den re
gel als slaven verkochten. Dien tijd aan
boord van hot zeerooverschip was natuur
lijk een ware verschrikking! Maar hij wilde
er nu maar het beste van hopen en had zelfs
zijn spaarduitjes aangesproken, om zijn
zoon nog ccn goeden voorraad waren mee
'te geven, die hij dan voor eigen rekening
zou kunnen verkoopen. Toen alles aan
boord van dc Saint-Etienne gedragen was
scheepte ons jongmensch zich op een goe
den Maandag in dc maand Juni in, terwijl
zijn vader dacht, dat hij wel niet den moed
zou hebben om zijn zoon heclemaal aan
boord van het schip te vergezellen.
Halverwege gekomen omhelsde hij hem
dus hartelijk en maakte toen, dat hij een
donker steegje inkwam, opdat de men-
schen niet zouden zien hoezeer dit afscheid
hem aangreep.
En ziet daar: niet zoodra was Dominique
op de kade, of daar hadt jo voorwaar Eloi
de Martiniques, die hij in geen vier of vijf
weken gezien had.
„Geluk in 't varen, kerel", riep Eloi
hem al van verre toe.
„Weet je dan, dat ik ga varen?"
„Zeker, dat heb ik al van de buren ver
nomen
„Zoo, dan benijdt je me zeker wel?"
Als eonig antwoord gooide Eloi zijn jas
open en vertoonde zijn uniform van zee
officier.
Indisciiö wijze van rechtspreken.
Het is bekend, dat bij grooten schrik
mond en keel op eenmaal kurkdroog wor
den. Dc practischc Indische priesters maak
ten van dit verschijnsel gebruik bij hun
rechtspraak. Waren er n.l. eenigen, als
verdacht van een misdaad, voor hun recht-
stocl gebracht, dan lieten zij die allen een
mondvol rijst nemen. Het voedsel mocht
echter niet gekauwd en doorgeslikt wor
den, maar na een tijdje moesten zij de in
gekregen massa op een bordje uitspuwen
en als de rij§t dan goed vochtig was, zat de
persoon, die ze binnenkreeg, volstrekt niet
in angst en kon dus gerust als onschuldig
weggestuurd worden. In het tegenoverge
steld geval moest de rechtzaak ten opzichte
van den bewusten persoon nogmaals onder
zocht worden.
Ingez. door W. Plan je.
„Jantje", zei de vader, „ik geloof, ge
krijgt eerstdaags nog een broertje, of wilt
ge liever een zusje hebben?"
„Och," zegt Jantje, „als het moeder het-
zelfdo is, heb ik liever ccn hobbelpaard."
Ingez. door„Aboekhiva".
Een kindervriend plukt pruimen in zijo
tuin.
„Hier", zegt hij tot een jongen, dio er
naar staat te kijken, „heb jo tien pruimen
en hier nog vijf. Hoovccl heb je er nu?"
„Dertig", antwoordt do jongen.
„Zoo? Tien en vijf is toch maar vijftien."
Do jongen: „Vijftien had ik er zelf al
geplukt."
Ingez. door: „Broer cn Zus."
De hoofdzaak.
Onderwijzer„Wat is do hoofdzaak bij
een militaire begrafenis?"
Recruut: „Dat dc militair dood is."
Ingez. door: Anthonia v. d. Rijst.
Hoogonderwijs.
Wimpio: „Papa, zitten do leerlingen in
dezo school in do boomen?"
„Hoo dat zoo jongen?"
Wirupic: „Onulat or staat: Hier wordt
in allo takken ouderwijs gegeven."
„Ken je dat?" vroeg hij, hoogmoedig
glimlachend.
„Natuurlijk 1"
„Eergisteren viel mij deze eer te beurt.
Vader heeft er voor mij aan hot hof om
gesolliciteerd en zoodra de koning maar
onzen naam hoordo, heeft hij mij onmiddel
lijk mijn aanstelling gegeven. Ik ga nu
dienst nemen op een galei: „l'Immaculée".
Binnen drie dagen gaan wij onder zeil om
de kapers eens flink tc tuchtigen, die de
omgeving hier zoo omeilig maken en waar
jij bijvoorbeeld nog last genoeg van kunt
hebben. Oordeel nu zelve maar of ik je
nog benijd 1"
,,Ik zou anders niet weten waarom",
antwoordde Dominique. „Ik voel mij in
mijn groven pijjekker misschien op zijn
minst zoo gelukkig als jij in je fijne la-
kcnsche!"
„En als ik dan al niet gelukkiger mocht
zijn, dan zal ik ine toch ten minste toch
meer verdienstelijk weten te maken
„Zoo? Tegenover wien dan al zoo?"
„Wel, tegenover het vaderland en tegen
over jullie, arme stakkers".
„Wij zullen heusch ons zeiven wel kun
nen redden, mooie mijnheer!"
„En hoe dan wel?"
„Wij hebben irnrners een paar armen
aan het lijf, net zoo goed als jullie!"
„Jawel, jawel, maar ongelukkig is een
koopvaardijschip niet op een gevecht be
rekend 1"
Moeder„O. Willem, ondeugende jon
gen, nou heb jo weer gevochten en nou bef
je fcwco tanden kwijt."
Willem„Neen, moedor, ik ben ze nie#
kwijt. Ik heb zc in mijn zak."
Ingez. doorLaurens Sega&r.
Vegetariër (in een boseh aan den oever
van een beekje ligt te rusten;„Ik z&a
thans den homel op aarde hebben, als mij
niet altijd de gedachte kwelde, dat ik zelf..,
van vleesch en bloed ben."
Verkeerd begrepen.
Een boer komt op het postkantoor. Ho«-
veul kost't om vieftug guldens aan dufc
addres te sturen vraagt hij
Twintig cent.
Da's nie veul, da hoi ze.
En de vijftig gulden?
ZóóMo'k die er bai doen. Dan stuur ilp
liever niks niemendal.
Ingez. door: „Piet Hein".
I.
Mijn goheel is een ambacht.
7, 8, 9 wordt van honig gemaakt.
7, 3, 3, 2 is een rivier in Nederland
1, 13, 13, 2 is een kleur.
6, 5, 1, 5, 6 is een getal.
10, 11, 12, 3, 14 is een gedroogde visch.
4 is do laatste letter van 't alphabet*
Ingez. door„Silvia".
IL
Mijn geheel bestaat uit 9 lettefi eo it c«b
stad.
2, 7, 2 is een stuk speelgoed.
1, 2, 2, 3, 4 is een vrucht.
5, 6, 8, 1 is een meisjesnaam.
5, 3, 9 is een boom.
2, 3, 3, 3 is een vrucht.
IngOT. door„Begonia",
ffHL 'l'/
In elke gemeente wordt ik met 18 letter»
geschreven.
4, 5, 6, 9 lcoft op de Alpen.
1, 2, 8, 11, 9, 10 is een riviertje in Over-
ijsol.
2, 2, 12 is een deel van den dag.
G, 7, 11, 3 is een water.
9, 10, 8, 12 is een hemellichaam.
„Dat neemt niet weg, dat ik mij bes$
zou weten te redden, als het zoo vee
kwam; dat vei-zeker ik je!"
„Wat een bluf!"
„Bluffeu doe jij altijd
Gelukkig luidde er op dit oogenblik nefc
oen bel, die de passagiers van de Saint-
Etienne aan boord riep. Dominique had
dit sein dus slechts te gehoorzamen en een
paar uur later had hij geheel de kust uitj
het oog verloren.
De eerste vijf dagen was dc reis niet
voorspoedig: er was totaal geen wind en
het zeilschip kwam dus niet vooruit, maar
don zesden dag stak or een fikschen bric*
op.
De kapitein stond maar voortdurend op
den uitkijk en Dominique hield zich daar
zoo wat in den omtrek, zoodat hij dus
evengoed eon rank vaartuigje zag nader-
ren, dat licht, als een zwaluw over lu t wa
tervlak scheerde, en recht op de Saint-
Eticnue afstuurde.
„Ziet ii dat kapitein?"
„Jazeker I liet is ecu korvet van Mes
sina. dat koers zet naar Marseille of Tou
lon".
--Zoo Maar dat korvet heeft dan geen
vlag?"
„Die zal ie, te on2er eere hebben ge'
streken".
„Ik mag het lijden! Maar ik geloof, dat
ik gewapende luidjes zie, daar op het
l (Wordt vervolgd).