Oplossingen der Raadsels.
goede oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
Woensdag* 1 Januari.
No. 16524.
Anno 1914.
Van den dommen Pieterman en
het verstandige Marietje.
i.
NellioAnnaJans—MarieMina.
IX.
Sappenneer.
III.
Zoo de waard is, vertrouwt hij rijn gasten.
A. Kors, „Geranium", „Zonnebloem",
Marie MeyeT, „Aviateur", „Asechepoet-
ster", „Pareltje", „Beertje", „RésidaV,
„Lafciruc", A. Kuivcnhoven, „De vier
Vriendinnetjes", „Fuchsia", „kleine
Koeteier", „Dierenvricndinnctje", Nico
Kop, Annie Zitman, „Paarse Aster",
„Titia", „Acrobaat", Saartje Horree,
>rKobijotje", - „Kerstroos", „Bruinoogje",
>rRietvinicjo", „De twee J's", „Kaarten-
boer", T. en A. v. d. Rwast, Betsie en
Arie Anneeae, „Bruine Eva", Mien v. d.
Ham, J. t. d. Ham, A. van Bossen, Tine
Schepper, „M06", Jac. Laman, „Wilgen
roosje", Lodewijk en Hendrika Laoourt,
„Pottebakstertje", Ario Sega ar, Lau
rens Segaar, M. Engels, Levina van V eg-
gel, Henri van Veggel, Alardus Jansen,
Nieo Moonen, „Wandelende Takjes",
,J3e kleine Pianist", „Onderofficier",
Anna den Holder, „De kleine Smid", „Bo
en Flirweoltjo", J. Galjaard, Petronolla
«n Sophie van der Born, „Joppie", „Krui-
demevfcje", Marie v. d. Burgh, Frans du
Pon, Th. d. Burgh, Dirk W. van Leeu-
fxreai, Joh. Waasdorp, W« F. Lefeber,
^Bruintje", „Eekhoorntje", „Klein Toos-
je", Behsie Righart v. Gelder, Liesboth
Overdtrin, R. en P. Kooien, Willem v. d.
Zwart, M. G. A. van der Zwart, Jacob v.
d. Reyden, „De kleine Tuinman",
^Aboekhiva.", „Bosohviooltje", Annie en
Betsie Jansen, Gerritje en Annie Duyster,
JacoboB Guley, Siontjo en Mina ter
Steoge, Jeannette Pel, Hendrika v. d.
Wee, „De kleine Bloemist", „Zilver&ehoon-
tje", J. J. Lankhorst, „Kerstboompje",
>3akkörmnetje", Jo Eggink, „Silvia",
jC. L. Janssen, Koos v. Leeuwen, H. Tu-
Benhout, K. Burgy, H. Driessen, „Dc klei-
Bö Winkelier", Gerrrit Boter, H. Boter,
^Tulpje", Alida en Suze Rotteveel, I. Tu-
resihoot, „Treurwilg", „Dierenvriendin-
A. vam Koeken te Alphen aan den
JUjn.
Klazina v. d. Plas te Kafc'wijk-aan-
Zec.
Klaae Hulebos fce Lisse.
Johanna Doorneveld te Noordwijk-
a a n-Z e e.
Wim Flim te Oogetgeest.
Jan6 Mulder te Oudshoorn.
Jan van Egmond, Johanna van Egmond,
Willem van Egmond, Agatha. v. d. Vijver,
Catrina Oudwater allen te Rijnsburg.
Francina Scheen, Nelly Honig. Corne
lia Honig, Marie Zonneveld allen tc
Voorschoten.
W. G. Henke, Marie van der Loo, Jo
Buitelaar, „De kleine Vliegenier" allen
te Wassenaar.
„Orchidee", Flora Parley liet, Flora J.
cn Wilhelmina C. Par lev li et, W. dc Jong
allen te Zoetcrwoude.
Prijzen vielen ten deel aanN. Anes
en D. Sohrijnder te Leiden en Wim
Flim te Oegstgeest.
„A v i a t e u r". Ik houd mij recht gaar
ne voor uw bijdragon aanbevolen. Nu, 't je
zoo weinig moeite- kost om anecdotes te
verzamelen, rnoet jc maar flink inzenden.
„G o u d v i li" .Met veel genoegen
verneem ik uit je lief briefje, dat je in
het af geloop en jaar recht genoten hebt van
den inhoud van ons blaadje, en onder dank
zegging voor jo wenschen. bied ik je we-
derkeerig de mijne aan.
,,M o.s" Als jo Mevrouw Wcnsma
sprookjes hebt hoor en vertellen, dan be
grijp ik, dat je je geamuseerd hebt.
„D uizendkrui d". Het speet me
van je te vernomen, dat je de vorige week
door riekte, verhinderd waart, mij te schrij
ven. Ben je nu weer geheel hersteld? De
briefjes moeten des Maandagmorgens vóór
tien uur aan ons bureau bezorgd zijn.
„B ij-d e-h a n d j o". Ik had je schuil
naam niet genoemd, omdat ik hem, eerlijk
gezegd, niet zoo heel aardig vond, doch ars
jij er zoo opgesteld bent, dan vind ik het
best.
Nico Moonen. Neen vriend, er is
zelfs nü nog geen sprake van ijs, doch het
kan nog komen, we zijn pas in Januari
moet je denken.
„Pottebakstertje". Hartelijk ge-
féliciteerd met je verjaardag meisje en
ook met je voorloopig herstel. Heerlijk
voor je, dat je nu alvast in huis moogt
rondloopen, dat zal je heel wat afleiding
geven. Vriendelijk dank voor je mooie
prentkaart.
„Mos", Hartelijk dank voor je geluk-
wenechen't is inderdaad heden mijn ver
jaardag.
„D u i zen d g u 1 d en k r ui d'\ Ik neem
je je verzuim van de vorige week niet
kwalijk want er waren wel meer kinderen
in de war door de feestdagen.
„Bruine Eva". Verlang je ook zoo
naar ijs? Nu, ik niet hoor, ik ben niets
geen heldin in de kou, en zou wel willen,
dat 't altijd zomer was.
„Rietvinkje". Met genoegen ver
nam ik, dat je met ons mee wilt doen aan
het oplossen der raadsels en inzenden van
aneodoton. Ik hoop ook af en toe een brief
je van je te ontvangen.
„Bruinoogje". Welzoo meisje, is
je Moe op den Nieuwjaarsdag jarig, dat
treft al heel aardig! Waarmede heb je
haar ditmaal verrast?
„Robijntj e". Vriendelijk dank voor jc
lieve gelukwenschen meisje; ik hoop even
eens, dat het mij gegeven zal zijn, om jul
lie blaadje nog langen tijd te redigecTen.
„Vier Vriendinnetjes". Neen
meisje, ik neem 't jullie volstrekt niet
kwalijk, dat je me in de Kerstvacantic in
den steek liet. Wat jo ingezonden raad
sels betreft, daarover kan ik niet corres-
ponde-eron, je moet dus afwachten, wan
neer ze geplaatst worden, doch moogt in-
tusschen steeds nieuwen voorraad inzen
den.
„Aviateur". Gelukkig, dat je Moe
der in beterschap toeneemt, want er is
niets ongelukkiger, dan dat de vrouw des
huiszes lijdende is.
„Zonnobloe m" Als je logéotjes liadt,
verwondert het me niet, dat je er niet toe
kwam mij te schrijven doch nu is 't voor
loopig weer gedaan met dc feestdagen en
I gaat alles weer zijn gcrcgcMeu gang.
P e t r o n e 11 a en Sophie v. d.
Born. Het doet me pleizier, dat jullie nu
weer met ons mee gaan doen. meisjes. Ge*
j lukkig, dat je Moedertje nu weer her
steld is. Jullie moeten haar maar een
beetje blijven vertroetelen.
„Kruideniertje". Het doet me
pleizier, dat jullie zoozeer met de feuille-'
tons zijn ingenomen. Nu volgt er oen kort
vervolgverhaal, dat ik hoop, dat eveneens
in je smaak zal vallen.
Th. v. d. Burg. Wat denk je te gaan
doen, als je de school verlaten hebt?
Joh. Waasdorp. Ik kan me best
voorstellen, dat je broer heel wat te ver-,
tellen had na een 2^-jarig verblijf in de;
West! In wclko betrekking was hij daar
werkzaam 1
„Aboekhivo,". Ja meisje, dc tijd gaat,
zeker snel voorbij en hoe ouder we wor
den, hoe meer we dat gewaar worden.
Jac. Guley, heet ik hartelijk welkom,
in 'onzen kring en hoop hem als oen trouw
inzender te leeren kennen.
Sientje en Mina ter Steeg e. Ge
lukkig, dat je zusje weer herstellende is,(
ik hoop van ha-rtc dat ze in het Nieuwe
Jaar een goede gezondheid zal genieten.
„B a k k e r i n n e t j e". Zeker mag j e
met ons meedoen, heel gaarne zelfs.
„Kerstboompje". Hoe meer raad
sels en anecdoten jullie me toezenden, hoe
liever 't mij is; doch met do plaatsing
moet. je geduld hebben.
„Z i 1 v e r sell o o n t j e". Neen bestei
kind, je verhaaltjes kan ik niet gebrui-
kon, doch voor de toezending van raad
sels en anecdoten houd ik mij gaarne aan
bevolen.
Gerritje Duyster. Dc prijzen
welke uit mooie leesboeken bestaan
worden bij loting toegekend. Bij het in
zenden van oplossingen kan je dat zoo be
knopt mogelijk doenbijv. zooals ik de
oplossingen in het blaadje uohrijf, mooi
is niet noodig. Nieuwe bijdragen moete i,
netjes en duidelijk op een apart stukje,
papier goschreven worden om voor plaats
sing in aanmerking te kunnen komen.
Lucas Nieuwenburg. Alle kinde
ren van abonnés mogen met ons mee
doen, zonder daarvoor verlof te vragen
jij en jc zusje Annie zijn mo dus van harte
welkom.
„B osch viool tj e". Jc nieuwe post
papier vind ik heel mooi, meisje
„Kleine Tuinman". Je moogt alle
Boorten van raadsels inzenden, vriendje.
Jacob v. d. Eeyden. Wat jammer
loor je, dat je den brief tweemaal moest
schrijven. Je postpapier nam ik gaarne
voor 'lief, omdat jc werk er netjes uit
zag.
To Sur ie. Ja meisje, ik woon in Den
Haag en zeer tot mijn genoegen, kan ik
wel zeggen. Met de briefjes van Agnes
neem ik gaarne genoegen en ik vind 't
prettig, dat je af en toe eens met me
komt babbelen.
Jan v. d. Ham, M. v. tl. Ham, Aagje
Prins, Willem Vcrpoorte, „Ondorofficier",;
Henri en Lovina van Veggel, Jo Eggink,
„Acrobaat", K. Bargy, O. L. Janssen,
I „Pottebakstertje", Jo en Bertha van
j Hooidonk, Jan van dor Steen en Marie.
Zonneveld to Voorschoten dank ik al-1
i len recht hartelijk voor hun mooie prent-'
i kaarten en hartelijke gelukwenschen.
MARIE VAN AMSTEL.
*2'
Er was een? een heel kleine jongen, die
Pieterman heette. Eigenlijk heette hij Pie-
ter, maar omdat hij zoo dom en zoo klein
was, noemde hij zichzelf altijd „Pieter
man" cn voegde er gewoonlijk aan toe
„heeft honger" dat kon ieder dadelijk be
grijpen. Pieterman had ook een vriendin
netje, Mariotje, die woonde aan de. over
zijde van het straatje. Marietje was niet
zoo heel veel grooter dan Pieterman,
maar natuurlijk veel verstandiger, want de
meisjes worden veel gauwer verstandig
dan de jongens. Zij had al heel wat van de
wereld gezien, want zij was verleden Zon
dag met haar oudste zusje in het bosch ge
weest, ver van hun huisje, om er aard
beien te plukken.
„Ga me© aardbeien zoeken", zei Ma
rietje op zekeren mooicn Zondag tegen
haar overbuurtj© Pieterman, die juist do
•deur kwam uitloopen. Hij had op den
;grond gezoten in de keuken en als naar
gewoonte zijn oude liedje opgezegd: „Pie
terman hoeft honger" Hij had juist een
vol bordje lekkero pap op cn kon het er
dus beat mee 6tellen.
Toen hij het weer eens zei, ging juist
rijn moeder door do kamer. „Domme jon
gen, houd dadelijk op met dien onzin of
anders ga je er maar uit!" En een paar
seconden later zat Pieterman op het
stoopje, daar kon hij naar hartelust het
zelfde deuntje herhalen.
Tegenover hem op het stoepje aan den
overkant zat Marietje in een mooi Zon-
dagsch jurkje en keek er met verwonde
ring naar, dat Pieterman met zoo'n vaart
uit zijn huisje kwam gevlogen. Zij kesk
,even naar haar vriencljo en zei toen: „Ga
nu mee aardbeien plukken."
Hoewel Pieterman niet precies wist,
wat zij er mee bedoelde, ging hij naar haar
toe, zei nog éénmaal erg klagelijk „Pie-
'terman heeft honger" en liep toen naast
Marietje over den stoffig en landweg naar
het bosch toe
Het was warm en cr waren niet veel
,aardbeicn en bramen moer te vinden. „Die
hebben de dwergen afgeplukt om or in een
groote tobbe moes van to koken als win
tervoorraad."
O! O! O! "Wat was dat? Marietje keek
om cn zag, dat Pieterman midden in een
groote mierenhoop was terecht gekomen.
Zij trok hem er vlug uit en beiden bleven
er naar staan kijken, toen dc mieren druk
in do weer waren hun vernielde stad
weer op te bouwen. Het was jui^t tegen
middag en de micrcnmama's kwamen
mot haar .kleintjes naar buiten om ze van
de zomerwarmte te doen genietendaar
worden ze dik van en krijgen zo mooie,
roode wangetjes. Pieterman wist na
tuurlijk niet, dat het jeugdige miertjes
waren en dacht, dat het suikcrkruimcls
waren. Hij bukte zich en wilde juist een
paar van die nardig© mïéren-kindertjes in j
».ijn mond steken, toen Marietje het ge-
lukkig merkte cn haar domme vriendje mee
trok, verder liet bosch in. „Dank u wel,
Marietje!" hoorde zij de mierenmama's
haar achterop roepen.
„Pieterman heeft honger", knorde de
kleine domoor weer. Nu was het dc wer
kelijke waarheid, want de kinderen waren
al oen paar uur onderweg. Marietje had
wel willen meehuilen, maar zij was cr veel
te verstandig voor.
„Zoem, zoem! Zoem, zoem}" Wat. was
dat daar hoog in clc boomen? Marietje
koek in dc hoogte cn zag een zwerm bijen
aan een tak hangen. Zij waren juist terug
gekomen van een bal bij mevrouw Roos
do koningin met haar zoon cn dochter be
nevens het nöodigo gevolg. Op het laatste
oogenblik toen de gasten naar huis wilde
gaan, pakte mevrouw Roos nog een groot
etuk honingkoek in voor de broertjes en
zusjes thuis. Nu hing do honingkoek in het
raidden van den tnk en alles zwermde er
om heenhij schitterde in het zonlicht.
Pieterman ging op zijn teentjes staan cn
strek to de handjes er naar uit. Gelukkig
>vas Marietje op haar hoede en trok den
kleinen Pieter snel terug. En dat was maar
goed ook! Piotermannetje zou cr allesbe
halve prettig nan toe zijn geweest.
Intusschen stond de zon al hoogor aan
den hemel. Dc kinderen hadden het dorps-
klokje al twaalf uur hooien luiden en zij
dachten er aan, dat van het lekkere Zon-
dagsgobraad wel niets meer zou over zijn,
als zij terugkwamen. Als zij nu maaj* den
weg naar huis konden vinden! Jn dc verte
kwam het Marietje voor, alsof zij water
zag glinsteren. Zij trok haar vriendje mee
en wonder boven wonder, daar stonden
zij voor dc tobbe met fijngemaakte bra
men, waarvan Marietje's grootmoeder zoo
dikwijls verteld had. Dc tobbe was wel
tweemaal zoo groot als de grootste wasch-
tobbe cn zoo diep als de dorpsvijver. „Pie
terman heeft honger", dreunde het ventje,
en vóór Marietje cr op verdacht was,
sprong hij in de tobbe, waarin hij tot zijn
schoudertjes verdween. Alleen zijn hoofd
bleef boven „water", omdat het nog zoo
licht was en zoo leeg. Marietje werd
eerst bleek, toen rood van schrik, maar
daarmee was Pieterman niet geholpen.
Toen dacht zij even na, zette zich op den
rand der tobbe cn begon te eten, te eten,
alsof haar leven er van af hing. Het was
echter meer het leven van haar overbuur
tj e. Deze wilde ook graag meehelpen,
maar telkens als hij een hap wilde doon,
zonk hij tot aan zijn oogen in het lekkere
vocht. Eindelijk moest Marietje met drin
ken ophouden: zij kon geeD dropje meer
tot zich nemen. Met. een treurig gezichtje
keek zij naar de tobbe die nog meer dan
half vol was. Wal moest zij doen? Zij was
ten einde raad, nam do punten van haar
mooie schortje in de handen cn begon
hartverscheurend te huilen. Pieterman
huilde mee.
„KriebelkrabbclKriebelkrabbclMa
rietje veegde de traantjes weg en zag een
l'iger van wel honderden mieren aanko
men. Dat waren de dankbare mierenma
ma's, wier kindertjes zij gered had en die
Mariot.jo hadden hooren wcenen en haar
nu ter hulp snelden. Ook de papa's waren
meegekomen en zelfs dc kindertjes, want
die konden toch niet alleen thuisblijven.
De mieren zagen dadelijk, wat hun te
doen stondzij wreven even ract de neus
jes tegen elkaar, dat was hun manier van;
te zeggen „smakelijk etenkrabbelden»
over den rand der tobbe en lieten zich het,
zoete vocht goed smaken. Het was aardig}
om tc zien, hoe vlug dat gingeindelijk
vulden de papa's hun jaszakken en dei
mama's de zuigflesschen der kleintjes. De
dropsklok sloeg zes uurhet werd al don-,
ker. „Vrouw" zei een^ der papa's, „nu
moeten wij naar huis, de nachtlucht is niet',
goed voor onze kleintjes." Eerst wilden;
do mama's nog niet mee, omdat dc. tobbe»
nog niet leeg was. Maar de kleintjes, die
wat te veel bramensap hadden gedronken,,
kregen pijn in hun buikje en begonnen te!
huilen. Zoo trokken zij naar huis, na Mar
rictjo vriendelijk gegroet te hebben. Het
kalme meisje nam weer de punten van
haar schortje in de handen en begon ,te'
weenen.
„Goeden avond, Marietje!" Wie zei
dat? Dat was dc bijenkoningin, die zoo
blij was, dat Pietermannetje door Ma-
rietjes toedoen den honingkoek niet had
meegenomen.
Daarom had zij haar trouwe onderdo»
ncn bijeengeroepen om haar redster uit den,
nood to helpen. Het was een gezoem van
belang en toen do bijtjes Pieterman in de
tobbe zogen ritten, begrepen zij dadelijk,'
waarom Marietje huilde.
Het was al donker in het bosehde
maan scheen met haar zilveren licht door
do boomen en glimlachte over het aardige
tooneeltje ver onder. haar. „Hoera!" riep
de koningin en likte dè laatste droppel
bramensap op. „Hoera!" riepen haar on
derdanen. Marietje roikto Pieterman de
hand en één, twee, drie, daar stond ona
baasje op zijn dikke beentjes voor de tob
be. Wat zag hij er uit. Van onder tot bo
ven zoo zwart als inkt; alleen zijn hoofd
was rood en wit, omdat dat er niet iD ge
stoken was. „ZoemZoembromde de
koningin, „wia mij lief heeft, die volgo
mijIedereen ging met zelfs Marietje,
en Pieterman. De weg leek hun lang niet'
zoo ver als dien morgen en weldra zagen1
zij de eerste lichtjes voor do vensters in.
het dorp door de boomen schemeren. De;
hofhond van het eerste boerenhuis begon'
te blaffen, toon hij den pikzwarten Pie-'
terman zag aankomen, dien hij voor een
schoorsteenveger hield. De dorpelingen,'
die den hcelen dag naar de kinderen ge-i
zocht hadden, kwarnen allen naar buiten'
geloopcn. Het was één geluk, dat Marietje1
er bij was, anders had zolfs moeder niet,
Pieterman herkend. Dat was mo een*
vreugde! Pieterman kreeg dadelijk drie!
Jikke boterhammen en vergat uit louter
pleizier daarover te brommen„Pieter
man heeft honger." Sedert dien tijd heeft!
hij zijn geliefkoosd zinnetje nooit meer
gezogd. Ook heeft Marietje nooit in haar'
loven meer gevraagd„zullen wij aard-1
beien gaan zoeken?" Zij had geleerd wat
voor treurigheid er uit zoo'n onschuldig
plannetje kan ontstaan.