VOOR DEJEUGD
lÊIDSCH DAGBLAD
Hleuwe J&aadLseis.
Anekdoten.
licede oiiiP/SSiogeu ontvangen van:
Correspondentie.
Ho. 16519.
Woensdag 31 December.
Anno 1913.
maal haar eenige manier >ru haar
vreugde te kennen te gevenNiet lang
cluurde het nu ook, of zij' werd. netjes inge
ruimd en had voortaan een bestaan, zóó
nuttig, als zeker geen ander in haar. soort.
Dikwijls, voordat Hansje 's, morgens naar
school ging, streek hij Iiefkoozend langs clc
groot© deuren en zei
„Ja» ja, ouwe jongen! Wij kennen elkaar
toch maar wat goed, hè»1 Weet jc nog
■wel
Nu of de kast 't wistDit was voor haar
het begin geweest vazi een glorieus be-
eta-an, zooals zij zich 'dit verlangd had.
Ing-e», door: Petronella. en Sophia.
t. Born.
I.
V e r b o r g e d, meisjesnamen.
Het meisje keerde terug, want zij had een
el lint vergeten».
Wij .heblpea vannacht zwaar ouweder gie-
had.
Jan strekt'© zijn armen uit oin heb beestje
te rangen.
Ma riep kleine zus kom eens even hier.
Die vrafuw keek mij zoo minachtend aan.
Ingaz. door: „Begonia".
It.
4., 5, S, 9 ia een lekkere vrucht.
J, 2, a zit in vele vruchten.
8, 7, 3, 9 is een groot water.
9, 7, 6 ie een dier.
9, 7, 6 zit aan de meeste fietsott.
Mijn geheel ie een plaats in de pro tinoio
Gtawingpen.
lngoz. door. „Piot Hein".
HL
Zoek uit elk der onderstaande zinnon
een woord,, zoodat ze te zamco een aprcek-.
woord vormen.
Ik moest deze som zóó uitrekenen.
Da man heeft geen werk.
He waard zette zijn gasten het beste voer.
Hij is i. r knap.
Gij vertrouwt dien jongen niet.
Hij is gisteren ondeugend geweest.
Zijn moeder is gestorven.
Ho gasten deden het maal alle eer a an.
Ingez. doorPetronella en Sophia
V. d. Born.
Onderwijzer: „Veronderstel, Hein, dat.
je van je moeder een cadetje krpjgt en de
helft daarvan opat. Hoeveel heb jij dan op
gegeten 1"
Hein: „Een half eadefcje, «j.eeeter."
Onderwijzer: „Wat heb je diya nogl"
Hein„Honger meester".
Ingoz. door „het kleine Potten-
bakstortje".
Moeder: „Niet waar, Fri/;s, als je naar
school gaat, zal je altijd je beet doen om
de eerste te zijn."
Frits„Zeker, ma, ik zal altijd heel
rroeg van huis gaan".
Dame„Maar Willenen, wat doe je daar
met die parapluie? Hef» regent niet en oe
zon schijnt ook niet."
Willem: „Wel, als Het regent dan kan
Ik zc niet bekomen, d®n gebruik: pa ze 1
Ingez. door: „Pi it Hein".
Gast (in een restaurant tot den kellner)
„1b k°.n deze soep roet eten."
Kellner haalt ecvu ander hord soeo.
Gast: ,,lk kan ctyp.ze soep ook niet eten"
Kellner (boos) haalt weer een ander
bord soep.
Ga-st: ,,ïk ka/i deze soep ook niet eten."
Kellner (woedand) haalt den chef er bij.
Chef: Waarom kunt U geen enkele,
soep eten."
Gast: „Onnknt ik geen Jepel heb."
Ingez» doorAcrobaat."
Boer, op bjet perron tot een conducteur
„Als er nou, uiaar geen botsing pifi&ts
Conducteur „Waarom ben je daar zoo
bang voor?"
Boer „Ja, weet gij, ik heb eeq mand
met eier.cn bij ïi}ij,'*
Oplossingen der Raadsels.
i.
Wezel lijster kever.
II.
Schoorl fjciloo Elburg Zeist,
lil.
Vergeet-mij-niet.
„Boschviooltje" Levina en Henri van
Veggel Alardus Jansen „do kleine
Pianist" „klein© Franschmaai" Lau- f
rons Schaar Arie Scgaar „wande-
lende Tiribjes" H. on P. Kooien „Pa--
relt je" Dirk van Leeuwen „Acro
baat" A bram Kors „Geranium"
„Beei.tje" ,.Mos" Willem Verpoor
t-en „de kleine Smid" „Titia" -
Jac. Lam an Annie den Holder WA-
lem Xcfeber „de kleine Tuinman."
Grf/i'na en Willem van der Zwart Fjen-
dri&a en. Lodewijk Laco.urt A- en Tc/anis
v. d. Kwast „Aboekhiya" J. eo. AVil-
h'Ami.n.a v. cl Ham „Bruine Eva" An
na e en Betsi.e Jansen Annie Ziti'A-an
"Dirk Bergman „Paorse Aster" Betsie
-en Arie Auneeze Nico Kop L/iesbcth
Ovorduin Marie Kouwenboven. Nico
Moonen „Duizend-gulden-kroid"
„Klein Jantje" „Leeuwerik" „Ro
bijntje" „Klein Toosje" Bruintje"
„Silvia" Henri Speel „de twee
JV' Jo Egging „Rr'jtinoogje"
„Molkboertje" „Kaartenb'^er" Piet
d. Walle. „kleine Pcytbebakstertjé^
Maria v. d. Burgh H. v. d- Heuvel
.Adriauue Schouten A,atoon en Anna
Hoogeveen „Foksia" „de kleine
Koetsier" W. Planjé H. en G. J.
Ho,ter H. G. v. Thom <us d. Burgh
Frans du Pon C. L. Janssen „Avia-
teur" Sienbjc en N/lna* ter Steege
Johanna Raar Ma 1 pie Meyer Jacob
v d. Rcyden „V#ergeet-mij-nietje"
„Wilgenroosje" „Tjveurwilg" „Zilvor-
sclioontjo" Hann'i. Ra^r J. Pel
K. Burgy „Joppv" Jacob dn Pon
J. Tuvenhoufc „J>orschvleg©l" H. Tu-
renhout „Dierevrvriendinnetje", allen te
Leiden.
Joh. Bijleveld, te A 1 f e n.
Marie Splinter.., te Leiderdorp.
Johanna Doojyjevcld S. Rotteveel, te
N o o r d w ij k.
Johanna v. Egmond, te Rijnsburg.
Eva de No^foel, te Sassenheim.
Marie Sormeveld Franaina Schnn, te
V o o r s c. 'h o t e n.
J. J. v. d. Loo J. Buitelaar Kla-
siua van 'Ammera, te Wasienaaf.
Flora en Willy Parlevliet „Orchidee"
Wille/n de Jong Adriana Vogelaar,
to Zo e torwoud e.
Pi'ijwui vielen ten deel aan
Tine ►Schepper, te Leiden, oo
Joh.. Bijleveld, te Alfen.
„B e i' t j e". Met genoegen vernam ik,
clgjo je zoo'n heerlijk Kerstfeest gehad hebt,
'/«owol op de Zondagsschool als thuis. Wij
bobben eveneens prettige dagen beleefd.
„G praniu m". Heb je het» beusch soo
verbazend druk, moisjelief? En waarmee
als ik vragen mag? Je ingenomenhoid met
het gewonnen prijsje heb ik met genoegen
vernomen cn ik hoop, dat het je zal aan
moedigen om met des te racer ijver aan
ons blaadje mede te werken.
Botsi© en Ario Anne e ze, dank
ik voor de mooie kerstkaart die ik van hen
ontving.
,,A opobnat" Neen beste vriend, dat
heb je heuseh niet goed opgemerkt. De
prijzen worden bij loting toegekend, zoodat
alle kinder©» daarop evenveel kans hebben.
Als ik me niet vergis, dan heb jij toch ook,
aJ eens toL de gelukkigen behoord, is 'fc»
njet i
D i' r Jfc yanLeeuwen. Hartelijk dank,
voor je lieve wenschen, vriendje. Je ver-
moede/D', dat ik heel wat gelukwenschen in
ontvangst heb te nemen is volkomen juist,
maai;- daaroir. moet je niet denken, dat ik ze
niet» alle opmerk.
*,P a r e I t je". AU je met jo pleegzusje
samen doet, dan kunnen jullie wel om beur
ten schrijven, als je dat wilt.
A s s e h e p o o fc b t e r". Ik moet zeg
gen, dat je mooie visitekaartjes hebt. Zijn
dat je eerste? Vriendelijk dank voor de
toegezonden anecdoten, waa-rvan ik spoedig
eeo goed gebruik hoop te kunnen maken.
„Bosviooltje". J'e mooie kaart hebi
ik in dank ontvangen. Met je ingezonden
bijdragon zal jo een poosje gecluld mooten
hebben, meisje, .want ik kan niet alles da
delijk plaatsen.
Sientjeen Mioatojr Staoge.
Zeker meisjes raadsels oo anecdoten» mag
je ook uit andere bladen overnemen.
Thomas v. d. Burgh. Waarmede
krijg je het zoo druk vriendjet Ga je mis
schien reeds van school af?
H. Boter. Ja beate kind, het is al heel
wat jaartjes, dat ik jullie blaadje redigeer,
of eigenlijk is het niet altijd eon blaadje,
geweest. We rijn begonnen mot een rubriek,
dat is zoo'n klein hoekje in de courani, va.n
de groote monscheD en later is toen eeo
kindorcourantjo geworden
„F u c h s i a". Wil je jo Moe vriendelijk
danken voor haar lieve wenschen voor mijn
persoon 1 Ik wensch haar eveneens voel ge.
luk en voorspoed in het Nieuwe jaar. Wat,
heb je mij fijn postpapier gezonden! WaJ
't een 8t..Nieolaas- of Kerstgeschenk ?i
Vriendelijk dank voor je mooie prentkaart.
„Robijntje". Jullie hebt gelijk er,
maar eiken dag op uit tc gaan, al ia 't weer
ook minder gunstig. Hoe minder meD zich.
daarvoor ontziet-, hoe beter het eigenlijk is.
„Pottebakstertj e". Ja kindje, ziek;
zijn is 'niet alles en vooral niet, waaneer
men nog zoo jong is. Jou wensch ik daarom
een goede geaondheid in bet Nieuw© Jaar,
dat ia toch maar de grootste eehat.
Willem de Jong, te Zooter-
wou d o. Hartelijk dank voor je lie\ e wen
schen, terwijl ik met jou hoop, dat het mij
gegovoo mag zijn, nog vele jaren, mij mot
de samenstelling van ons blaadje te belas
ten Dok je Moe dajak ik voor baar Nieuw
jaarsgroet.
J o p p i" Ik verneem uit je briefje, dat
je je in de Kerstvac&ntie hebt beziggehou
den met „drukken" en dat je niet minder
dan drie drukdoozen hebt. Je hebt zeker
later plan, om „drukker" te worden?
Jacob v d. Rey d en. Ik kan me be-?
grijpea, dat je zeer verrast waart, toen je,
in ons blaadje Ja^?, dat je een prijs gewon
nen hadt. Nu, het doet mij pleizier dat je
zoo tevreden bent en zaJ heusch niet ver
goten je dank aan den heer Uitgever over
I te brengen.
J o h a n n a R a a r. Ja, ik heb de vorige
i week wel je raadsel ontvangen, maar vond
geen aanleiding om je daarover te schrij
ven. Is het nu goed?
Allen kinderen, die mij mooie
1 kaarten en hartelijke wenschen zonden, zeg
I ik daarvoor vriendelijk dankterwijl ik op!
I mijn beurt allen raadselvriendjes en -vrien
dinnetjes veel geluk, voorspoed en een goe
de gezondheid wensch in het Nieuwe Jaar
MARIE VAN AMSTEL.
Kf
0
Met goeds voornemens het
nieuwe jaar ingegaan.
In de maand December werden do dagen
steeds korter en donkerder, de nachten al
tijd stiller en langer... maar nu is het nieu
we jaar aanstaande en daarmede untwankt
ook nieuw leven in de natuur. Wel is ook
in die eerste maand van het jaar do hemel
vaak nevelig en grauwmaar tach bespeu
ren wij, hoe dagelijks de ion iets langer
boven den horizon blijft, en als een weck
van het nieuwe jaar om is, zegt het land
volk. „De dagen lijn een hauenschrce ge
lengd."
Die laatsto December is goed gekozen
als einde van bet jaar .het is de tijd dat de
overmacht der duisternis zal wijken voor
hot licht.
Maar nu ligt een nieuw jaar voor ons
en veel valt hier nog te veranderen, waar
in wij tekort schoten in het oude jaar.
Veel heil en zegen wenschen wij elkaar
toe, en er wordt wel eens gezegd „Wij,
mensehen kunnen niets anders dan wen
schen", maar ik denk, dat dit meer voor den
rijm werd beweerd. Want feitelijk is het
toch niet waar. Wij kunnen zelf genoeg
doen aan de vervulling van die wenschen.
De hoofdzaak bestaat maar daarin, dat we
ons zelve weg woton tc cijferen, om voor an
deren veel over te hebben. En zal ons dit
ook soms te moeilijk vallen, daD gaan we
toch vooruit In de kunst der zelfverlooche
ning.
Ik hoop dus van harte, dat het voor u
allen een met recht: „gezegend jaar" mag
worden 1
EEN WELDOENSTER.
Ingezonden door Erica.
„Toe, Mevrouw, koopt u een ruikertje
van mijl 'tkost maar tien cent. Ik heb nog
haast niets verkocht. Ach toe Mevrouw,
ééntje maar!"
Zoo sprak een armoedig gekleed klein
meisje met een mandje met bloemen aan
haar arm, haar verkleumde handjes in de
grove omslagdoek houdend. De dochter
van de aangesprokene drong er hij haar
Mama op aan, wat bloemen te koopen.
Maar, deze, hoogmoedig en koel van hart,
.eheen er geen ooren naar te hebbeD.
„Ach neen", zei ze, „die last!we
worden zoo koud van dat stilstaan, en kijk
eens hoe verdord ze a! zijn I"
Het arme kind kreeg de tranen in de
oogen. Ja, 't was waar, de bloemen waren
bijna allo verwelkt^ Maar wat kon z« er
aan doen 1 Zij had er ook al zoo lang mee
geloopen, en ze kon ze geen frisch water
geven.
Dit vertelde zij hortend en stootend aan
de rijke dame. Maar deze bleef ongevoelig
en ging met een bruuske beweging en een
norsche, koele uitdrukking op het gelaat,
verder.
Het anne bloemenmeisje smeekte zoo
iederen voorbijganger om toch een paar
bloemetjes van haar te koopen. Maar nie
mand bleek er zin in te hebben. Iedereen
had haaBt om naar huis te keeren met die
felle koude. En op het laatst kwamen er
bijna geen menschen meer voorbij.
Moedeloos cu bedroefd ging het anno
kind, ondanks de koude, op de stoep van
een groot heerenhuis zitten. Zij was zoo
moe en haar door ontbering verzwakt ten
ger lichaam kon zich haast niet meer
overoind houdon. Zij bleef eeige oogenblik-
ken dof voor zich heen zitten staren, dooi
de donkere straat naar de flikkerende Heli-
ton dor lantarens 011 winkelramen in de
vei to.
Dan, overmand door vermoeienis en uit
putting zonk zij achterover tegen de stee-
nen trappen van het huis, en viel in
slaap.
Het ging tegen SintXicoIaas. In de win
kelstraten op slechts korten afstand van
de plok, waar de kleine sliep, heersc'nte
nog een gezellige drukte.
In do feostolijk verlichte winkels prijkten
schitterende étalages. Voor de ramen dei-
banketbakkerswinkels lagen allerlei heerlijk
heden opgestapeld. Een doftigo dame, die
juist allerlei inkoopen gedaan heeft voor
haai- kinderen en bloedverwanten, komt nu
den hook om naar het plein, waar wij zoo-
oven het bloemenmeisje hebben ontmoet.
Do dame loopt met snelle sehredon, want
zij heeft haast, om huiswaarts te keeren.
Maar op het oogephlik, dat zij voorbij de
stoep van liet groote heerenhuis. gaat, valt
haar oog toevallig op de kleine, donkere
gestalte, die daar tegcn-aan-geleund ligt.
Zij doet eenige stappen nader cn ziet, dat
daar een arm kind, een meisje van den
leeftijd van haar eigen Anneke, te slapen
ligt. Een mandje met verwelkte bloemen,
aan de hand van het slapende meisje ont
vallen, ligt op het trottoir. De dame be
grijpt alles.
En een diep gevoel van medelijden
maakt zich van haar meester. Opeens be
denkt zij welk een vreeselijke tegenstelling
or is tusschen het leven van dit kind en
dat van haar eigene lievelingen.
Voor deze arme kleine bestaat het Sint-
Nicolaaafeest niet. Misschien krijgt dit
kind niet eens het noodige voedsel. Welk
een treurig lot! Hoe vreeseüjk zou het zijn,
als mijn Anneke hier eens zoo Terlaten en
ellendig neerlag.
oogen van de medelijdende dame
hebben zich met tranen gevuld. Zij maakt
J een gebaar, als om het kind te wekken.
Maar dan bedenkt zij zioh. Voorzichtig
opent zij haar handtascbje, haalt haar
beurs te voorschijn en neemt daaruit een
gouden tientje, dat zij, zioh snel bukkende,
in het half geopende handje van het kind
drukt. Daarop verwijdert zij zich.
Een oogenblik later ontwaakt het meisje
en bemerkt tot haar schrik dat zij was in
geslapen cu haar mandje met bloemen
I naast haar op de stoep gevallen is. Als
zij de hand uitstrekt, voelt zij datiraaB iets
ontglippen, dat met helderen klank op
de stcenen valt. Zij bukt zich opzij en zie»
een blinkend geldstuk, dat uit haar hand
moet gevallen zijn. Het is een goudstuk.
Zij raapt het gretig op, gaat ermee onder
het licht van een lantaren enja
het is een tien-gulden-stuk van goud. Haar,
blijdschap is onbeschrijfelijk. Bijna vergeet
ze haar mandje en haar bloemen; maar
ook dat raapt zij snel op en holt dan heen
langs de straten in de riohting van de
armenbuurt, waar haar schamele woning
is. Als zij binnenkomt vindt zij haar moe
der, die met bezorgdheid wacht, en haar
vraagt, hoeveel zij meebrengt.
Met een kreet van vreugde werpt zij hot
goudstukje op tafel en roept: „Zie, moeder,
dit beeft Sint-Nicolaas ons gebracht. Ik
was op een stoep ingeslapen en toen ik
wakker werd, vond'ik dat geld in mijn
hand".
De moeder kon bet nauwelijks gelooven.
Maar ook haar schoten de tranen in de
oogen, on met ontroerde stem mompelde
zij: „Er zijn tooh nog goede menschen in
de wereld".
KLEINE ELSA.
Dc ancouw lag dik over velden en wogen
en als do zon er op sehaen was het eon
prachtig geacht zóó flonkerde en glinster
de allee, als met diamantachjjn. De kinde
ren hadden oen verhuizende prot mot slccd-
jc-rijdcn en Christi.ian Muller, woa natuur
lijk weer haantje de-voorstoHet was jam-,
mor van don jongen, want er zat zoo'n goed
hart in hem, maar hij wne verschrikkelijk'
woost en wild en beroemde er ach altijd op,
dat niemand tegen hem op kcmIn wilde
vaagt vloog hij dan nu ook weer telkens do,
baan af, onder den krijgasohreeuw„Uit;
den weg, jongens!"
Aan den eenen kant der glijbaan stond
een armoedig gekleed, mager meisje, klei
ne Elaa, die een melkkan voorzichtig in de
hand droeg en zoo'n zorgvolle uitdrukking
nad op haar jong gezichtje, als men zelden
aantreft voor een moisje van dien leeftijd.
Weer gleed Christiaan de baan af en in
het voorbijgaan gaf hij haar een duw, zoo
dat ze verschrikt uit den weg gtoofde
melkkan viel haar uit de hand en zij zelf
struikelde, waarbij ze geweldig den voet
pijn deed! Maar het ergste was nog, dat
ze zoo bang was om het standje, dat ze thuis
zou krijgen. Of: thuis! Nu ja, zij was in
huis bij den schoenmaker, maar die behan
delde haar slecht, in één woord. Vandaar
dat ze er dan ook zoo teer uitzag en zoo
droevig en gejaagd. Ze werd dan nu ook
ontvangen met allemaal scheldwoorden en
het regende slagen op haar arme» gebogen
rug, die gekromd was door hot vele zware
werk, dat zij altijd had moeten doen.
Toen kleine Elaa nu den volgenden mor
gen op wilde staan, kon ze haast niet uit
bed, zoo'n pijn deed haar den voet. Maar
van in bed blijven was geen kwestie ze
mooet schoenen bezorgen in d« stad en
strompelde dus maar heen. Onderweg kwam