Ingezonden.
Kunst, letteren, enz.
Uit de „Staatscourant"
Vragen en Antwoorden.
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
Geachte Redactie!
Toen ik lieden het Woenedagnummer van
Uw Bifid in handen kieeg, vond ik daarin
m. een porti et van „Yicenzo Perugia, den
dief van de Gioconda."
Hoewel het niet vrfj van bedenking ia
iemand in bet publiek als dief te signaleeren,
die rog slechts verdachte is, ga ik dit voorbij.
Maar wel wil ik in verband met de al meer
in Uw Blad gevolgde gewoonte, om het portret
van misdadigers op te nemen, vragen: Waar
dit goed voor is?
Indien daaiop het antwoord mocht wezen,
dat dit meerdere lazers trekt, dan wensch
ik toch op te merken dat dit evenzoo anderen
afstoot. Want ik meen niet alleen te staan
in hot gevoelen, dat geen enkel deugdelijk
argument aan te voeren is voor het reclame
maken voor misdadigors, hetzfj zy zich dan
aan een meer of minder geruchtmakend feit
hebben schuldig gemaakt.
Met dask voor de plaatsing.
Hoogachtend,
Uw Dw.
J SCHOKKING.
Leiden, 18 December 1913.
Geacht© Redactie!
Mag ik U nogmaals verzoeken een plaats
je mij te willen afstaan om den heer P.
Kroon te Rotterdam, van antwoord te die
nen
Het bleek mij, dat in den tijd, waarvan
genoemde heer spreekt, ik nog te Heeren
veen woonde.
Wel was mijn zuster, mej. A. Wisman,
hier woonachtig en was zij ook lid van die
dansclub.
Dus, mijnheer Kroon, U is abuisU
houdt in uw u ij d het voor een jongen,
enhet was een meid.
Want ik kan U verzekeren, dat ik nim
mer lid van een dansclub was. Doch vóór,
noch na de „verandering van mijn ziens
wijze".
Uw geheugen schijnt zelfs zonder „veran
dering van zienswijze" verloren geraakt 1
Al behoorde ik niet tot de richting van de
Woubruggers, ik ben altijd door ken (Wou-
bruggers) vriendschappelijk ontvangen.
Ten slotte, mijnheer Kroon, indien gij
van plan zijt, mij in een zaak te lokken, die
voor mij geheel onbekend is zal ik U en
Uw schrijven niet meer waardig achten, om
weer van antwoord te dienen.
Nogmaals U, waarde Redactie, mijn har-
tel ijken dank betuigende voor de verleen
de plaatsruimte, blijf ik
Uw dw. dr.
A. WISMAN, veefokker.
Woubrugge, 17 Dec. 1913.
Mijnheer de Redacteur 1
Yan bevriende zijde werd mij er op ge
wezen, clat men mij houdt voor den schrij
ver van het eerste stukje in Uw Courant,
vermeldende de bekende gebeurtenissen van
den laatstee tijd in deze gemeente, en óók
voor den inzender van het stukje, ondertee
kend X., in één Uwer oplagen der vorige
week
Daar de toestand hier van lieverlede zoo
prettig geworden is, dat er reeds gezegd
moet zijn „Als ik wist, dat Bochove het
stukje X. geschreven had, dan zette hij
geen poot meer bij mij op het erf", is er
mij als winkelier veel aan gelegen, dat ieder
ia deze gemeente weet, dat ik niets met
beide stukjes te maken heb. Wel wil ik er
aan toevoegen ditAls mijn geweten mij
voorschrijft te spreken of te schrijven, dat
ik mij dan nergens achter zal verbergen en
mijn persoonlijke vrijheid door mets en
door niemand a<tn banden laat leggen.
Indien iernan 1 mij daarom wil mijden,
dat hij het gerust doe. In een zaak echter,
waarin ik in geenen deele betrokken ben,
een marteraalsrol te vervullen, daarin heb
ik geen lust 't Ware voorts te wcnschen,
dat het geschrijf in de couranten ophield,
vooral het naafrilooze. Ik geloof, dat dan
6poedig de oude toestand, waarin wij elkan
der ontzien en eerbiedigen, zou wederkee-
ren
Met vriendelijken dank voor de plaatsing,
Hoogachtend,
UEd. dw. dn.
J. P. BOCHOVE.
Woubrugge, 17 Dec. 1913.
Vervroegde Winkelsluiting.
Mijnheer de Redacteur
Mag ik s.v.p. nog eens zoo vrij zijn voor
het volgende een plaatsje te verzoeken, met
hat oog op de eerstdaags in werking tredende
nieuwe verordening en onderstaand onder
de algemeene aandacht brengen?
Want was het niet treurig indertijd de
bekrompenheid van sommige winkeliers -uit
hun ingezonden stukken in Uw blad te moe
ten opmerken togen bedoelde verordening?
In een brief van een Hollander uit Ame
rika, stad Rochester, welken ik eenigen tijd
geletien toevallig in handen kreeg en geda
teerd 8 Sept. 1913 las ik o.a.:
Hoewel we hier nog goed weer hebben,
is 't zomerseizoen toch achter den rug. Dat
kenmerkt zich, dat de winkels weer op
Zaterdagmiddag geopend zijn. Deze zijn nam.
gedurende de zomermaanden op Zaterdag
middag voor het meerendeel gesloten.
Op het gebied van minder werkuren voor
winkelbedienden zijn dezen er weer op voor
uitgegaan.
Zaterdag 1.1. is men begonnen winkels om
6 uren te sluiten (dus ook 's winters). Vroe
ger bleven dezo tot 10 uren 's Zaterdags-
avonds open en in de weck tot G uren; dus
nu ook op Zaterdagavond 6 uren gesloten.
Als altijd met zulke bewegingen zijn er,
die eerst de kat uit den booin kijken. Hoe
wel een 500 winkeliers roeds begonnen zijn
de geheel© week om 6 uren te sluiten, zijn
er nog een stuk of wat kleine zaken, die
dit niet gedaan hebben, doch over 't geheel
genomen is deze vervroegde winkelsluiting
een volkomen succes.'
Ziet! Dat is nu in Amerika, en hier,
waar, naar ons dunkt, de toestanden zich
er nog beter voor leenen, bewegen sommi
gen hemel en aarde om zoo lang moge
lijk open te blijven.
Het zal hier toch ook wel zijn: „Zoo
je de inenschen went, zoo heb je ze", en
of de winkels lang of kort open zijn, de
koopkracht van het publiek blijft hetzelfde,
en dus ook de omzet.
Schade voor enkelen, die door hun uit
stallingen en laat verkoopen velen tot on-
noodige uitgaven verleiden, mag toch ze
ker geen reden zijn om een maatregel van
algemeen belang tegen te houden. En
eenmaal den smaak er van beet, en de
heilzame gevolgen ondervonden hebbende,
zal men evenals in andere landen veel
verder gaan.
En als daü de winkeliers, hetzij vrijwil
lig, of gedwongen door een verordening,
ook hun verleidelijke uitstallngen, door het
uitdoen van hun licht, in den sluitingstijd,
aan dc oogen van het publiek onttrekken
de straatverlichting is voldoende en
dus dc vele twee-beenige avondstraatvlin
ders door hun schittering niet meer aan
trekken, niet meer tot dat verderfelijke en
nuttelooze straatgefladder, vooral van on
ze jongelieden, aanleiding geven, dan zijn
wij zeker eerst een grooben stap in de
goede richting en dan zoude zulk 'n maat
regel van verstrekkende zedelijke gevolgen
kunnen zijn voor onze gansche samenle
ving.
Want dat al dat nuttelooze straatgeloop,
in 't leven geroepen door die schitterende
winkelétalages, vroeger op de Botermarkt,
daarna Haarlemmerstraat, nu ook Bree-
straat 1) een onpeilbare bron is voor veel
maatschappelijk kwaad eD zedenbederf,
een pest is voor het huiselijk leven van
velen, ja zelfs in nauw verband staat met
het dienstboden-vraagstuk, is vast cn ze
ker. doch waarover wij hier nu maar niet
verder zullen uitweiden.
U dankend voor de plaatsing,
Uw abonné,
B.
1) Genoemde straten worden meer en
meer of zij zijn het al, groote: „rendez
vous", cn niet het minst voor de velo
bakvisschen, die heelemaal niet meer in
huis te houden zijn.
Het Delftsche Studenten-Muziek-Gezel-
echap Apollo" gaf een uitvoering, waar
bij de heer S. van Groningen, van hier, als
solist optrad.
Over het spel van onzen stadgenoot zegt
de „Delftsche Courant"
De heer V vq Groningen gaf een piano
solo zóó schitterend, dat het gehoor een en
al bewondering was. Met Chopins „Im
promptu", „Berceuse" en „Scherzo" gaf
hij treffende staaltjes van zijn groote vir
tuositeit en expressie.
In „Walsen Op. 37" van J. Brahms trof
fen deze qualiteiten en zijn prachtige aan
slag zeer envooral ook de bijzondere
compositie.
Met zijn eminent spel heeft de heer Van
Groningen een kostelijke bijdrage gegeven
aan dit concert.
„Gijsbre cht van AemsteP'.
Gerard Zalsman heeft begeleidende mu
ziek gecomponeerd voor de vertooningen
van Vondel's „Gijsbrecht van Aemstel" door
het gezelschap van Willem Royaards.
J oarnalistiek.
Naar de „N. R. Ct." meedeelt is de heer
J. van Loenen Martinet afgetreden als re
dacteur van „Dt, Hervorming". Het hoofd
bestuur van den Nederlandschen Protestan
tenbond heeft de heer H. de Lang, emeri
tus-predikant te Haarlem, als zijn opvolger
aangewezen. De heer De Lang heeft deze
benoeming aanvaard.
Kalende r 8.
Bij de firma La Rivière en Voorhoeve te
Zwolle zijn de nieuwe kalenders voor 1914
van haar bekende uitgaven verschenen.
De kinderkalender is weer een- blokka-
lender en geeft weer de versjes en verhaal
tjes met jveel prentjes. Het aardige licht-
druksehilcl met het knusse plaatje zal in de
kinderkamer heel goed doen.
Neerlandia geeft weer evenveel kiekjes
als er dagen in het jaar zijn. Zoo nu en dan
staat er een verklarende tekst bij.
De Elf Provinciën is ook al zoo'n net-uit-
gevoerde kickjeskalender. Het schild is
evenwel niet geheel in orde. Het daarop
afgedrukte Noord-Hollandsche wapen is al
eenige jaren oud. Dat zal dus eens moeten
veranderd
De uitgeefster zal ook ditmaal wel weer
succes hebben.
Philips' gloeilampenfabriek geeft een
maandkalend°r. Groote bladen, ruime in
deeling en heldere drök.
Ook de levensverzekeringmaatschappij
„Piëtas" te Utrecht geeft een maandkalen-
*der. De blaadjes zitten op een groot blauw
schild, waarop o. m .het gebouw dier maat
schappij prijkt.
De „Sana"-kalender, reclame voor plan
tenboter en de „Palmira"-kalender, even
eens een reclame, voor dat artikel, zijn in
fraaie lichte tinten gedrukt. Van Albert
Neuhuys zijn er schilderijen op afgebeeld.
De Nederlandsehe Alpenvereeniging geeft
bij de firma Nijgh en Van Ditmar's Uitg -
Mij. 'n heel mooi uitgovoerden kalender uit,
versierd met kiekjes van berglandschappen,
enz. en met vele motto's.
Bij Kon. besluit zijn voor het tijdvak van
1 Jan. tot en met 31 Dec. 1914 bij den dienst
der Rijkslandbouwproefstations bestendigd
als assistent: D. H. A. Sirks en D. J. de
Jong; als boekhouder H Lentelink en A.
Winkel Jr.
is toegekend de aan de orde van Oranje-
Nassau verbonden eere-medaille, in zilver,
aan J. G. Ooms, boekhouder bij de firma
W. P. Pollen en Zoon, distilleerderij en j
likeurstokerij te Rotterdam, en P. Geleynse
Johz., in dienst van M. Bolle Lz. te Haam
stede
liericuten <>v -r t£i: u
gedurende de week van 1016 Dcc. 1913.
Stand ran oen boezem te Leiden.
Idem Oudewetering
Werking der stoomgemalen
Wjiterloozing langs natuurlijk, weg.
Watennlating
Regenval in Mm.
10 Dec 11 Dec. 12Dec 13Dec. 14 Dec. 15Dec. 16 Dec.
62 64 69 64 69 65 67 em.-N.A.P.
54 57 60 60 62 64 59 om.-N. v P.
paarndam 733/4 n., Hai 10"/4 i. GoMa 37l/l3 Katw, k 32®/en.
>paarndam u., Hul.weg Gouda u., Katwijk
Door de sluis te Gouda 12 i
C#.
Vraag: Voor mijn personeel beneden 17
jaar is de tweede rusttijd vastgesteld van
halféén tot twee uur. Heeft nu een amb
tenaar, belast met het toezicht op de na
leving der Arbeidswet, het recht ora te on
geveer kwart over tweeën een jongen, die
een boodschap voor mij deed, aan te houden
en hem te vragen, wanneer 's middags zijn
schafttijd was en of hij dien altijd genoot?
Kan ik mij over een m. i. dergelijk hoogst
onpaeuagogiseh optreden, waardoor het mo
reel prestige van patroons te loor gaat, be
klagen bij den inspecteur van den arbeid
Ter toelichting diene, dat ik mijnerzijds
in geen enkel opzicht aanleiding heb ge
geven tot dergelijke middelen, wijl ik mij
strikt aan de voorschriften houd.
Antwoord: Alleen menschen met een
kwaad geweten, kunnen niet hebben, dat
men hen controleert, 2ouden we bijna zeggen.
Want wat kan het u 6chelen of men dit
aan een uwer jongens vraagt? Er wordt bij
u in geen enkel opzicht de wet overtreden,
welnu, laat ze uw geheel© personeel des
noods dan maar ondervragen. Ze kunnen dat
toch moeilijk aan u persoonlijk doen! Wij
zien niet in, dat uw moreel prestige daar
door te loor gaat. Integendeel!
Vraag: Mijn vriend beweert, dat het
Kamerlid jhr. De Savornin Lohman, hoewel
Christelijk-Historiseh, toch kerkelijk be
hoort tot de z.g.n. Kleine Kerk, terwijl ik
beweer, dat hij behoort tot de Ned-Harv.
Kerk. Wie heeft gelijk? En tot welk kerk
genootschap behoort ds. Talnia?
Antwoord: De heer Lohman behoort
tot dc Ger. Kerk, ds. Talma tot de Ned.-
Herv. Kerk.
Vraag: Ik heb een hondje, dat sinds
eenige weken zéér verkouden is- Zou dit
verband kunnen houden met een bad, waar
aan het zich heeft moeten onderwerpen Zoo
dit mogelijk is, zou ik gaarne vernemen of
voor een huishondje een ©enigszins warm had
gewcnscht is en welk mi!del-ik aan moet
wenden om de verkoudheid, (welk© minder
zindelijke gevolgen met zich brengt, daar het
beestje gedurig niest) zoo mogelijk te ver
drijven
Antwoord: Het is zeer goed mogelijk,
dat uw hondje verkouden is geworden van
het bad. Hoe oud uw hondje is, is van groote
he teekenis, daar jonge hondjes zeer vatbaar
zijn na een bad. Emserwater met lauwe melk,
half om half, kunt u beproeven en helpt
dit niet, dan ia het beste den rijks-veearts
te raadplegen.
Vraag: Weet u ook een adres hier ter
sfede of ergens anders, waar men opgeleid
kan worden in 't schilderen? Tot wien moet
ik mij melden? Is daar nog een leeftijd toe?
Antwoord: Richt n tot het bestuur
der Leidsche Schilder- en Teek en-Academie
„Ars Aemula Naturae", secretaris: prof. dr.
P. J. Blok, Oud© Singel 66.
Vraag: Mag ik u vragen hoe men wijn-
of boerenjongensvlekken uit peluchen stoe
len en canapés kan verwijderen. De peluche
is lichtblauw met een werkje.
Antwoord: Oplossen met spiritus en
daarna uitwrijven en met sunlightzeep ©n
lauw water afwasschen.
Vraag: Weet u ook een middel om
bramenvlekken uit wit goed te verwijderen?
Antwoord: Met warm chloorwater.
Vraag: Ik ben vopr de eerste oefening
onder de wapenen geweest. Kan ik over dat
tijdsverloop restitutie van den aanslag H. O.
aanvragen?
Antwoord: Go kunt het vragen, al9
het niet te laat is. Informeer eerst eens in
uw gemeente op het Raadhuis.
Omtrent den schilder Van Lokhorst schrijft
een onzer lezers ons
Dirk P. van Lokhorst is een Hollandsch
dierschilder, die in Utrecht geboren is den
llden November 1818 en aldaar in 1893 over
leed Hij was ©en leerling van A. Verhoeson
en J. W. Bilders. Schilderijen van zijn hand
bevinden zich hier te lande o. a. in h»t Mu
seum „Kunstliefde" te Utrecht, in het Rijks
museum te Amsterdam en in het Gemeen te-
Museum te 's-Gravenhage.
Men meldt ons, dat er voor commies-re
dacteur wel oproepingen zijn geschied in
verschillende bladen. Dat men er overigens
wc'nig van bemerkt komt voort uit het
feit dat de benoeming berust bij B. ©n Ws.
en niet bij den Raad
IV ij zen we steeds op dwaze b*.
palingen van Duitsche politie-autoriteiten,
als ze eens iets verstandigs doet, moeten
wo dit natuurlijk ook vermelden. In de
Berlijnsche bladen is heel wat kritiek ge
oefend op de verordeningen van de politie,
volgens welke de honden daar nu al meer
dan een jaar aan de lijn gehouden moeten
worden en met een muilkorf moeten loopen.
Om zich tc verantwoorden maakt de politie
nu bekend, dat zich in de ttijd Yan 28 Sep
tember 1912 tot 28 November 1913 68 men-
j schen, die door dolle of voor dol gehouden
j dieren gebeten waren, hebben laten inen
ten. Bij twee van hen deden zich ver
schijnselen van verlamming voor4 die ken*
merkend zijn voor een bepaalden vorm van
rabies. Door de iDonting zijn die ycrlam-
mingen veel-verbeterd. Bovendien hebben
zich nog 104 andere menschen voor inen
ting tegen rabies aangemeld. Men heeft
aan hu i verzoek echter niet voldaan, om
dat het onderzoek uitwees, dat do beten
niet van dolle dieren afkomstig waren.
De vroegere stierenvechter
Paóilla verscheen in een hotel to Madrid,
waar hij vergezeld van een aamo een Kamer
huurde. Spoedig nadat zij hun kamer wa-
ren binnengegaan weerklonk een revolver
schot. Hotelbedienden snelden toe en sloe
gen de deur in. Zij vonden Pad ilia dood in
zijn kamer liggen en de jonge dame weenend
aaD zijn zijde. Zij verklaarde dat, toen zij
met Padilla in de hotelkamer was gekomen,
j Padilla van haar geëischt had een schrijven
te onderteekenen, waarin zij vroeg haar te
dooden. Daar het meisje vermoedde met een
scherts te doen te hebben, deed zij -jlks
niet. Padilla haalde daarop een revol- j te
i voorschijn, en zette dit wapen op _iaar
borst. Zij viel op de knieën en smeekte* Pa
dilla haar in het leven te laten. Hij deed
zulks, maar doodde daarop zichzelf. Padilla
was 42 jaar oud en gehuwd. Hij was de lie
veling van de Madrileensche bevolking. Hij
was uit do gevangenis van Lima gebroken,
nadat hij een medegevangene vermoord had.
Het. betrok1'*»!* mciste hr'tot de aan
zienlijkste families van Madrid.
Prins Peter van iioiitencgro is
dezer dagen aan een groot gevaar ontsnapt.
Terwijl hij n.l. met zijn staf en eenigo be
dienden in een jacht over het meer van
Skoetari voer, sloeg een der bedienden
overboord. Een officier sprong hem snel na
en tengevolge van die beweging sloeg het
vaartuig om. De prins geraakt© daardoor
te water, maar slaagde er in, niettegen
staande hij in zijn bewegingen belemmerd
werd door zijn zware winterkleederen, zich
zelf en een der bedienden boven water te
houden tot een stoomschip beide opnam.
Omtrent het lot van de andere opvaren
den wordt niets gemeld.
TeBerlijn, overleed eenheer,
die elk jaar een paar weken een kuur door-
maakte to Ki3singon. Aan zeven meisjes,
die hem daar bedienden, heeft hij elk der
tigduizend mark vermaakt. Reeds vijf van
deze erfgenamen zijn govonden, naar «ia
twee andere, een Oostenrijksohe on can
Bederselic, wordt gezocht.
t' Ib twoe of djie weken gel©-
den dat we meldden, dat te Hammarby, een
plaatsjo nabij Stockholm, een apotheker en
diens dienstbode vermoord waren. Thans
zijn twee zwervende Italianen ingerekend.
De jongste, een negentienjarige, heeft
j reeds bekend, de oudste een veertigjarig©
i ontkent. Men verdenkt dezo twee ook soort
gelijke misdaad in Denemarken te hebben
gepleegd.
Bij Uskub heefteen Bulgaarsch©
bende de spoorbrug bij Demiirkops© ver
nield.
Sofia Karuclof, dc jongste doch-
ter van den bekenden staatsman van,
dien man, was na van haar eersten man ge
scheiden te zijn, hertrouwd met den too-
neelschrijver Yavorof. Ook dit huwelijk wan
niet gelukkig cn na een korten twist, schoot
Ya.vorof zijn vrouw van achteren een kogel
door het hart, waarna hij zich een schot
wond in het hoofd toebracht, waarvan men
hem echter hoopt te genezen.
De moordenaar, een niet onverdienstelijk
auteur, is de kleinzoon van een neger. Zijn;
vader heeft ook zijn vrouw vermoord-
Üxöttss sta Visbenen»
13
„Feite.ijk hebt ge mij toch reeds iD uw
vertrouwen genomen", hernam de-vreem-
d i.ng „toen gij hier binnenkwaamt. Weet
gij waarom gij bier binnenkwaamt9" Hij
leunde met een paar iorsche, harige han
den op de taiel, en zijn scherpe, zwarte
oogen waren glimlachend half dichtgekne
pen. „Uij kwaarnt binnen, omdat ik u
zcide, dat gij het doen moest".
„Daar is veel waars in", zeide Job
droog.
„Als ik spreek", ging de ander voort,
nog glimlachend, met half gesloten oogen,
„gehoorzaamt men mij. Wees zoo goed te
gaan zitten".
Eenigszins tot zijn eigen verbazing,
want hij had geen gunstigen dunk van
dit zonderling personage en was voorne
mens geweest hem dadelijk ts verlaten,
leed Job wat hij hem verzocht. „Ziet gij
wel?" zeide de vreemdeling, nog tegen
hem glimlachende.
„Zeg mij du eens, als 't u blieft, voor
wien gij wcgliept"
„Waarom zou ik het u zeggen?" vroeg
Job, half toornig cn half verachtelijk zijn
L~k beantwoordende.
..Omdat gij", sprak de ander, „het niet
laten kunt. Omdat ik u beveel het mij te
z ggen, en als ik beveel, gehoorzaamt men
ï'dj".
Misschien kwam het doordat hij flauw
van honger n zeer vermoeid was, maar
op dit oogenblik scheen het Job toe alsof
er in het kaarslicht een zonderlinge glans
van des vreemdelings gelaat begon af te
stralen en alsof zijn oogen beurtelings
donker werden en glinsterden. Zijn stem
klonk als uit de verte en als in een droom
gehoord, en bij zichzelven vroeg Job:
„Waarom zou ik het dien man niet zeg
gen? Wat zou het voor kwaad kunnen?"
Juist maakte Pincher een beweging, en
toen zijn baas naar hem zag, verdwenen
die wonderlijke aandoeningen.
„Zoek maar een ander om voor den
gek tc houden, als gij wilt", zeide hij; „ik
ga heen".
„Is dat Engelsche dankbaarheid?"
vroeg de vreemdeling. „Zegt gij' niet
„dank u"* eer gij heengaat?"
„Tk ben u zeer verplicht", sprak Job,
op een toon, die juist geen sterk gevoel
van verplichting to kennen gaf.
„Zoo is 't beter", hernam de vreemde
ling.
„Au plaisir, m* ami".
Job trad naar de deur en vond die ge
sloten. H|j wendde zich bedaard tot den
vreemdeling.
„Wees zoo goed de deur voor mij te
openen", zeide hij.
Do vreemdeling sloeg zijn handen uit
en haalde zijn schouders op, met een echt
Fransch gebaar, maar gaf geen woorde
lijk antwoord op dit verzoek.
„Wees zoo goed die deur open te doen",
zeide Job weder.
„Ik ben zoo ongastvrij niet, dat ik u
laat heengaan", antwoordde de ander, met
een zweem van spotternij in zijn toon.
„Ge bevalt mij, jonge vriend", zeide hij,
een oogenblik later, terwijl Job aan de
andere zijde van de tafel hem toornig
aanzag.
„Gij bevalt mij niet", snauwde Job; „en
ik wil heengaan. Als gjj de deur niet
opendoet, trap ik ze in".
„Ge bevalt mij", hernam de vreemde
ling, zijn borst uitzettende en zijn schou
ders intrekkende, in een trotsche, be
schermende houding. „Ge zijt beter dan
uw kleeren, en ik geloof, dat ge mij wel
zoudt lijken als ik u werk toevertrouwde.
Ga zitten. Luister naar rede. Hoor mij
aan".
Zulk een raar personage bad Job nog
nooit gezien, en hij kon niet uit hem wijs
worden. Maar als hij hem een of ander
werk had aan te bieden, was de wereld zoo
vriendelijk niet, dat Job het kon afslaan
zonder gehoord te hebben was het was.
„Als gij wat te zeggen hebt", antwoord
de hij norsch, „ben ik bereid u aan te
hooren".
„Dat is goed", zeide de vreemdeling,
op den toon van iemand, die een over
winning heeft behaald. „Ga zitten, 't Is
het uur, waarop ik gewoonlijk mijn sober
maal gebruik. Neem m|j niet kwalijk, dat
ik onder het spreken eet en drink".
Hij ging met de kaars naar een kast
bij den haard, en na daar een weinig in
gezocht te hebben, nam hij er een lange
worst, een 'brood en een flesch uit. Na
een en ander op de tafel gezet te hebban,
baalde liij een groot dolkmes uit zijn borst
zak te voorschijn, knipt© het met een on-
noodigen zwaai open, cn zette er zich toe
om op zijn proviand aan te vallen. Pin
cher stond op cn gaf blijk van een on
rustige belangstelling in deze verrichtingen,
zag, met een begeerige uitdrukking in het
één© open oog, van Job naar den vreem
deling en van den vreemdeling naar Job,
en kwispelde nu en dan, zoo goed en
kwaad als hij kon, met bet stompje van
zijn staart. Zijn baas, wiens maag met min
der naar het voedsel hunkerde, wist echter
een onverschillige uitdrukking aan z^jn ge
laat te geven, een groot© overwinning in
haar soort.
De man nam een teug uit de flosch en
zette die op de tafel neder, zonder ze ve
der te kurken. Er kwam een geur van
uitmuntenden rooden wijn uit. Hij sneed
een groote korst van het brood, welke bij
Pincher toewierp, die er zoo vlug mee te
recht kon, dat hij weer opkeek om meer,
voordat de vreemdeling zichzelven van
brood bediend had.
„Waar de hond hongerig is", zeide hij,
„is de baas het ook, als de baas een braaf
man is".
Het geduchte dolkmes ging weer ^r
het brood, en hakte toen de worst met
één slag in tweeën. Nu stond de vreem
deling op, en na opnieuw in de kast ge
zocht to hebben, kwam hij terug met een
oud tafelmes, dat hij Job over de tafel
toewierp, waarna hij hem het halve brood
en de halve worst toeschoof. „Eet", zeido
hi*1, „dat geeft hart in 't lijf. Dan zullen
wij spfreken. Gij behoeft niet spaarzaam
te z' n. Er is overvloed".
Job liet zich geen tweemaal noodigen,
maar ging dadelijk aan den gang, en
voedde beurtelings zichzelven en Pincher.
„Jongeling", zeide zijn gastheer, na een
poos het stilzwijgen bewaard te hebben,
welke tusschenooos door Job behoorlijk
werd aangevuld, „'t is goed, dat gij weet
in wiens tegenwoordigheid gij hier zit. Ik
ben sta nifet op Hercule A6iuodée
Bonaventure. Gij zijt, natuurlijk, verbaasd
mij op zuik een plaats te ontmoetenmaar
ik woon waar ik verkies en zooais ik ver
kies. Een man als ik is boven de klem©
welvoeglijkheden, decorums en etiketten,
die gewone menschen bêheerschen, verhe
ven. Kortom, ik veracht les convenances.
Dat is onvermijdelijk voor een man van
mijn karakter, Ik veracht de meeste za
ken en de meeste menschen, natuurlijk".
Job liet zich door die grootspraak niet
in zijn bezigheid van het oogenblik storen,
maar werkte de worst en het brood ijverig
naar oinnen.
„Waarom heb ik u bij den arm geno
men, u, een onbekende, en u in veiligheid
gebracht'? Waarom geef ik u nu te eten ea
zit ik op een gelijken voet m>t 11P Dat
zal ik u zeggen. Ik heb tegen de Wet en
het Gezag gezegd: „Weg met u!" Ik heb
tegen monarchieën, republieken, besturen
van welken aard ook gezegd: „Gij hebt
te strij-den met Hercule Asmodée Bonaven
ture". De handlangers, een handlanger,
wat weet ik het? wat kan het.rnij sche
len of het één was of meer? de hand
langers van die helhonden, die zteh het
recht aanmatigen om in dezen bock van
de wereld te heerschen, vervolgden u. Na
heb ik er pleizier in, als ik in een goed©
luim ben, dien bespottelijken Britschen
Leeuw een haar uit zijn staart te trekken,
en bem uit te lachen, omdat ik weg ben
voordat het logge dier zich kan ornkeeren
om mij in zijn klauwen te pakkan. Hem
bij neus en kaak te nemeü en hem aan
stukken te scheuren is eenmaal mijn aan
gewezen roeping".
(Wordt vervolgd).